• No results found

Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase)"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

Vestigia BV Spoorstraat 5 3811 MN Amersfoort telefoon 033 277 92 00 info@vestigia.nl

Archeologisch vooronderzoek in het kader van het vervangen van kassen en de aanleg van een bassin aan het Westeinde 32 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijkerhout

Ruimtelijk advies op basis van bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase)

Rapportnummer: V1503 Projectnummer: V17-3553

ISSN: 1573 - 9406

Status en versie: Definitief 2.0 In opdracht van: Kebra vof

Rapportage: C.A. Visser, E. van der Klooster Plaats en datum: Amersfoort, 20 juni 2017

Niets uit dit werk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke bewerking van het werk, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Vestigia BV

(4)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 2 Documentbeheer

Versie Status Datum Toelichting Autorisatie

1.0 Concept 6 juni 2017 Eerste concept ter goedkeuring

opdrachtgever R.M. van Heeringen

2.0 Definitief 20 juni 2017 Definitief na verwerken opmerkingen gemeente Noordwijkerhout

R.M. van Heeringen

Projectgegevens

Initiatief Vervangen van kassen en aanleg bassin

Toponiem / locatie Westeinde 32

Plaats Noordwijkerhout

Gemeente Noordwijkerhout

Provincie Zuid-Holland

Opdrachtgever Kebra vof

Westeinde 32

2211 XP Noordwijkerhout Contactpersoon opdrachtgever M. (Marc) van Kesteren

0252 37 00 35 kebra.vof@zonnet.nl Oppervlakte plangebied Te slopen kassen: 9.957 m2

Nieuw te bouwen kassen: 9.160 m2 Aan te leggen bassin: 756 m2 Diepte grondwerkzaamheden Tot 1,35 m -mv

Huidig grondgebruik Kassen

Onderzoeksmelding 4545278100

Soort onderzoek Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) RD-hoekcoördinaten van het plangebied Xmin 092.215

Xmax 092.377

Ymin 474.605 Ymax 474.800

Kadastraal perceel NWK04D 02632G0000

Kaartblad (1:25.000) 30F Leiden

Uitvoerder en documentatie Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie Projectleider/Senior archeoloog Dr. R.M. (Robert) van Heeringen

Projectmedewerkers E. (Erwin) van der Klooster MSc (senior prospector) Drs. C.A. (Caroline) Visser MA (senior BO archeoloog) Uitvoering booronderzoek 30 mei 2017

Bevoegd gezag Gemeente Noordwijkerhout

Postbus 13

2210 AA Noordwijkerhout Contactpersoon/deskundige namens BG M. (Monique) Zonneveld

0252 34 38 54

mzonneveld@noordwijkerhout.nl

Gecontroleerd door Vestigia (R.M. van Heeringen) d.d. 6 juni 2017 Geaccordeerd door Gemeente Noordwijkerhout (M. Zonneveld)

d.d. 16 juni 2017

(5)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 3 Inhoudsopgave

Samenvatting en advies ... 5

Onderbouwing advies ... 7

1 Projectomgeving ... 7

1.1 Afbakening plangebied en consequenties toekomstig gebruik (LS01) ... 7

1.2 Onderzoeksdoel en -methode ... 7

2 Beleidskader ... 9

2.1 Wettelijk kader ... 9

2.2 Gemeentelijk beleid (LS01) ... 9

3 Verwachtingsmodel ... 11

3.1 Natuurlijk landschap (LS04) ... 11

3.2 Historische landschap (LS02, LS03, LS04) ...13

3.3 Archeologische waarden (LS04) ... 14

3.4 Gespecificeerde archeologische verwachting (LS05) ... 16

4 Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) ... 17

4.1 Doelstelling ... 17

4.2 Toegankelijkheid van het onderzoeksgebied ... 17

4.3 Onderzoeksmethode ... 18

4.4 Resultaten veldonderzoek... 19

4.5 Conclusies veldonderzoek ... 19

5 Advies vervolgonderzoek (LS05) ... 21

Literatuur ... 23

Digitale bronnen ... 24

Kaarten en bijlagen ... 25

(6)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 4 Afbeelding 1 Luchtfoto plangebied. Het plangebied is globaal in rood aangegeven. Bron: Bing Maps.

Afbeelding 2 Tekening plangebied met locaties ingrepen. Bron: DLVGE.

(7)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 5 Samenvatting en advies

In opdracht van Kebra vof heeft Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie een archeologisch

bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) verricht voor een plangebied aan het Westeinde 32 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijkerhout (afbeelding 1, kaart 1). In het plangebied wordt een groot deel van de bestaande kassen gesloopt (oppervlakte te slopen kassen: 9.957 m2). Op de locatie van de bestaande kassen worden nieuwe kassen gerealiseerd met een totale oppervlakte van 9.160 m2 (afbeelding 2). Daarnaast wordt een bassin

aangelegd met een lengte van 36 m en een breedte van 21 m (afbeelding 2). Het bassin wordt 0,6 m –mv uitgegraven. Rond het bassin komt een dijk met een hoogte van 1,8 m +mv, een kruinbreedte van 0,8 m en een talud van 1:1. De nieuwe teeltruimte word gefundeerd op betonpalen en betonproppen. De funderingsdiepte varieert tussen 0,87 m –mv en 1,35 m –mv. In het voorlopig palenplan is voorzien in 346 palen/proppen. Het is niet bekend hoe de bestaande kassen zijn gefundeerd.

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold voor het plangebied een hoge tot middelhoge archeologische verwachting op sporen uit het Neolithicum/Bronstijd. Daarbij stond aangemerkt dat deze resten door afzanding verdwenen konden zijn en in de diepere ondergrond enkel resten uit de oudere fases van het Neolithicum verwacht konden worden.

