• No results found

Boomaweg Gemeente Den Haag Bureauonderzoek archeologische waarde en inventariserend veldonderzoek-boringen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Boomaweg Gemeente Den Haag Bureauonderzoek archeologische waarde en inventariserend veldonderzoek-boringen"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Boomaweg

Gemeente Den Haag

Bureauonderzoek archeologische waarde en inventariserend veldonderzoek-boringen

Afdeling Archeologie

Dienst Stadsbeheer

HAR 1611

(2)

Colofon

Onderzoek: Boomaweg, gemeente Den Haag. Bureauonderzoek archeologische waarde en Inventariserend veldonderzoek-boringen

Auteur: H. Siemons (BO) en E.C. Rieffe (IVO-b) Uitgave: Afdeling Archeologie Dienst Stadsbeheer

gemeente Den Haag

Haagse Archeologische Rapportage nummer 1611

Den Haag, 2016

ISBN: 978-94-6067-200-2

(3)

Inhoudsopgave

Administratieve gegevens en samenvatting 5

1 Inleiding 6

2 Bureauonderzoek 9

2.1 Geologie 9

2.2 Archeologie en vroege geschiedenis 10

2.3 Recente gebruiksgeschiedenis 16

2.4 De huidige en toekomstige situatie 18

2.5 De gespecificeerde archeologische verwachting 18

3 Het booronderzoek 20

3.1 Doelstellingen en methode 20

3.2 Resultaten en interpretatie 20

3.3 Beantwoording onderzoeksvragen 22

4 Conclusie en selectieadvies 23

Literatuur 24

Historische kaarten 24

Verantwoording afbeeldingen 25

Bijlage 1: Tabel perioden en laagindeling 27

Bijlage 2: Boorgegevens 28

(4)

0 5 km

WASSENAAR

LEIDSCHENDAM

VOORBURG

RIJSWIJK

NOOTDORP

PIJNACKER POELDIJK

WATERINGEN

DELFT N O O R D Z E E

MONSTER

SCHEVENINGEN

KIJKDUIN

CENTRUM

YPENBURG LOOSDUINEN

0 500 m

Afb. 1 Plangebied Boomaweg en locatie in Den Haag (gemeente Den Haag).

(5)

Administratieve gegevens en samenvatting

Administratieve gegevens

Projectcode BMW16b

Gemeente Den Haag

Toponiem Boomaweg

OM-nummer 3988225100; 3992307100

Kaartblad 30D

Coördinaten 75900/450800 (centraal)

Kadastrale aanduiding LDN03-sectie K- nummers 1163, 1164, 1284, 1498, 1499, 1500, 1501, 1590 en 2090

Oppervlakte plangebied Circa 0,85 ha

NAP-hoogten 0,15 tot 0,45 m NAP

Grondwaterpeil of -trap Circa 1,17 m -NAP

Opdrachtgever Vroondaal Ontwikkeling

Uitvoerder Afdeling Archeologie Dienst Stadsbeheer

Gemeente Den Haag

Bevoegd gezag C.B. Bakker, gemeente Den Haag

Datum veldwerk 17-03-2016

Datum rapportage 29-03-2016

Autorisatie E.E.B. Bulten

Beheer en plaats documentatie/vondsten Afdeling Archeologie Dienst Stadsbeheer Gemeente Den Haag, Spui 70 Den Haag

Ontwikkelveld 10 (plangebied Boomaweg) van het project Vroondaal Zuid Fase 1 wordt in de nabije toekomst ontwikkeld. De precieze bouwplannen zijn nog niet bekend. Op de Archeologische Waar- den- en Verwachtingenkaart van de gemeente Den Haag heeft het plangebied een archeologische verwachting. Om te bepalen of vanuit de archeologische monumentenzorg voorwaarden moeten worden gesteld aan de ontwikkelingen is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. De gespecifi- ceerde archeologische verwachting uit het bureauonderzoek is getoetst middels een inventariserend booronderzoek (verkennende fase). Hieruit is gebleken dat voor het plangebied een verwachting gehandhaafd kan blijven op resten vanaf de late ijzertijd tot en met de nieuwe tijd. Geadviseerd wordt bij bodemingrepen die dieper gaan dan de laag opgebrachte grond (0,6 m onder maaiveld), archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren. Vanwege het ontbreken van een vondstlaag en de aanwezigheid van puin kan dit vervolgonderzoek het beste plaatsvinden in de vorm van proef- sleuven. Met deze methode kunnen vindplaatsen gekarteerd en gewaardeerd worden.

(6)

1 Inleiding

Vroondaal Ontwikkeling heeft het voornemen om Ontwikkelveld 10 (plangebied Boomaweg) van het project Vroondaal Zuid Fase 1 te herontwikkelen (afb. 1). Het plangebied heeft een archeo- logische verwachting en in het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Dit betekent dat het bevoegd gezag eisen kan stellen aan bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 0,5 m onder maaiveld.

Om het aspect archeologie in de planontwikkeling goed in kaart te brengen, heeft Vroondaal Ontwikkeling de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag opdracht gegeven een bureau- onderzoek in combinatie met een booronderzoek uit te voeren. Met deze onderzoeken worden alle gegevens met betrekking tot verwachting, bekende archeologische gegevens, verstoringen en bodemopbouw overzichtelijk bijeen gebracht. Deze gegevens worden in het ontwikkelingstraject gebruikt om te bepalen of vanuit de archeologische monumentenzorg voorwaarden moeten wor- den gesteld aan de ontwikkelingen.

Op verzoek van Vroondaal Ontwikkeling is in het bureauonderzoek tevens de stand van zaken van het archeologisch onderzoek opgenomen voor het project Vroondaal Zuid Fase 2 (afb. 2 en afb. 4).

Ook dit deelgebied heeft in het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal een dubbelbestemming Waarde - Archeologie.

Het bureauonderzoek en inventariserend booronderzoek zijn uitgevoerd conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3. Voor het bureauonderzoek zijn ge- raadpleegd: de onderzoeksgegevens van de afdeling Archeologie, historische kaarten, de Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk en (archeologische) publicaties over de omgeving van het plangebied.

Juridische achtergrond

De gemeente Den Haag heeft de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a).

Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de afdeling Archeologie daartoe een Arche- ologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. Hierop staat aangegeven waar archeologie wel en niet aan de orde is. De zones waar archeologie aanwezig is of wordt verwacht, zijn overgenomen in het paraplubestemmingsplan Archeologie (en een aantal eerder vastgestelde individuele bestemmingsplannen) als dubbelbestemming Waarde-Archeologie (1 of 2). Bij deze dubbelbestemming geldt een vrijstellingsregime. In gebieden met een Waarde -Archeologie 2 geldt de vrijstelling van bodemingrepen tot 50 m2 of ondieper dan 50 cm – mv. In gebieden met een Waarde - Archeologie 1 geldt geen oppervlaktevrijstelling.1

In dit plangebied is het bestemmingsplan Madestein-Vroondaal van kracht en geldt een dubbelbe- stemming Waarde - Archeologie 1 of 2. Aan de dubbelbestemming zijn bouwregels en een aan- legvergunningenstelsel gekoppeld. In het kader van de vergunningsprocedure maakt het bevoegd gezag de afweging of er voorwaarden moeten worden verbonden aan de vergunning. Om deze afweging mogelijk te maken moet bij de vergunningaanvraag een rapport worden overlegd “waarin de archeologische waarde van het plangebied in voldoende mate is vastgesteld” (Monumentenwet Art. 39 en 41). De AWVK biedt in dit opzicht slechts een eerste indicatie en moet altijd op niveau van het project aangescherpt worden. Daarbij wordt de archeologische waarde van het plange- bied nader in beeld gebracht en wordt vastgesteld in hoeverre de werkzaamheden waarvoor de

1 Met uitzondering van het Statenkwartier waar een vrijstellingsgrens van 15 m2 geldt.

(7)

vergunning wordt aangevraagd eventuele archeologische resten bedreigen. Dit vooronderzoek is in meerdere fasen opgedeeld en kan na elke fase beëindigd worden als voldoende duidelijk is of er archeologische waarden dreigen te worden verstoord. Dit rapport is de verslaglegging van de fase bureauonderzoek en inventariserend booronderzoek (verkennende fase).