Op basis van de resultaten van het booronderzoek kan worden geconcludeerd dat het plangebied vermoedelijk is gelegen op een afgegraven flank van een oude duin/strandwal. Onder de geploegde humeuze lagen van 40 tot 105 cm dikte is matig fijn kalkhoudend tot kalkrijk zand aanwezig. Er zijn geen bodemhorizonten waargenomen, de humeuze lagen rusten direct op het moedermateriaal. Het

kalkgehalte en de aanwezigheid van gleyvlekken enkel bij een dun humeus dek laten zien dat het oude duinzand is vergraven/omgezand. De archeologische resten die aan de bovenzijde van de oude duinen aanwezig kunnen zijn geweest zijn verloren gegaan. De afwezigheid van bodemhorizonten, zoals een podzol laten zien dat de kans klein is dat resten van een oudere bewoningsfase van de strandwal tot een diepte van 1,5 m –mv aanwezig is. Er zijn geen primaire of secundaire archeologische indicatoren aangetroffen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het onderzoek verkennend van aard was en niet tot doel had archeologische vindplaatsen op te sporen. De boormethode en waarnemingsmethode waren verkennend, de boordichtheid van 20 boringen per hectare is tweemaal zo hoog als het meest intensieve boorgrid voor huisplaatsen vanaf de Bronstijd in het zandgebied.1 Een vergelijkbaar boorgrid wordt ook ingezet om vuursteenvindplaatsen met een grote omvang en matig-hoge vondstdichtheid op te sporen.2 De afwezigheid van archeologische indicatoren heeft daarom meer betekenis dan in een standaard verkennend booronderzoek.

Advies

Binnen het plangebied zijn in de boringen enkel sedimenten waargenomen die aanleiding geven voor een lage verwachting; onder de humeuze lagen komen tot 1,5 m -mv geen sedimenten of bodemvormende lagen voor die aanleiding geven tot een middelhoge of hogere verwachting. In relatie tot de

voorgenomen ontwikkelingen worden vervolgstappen in het kader van de Archeologische

Monumentenzorg (AMZ) door Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie daarom niet noodzakelijk geacht.

Het bevoegd gezag, de gemeente Noordwijkerhout dient eerst naar aanleiding van het advies in dit rapport een besluit te nemen (wel of geen vervolgonderzoek). Wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht

1 Tol et al. 2012, methode C1.

2 Tol et al. 2012, methode A6.

(8)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 6 (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Noordwijkerhout, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

(9)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 7 Onderbouwing advies

1 Projectomgeving

1.1 Afbakening plangebied en consequenties toekomstig gebruik (LS01)

In opdracht van Kebra vof heeft Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie een archeologisch

bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) verricht voor een plangebied aan het Westeinde 32 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijkerhout (afbeelding 1, kaart 1). In het plangebied wordt een groot deel van de bestaande kassen gesloopt (oppervlakte te slopen kassen: 9.957 m2). Op de locatie van de bestaande kassen worden nieuwe kassen gerealiseerd met een totale oppervlakte van 9.160 m2 (afbeelding 2). Daarnaast wordt een bassin

aangelegd met een lengte van 36 m en een breedte van 21 m (afbeelding 2). Het bassin wordt 0,6 m –mv uitgegraven. Rond het bassin komt een dijk met een hoogte van 1,8 m +mv, een kruinbreedte van 0,8 m en een talud van 1:1. De nieuwe teeltruimte word gefundeerd op betonpalen en betonproppen. De funderingsdiepte varieert tussen 0,87 m –mv en 1,35 m –mv. In het voorlopig palenplan is voorzien in 346 palen/proppen. Het is niet bekend hoe de bestaande kassen zijn gefundeerd.

Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in kaart gebracht te worden of zich binnen het

onderzoeksgebied behoudenswaardige archeologische resten (zouden kunnen) bevinden, die tegen de achtergrond van de bodemingrepen gevaar lopen.

1.2 Onderzoeksdoel en -methode

Doel van het archeologisch bureauonderzoek was vast te stellen of er in het plangebied sprake is (of kan zijn) van archeologische resten die door de ingrepen verstoord dreigen te worden en, indien mogelijk, uitspraken te doen over de waarde hiervan in termen van fysieke en inhoudelijke kwaliteit zoals zeldzaamheid en gaafheid. Hiertoe is eerst een bureauonderzoek verricht, waarbij voor het plangebied een specifiek archeologisch verwachtingsmodel is opgesteld. Vervolgens is deze verwachting in het veld getoetst door middel van een verkennend booronderzoek. Op basis van de resultaten van het onderzoek is tenslotte een advies geformuleerd in het kader van de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 4.0), protocol 4002 Bureauonderzoek en protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek.

(10)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 8

(11)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 9 2 Beleidskader

2.1 Wettelijk kader

De zorgplicht voor het archeologisch erfgoed is uitgewerkt in de Monumentenwet 1988 en in de wijziging hierop; de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). Een deel van de

Monumentenwet is per 1 juli 2016 opgegaan in de Erfgoedwet. Het overige deel zal ter zijner tijd opgaan in de Omgevingswet. Tot die tijd blijven die artikelen die niet zijn overgegaan naar de Erfgoedwet van kracht zoals ze in de Monumentenwet van 1988 zijn benoemd.

De Wamz vormde de implementatie van het Verdrag van Malta dat in 1992 door diverse Europese lidstaten is ondertekend. Hierin wordt gesteld dat het streven is archeologisch erfgoed in de bodem te beschermen en daarmee te behouden. Om dit te kunnen doen moet archeologisch erfgoed ingepast worden in de ruimtelijke ordening. Een ander uitgangspunt is dat indien behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is, de verstoorder onderzoek naar de archeologische waarden moet betalen. In de praktijk zijn dit de kosten voor de archeologische monumentenzorg cyclus (AMZ-cyclus).

Met de invoering van de Wamz werden gemeenten verplicht om archeologiebeleid te ontwikkelen omdat artikel 38a van de Monumentenwet 1988 bepaalde dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Met invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro, 2008) werd de archeologie definitief verankerd in de ruimtelijke ordening. Bepaald werd dat gemeenten na maximaal 10 jaar een bestemmingsplan moeten herzien of vernieuwen (daarbij rekening houdend met de archeologie op grond van de Monumentenwet 1988).

Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, 2010) zijn burgemeester en wethouders bevoegd gezag in het kader van de omgevingsvergunning. Op grond van de Ontgrondingenwet zijn Gedeputeerde Staten bevoegd gezag in het kader van de

ontgrondingsvergunning, voor andere gronden dan bij ministeriële regeling aan te wijzen rijkswateren.

De minister van Infrastructuur en Milieu is bevoegd gezag ten aanzien van de bodem en oevers van rijkswateren op grond van de Waterwet.

2.2 Gemeentelijk beleid (LS01)

De gemeente Noordwijkerhout beschikt over een gemeentelijke archeologische beleidskaart (kaart 5). Op deze kaart ligt het plangebied deels in een zone met de aanduiding ‘categorie 5 – zones met een hoge verwachting’ en deels in een zone met de aanduiding ‘categorie 6 – zones met een middelhoge verwachting’. De hoge verwachting is volgens de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Noordwijkerhout het resultaat van de ligging van dit deel van het plangebied ter hoogte duinen en strandwallen. Deze middelhoge archeologische verwachting het resultaat van de ligging van dat deel van het plangebied op een ‘deels afgegraven strandwal (kalkloze top)’. Voor deze landschappelijke zones geldt dat archeologische resten vanaf het Neolithicum (Jonge Steentijd) verwacht kunnen worden. Aan deze archeologische verwachtingszones is in het bestemmingsplan Buitengebied 2015 de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1 toegekend, waarvoor geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemroerende ingrepen dieper dan 0,3 m –mv en een plangebied van 100 m2 of meer.

(12)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 10

(13)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 11 3 Verwachtingsmodel

3.1 Natuurlijk landschap (LS04)

Het plangebied ligt in het duingebied. Naast jonge duinen komen in het Zuid-Hollandse kustgebied ook strandwallen en oude duinen voor. Strandwallen zijn door golfwerking in ruggen parallel aan de kust afgezet zeezand. De eerste strandwallen ontstonden in het Atlanticum ten westen van de huidige kustlijn, deze zijn door versnelde zeespiegelstijging weer geërodeerd. In het Subboreaal, vanaf 5000 BP werden weer nieuwe strandwallen opgebouwd. De jongste strandwallen stammen uit de Romeinse tijd.

De oudste en laagste strandwallen liggen in het oosten, de jongste en hogere strandwallen in het westen.

Over deze strandwallen werden door de wind duinen afgezet, zogenaamde oude duinen, en tussen ca.

1000 en 1600 na Chr. werd opnieuw zand afgezet door de wind: de jonge duinen.3

Geologische boringen in de omgeving komen veelvuldig voor, maar gaan vaak niet dieper dan 2 m en bij de diepere boringen komt veelal enkel een beschrijving van de textuur voor en geen interpretatie.4 Op basis van dwarsdoorsneden kan worden aangenomen dat de meeste strandwallen 15 á 20 m diep reiken en onderliggende afzettingen tot of tot in het Basisveen (veen uit het Vroeg-Atlanticum/ tweede helft Mesolithicum) hebben geërodeerd.5

Op de archeologische landschappenkaart, een afgeleide van de geomorfologische kaart, ligt het

plangebied op een strandwal (kaart 2). Regionaal ligt het plangebied op de meest westwaartse strandwal die niet is bedekt door jonge duinen.6 Hij zal dus laat in het Subboreaal gevormd kunnen zijn. Alle strandwallen in de omgeving waren vermoedelijk al aanwezig voor het einde van de zogenaamde Calais IV (Laagpakket van Wormer, Formatie van Naaldwijk) afzettingsperiode (voor 3800 jaar geleden).7 Vermoedelijk is de strandwal waar het plangebied op ligt gevormd tussen 2250 en 1950.8 Gezien de westwaartse richting kunnen archeologische resten vanaf het Laat-Neolithicum/Vroege-Bronstijd aanwezig zijn.

De basis van de gemeentelijke beleidskaart wordt gevormd door een voor dat doel opgestelde regionale landschappelijke eenhedenkaart. Daarop ligt het plangebied hoofzakelijk op een deels afgegraven strandwal met een kalkloze top. Aan deze landschappelijke ligging wordt een middelhoge archeologische verwachting gegeven voor vindplaatsen vanaf het Neolithicum. Een beperkt deel in het zuidoosten ligt in een zone ‘duinen en strandwallen’ met een hoge verwachting vanaf het Neoltihicum. Deze zone met hoge verwachting komt ook als zodanig terug op de beleidskaart (kaart 5).9

Op de bodemkaart 1:50.000 (kaartblad 30 ’s-Gravenhage) zijn ter hoogte van het plangebied

kalkhoudende enkeerdgronden bestaande uit matig fijn zand gekarteerd(EZ50A).10 Op de detailleerde bodemkaart van de bloembollenstreek van Zuid-Holland (1:25.000) ligt het plangebied hoofdzakelijk in een zone met kalkloze zanderijgronden met doorgespitte gley (Wz5) en deels in een zone met ‘normale’

kalkloze zanderijgronden (Wz4) (kaart 3). De zanderijgronden zijn afgegraven strandwallen. De ondergrond van de strandwallen bestaat uit kalkrijk zand, de bovengrond uit kalkloos zand. Het

kalkgehalte is hiermee een mate van vergraving. Bij de kalkloze zandgronden is de vergraving enigszins beperkt gebleven, kalkhoudende lagen duiden op een menging van kalkrijke en kalkarme lagen.

3 Berendsen 1997.

4 www.dinoloket.nl

5 Berendsen 1997.

6 Rensink et al. 2015.

7 Markus/van Wallenburg 1982.

8 Van der Valk 1996; Vos/de Vries 2013.

9 Wink/Sprangers 2015.

10 Markus/Wallenburg 1982.

(14)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 12 Gleyvlekken komen aan de flanken en aan de lage uitlopers van strandwallen voor, omdat hier van oudsher fluctuatie van grondwater voorkwam. Door de diepe bodembewerking voor de bloembollenteelt zijn de gleyvlekken omgespit. De gronden met (omgespitte) gleyvlekken liggen op de overgang van de strandwal naar de strandvlakte.11 De kaartgrenzen van deze bodemkaart kennen veel overlap met de kaartgrenzen van de regionale archeologische landschappenkaart.12 Zo zijn de Wz5 gronden gelijk aan de landschappelijke zone ‘afgegraven standwal met kalkloze top’ en de Wz4 gronden ten noorden/westen van de stippellijn op kaart 3 gelijk aan de zone ‘duinen en strandwallen’.