Het rapport is als volgt ingedeeld:

Achtereenvolgens worden de geologie, de bekende en verwachte archeologische waarden, de bodemkundige gegevens, de mogelijke bodemverstoringen en de historische informatie over het plangebied beschreven. Op basis van deze gegevens wordt een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld. Vervolgens worden de gegevens van het uitgevoerde booronderzoek beschreven en geanalyseerd. Het rapport wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen. In bijlage 1 is een periodetabel weergeven en in bijlage 2 staan de boorgegevens vermeld.

(8)

Kaarteenheid 2: Laagpakket van Walcheren op Hollandveen op Laagpakket van Wormer en/of laag van Rijswijk, en waar de top van de zandafzettingen van het Laagpakket van Wormer en/of de Laag van Rijswijk ondieper liggen dan 5 m – NAP

Kaarteenheid 5: Laagpakket van Walcheren, op Laag van Voorburg Kaarteenheid 6: Laagpakket van Walcheren, op Laag van Rijswijk en / of Laagpakket van Wormer

Kaarteenheid 7: Laagpakket van Walcheren, waar de Gantel Laag (geulafzettingen) zich diep ingesneden heeft in de onderliggende afzettingen Kaarteenheid 11: Hollandveen, op Laag van Voorburg

Kaarteenheid 17: Laag van Voorburg, met eventueel een deklaag van de Laag van Den Haag, dunner dan 2 m

Kaarteenheid 4: Laagpakket van Walcheren op Hollandveen, op Laag van Voorburg, op Laag van Rijswijk

Verbreiding Poeldijk: Maximale verbreiding Poeldijk Laag (oude geologische kaarteenheden met codes die een toevoeging *.3a, *.3b hebben)

bekende vindplaatsen plangebied Boomaweg

deelgebied Vroondaal Zuid Fase 2

onderzoeken in de omgeving

BOO01b LZL01b

Boomaweg t.o. 101 Madepolderweg 51

ORL98

UHF97

0 1000 m

Afb. 2 Een uitsnede van de geologische kaart met het plangebied Boomaweg en het deelgebied Vroondaal Zuid Fase 2.

(9)

2 Bureauonderzoek

2.1 Geologie

Algemeen

In de Haagse regio komen drie fysisch-geografische regio’s bij elkaar. In het uiterste oosten wordt het landschap gedomineerd door het westelijke veengebied. In het westen wordt het landschap be- heerst door het duingebied met strandwallen en strandvlaktes, terwijl het zuiden van de regio deel uitmaakt van het zuidwestelijke zeekleigebied.2 Een kenmerk van bovengenoemde regio’s is dat ze onder invloed van de stijgende zeespiegel hun huidige vorm en uiterlijk hebben gekregen.

Rond 4000 v. Chr. bereikte de zee in dit gebied haar grootste uitbreiding. De kustlijn liep ter hoogte van de lijn Rijswijk-Voorburg-Leidschendam-Voorschoten en werd gemarkeerd door een strandwal, de oudste in de Haagse regio. Deze strandwal loopt in zuidwestelijke richting door tot in het huidige Wateringse Veld. Als een strandwal hoog genoeg was geworden, kwam duinvorming op gang, de zogenaamde Oude Duinen of Laag van Voorburg.3

In een periode van ongeveer 2000 jaar verlegde de kustlijn zich door de vorming van nieuwe strandwallen naar het westen toe. Dat gebeurde gefaseerd, waardoor tussen de strandwallen lagere gebieden aanwezig bleven, de strandvlaktes. De zee had nog wel toegang tot de lager gelegen strandvlaktes direct ten zuiden van de strandwal van Den Haag, zoals de kleiige sedimenten die we daar aantreffen bewijzen (Laagpakket van Wormer).

Omstreeks 2000 v. Chr. waren alle strandwallen gevormd en was het achterland grotendeels afge- sloten van de zee. Dit leidde tot een stagnatie in de afwatering, waardoor grote moerassen ont- stonden. In deze moerassen werd veen gevormd; het zogenaamde Hollandveen. In de loop van het eerste millennium v. Chr. was uiteindelijk het hele gebied bedekt met veen, afgezien van de hoogste delen van de strandwallen. Plaatselijk was dit pakket zelfs enkele meters dik.

Rond 1000 v. Chr. vond een enorme inbraak van de zee plaats waardoor een getijdengebied ontstond in de zuidelijke regio. De grootste getijdengeul, die we kennen als ‘de Gantel’, erodeerde het uitgestrekte veenpakket. Vanuit de Gantel werden bovendien kleiige sedimenten afgezet die nog steeds het zuidwestelijke deel van Den Haag domineren (Gantellaag). Vanaf het begin van de jaartelling kwam een einde aan de invloed van de Gantel en stopte de sedimentatie.

In het eerste millennium vonden geen grote ontwikkelingen plaats; de afwatering van de Gantel verslechterde, waardoor ten zuidwesten van Den Haag opnieuw veenvorming op gang kwam. In de late middeleeuwen werd het kustgebied geteisterd door grote stormvloeden, waarvan de Sint Elizabethsvloed uit 1421 de bekendste is. Voor Den Haag waren de gevolgen tweeledig. Allereerst werd de Gantel opnieuw opengebroken en werden vooral in het Westland nieuwe sedimenten afge- zet (Laag van Poeldijk). Ten tweede werd door de hernieuwde activiteit van de zee een groot deel van de meest westelijke strandwal weggeslagen. Het vrijkomende zand werd door de zee weer op het land teruggebracht, waarna de wind het verder transporteerde. Het gevolg was dat de kustlijn in zuidoostelijke richting verschoof, en het oude landschap door verstuivingen met een dik pakket

2 Berendsen 2005.

3 In bijlage 1 bevindt zich een tabel waar de archeologische perioden zijn gekoppeld aan de in de tekst ge- noemde geologische laagpakketten.

(10)

zand overdekt raakte. Dit proces vond plaats over een periode van meerdere eeuwen. De reliëfrijke afdekkende zandlaag wordt Jonge Duinen of Laag van Den Haag genoemd.4

Plangebied

Op de Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk ligt het plangebied in een landschap dat wordt gedomineerd door afzettingen van het Gantelsysteem (afb. 2).5 De lithostratigrafische indeling van de geologische kaart geeft aan dat de bodemopbouw ter plaatse bestaat uit het Laagpakket van Walcheren (Gantel Laag) op Hollandveen op het Laagpakket van Wormer en/of de Laag van Rijswijk. Daarnaast loopt volgens de kaart een brede geul van zuidoost naar noordwest door het plangebied. De geulafzettingen van het Gantelsysteem hebben zich hier diep ingesneden in onderliggende afzettingen. Op grotere schaal wordt duidelijk dat het plangebied is gesitueerd in een strandvlakte tussen twee strandwallen (Laag van Voorburg). De afstand tot beide strandwallen is nagenoeg gelijk en bedraagt circa 350 m.