Op het AHN komt dit onderscheid tussen de sterk afgegraven en minder sterk afgegraven strandwallen niet duidelijk tot uiting, mogelijk mede doordat de beperkter afgegraven strandwal deels bebouwd is (afbeelding 3). Ook kan het zijn dat het hogere deel, gezien de afwezigheid van gleyvlekken

oorspronkelijk hoger heeft gelegen en er een gelijke hoeveelheid aan afgraving heeft plaatsgevonden. Het zuidoosten ligt rond 0,4 m +NAP, het onbebouwde deel van het kassencomplex rond 0,3 m +NAP.

Afbeelding 3 Ligging van het plangebied (in rood) op het AHN2 50cm-grid. Bron: http://www.ahn.nl.

11 Van der Meer 1952.

12 Wink/Sprangers 2015.

(15)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 13 3.2 Historische landschap (LS02, LS03, LS04)

Historisch-geografische ontwikkeling (LS03)

Voor de historisch-geografische gegevens is gebruik gemaakt van de CultGIS-bestanden, de kadastrale minuut 1811-1832 (via de beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)13 en de website Tijdreis over 200 jaar topografie van het Kadaster.14

Gezien de ouderdom van de strandwallen zijn is het Laat Neolithicum de vroegste periode waaruit sporen van bewoning kunnen verwacht in de omgeving van het plangebied. Het Neolithicum (de Jonge Steentijd) wordt gekenmerkt door een overgang van een bestaan als jager-verzamelaar naar een bestaan met een steeds grotere agrarische component.15 Nederzettingen uit het Laat Neolithicum zijn in het strandwallengebied ten noorden van de Rijn relatief dun gezaaid. Gedurende de Bronstijd en IJzertijd waren waarschijnlijk vrijwel het gehele strandwallengebied en het mondingsgebied van de Rijn bewoond.

In de 1e eeuw na Christus legden de Romeinen de noordgrens van hun rijk langs de huidige Oude Rijn, toen de belangrijkste tak van het Rijnsysteem. Deze grens, de zogenaamde Limes, bestond uit

versterkingen en controleposten op de zuidoever van de Rijn, die met elkaar werden verbonden door een weg. In de 4e eeuw trokken de Romeinen geheel weg uit deze streek, en met hen een belangrijk deel van de inheemse bevolking. In de Vroege Middeleeuwen vond opnieuw bewoning plaats in het gebied. Deze concentreerde zich aanvankelijk op de oeverwallen langs de Rijn, en vervolgens ontstonden

nederzettingen op de strandwallen, waaronder ook Noordwijkerhout. De hoger gelegen zandruggen van de strandwallen werden ontbost en als bouwland gebruikt, terwijl de vlaktes tussen de strandwallen als grasland voor veeteelt in gebruik waren. Ze werden respectievelijk geest- en meentgronden genoemd. De geesten werden gekenmerkt door een strokenverkaveling dwars over de strandwallen; het hele

bouwlandgebied was omgeven door een houtwal. Op de randen van de geestgronden lagen wegen waaraan de boerderijen stonden en die aan beide uiteinden van de geest in een punt bij elkaar kwamen.

In de oude kernen van de strandwallendorpen is deze wegenstructuur vaak nog goed te herkennen. De oudste geesten hebben over het algemeen een ovale vorm (zoals bijvoorbeeld Noordwijk-Binnen), terwijl de jongere geesten meer rechthoekig van vorm zijn (zoals bijvoorbeeld Noordwijkerhout). Aan het einde van de 10e eeuw waren alle strandwallen in de regio door de mens grotendeels ontbost en in gebruik genomen als akkerland. Afwatering van de landbouwgronden gebeurde via vergraven duinbeken of duinrellen. Vanaf de 15e eeuw werd in de Hollandse duinen zand afgegraven, in eerste instantie ten behoeve van het dijkonderhoud. Tot ver in de 18e eeuw waren deze activiteiten kleinschalig. Pas in de 19e eeuw werd dit op grote schaal gedaan, nu ten behoeve van de stadsuitbreidingen van Amsterdam, Haarlem en Leiden en later voor de kalkzandsteenindustrie. Om het zand te kunnen vervoeren legde men zandvaarten aan. De grootste zanderijactiviteiten vonden plaats rond Hillegom, Lisse en

Noordwijkerhout.16

De Rijnmonding bij Katwijk verzandde langzaam in de Middeleeuwen. Toen de Bisschop van Utrecht in 1122 bij Wijk bij Duurstede een dam in de Rijn legde ten behoeve van de ontginning van het moeras tussen Utrecht en Wijk17, nam de afvoer van de Oude Rijn af wat verzanding van de monding verder in de hand werkte. De verzanding van de Rijnmonding leidde tot wateroverlast in het directe achterland.

Daarom werden kanalen gegraven en sluizen aangelegd om af te wateren richting het noorden op het Haarlemmermeer dat in verbinding stond met de Zuiderzee. De Woensdags(ch)e Wetering is in dit kader gegraven. De Maandags(ch)e, Dinsdags(ch)e, Woensdags(ch)e en Donderdags(ch)e Wetering zijn

genoemd naar de dag van de week waarop ze geschouwd werden. Het Westeinde werd voorheen de

13 http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/.

14 http://topotijdreis.nl/.

15 Wink/Sprangers 2015, 45.

16 CultGIS: beschrijvingen Zuid-Hollandse regio’s; Regio: Duin- en Bollenstreek.

17 http://www.regiocanons.nl/utrecht/zuidoost/de-bisschop-van-utrecht.

(16)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 14 buurtweg genoemd (of nog eerder: de Buerwech). Dit duidde op een weg die in gezamenlijk onderhoud was van de boeren die langs de weg gevestigd waren.18

Op de kadastrale minuut 1811-1832 (Noordwijkerhout, sectie D, blad 01) is het perceel tussen de Buurtweg (Westeinde) en de ‘Woensdagsche Wetering’ nog onbebouwd. Dit blijft zo tot in de tweede helft van de 20e eeuw (kaart 6). Dan verschijnt er bebouwing langs de weg. Kort daarna verschijnen ook de eerste kassen (kaart 6). Het huidige kassencomplex dateert van 1973.19

Bouwhistorische waarden (LS04)

Voor bouwhistorische waarden zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

 het Rijksmonumentenregister;20

 de lijst van gemeentelijke monumenten in Noordwijkerhout;21

 de Basisregistraties Adressen en gebouwen (BAG);22

 de kadastrale minuut 1811-1832;23

 de MIP-objecten;24

 de Cultuurhistorische atlas van de provincie Zuid-Holland.25

Binnen het plangebied zijn geen bouwhistorische waarden aanwezig (bovengrond of ondergronds). De bestaande bebouwing dateert uit de periode 1958-2014.26

Huidig gebruik (LS02)

Het plangebied heeft een agrarische bestemming. Binnen het plangebied is een kassencomplex aanwezig.

Mogelijke verstoringen (LS03)

Voor informatie omtrent bekende verstoringen zoals saneringen en dergelijke is de website van het Bodemloket geraadpleegd.27 Hier zijn geen meldingen met betrekking tot het plangebied geregistreerd.

Voor de bloembollencultuur zijn de zandgronden in het kustgebied afgegraven. Bloembollenteelt komt waarschijnlijk vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw voor. Met name tussen ca. 1875 en 1925 zijn de meeste strandwallen afgegraven. Voor de bloembollenteelt waren homogene kalrijke zandgronden met en grondwaterstand van ca 55 cm -mv gewenst.28 In beide bodemzones in het plangebied heeft afgraving plaatsgevonden, op basis van het AHN is de afgraving in het zuidoosten 10 cm minder diep gegaan dan in het overgrote noordoostelijke deel (zie paragraaf 3.1).

3.3 Archeologische waarden (LS04)

Voor de archeologische gegevens omtrent het onderhavige plangebied is het Archeologisch Informatiesysteem (Archis) geraadpleegd, dat alle geregistreerde archeologische monumenten, onderzoeken en vondstlocaties bevat. Archeologische monumenten zijn terreinen met een (hoge/zeer hoge) archeologische waarde, die ofwel fysiek (wettelijk en juridisch) beschermd worden, ofwel een planologische bescherming hebben waarbij in het bestemmingsplan voorschriften voor het gebruik zijn

18 Meijer 1992, 60.

19 https://bagviewer.kadaster.nl/.

20 https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/.

21 http://www.noordwijkerhout.nl/inwoners/sport-cultuur-recreatie/monumenten-en-archeologie/gemeentelijke-monumenten/.

22 https://bagviewer.kadaster.nl/.

23 http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/.

24 https://landschapinnederland.nl/bronnen-en-kaarten/cultgis.

25 http://pzh.b3p.nl/viewer/app/Cultuur_historische_atlas.

26 https://bagviewer.kadaster.nl/.

27 http://bodemloket.nl/.

28 Markus/van Wallenburg 1982.

(17)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 15 opgenomen. Vondstlocaties zijn locaties waar archeologische vondsten zijn gedaan. Deze zijn al dan niet gekoppeld aan een archeologisch onderzoek.

Binnen een straal van 500 meter rondom het plangebied is in Archis één archeologisch monument geregistreerd (kaart 4). Het betreft een terrein van hoge archeologische waarde met sporen van bewoning uit de IJzertijd (monument 7.461). Ook zijn op het terrein metaalvondsten gedaan uit de Romeinse Tijd en de Vroege Middeleeuwen. Binnen een straal van 500 meter rondom het plangebied zijn in Archis vier vondstlocaties geregistreerd (tabel 1).

Tabel 1 In Archis geregistreerde vondstlocaties in een straal van 500 m rondom het plangebied. Bron: RCE/Archis.

Daarbij gaat het om de vondstlocaties van handgevormd aardewerk uit de IJzertijd (800-12 voor Chr.) en een van een vuurstenen sikkel, eveneens uit de IJzertijd of eventueel uit de Late Bronstijd.

In een straal van 500 meter rondom het plangebied zijn in Archis twaalf archeologische onderzoeken geregistreerd (tabel 2).

Tabel 2 In Archis geregistreerde vondstlocaties in een straal van 500 m rondom het plangebied. Bron: RCE/Archis.

Het betreft in alle gevallen archeologisch bureauonderzoek (n=7) of booronderzoek (n=5). In de omgeving van het plangebied heeft geen gravend onderzoek plaatsgevonden. Bij een booronderzoek aan de

Schulpweg 19 in 2005 is vastgesteld dat het terrein was afgegraven. Bij het onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.29 Ook bij een booronderzoek aan de Gooweg 21 in 2007 is vastgesteld dat het terrein is afgegraven. Ook hier zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.30 In 2012 heeft de gemeente Noordwijkerhout een archeologische bureauonderzoek en booronderzoek uit laten voeren op negen locaties in de gemeente in het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling. Eén van de locaties was een plangebied aan het Westeinde 40 ten noordwesten van onderhavig plangebied. Hier

29 Burnier/Corver/van der Zee 2005.

30 Moerman 2007.

ZaakID (Archis3)

Waarneming

(Archis2) Jaar Verwerving Vondsten Datering

2059760100 56122 2003 booronderzoek handgevormd aardewerk IJzertijd

2842130100 26139 1993 inspectie handgevormd aardewerk Midden IJzertijd-Late IJzertijd 2960731100 45523 1956 niet-archeologisch vuurstenen sikkel Late Bronstijd-Midden IJzertijd 3059243100 58617 2003 booronderzoek handgevormd aardewerk IJzertijd

ZaakID (Archis3)

Onderzoeks- melding

(Archis2) Jaar Type onderzoek Toponiem Plaats Gemeente Rapport

2043510100 5601 1995 bureauonderzoek - - Zandvoort van Duinen 1995

2059760100 8810 2003 booronderzoek

Langelaan,

Teylingen College Noordwijkerhout Noordwijkerhout - 2064141100 9630 2005 booronderzoek Schulpweg 119 Noordwijkerhout Noordwijkerhout

Burnier/ Corver/

van der Zee 2005 2125912100 18275 2006 booronderzoek Schulpweg 20A Noordwijkerhout Noordwijkerhout -

2161033100 23250 2007 booronderzoek Gooweg 21 Noordwijkerhout Noordwijkerhout Moerman 2007