In 2001 is ter hoogte van het plangebied een booronderzoek uitgevoerd (afb. 2).6 De meeste bo- ringen zijn destijds rondom het plangebied gezet omdat het terrein zelf nog bebouwd was. Uit het onderzoek bleek dat de bovenste 1 tot 1,5 m bestond uit opgebrachte grond met puin erin. Onder de opgebrachte grond was sprake van een ongestoord bodemprofiel met aan de top een oude bouwvoor. De ouderdom van deze oude bouwvoor werd geplaatst in de 16de eeuw en later. Onder deze bouwvoor bevond zich in enkele boringen een dik pakket oeverafzettingen op een laagje veen.

Geulafzettingen worden in het rapport uit 2001 niet genoemd.

2.2 Archeologie en vroege geschiedenis

Uit het plangebied Boomaweg zijn tot op heden geen archeologische waarden bekend. Wel heeft, zoals boven aangegeven, in 2001 booronderzoek plaatsgevonden rondom het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn echter niet toereikend om betrouwbare uitspraken te doen over de toestand van de ondergrond in het plangebied en daarmee over de archeologische waarde in het kader van ruimtelijke procedures.

Hieronder volgt een korte beschrijving van archeologisch onderzoeken en vindplaatsen in de directe omgeving van plangebied Boomaweg (afb. 2).

In 2001 is door de afdeling Archeologie ook een Standaard Archeologische Inventarisatie (SAI) vervaardigd voor het grote gebied Madestein-Vroondaal (afb. 3).7 Voor wat destijds nog over- wegend een tuinbouwgebied was, werden woningbouwplannen ontwikkeld. Ook het plangebied Boomaweg viel binnen de contouren van deze inventarisatie. Er werden drie verwachtingsgebieden onderscheiden in Madestein-Vroondaal. Een lage verwachting werd toegekend aan gronden die middels het metersdiep omzetten in de jaren zeventig geschikt waren gemaakt voor tuinbouw. Een

‘gemiddelde verwachting’ werd toegekend aan het recreatiegebied tussen de twee tuinbouwzones.8 Verondersteld werd dat in dit deel de oorspronkelijke bodemstructuur nog grotendeels intact was.

Het recreatiegebied werd door de planvorming niet bedreigd. Binnen de gemiddelde verwachting

4 Van Veen en Waasdorp 2000; Vos e.a. 2007.

5 Vos e.a. 2007.

6 Rieffe 2001a, projectcode BOO01b.

7 Waasdorp 2001.

8 Tegenwoordig wordt voor ‘gemiddelde verwachting’ de aanduiding ‘middelhoge verwachting’ gebruikt als classificatie tussen lage en hoge verwachting.

(11)

valt ook het plangebied Boomaweg in de uiterste oosthoek van Madestein-Vroondaal. Een hoge verwachting werd toegekend aan een zone waarvan werd verondersteld dat deze grotendeels ongeschonden was. Deze verwachting werd gebaseerd op de aanwezigheid van eeuwenoude per- celeringen en bekende vindplaatsen uit de Romeinse tijd en middeleeuwen. Het advies van de SAI luidde een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een booronderzoek.9

Het booronderzoek in plangebied Madestein-Vroondaal is in 2001/2002 uitgevoerd door RAAP Archeologisch Adviesbureau.10 Hierbij zijn vier deelgebieden onderzocht aan de hand van de ver- wachtingen die in de SAI waren geformuleerd (afb. 3).11 Hoewel door het weigeren van betreding en de aanwezigheid van wegverharding het booronderzoek niet helemaal volgens plan kon worden uitgevoerd, konden wel conclusies worden getrokken. De veronderstelde diepe verstoringen uit de SAI in deelgebied 1 en 3 werden door de boringen bevestigd. Deze twee deelgebieden werden dan ook vrijgesteld voor verder onderzoek. Uitzondering hierop vormde het plangebied Boomaweg waarvoor op basis van het booronderzoek van de afdeling Archeologie uit 2001 een blijvende ar- cheologische verwachting werd geformuleerd.12 Het booronderzoek in deelgebied 2 is volgens plan

9 Waasdorp 2001, p. 7.

10 Deunhouwer 2002.

11 De deelgebieden volgen nagenoeg de kleuren van de verwachtingen zoals aangegeven op afbeelding 3. Plan- gebied Boomaweg viel binnen deelgebied 3, het zuidoostelijke deel met overwegend een lage verwachting.

12 Rieffe 2001a.

deelgebied 1 (RAAP)

deelgebied 2 (RAAP) deelgebied 3 (RAAP)

deelgebied 4 (RAAP)

Afb. 3 Madestein-Vroondaal met bij de ster plangebied Boomaweg.

Groen = lage verwachting, geel = gemiddelde verwachting en rood = hoge verwachting. Bekende vindplaatsen zijn aangegeven met een cirkel en cijfer. Het rode deelgebied 4 komt overeen met deelgebied Vroondaal Zuid Fase 2 (gemeente Den Haag).

(12)

Afb. 4Deelgebied 4 van Madestein-Vroondaal met in geeltinten de strandwal en in blauw geulafzettingen van de Gantel Laag. Het rode vlak geeft de buitenplaats of hofstede volgens de kaart van Kruikius uit 1712 aan (RAAP-rapport 829, kaartbijlage 2).

(13)

uitgevoerd. Ook hier werden, zij het in mindere mate, verstoringen geconstateerd. Er werden geen archeologische resten aangetroffen in de boringen in deelgebied 2.13

De hoge verwachting in deelgebied 4 ,nu bekend als Vroondaal Zuid Fase 2, werd bevestigd door het booronderzoek. In de ondergrond bevindt zich hier blijkens het booronderzoek een noordoost zuidwest georiënteerde strandwal waarvan het hoogste deel boven 1 m -NAP ligt (afb. 4). De top van de strandwal is bemonsterd en gezeefd. Dit heeft uitsluitend houtskoolfragmenten opgeleverd.

Hoewel het opvallende hoeveelheden en ook grote fragmenten betrof, kon een natuurlijke oor- sprong niet worden uitgesloten. Op basis van alleen de aanwezigheid van houtskool is een vind- plaats niet onomstotelijk vastgesteld.14 Op de flanken van deze strandwal, die in het RAAP-rapport de Madepolder-strandwal wordt genoemd, is veen aanwezig tot een hoogte van 1,1 m -NAP. Het veen en (delen van) de strandwal zijn afgedekt door kleiafzettingen van het Gantelsysteem, de Gantel Laag. Daarnaast kunnen in deelgebied 4 ook latere kleiafzettingen voorkomen van de Poel- dijk Laag. Het verschil tussen de Gantel Laag en de Laag van Poeldijk is in de boor echter moeilijk te onderscheiden.15 In de zuidwesthoek van deelgebied 4 zijn geulafzettingen van de Gantel Laag vastgesteld die dieper reiken dan 3 m -NAP. Deze geulafzettingen staan niet op de geologische kaart van Den Haag, maar zouden een voortzetting kunnen zijn van een geul die enkele honderden meters ten zuiden van deelgebied 4 ophoudt (afb. 2 en afb. 4). De diep in het landschap ingesne- den geulafzettingen in deelgebied 4 zijn vergelijkbaar met de geulafzettingen die in plangebied Boomaweg worden verwacht op basis van de geologische kaart van Den Haag. RAAP Archeolo- gisch Adviesbureau heeft in de aanbevelingen van het rapport uit 2002 geadviseerd deelgebied 4 (Vroondaal Zuid Fase 2) nader te onderzoeken middels proefsleuven.16 Hierbij dient te worden opgemerkt dat delen van deelgebied 4 destijds door het weigeren van betreding niet middels boor- onderzoek konden worden onderzocht.

Binnen de contouren van deelgebied 4 heeft al eerder in 1984 en 1997 op kleine schaal archeolo- gisch booronderzoek plaatsgevonden (afb. 2). In 1984 ging het om twee boringen op een perceel tegenover Boomaweg 101.17 Hierbij werd vastgesteld dat de top van de Gantel Laag was verstoord.

Onder de Gantel Laag was Hollandveen aanwezig. In 1997 werd achter Madepolderweg 51 een booronderzoek uitgevoerd, bestaande uit zeven boringen. Op basis van de boorstaten is duidelijk dat het bodemprofiel ter plaatse grotendeels intact was. Binnen de contouren van deelgebied 2 vond ook al eerder booronderzoek (ORL98) plaats.18 Het onderzoek leverde een onverstoord bo- demprofiel op maar er werden geen archeologische indicatoren aangetroffen.

Booronderzoek (LZL01b) circa 400 m ten noordoosten van plangebied Boomaweg leverde geen archeologische indicatoren op.19 Ter plaatse werden wel een kreek en een duinkopje met een restant van een natuurlijke bodem aangetroffen. Ongeveer 400 meter ten zuidoosten leverde booronder- zoek (UHF97) dusdanige resultaten op dat sprake was van ‘een hoopvolle locatie met archeolo- gisch perspectief’. Er was sprake van bodemvorming en archeologische indicatoren in de vorm van houtskool.20

13 Deunhouwer 2002, p. 16.

14 Deunhouwer 2002, p. 17 en 20.

15 Deunhouwer 2002, p. 16.

16 Deunhouwer 2002, p. 21.

17 Van der Valk 1984.

18 Rieffe 1998.

19 Rieffe 2001b.

20 Rieffe 1997.

(14)

0750 m Afb. 5Uitsnede uit de kaart van Kruikius uit 1712 met het plangebied Boomaweg (blauw) en de hofstedes in en naast deelgebied 4 (rood) (Hoogheemraadschap van Delfland).

(15)

Bij de SAI van de afdeling Archeologie en het booronderzoek van RAAP zijn in deelgebied 4 en de volkstuinen direct ten westen ervan drie vindplaatsen gedefinieerd op basis van historische kaarten en vondstmeldingen (afb. 3). Vindplaats 1 komt overeen met vindplaats ‘18 Madepolderweg’ op de geologische kaart van Den Haag (afb. 2) en met vindplaats 2 uit het RAAP-rapport. Het gaat om een locatie waar aan het begin van de jaren zeventig oppervlaktevondsten zijn gedaan in de vorm van een tufstenen netverzwaring en handgevormde en gedraaide scherven uit de Romeinse tijd. Vindplaats 2 (RAAP-rapport vindplaats 3) is gedefinieerd op basis van de kaart van Kruikius uit 1712 (afb. 5). Op deze kaart staat een hofstede aangegeven die mogelijk een middeleeuwse oor- sprong heeft. Vindplaats 3 bevindt zich direct ten westen van deelgebied 4. Deze vindplaats is door Van Liere tijdens een kartering in de jaren veertig als woongrond aangemerkt.21 Oppervlaktevonds- ten zijn hier in de jaren zeventig gedaan door de AWN. Het gaat om een ringvormig voorwerp van aardewerk en handgevormd en gedraaid aardewerk uit de Romeinse tijd. Daarnaast geeft de kaart van Kruikius ook hier de aanwezigheid aan van een hofstede (afb. 5). Vindplaats 3 komt overeen met vindplaats ‘16 Madepolderweg’ op de geologische kaart van Den Haag en vindplaats 1 in het RAAP-rapport.

De Romeinse vondsten van vindplaatsen 16 en 18 van de geologische kaart zijn een indicatie voor de archeologische verwachting in het plangebied Boomaweg. Langs de geulen van het Gantelsy- steem worden vaak vindplaatsen uit de Romeinse tijd aangetroffen. Goede voorbeelden hiervan treffen we vooral aan ten zuiden, oosten en zuidoosten van het plangebied Boomaweg. Hier zijn opgravingen uitgevoerd van vindplaatsen die in hetzelfde kreeksysteem van de Gantel liggen als plangebied Boomaweg (afb. 2). Er is mede door deze opgravingen de afgelopen vijftien tot twintig jaar veel kennis opgebouwd van het zuidwestelijke zeekleigebied van Den Haag. Circa een kilome- ter ten oosten van plangebied Boomaweg, ter hoogte van vindplaatsen 17 en 43, liggen de locaties Nikkelwerf en Meppelweg. Hier hebben amateurarcheologen in de jaren zestig onderzoek gedaan waarbij nederzettingsresten uit de periode eind 1ste-3de eeuw zijn aangetroffen.22 Het onderzoek Nikkelwerf van de afdeling Archeologie leverde een deel van een huisplattegrond uit dezelfde periode op. Vindplaatsen 42 en 47 betreffen vondstmeldingen van respectievelijk middeleeuws en ijzertijd aardewerk. Verder zuidelijk ligt vindplaats 129 waar een crematiegraf en enkele grep- pels uit de Romeinse tijd zijn opgegraven. Ook vindplaats 62 leverde vondsten en sporen op uit de Romeinse tijd. Daarnaast bleken op deze vindplaats ook resten uit de middeleeuwen aanwezig.

Grote opgravingen zijn door de afdeling Archeologie uitgevoerd ter hoogte van de vindplaatsen 58 en 146. Dit onderzoeksgebied staat bekend als ‘Uithofslaan’ en er zijn resten aangetroffen uit de ijzertijd, Romeinse tijd en late middeleeuwen.23 Uit de ijzertijd is een deel van een huisplattegrond gevonden. De resten uit de ijzertijd zijn afgedekt door latere afzettingen van het Gantelsysteem.

Uit de Romeinse tijd is een groot nederzettingsterrein opgegraven met meerdere bewoningskernen bestaande uit greppelsystemen, boerderijplattegronden, kuilen en bijgebouwen. In de late mid- deleeuwen is het gebied in gebruik als uithof van het Cisterciënzerinnenklooster Leeuwenhorst uit Noordwijkerhout.

Ontginning van het laaggelegen en drassige klei- en veengebied begint op initiatief van de gra- ven van Holland in de 13de eeuw. Dan ontstaat de Madepolder. Mogelijk woonde de heer die het

21 Van Liere 1948.

22 Van Zoolingen 2011.

23 Pavlović 2011.

(16)

gebied beheerde in Madestein of Huis den Camp (vindplaats 54, afb. 2). Hier stond een voorname boerderij waarvan een deel uit steen was opgetrokken.24

Op de kaart van Delfland, vervaardigd door Kruikius in 1712, lijkt het plangebied Boomaweg groten- deels te liggen in een polder met de naam ’t Ma’e Blokje, ten zuiden van de Oost Ma’e Polder (afb.

5). De twee polders worden gescheiden door de Ma’e Wegh, de huidige Madepolderweg. In het plangebied Boomaweg is geen bebouwing aanwezig. Wel loopt door het plangebied de Groenewegh die de weilanden van ’t Ma’e Blokje scheidt van die van ’t Zwarte Poldertje. Ten westen van de Groe- newegh lijkt een vrij brede sloot of waterloop te liggen die uitkomt in de Nieuwe Vaert ten zuiden van het plangebied. De Groenewegh steekt de Nieuwe Vaart over via de Leugen Brugge. Naast res- ten van de weg en waterloop kunnen op basis van de historische kaart ook resten van verkavelings- greppels voorkomen in het plangebied.

2.3 Recente gebruiksgeschiedenis

De recente gebruiksgeschiedenis van het plangebied wordt beschreven om vast te stellen of het gebruik heeft geleid tot verstoringen van de bodemopbouw, waardoor eventuele archeologische waarden verloren zijn gegaan. De ontwikkelingen van na 1800 zelf worden door de afdeling Archeo- logie van de gemeente niet als onderzoekswaardig beschouwd. Voor deze periode zijn andere, meer geschikte bronnen beschikbaar.