2285515100 40834 2010 bureauonderzoek - Lisse Lisse

van Dasselaar/

Timmers 2010

2291882100 41735 2010 bureauonderzoek - Teylingen Teylingen -

2307255100 43774 2010 booronderzoek - Noordwijkerhout Noordwijkerhout -

2335613100 47618 2011 bureauonderzoek Zeestraat Noordwijkerhout Noordwijkerhout Blom 2012 2367682100 51802 2012 bureauonderzoek N443 Noordwijkerhout Noordwijkerhout Timmers 2012 2373416100 52562 2012 bureauonderzoek - Noordwijkerhout Noordwijkerhout

Teekens/ Arkema 2012

2373465100 52567 2012 bureauonderzoek - Noordwijkerhout Noordwijkerhout

Teekens/ Arkema 2012

(18)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 16 werd vastgesteld dat de bodem tot 3 m –mv verstoord was. Er werden geen archeologische indicatoren aangetroffen.31

3.4 Gespecificeerde archeologische verwachting (LS05)

Het plangebied ligt op een smalle strandwal die deels is afgegraven. Archeologische resten vanaf het Laat-Neolithicum of de Vroege-Bronstijd kunnen worden verwacht. Eventuele oudere resten liggen dieper dan 15 m –mv. Of deze resten aanwezig zijn is niet bekend. Er is te weinig bekend over het toenmalige landschap en de oude afzettingen zullen deels geërodeerd zijn. Gezien de diepteligging worden eventuele oudere resten niet bedreigd door de voorgenomen ingrepen.

Aan het huidige afgegraven maaiveld komen gleyvlekken voor die aangeven dat het huidige maaiveld in een periode hoofdzakelijk aan de flank van een strandwal heeft gelegen. De top van de strandwal zal gezien de afwezigheid van gleyvlekken in het zuidoosten verder in die richting hebben gelegen. De middelhoge archeologische verwachting voor het grootste deel van het plangebied en de hogere verwachting voor de zuidoosthoek op de gemeentelijke archeologische beleidskaart kan daarom worden onderschreven.

Door het afgraven van zand kunnen archeologisch resten echter zijn aangetast of verdwenen. De strandwalvorming zal gefaseerd hebben plaatsgevonden en gedurende het Neolithicum of de Bronstijd zijn beëindigd. Aan de top van de oorspronkelijke strandwal zullen resten vanaf de periode Laat- Neolithicum/Vroege Bronstijd tot en met de afgraving in de Nieuwe tijd C aanwezig zijn geweest en (grotendeels) zijn vergraven. Door de afgraving kunnen oudere resten uit het Neolithicum aan het huidige maaiveld aanwezig zijn, net als diepere sporen uit de jongere periodes.

31 Teekens/Arkema 2012.

(19)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 17 4 Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)

4.1 Doelstelling

Het inventariserend veldonderzoek door middel van boringen had tot doel om de gespecificeerde archeologische verwachting op basis van de resultaten van het bureauonderzoek in het veld te toetsen.

Het verkennend booronderzoek had tot doel vast te stellen of een intact bodemprofiel aanwezig is binnen het plangebied, of dat er sprake is van verstoring dan wel erosie.

Aan de hand van het verkennend booronderzoek zijn voor zover mogelijk de volgende onderzoeksvragen beantwoord:

- wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied?

- in hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen?

- bevinden zich in de ondergrond van het plangebied archeologische indicatoren en zo ja, waaruit bestaan deze?

- geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg?

Voorafgaand aan het inventariserend veldonderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld en opgestuurd naar de gemeente en de opdrachtgever.32

4.2 Toegankelijkheid van het onderzoeksgebied

Voor de betreding van het onderzoeksgebied waren geen bijzondere belemmeringen aanwezig

(afbeelding 4). In verband met de ligging van kabels en leidingen is voorafgaand aan het veldonderzoek door Vestigia een KLIC-melding uitgevoerd. Aan de rand van het plangebied waren een waterleiding en een datatransportleiding aanwezig. Met de resultaten van de KLIC-melding is rekening gehouden bij het uitvoeren van het booronderzoek. Overige bijzondere randvoorwaarden ten aanzien van milieu (zoals bodemverontreiniging) waren niet bekend.

Afbeelding 4 Impressie plangebied ter hoogte van boringen 11 t/m 15 gezien vanuit het zuidwesten (links) en ter hoogte van boringen 17 t/m 20 gezien vanuit het noorden (rechts). Foto: Vestigia.

32 Visser/van der Klooster, 23 mei 2017.

(20)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 18 4.3 Onderzoeksmethode

Binnen het plangebied zijn 20 verkennende boringen gezet in een verspringend grid met een dichtheid van 20 boringen per hectare. De boringen zijn gezet tot een diepte van maximaal 1,5 m –mv. Het grondwater was vanaf ca. 70 cm hoorbaar bij het opboren en vanaf ca. 100 cm -mv aanwezig. Het water in de sloot aan de noordzijde van het perceel zat nabij het maaiveld (afbeelding 5).

Afbeelding 5 Waterniveau sloot ten noorden van het plangebied, nabij boring 16. Foto: Vestigia.

De boringen zijn gezet met een edelmanboor (diameter 7 cm) en onder het grondwaterniveau voortgezet met een guts (diameter 3 cm). De opgeboorde grond is handmatig (macroscopisch) onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool, aardewerkfragmenten, vuursteen en (verbrand) bot. NAP-hoogtes van het maaiveld van het plangebied zijn via het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN-3) verkregen. Op basis van het beeld van het AHN was de lidar sensor in staat om door het glas van de kas heen een beeld te vormen van de hoogte van het maaiveld. De iets hoger gelegen hoofd- en dwarspaden zijn zichtbaar. Ook is zichtbaar waar planten aanwezig waren en waar niet. De paden liggen veelal rond 30 cm +NAP. De zones waar op basis van de hoogtes egale vlakken met een lage waarde (het maaiveld) aanwezig is ligt rond 15 á 20 cm -NAP. Binnen de kas is de waarde van 17 cm –NAP aangehouden als maaiveldhoogte. Het land buiten de kas lag op ca. 30 á 40 cm +NAP. Dit geeft aan dat bij de aanleg van de kas al ca. 10 á 25 cm is afgegraven.