De situatie zoals weergegeven op de kaart van Kruikius blijft onveranderd tot het midden van de 20ste eeuw, blijkens een kaart van het Grondbedrijf uit 1958 (afb. 6). Nog steeds is sprake van de Groene Weg, de Nieuwe Vaart en de Leugen Brug. De waterloop ten westen van de Groene Weg is op deze kaart ruim 10 m breed.

Vanaf de jaren zeventig vonden grote veranderingen plaats in het kader van bestemmingsplan Madestein. Het gebied werd ingericht met tuinbouwgronden ter compensatie van de tuinbouw- gronden in de Zwarte Polder en Houtwijk waar woningbouw ging plaatsvinden. Tussen de zones met tuinbouwgronden werd recreatiegebied Madestein ingericht. Zoals eerder aangegeven werd de tuinbouwgrond meters diep omgezet om het diepliggende zand naar boven te halen. In plangebied Boomaweg verdween de Groene weg en de naastgelegen waterloop waar een woonhuis en meer- dere bedrijfsruimten voor in de plaats kwamen. Uit deze periode stamt vermoedelijk ook de 1 tot 1,5 m dikke ophogingslaag die is waargenomen tijdens het booronderzoek uit 2001.25 De bebouwing in plangebied Boomaweg is gesloopt in de periode 2004-2007. Hierbij is de bodem tot 80 cm diepte omgewoeld voor het verwijderen van gietwaterleidingen.26 Momenteel staat er alleen nog de woning Boomaweg 15 met aangrenzend aan het huis een zone met wegverharding van ongeveer 400 m². In het plangebied zijn enkele BIS-locaties bekend waarbij sprake is van een tussenwaarde of interventie- waarde overschrijding.27

24 Waasdorp 2001; Van Veen 2010, p. 12.

25 Rieffe 2001a.

26 Mededeling van Vroondaal Ontwikkeling.

27 Locatienummers 6450002 en 6450007.

(17)

0350 m Afb. 6Uitsnede uit de kaart van het Grondbedrijf uit 1958 met het plangebied Boomaweg (gemeente Den Haag).

(18)

2.4 De huidige en toekomstige situatie

Het plangebied is in gebruik als natuurspeeltuin. Er is, afgezien van de woning Boomaweg 15 en aangrenzende wegverharding, geen bebouwing meer aanwezig. Het toekomstige gebruik van het terrein is nog onbekend. Dit onderzoek wordt uitgevoerd om in het ontwikkelingstraject te bepalen of vanuit de archeologische monumentenzorg voorwaarden moeten worden gesteld aan de ontwik- kelingen.

2.5 De gespecificeerde archeologische verwachting

Gezien de ligging in de strandvlakte tussen twee strandwallen heeft het plangebied een lage verwachting op resten uit het neolithicum en de bronstijd. In die perioden is de strandvlakte een laaggelegen en nat veengebied dat vermoedelijk hoofdzakelijk in gebruik is voor jacht en beweiding van vee. De bewoning is dan vermoedelijk te vinden op de strandwallen ten noorden en ten zuiden van het plangebied.

Door verbeterde ontwatering van de strandvlakte vanaf de ijzertijd is bewoning van het verdroogde veen mogelijk. Een voorbeeld hiervan is een vindplaats aan de Hoogeveenlaan waar in de top van het veraarde veen vondstmateriaal uit de ijzertijd is aangetroffen.28 Dergelijke vindplaatsen zijn echter schaars. Eventuele archeologische resten op het veen kunnen bovendien zijn aangetast of geërodeerd door de kleiafzettingen van het Gantelsysteem.

Het krekensysteem van de Gantel ontstaat rond het begin van het eerste millenium v. Chr. Vol- gens de geologische kaart van den Haag ligt in het plangebied Boomaweg een diepe geul van het Gantelsysteem, in de nabijheid van deze geul zijn resten te verwachten. Vindplaatsen in hetzelfde krekensysteem hebben namelijk aangetoond dat deze vooral in de nabijheid van de geulafzettingen liggen.

Op diverse locaties in Den Haag is eveneens duidelijk geworden dat vindplaatsen op de klei van het Gantelsysteem afgedekt kunnen zijn door latere kleiafzettingen. Hieruit blijkt een fasering in de opbouw van het kleipakket van de Gantel. Een dergelijk afgedekt niveau kan aangetast zijn door erosieve werking van de latere afzettingen, maar anderzijds kan het juist ook goed geconserveerd zijn door deze latere afzettingen. De resten uit de ijzertijd kunnen bestaan uit nederzettingsresten zoals boerderijen, bijgebouwen, (paal)kuilen en greppels, maar ook graven mogen niet worden uitgesloten.

Resten uit de Romeinse tijd worden verwacht in de top van de Gantel Laag. Op basis van de geologische kaart van Den Haag worden in het plangebied geen laatmiddeleeuwse afzettingen van de Laag van Poeldijk verwacht die het Romeinse niveau afgedekt zouden kunnen hebben.

Romeinse resten kunnen bestaan nederzettingsresten zoals boerderijen, bijgebouwen, (paal)kuilen en greppel(systemen), maar ook graven, cultusplaatsen en wegen mogen niet worden uitgesloten.

De laat-Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen onttrekken zich aan onze waarneming. Uit deze perioden zijn uit de omgeving van het plangebied geen gegevens bekend.

Laatmiddeleeuwse resten kunnen eveneens worden verwacht in de top van de Gantel Laag. Op basis van het begin van de ontginningen in de 13de eeuw kunnen middeleeuwse resten in het plangebied aanwezig zijn. Vermoedelijk beperken die zich tot greppels en waterlopen die horen bij verkavelingssystemen. Uit de nieuwe tijd zijn resten te verwachten in de vorm van verkavelings- greppels, de waterloop en naastliggende weg.

28 Rieffe 2003.

(19)

Verstoringen zijn te verwachten door de opeenvolging van afzettingen en de erosie die dat tot gevolg kan hebben gehad. Zo kunnen oudere landschappen door een eventuele diepe geul uit de ijzertijd (deels) zijn aangetast. Agrarische activiteiten vanaf de middeleeuwen hebben de top van de Gantel Laag en de eventuele oudere archeologische resten daarin mogelijk aangetast. De aanleg van de waterloop en de weg uit de nieuwe tijd zullen voor deze resten ook gevolgen hebben gehad.

In het booronderzoek (BOO01b) rondom het plangebied is sprake van opgebrachte grond met een dikte van 1 tot 1,5 m. Deze opgebrachte grond heeft de oude landschappen zeer waarschijnlijk beschermd tegen bouw- en sloopactiviteiten uit de tweede helft van de 20ste eeuw. De precieze impact van deze activiteiten is echter niet bekend, maar de aanwezigheid van een onverstoord bodemprofiel onder de opgebrachte grond in enkele oude boringen is een positieve indicatie voor de archeologische verwachting.

Tabel overzicht van de gespecificeerde archeologische verwachting.

periode geologie landschap

complextypen opmerking verwachting

NEO/BR strandvlakte met veen resten jacht, visvangst bewei- ding, ritueel/cultus, veenpad?

aanname: bewoning buiten het plangebied (strandwallen).

laag

IJZ verdroogd/veraard veen

huizen/paalkuilen, waterputten, akkers, greppels/verkaveling, graven/cultusplaatsen, veenpad?

mogelijk aantasting of juist conservering door jongere Gantelafzet- tingen

laag

IJZ Gantel Laag/ kwelder- afzettingen?

huizen/paalkuilen, waterputten, akkers, greppels/verkaveling, graven/cultusplaatsen.

mogelijk aantasting of juist conservering door jongere Gantelafzet- tingen.

laag/ mid- delhoog

ROM Gantel Laag/ oever- wallen

huizen/paalkuilen, waterputten, akkers, greppels/verkaveling, graven/cultusplaatsen, wegen.

mogelijk aantasting door (agrarische) activi- teiten middeleeuwen en nieuwe tijd.

middelhoog/

hoog

ME Gantel Laag ontginningsactiviteiten vanaf 13de eeuw (verkaveling, percele- ring e.d.).

mogelijk aantasting door (agrarische) activi- teiten nieuwe tijd.

hoog

NT Gantel Laag Groene Wegh; verkaveling;

sloot/waterloop uitlopend op Nieuwe Vaert.

mogelijk aantasting door (agrarische) activi- teiten nieuwe tijd.

hoog

Nieuwbouwplannen kunnen de mogelijk in het plangebied aanwezige archeologische waarden verstoren. Om de gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen is in het plangebied Boom- aweg een inventariserend booronderzoek (verkennende fase) uitgevoerd. De resultaten hiervan worden hieronder beschreven

(20)

3 Het booronderzoek

3.1 Doelstellingen en methode

Het booronderzoek moet, conform het opgestelde Plan van Aanpak (PvA) antwoord geven op de volgende onderzoeksvragen:29

1. Hoe ziet de bodemopbouw eruit?

2. Hoe goed is de bodemopbouw bewaard gebleven?

3. Kan een onderscheid gemaakt worden tussen archeologisch kansrijk en kansarm gebied?

In afwijking op het PvA zijn negen in plaats van acht boringen gezet omdat een aantal boringen aan de oostkant van het terrein in grof, ondoordringbaar puin vastliep (nrs. 6, 7 en 8). Ook zijn borin- gen van het onderzoek uit 2001 bij de interpretatie betrokken.30

De boorpunten zijn met behulp van GPS driedimensionaal ingemeten en beschreven conform de archeologische standaard boorbeschrijving.31 In afbeelding 7 staan de boorpunten weergegeven.

De beschrijvingen zijn opgenomen in bijlage 2. De boringen zijn uitgevoerd als gecombineerde edelman- en gutsboringen (respectievelijk 12 en 3 cm) tot (waar mogelijk) in het zand van de Laag van Rijswijk of Voorburg (nrs. 1 – 5). Boring 9 werd op 2,5 m onder maaiveld in Gantelklei gestaakt omdat grondwater met grof zand hard toestroomde.

3.2 Resultaten en interpretatie

Resultaten

Alle geslaagde boringen (nrs. 1 – 5) in het plangebied laten een lithologische opeenvolging zien van (strandvlakte) zand (Laag van Rijswijk) en klei (Laagpakket van Wormer), beide onderdeel van de Formatie van Naaldwijk, met daarop meestal een dun restant van het Hollandveen Laagpakket (Formatie van Nieuwkoop). In boring 2 ontbreekt dit veen, het is daar door erosie geheel verdwe- nen. Op dit substraat ligt een gelaagd pakket afzettingen dat gedomineerd wordt door klei, maar waarin ook zandlaagjes van variabele dikte voorkomen. De basis van het pakket afzettingen wordt in vrijwel elke boring gevormd door een laagje schelpgruis. Aan de top is het pakket door bioturba- tie, waaronder bodemvorming, sterk gehomogeniseerd. Het ontbreken van veen in boring 2 mag als aanwijzing worden gezien voor de aanwezigheid van een (getijden)geul in het gebied, het gaat waarschijnlijk wel om een minder brede geul dan op de huidige geologische kaart staat aangege- ven.32 Het pakket als geheel behoort tot de Gantel Laag binnen het Laagpakket van Walcheren in de Formatie van Naaldwijk. Deze opeenvolging stemt overeen met het beeld op de Nieuwe geolo- gische kaart van Den Haag en Rijswijk.33 Een vegetatiehorizont aan de top van de Gantelklei is niet meer aanwezig; deze is waarschijnlijk opgenomen in de oude bouwvoor die vermoedelijk in de jaren

29 Waasdorp 2016.

30 Rieffe 2001a.

31 Bosch 2005.

32 Vos e.a. 2007.

33 Vos e.a. 2007.

(21)

zeventig met opgebrachte grond is afgedekt. De oude bouwvoor is 30 à 40 cm dik. De top ervan ligt op ongeveer 0,5 tot 1 m -NAP. De dikte van de laag opgebrachte grond bedraagt minimaal 0,6 m.

Bij het onderzoek is in boring 4 op een diepte van omstreeks 1,8 m onder maaiveld een spikkeltje rood keramisch materiaalaangetroffen (kleiner dan 2 mm). De diepte waarop het werd aangetrof- fen, doet vermoeden dat het afkomstig is uit een grondspoor.

In het oostelijke deel van het plangebied liepen de boringen 6 – 8 op 1 meter of minder onder maai- veld vast in (grof) puin. In boring 9 werd tot 1,65 m -NAP (2 m -mv) geroerde grond aangetroffen.

Daaronder werd 0,5 m grijze natuurlijke klei opgeboord. Toestromend grondwater met daarin grof zand belemmerde dieper boren.

Interpretatie

De opbouw van de Laag van Rijswijk, Laagpakket van Wormer en het Hollandveen passen in het beeld van de geologie van Den Haag en het plangebied zoals beschreven in paragraaf 2.1. In het gebied zijn geen (lage) duintjes te verwachten waardoor het gebied een lage archeologische verwachting heeft op resten uit het neolitihcum en de bronstijd. Verdroogd of veraard veen is door uitgebreide erosie vanuit het Gantelsysteem verdwenen. Archeologische resten op het veen zijn dan ook niet meer te verwachten.

De opbouw van het pakket Gantelafzettingen en de daaraan gekoppelde archeologische verwach- ting vraagt om extra toelichting. Over het algemeen bestaat het geulensysteem van waaruit de Gantelklei is afgezet uit een aantal diep in oudere afzettingen ingesneden geulen. Op de geologi- sche kaart zijn deze globaal weergegeven als “eenheid 7” (Laagpakket van Walcheren, waar de Gantel Laag (geulafzettingen) zich diep ingesneden heeft in de onderliggende afzettingen; afb. 2).

Langs deze diepe geulen is ook erosie opgetreden, waardoor grote delen van het Hollandveen zijn opgeruimd. Boringen 1 – 3 illustreren deze situatie. Deze minder diep ingrijpende erosie is op de geologische kaart niet weergegeven; de verbreiding ervan is op basis van de beschikbare gegevens ook nog niet goed te begrenzen. Juist deze zone met “ondiepe” erosie vormt het gebied waar vanuit het Gantelsysteem een kwelder werd opgebouwd omdat daar in eerste instantie ruimte voor sediment was. Schelpengruis vormt de basis van dit pakket dat in alle geslaagde boringen is herkend. Naarmate de opbouw van dit pakket vordert, komt het hoger te liggen, waardoor de gemiddelde korrelgrootte afneemt en de kans op bioturbatie en daarmee homogenisatie toeneemt.

Net als bij rivieren, wordt dicht langs de (getijden)geulen het grofste en meeste materiaal afgezet.

Vooral op deze kwelderwallen, die abusievelijk ook wel als oeverwal worden aangeduid, wordt be- woning vanaf de ijzertijd verwacht. Het booronderzoek wijst op slechts één fase in de opbouw van de kwelder, waardoor de kans op bewoningsniveaus in de Gantelklei (zeer) klein is.

Grondsporen uit de late ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen kunnen dus naast elkaar voorko- men in de top van de Gantelklei direct onder de oude bouwvoor. Aan het spikkeltje rood keramisch materiaal uit boring 4 kan geen specifieke datering worden gegeven.