De boorpunten zijn met GPS ingemeten en op een boorpuntenkaart geplot (kaart 7). De boorstaten zijn beschreven conform de ASB.33 Het onderzoek is uitgevoerd conform de in de beroepsgroep geldende richtlijnen vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 4.0).34

33 Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (Bosch 2008).

34 CCvD Archeologie 2016: http://sikb.nl/archeologie/richtlijnen/brl-4000.

(21)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 19 4.4 Resultaten veldonderzoek

In de boringen zijn omgeploegde humeuze lagen waargenomen op duinzand. De omgeploegde humeuze lagen waren 40 tot 105 cm dik en aan de onderzijde scherp begrensd. Bij 7 van de 20 boringen was er op de overgang van de humeuze bovengrond naar de ondergrond een menglaag zichtbaar met duidelijke opgeploegd zand uit de diepere ondergrond. De gemiddelde dikte van de humeuze lagen met en zonder menglaag is niet verschillend.

Onder de humeuze lagen was goed afgerond matig fijn zand aanwezig. Dit is geïnterpreteerd als oud duinzand. In de meeste boringen was de bovenkant van het aanwezige duinzand lichtgrijs tot wit van kleur, de onderzijde was donkergrijs van kleur als gevolg van reductie. De grens tussen de lichtgrijze en de donkergrijze ondergrond lag tussen 70 en 130 cm –mv. In de boringen waar de lichtgrijs gekleurde ondergrond ontbrak was de humeuze laag dikker.

Het lichtgekleurde zand was veelal kalkhoudend (bijlage 2, kolom Ca: 2) soms kalkrijk (bijlage 2, kolom Ca: 3). In een enkele boring (3553-004) was de bovenkant kalkloos (bijlage 2, kolom Ca: 1)

Het dieper dan ca. 100 cm gelegen donkergrijze duinzand was veelal kalkrijk, soms kalkhoudend tot 130 cm -mv en daaronder kalkrijk.

Gleyvlekken zijn slechts in twee boringen waargenomen (3553-001 en 3553-019). In beide gevallen was er sprake van een relatief dunne bovengrond van respectievelijk 40 en 50 cm.

De kalkhoudende tot kalkrijke ondergrond geeft conform de ontginningsgeschiedenis van het gebied al een aanwijzing dat het plangebied inderdaad is afgegraven. De bovengrond is daarna tot 40 à 105 cm gediepploegd. Bij zowel de eerste afgraving als de latere diepploeging kan de oorspronkelijke bovengrond verloren zijn gegaan. Oude loopoppervlakten in de vorm van (begraven) bodem met podzolisatie zijn dan ook niet waargenomen.

Een inschatting van de diepte van de omwerking is bij het ontbreken van een intact bodemprofiel elders in het plangebied lastig. Er is enige variatie in de dikte van de omgeploegde humeuze lagen en waar de omgeploegde humeuze lagen dikker zijn is de geoxideerde lichtgrijze ondergrond dunner. Gleyvlekken zijn enkel waargenomen bij de boringen met de dunste bovengrond. Dit is het gebied met de minst verstoorde bovengrond. Als in deze zones gleyvlekken voorkomen geeft dat aan dat het plangebied inderdaad op de flank van een oude duin/strandwal is gelegen.

Het kalkgehalte en de aanwezigheid van gleyvlekken enkel bij een dun humeus dek laten zien dat het oude duinzand is vergraven/omgezand. De archeologische resten die aan de bovenzijde van de oude duinen aanwezig kunnen zijn geweest zijn verloren gegaan. De afwezigheid van bodemhorizonten, zoals een podzol laten zien dat de kans klein is dat resten van een oudere bewoningsfase van de strandwal tot een diepte van 1,5 m -mv aanwezig is. Bij het booronderzoek zijn geen primaire of secundaire

archeologische indicatoren aangetroffen.

4.5 Conclusies veldonderzoek

Wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied?

Het plangebied is vermoedelijk gelegen op een afgegraven flank van een oude duin/strandwal. Onder humeuze lagen van 40 tot 105 cm dikte is matig fijn kalkhoudend tot kalkrijk zand aanwezig. Er zijn geen bodemhorizonten waargenomen, de humeuze lagen rusten direct op het moedermateriaal.

(22)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 20 In hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen?

Het kalkgehalte en de aanwezigheid van gleyvlekken enkel bij een dun humeus dek laten zien dat het oude duinzand is vergraven/omgezand. De archeologische resten die aan de bovenzijde van de oude duinen aanwezig kunnen zijn geweest zijn verloren gegaan. De afwezigheid van bodemhorizonten, zoals een podzol laten zien dat de kans klein is dat resten van een oudere bewoningsfase van de strandwal tot een diepte van 1,5 m –mv aanwezig is.

Bevinden zich in de ondergrond van het plangebied archeologische indicatoren en zo ja, waaruit bestaan deze?

Er zijn geen primaire of secundaire archeologische indicatoren aangetroffen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het onderzoek verkennend van aard was en niet tot doel had archeologische vindplaatsen op te sporen. De boormethode en waarnemingsmethode waren verkennend, de boordichtheid van 20 boringen per hectare is tweemaal zo hoog als het meest intensieve boorgrid voor huisplaatsen vanaf de Bronstijd in het zandgebied.35 Een vergelijkbaar boorgrid wordt ook ingezet om vuursteenvindplaatsen met een grote omvang en matig-hoge vondstdichtheid op te sporen.36 De afwezigheid van archeologische indicatoren heeft daarom meer betekenis dan in een standaard verkennend booronderzoek.

Geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg?

Binnen het plangebied zijn in de boringen enkel sedimenten waargenomen die aanleiding geven voor een lage verwachting; onder de humeuze lagen komen tot 1,5 m -mv geen sedimenten of bodemvormende lagen voor die aanleiding geven tot een middelhoge of hogere verwachting. In relatie tot de

voorgenomen ontwikkelingen worden vervolgstappen in het kader van de Archeologische

Monumentenzorg (AMZ) door Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie daarom niet noodzakelijk geacht.