Het grove en ondoordringbare puin in boringen 6 – 8 hangt vermoedelijk samen met de oostelijke oever van de oude waterloop en de wegverharding van de naastgelegen weg (Groeneweg). Deze infrastructuur is al op de kaart van Kruikius uit 1712 afgebeeld. In boring 9 is de opvulling van de oude waterloop aangetroffen.

(22)

3.3 Beantwoording onderzoeksvragen

1. Hoe ziet de bodemopbouw eruit?

De bodemopbouw bestaat (in het westelijke deel van het plangebied, afb. 7) van onder naar boven uit zand (Laag van Rijswijk); klei (Laagpakket van Wormer), veen (Hollandveen Laagpakket); klei (Gantellaag – Laagpakket van Walcheren) en opgebrachte, puinhoudende grond. Vanuit geo-gene- tisch opzicht is er geen reden aan te nemen dat de opbouw van het oostelijke deel van het plange- bied, waar de boringen vastliepen in puin, anders is. Het ontbreken van veen in boring 2 geeft aan dat hier vermoedelijk een geul aanwezig is.

2. Hoe goed is de bodemopbouw bewaard gebleven?

In het westelijke deel van het plangebied (waar de geslaagde boringen zijn gezet) is de bodemop- bouw goed bewaard gebleven. Over het oostelijke deel, waar de boringen in ondoordringbaar puin vast liepen, kan hierover geen uitspraak worden gedaan. Aangezien het puin waarschijnlijk bij een oude weg hoort, is het voorstelbaar dat er weinig of geen fundering onder dit pad lag. Wellicht dat alleen zetting van het weglichaam (en waarschijnlijk herhaaldelijk ophogen ervan) voor verstoring of vervorming, van de onderliggende lagen heeft gezorgd. Ter hoogte van de oude waterloop is de bodemopbouw verstoord.

3. Kan een onderscheid gemaakt worden tussen archeologisch kansrijk en kansarm gebied?

De verwachting op archeologische resten op het veen en de oudere afzettingen is laag. Voor het westelijke deel van het plangebied kan een verwachting op resten uit de (late) ijzertijd, Romeinse tijd, middeleeuwen en nieuwe tijd gehandhaafd blijven. Het spikkeltje rood keramisch materiaal en mogelijke spoor in boring 4 ondersteunen deze conclusie. Eventuele resten bevinden zich in de top van de Gantelafzettingen.

In het oostelijke deel van het plangebied zijn de boringen in grof puin gestaakt. Omdat de geologi- sche opbouw waarschijnlijk gelijk is aan het westelijke deel, moet ook hier rekening worden gehou- den met archeologische resten uit de late ijzertijd, Romeinse tijd en (late) middeleeuwen. Het puin in die boringen is vermoedelijk onderdeel van de 17de tot 20ste-eeuwse inrichting van het plange- bied zoals die ook op historische kaarten is terug te vinden, waardoor de verwachting op resten uit de nieuwe tijd hoog is. Ter hoogte van de waterloop die tot in de 20ste eeuw in gebruik is, zijn geen oudere archeologische resten meer te verwachten.

(23)

4 Conclusie en selectieadvies

De bodemopbouw in het plangebied is in beperkte mate verstoord door recente bodemingrepen.

De ophogingslaag uit de periode dat de Madepolder zijn huidige inrichting kreeg (jaren zeventig) heeft het oude landschap afgedekt en geconserveerd. In het oostelijke deel van het plangebied is de nieuwetijdse inrichting van het gebied vermoedelijk bewaard gebleven, mogelijk gaat deze inrichting terug tot in de (late) middeleeuwen. Of oudere resten nog onder de sporen van de nieuwetijdse landinrichting in het oostelijke deel van het plangebied aanwezig zijn, is moeilijk vast te stellen. Als ze er zijn, zijn ze mogelijk door zetting aangetast.

Voor het westelijke deel geldt een verwachting op resten vanaf de late ijzertijd tot en met de nieuwe tijd. Eventuele resten kunnen zich bevinden in de top van de Gantelafzettingen direct onder de oude bouwvoor. De verwachting op archeologische resten ter hoogte van de waterloop is laag.

Geadviseerd wordt bij bodemingrepen die dieper gaan dan de laag opgebrachte grond (0,6 m onder maaiveld) archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren. Vanwege het ontbreken van een vondstlaag en de aanwezigheid van puin kan dit vervolgonderzoek het beste plaatsvinden in de vorm van proefsleuven. Met deze methode kunnen vindplaatsen gekarteerd en gewaardeerd worden.

450800450900

75800 76000

0 100m

Plangebied Boorpunten: BMW16b BOO01b

W

O

Afb. 7 Locatie boorpunten van het huidige onderzoek (rood) en het onderzoek uit 2001 (grijs).

De stippellijn markeert de scheiding tussen het westelijk en oostelijk deel van het plangebied (gemeente Den Haag).

(24)

Literatuur

Alkemade, M.M.M., 2011, Toelichting op de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart Den Haag (AWVK). (Haagse Archeologische Rapportage 1106). Den Haag.

Berendsen, H.J.A., 2005, Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio’s. (Fysische geografie van Nederland). Assen.

Bosch, J.H.A., 2005, Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode. (TNO-rapport NITG 05-043-A).

Utrecht.

Deunhouwer, P., 2002, Plangebied Madestein, gemeente den Haag; een inventariserend archeologisch onderzoek. (RAAP-rapport 829). Amsterdam.

Liere, W.J., van, 1948, De bodemgesteldheid van het Westland. (Verslagen van landbouwkundige onderzoekingen 54.6). Den Haag.

Pavlović, A. (red.), 2011, Archeologisch onderzoek aan de Uithofslaan, gemeente Den Haag. Deel 1: Sporen van bewoning uit de ijzertijd (vindplaats 6) en de Romeinse tijd (vindplaats 3). (Haagse Archeologische Rapportage 1122). Den Haag.

Rieffe, E.C., 1997, Boringen Uithof-polder. (Intern rapport afdeling Archeologie). Den Haag.

Rieffe, E.C., 1998, Boringen Oorberlaan. (Intern rapport afdeling Archeologie). Den Haag.

Rieffe, E.C., 2001a, Boringen Boomaweg. (Intern rapport afdeling Archeologie). Den Haag.

Rieffe, E.C., 2001b, Boringen Lozerlaan-Madestein. (Intern rapport afdeling Archeologie). Den Haag.

Rieffe, E.C., 2003, Proefonderzoek Hoogeveenlaan. (Intern rapport afdeling Archeologie). Den Haag.

Siemons, H., en E.E.B. Bulten, 2014, Archeologie in het Wateringse Veld, gemeente Den Haag. Van steentijd tot nieuwe tijd. (Haagse Oudheidkundige Publicatie 17). Den Haag.

Valk, L. van der, 1984, Verslag booronderzoek Boomaweg ong t.o. 101. (Intern rapport afdeling Archeologie).

Den Haag.

Veen, M.M.A., 2010, Madestein, gemeente Den Haag. Archeologische begeleiding van de restauratie van de stenen kamer. (Afdeling Archeologie rapport 1026). Den Haag.

Veen, M.M.A. van, en J.A. Waasdorp, 2000, Archeologische-geologische kaart van Den Haag. (Haagse Oudheidkundige Publicaties nummer 5). Den Haag.

Vos, P.C., E.C. Rieffe, en E.E.B. Bulten, 2007, Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk. Den Haag.

Waasdorp, J.A., 2001, Standaard Archeologische Inventarisatie. Plangebied Nieuw Madestein. (Intern rapport afdeling Archeologie). Den Haag.

Waasdorp, J.A., 2016, Plan van Aanpak Verkennend booronderzoek Boomaweg. Den Haag.

Zoolingen, R.J. van, 2011, Nikkelwerf gemeente Den Haag. Proefonderzoek en definitief archeologisch onderzoek. (Haagse Archeologische Rapportage 1121). Den Haag.

Historische kaarten

Kaart van het Grondbedrijf 1958.

Kruikius kaart van Delfland 1712. Heruitgave 1988, Alphen aan den Rijn.

(25)

Verantwoording afbeeldingen

Afb. 1 Plangebied Boomaweg en locatie in Den Haag (gemeente Den Haag).

Afb. 2 Een uitsnede van de geologische kaart met het plangebied Boomaweg en het deelgebied Vroondaal Zuid Fase 2 (gemeente Den Haag).

Afb. 3 Madestein-Vroondaal met bij de ster plangebied Boomaweg. Groen = lage verwachting, geel = gemiddelde verwachting en rood = hoge verwachting. Bekende vindplaatsen zijn aangegeven met een cirkel en cijfer (gemeente Den Haag).

Afb. 4 Deelgebied 4 van Madestein-Vroondaal met in geeltinten de strandwal en in blauw geulafzettingen van de Gantel Laag. Het rode vlak geeft de buitenplaats of hofstede volgens de kaart van Kruikius uit 1712 aan (RAAP-rapport 829, kaartbijlage 2).

Afb. 5 Uitsnede uit de kaart van Kruikius uit 1712 met het plangebied Boomaweg (blauw) en de hofstedes in en naast deelgebied 4 (rood) (Hoogheemraadschap van Delfland).

Afb. 6 Uitsnede uit de kaart van het Grondbedrijf uit 1958 met het plangebied Boomaweg (gemeente Den Haag).

Afb. 7 Locatie boorpunten van het huidige onderzoek (rood) en het onderzoek uit 2001 (grijs). (gemeente Den Haag)

(26)
(27)

Bijlage 1: Tabel perioden en laagindeling

Laageenheden

A

B

C

D

E

F/G

J/K

1500 1000

500

0

500 1000

2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000 6000

8000 9500 11750 Jaren v/n Chr.

2000

Laat-Paleolithicum

7000 Archeologische

perioden Duin- en strandzanden Mariene getijdenafzettingen

Moderne tijd

Middeleeuwen

Laat Vol

Vroeg Romeinse tijd

IJzertijd

Vroeg Laat Midden

Laat Midden Bronstijd

Vroeg

Laat

Neolithicum

Midden

Vroeg

Mesolithicum

Laat Midden

Vroeg

1500

A: Laag van Den Haag (voorheen Jonge Duinen) B: Laag van Voorburg (voorheen Oude Duinen) C: Laag van Ypenburg (voorheen Oude duinen) D: Laag van Rijswijk (voorheen Strandzanden)

E: Laag van Poeldijk (voorheen Duinkerke II /III Afzettingen) F: Gantel Laag, kleiige afzettingen (voorheen Duinkerke I Afzettingen) G: Gantel Laag, zandige afzettingen (voorheen Duinkerke I Afzettingen) J: Laagpakket van Wormer, kleiige afzettingen (voorheen Afzettingen van Calais) K: Laagpakket van Wormer, zandige afzettingen (voorheen Afzettingen van Calais)

(28)

Bijlage 2: Boorgegevens

Laag NEN-naam Ds Detritus, schelp

(verslagen/verspoeld schelp- materiaal)

Ks2 Klei matig siltig Ks3 Klei sterk siltig

Ks4 Klei uiterst siltig Lz3 Leem sterk zandig V Veen mineraalarm Zkx Zand kleiig Zs1 Zand zwak siltig x Verstoring

1 geringe hoeveelheid 2 matige hoeveelheid 3 grote hoeveelheid

Boornummer Bovenkant laag (m NAP) Onderkant laag (m NAP) Laag Hoofdkleur Bijkleur Tint Houtskool Aardewerk Humus IJzeroxide Opmerkingen

1 0.40 -0.50 x

1 -0.50 -0.90 Ks3 grijs blauw donker 1

1 -0.90 -1.50 Ks3 grijs blauw

1 -1.50 -2.30 Zkx grijs

1 -2.30 -2.90 Ks2 grijs slap (niet gerijpt?)

1 -2.90 -2.92 Ds grijs vlekkerig

1 -2.92 -3.00 V bruin

1 -3.00 -3.15 Ks2 grijs

1 -3.15 -3.30 Zs1 grijs

2 0.00 -0.60 x

2 -0.60 -0.90 Zkx grijs donker 3

2 -0.90 -1.50 Ks3 grijs

2 -1.50 -2.00 Ks3 grijs licht

2 -2.00 -2.70 Zkx grijs

2 -2.70 -2.90 Ks2 grijs slap

2 -2.90 -2.95 Ds grijs vlekkerig

2 -2.95 -3.00 Ks2 grijs

2 -3.00 -3.20 Zs1 grijs

3 0.00 -0.75 x

3 -0.75 -1.05 Zkx grijs donker 3

3 -1.05 -1.60 Ks4 grijs blauw 1

3 -1.60 -1.90 Ks3 grijs bruin

3 -1.90 -3.10 Ks3 grijs bruin 1 zandlaagjes en verslagen

plantenmateriaal

3 -3.10 -3.15 V bruin

3 -3.15 -3.30 Zs1 grijs

4 0.20 -1.10 x met koolas

4 -1.10 -1.20 Lz3 grijs donker

4 -1.20 -1.60 Ks3 grijs donker 1 1 spikkeltje rood keramisch

materiaal; spoor?

4 -1.60 -2.10 Ks3 grijs

4 -2.10 -2.60 Zkx grijs

4 -2.60 -3.00 Ks2 grijs donker

4 -3.00 -3.05 Ds grijs vlekkerig

4 -3.05 -3.15 V bruin

4 -3.15 -3.25 Ks2 grijs

4 -3.25 -3.40 Zs1 grijs

(29)

Boornummer Bovenkant laag (m NAP) Onderkant laag (m NAP) Laag Hoofdkleur Bijkleur Tint Houtskool Aardewerk Humus IJzeroxide Opmerkingen

5 0.10 -0.90 x

5 -0.90 -1.70 Ks3 grijs donker 1

5 -1.70 -2.20 Zkx grijs blauw

5 -2.20 -2.60 Zs1 grijs hele dunne kleibandjes

5 -2.60 -2.85 Ks2 grijs

5 -2.85 -2.90 Ds grijs vlekkerig

5 -2.90 -3.00 V bruin

5 -3.00 -3.10 Ks2 grijs

5 -3.10 -3.15 Zs1 grijs

6 0.45 -0.15 x ondoordringbaar puin

7 0.40 -0.60 x ondoordringbaar puin

8 0.30 -0.30 x ondoordringbaar puin

9 0.35 -1.65 x oude slootvulling

9 -1.65 -2.15 Ks2 grijs

(30)
(31)
(32)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gegeven, dat deze crevasse-afzetting echter op een diepte van 170 cm beneden maaiveld wordt gevonden, en dat zich daarop dus nog een vrij dik pakket zandige klei bevindt,

Tijdens het veldonderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden die deze hoge verwachting bevestigen, maar evenmin kan op basis van het veldonderzoek de aanwezigheid van

De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen

Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de

Daarnaast is in de groenstrook (boring 13, 14 en 15) achter de supermarkt, in het zuidoosten van het plangebied, de bodem tot in de C-horizont verstoord. Dit geldt ook voor de

Voor het plangebied gold een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum, een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen

Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, licht bruingrijs, Guts, Akkerlaag scherpe

Hamaland Advies heeft in opdracht van Terra Agribusiness een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende en karterende fase) uitgevoerd voor