35 Tol et al. 2012, methode C1.

36 Tol et al. 2012, methode A6.

(23)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 21 5 Advies vervolgonderzoek (LS05)

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek gold voor het plangebied een hoge tot middelhoge archeologische verwachting op sporen vanaf het Neolithicum. Daarbij stond aangemerkt dat deze resten door afzanding verdwenen konden zijn en in de diepere ondergrond enkel resten uit de oudere fases van het Neolithicum verwacht konden worden. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek waren er geen aanwijzingen voor historische bebouwing in het plangebied (19e/20e eeuw).

Binnen het plangebied zijn in de boringen enkel sedimenten waargenomen die aanleiding geven voor een lage verwachting; onder de geploegde humeuze lagen komen tot 1,5 m -mv geen sedimenten of

bodemvormende lagen voor die aanleiding geven tot een middelhoge of hogere verwachting. Bij het booronderzoek zijn geen primaire of secundaire archeologische indicatoren aangetroffen. In relatie tot de voorgenomen ontwikkelingen worden vervolgstappen in het kader van de Archeologische

Monumentenzorg (AMZ) door Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie daarom niet noodzakelijk geacht.

Het bevoegd gezag, de gemeente Noordwijkerhout dient eerst naar aanleiding van het advies in dit rapport een besluit te nemen (wel of geen vervolgonderzoek). Wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht

(Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Noordwijkerhout, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

(24)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 22

(25)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 23 Literatuur

BAKKER,H. DE/J.SCHELLING,1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus, Wageningen (Staring Centrum).

BERENDSEN,H.J.A.,1997: Landschappelijk Nederland, Assen.

BLOM,J.M.,2012:Zeestraat te Noordwijkerhout. Een Bureauonderzoek, Amersfoort (ADC-rapport 2819).

BOSCH,J.H.A.,2008: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, versie 1.1, Utrecht (Deltares- rapport 2008-U-R0881/A).

BURNIER,C.Y./B.A.CORVER/R.M. VAN DER ZEE,2005: Locatie schulpweg 119, gemeente Noordwijkerhout. Een inventariserend veldonderzoek, Amsterdam (STAR 50).

CENTRAAL COLLEGE VAN DESKUNDIGEN ARCHEOLOGIE,2016: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 4.0), Gouda: http://sikb.nl/archeologie/richtlijnen/brl-4000.

DASSELAAR,M. VAN/A.TIMMERS,2010: Archeologisch onderzoek aan 38 uit te baggeren watergangen in de Bollenstreek Noord (gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijkerhout en Noordwijk). Bureauonderzoek, Capelle aan den IJssel (Archeomedia/Arnicon rapport A10-040-F).

DUINEN,A. VAN,1995: Archeologie in de Amsterdamse Waterleidingduinen, Amsterdam (Gemeentewaterleidingen Amsterdam, afdeling Natuur- en Terreinbeheer).

LOUWE KOOIJMANS,L.P./P.W. VAN DEN BROEKE/H.FOKKENS/A. VAN GIJN,2005: Nederland in de prehistorie, Amsterdam.

MARKUS,W.C/C. VAN WALLENBURG,1982.Bodemkaart van Nederland 1 : 50 000 Toelichting bij de kaartbladen 30 West 's-Gravenhage en 30 Oost. Wageningen, Stichting voor Bodemkartering

MEER,K. VAN DER,1952:De Bloembollenstreek. De bodemkartering van Nederland XI. Versl. Landbouwk.

Onderz. 58.2. Diss. Wageningen.

MEIJER,A.H.,1992: Noordwijkse historie vanuit de straatnaam: straatnamenboek van Noordwijk, Hilversum.

MOERMAN,S.,2007: Inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, Gooweg 21, Noordwijkerhout, gemeente Noordwijkerhout, Katwijk (Becker & Van de Graaf 03770107).

NEDERLANDS NORMALISATIE INSTITUUT,1989: Geotechniek: Classificatie van onverharde grondmonsters, Delft (NEN 5104).

RENSINK,E./H.J.T.WEERTS/M.KOSIAN/H.FEIKEN/B.I.SMIT 2015: Archeologische Landschappenkaart van Nederland, Amersfoort (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed): http://dx.doi.org/10.17026/dans-xf6-ywnd MARKUS,W.C./C. VAN WALLENBURG,1982:Bodemkaart van Nederland 1 : 50 000. Toelichting bij de

kaartbladen 30 West 's-Gravenhage en 30 Oost, Wageningen (Stichting voor Bodemkartering).

TEEKENS,P.C./M.ARKEMA,2012: Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek d.m.v. verkennende boringen op verschillende locaties voor wijzigingsplan Ruimte voor Ruimte in de gemeente

Noordwijkerhout, Heerenveen (Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/91).

TIMMERS,A.,2012: Archeologisch onderzoek aan de N443 te Noordwijkerhout (gemeente Noordwijkerhout). Bureauonderzoek, (Archeomedia/Arnicon rapport A12-081-F).

TOL,A/P.VERHAGEN/M.VERBRUGGEN,2012: Leidraad Inventariserend Veldonderzoek, deel karterend booronderzoek , versie 2(uitgave SIKB).

VALK,L. VAN DER,1996: Coastal barrier deposits in the central Dutch coastal plain. Mededelingen Rijks Geologische Dienst 57: 133-200.

VOS,P./S. DE VRIES,2013: 2e generatie paleogeografische kaarten van Nederland (versie 2.0), Utrecht (Deltares). Op 19-06-2016 gedownload van www.archeologieinnederland.nl.

WINK,K/J.SPRANGERS,2015: Toelichting op de archeologische verwachtings(waarden)kaart en beleidskaart gemeenten Katwijk, Noordwijk, Noordwijkerhout, Lisse, Teylingen en Hillegom. RAAP-rapport 2852, Weesp

(26)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 24 Digitale bronnen

- ACTUEEL HOOGTEBESTAND NEDERLAND: https://ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer/

- ARCHEOLOGISCH INFORMATIESYSTEEM (ARCHIS): https://archis.cultureelerfgoed.nl/#/login - BODEMLOKET: http://bodemloket.nl/

- CULTGIS: https://landschapinnederland.nl/bronnen-en-kaarten/cultgis - DINOLOKET: https://www.dinoloket.nl/

- GEMEENTE NOORDWIJKERHOUT, GEMEENTELIJKE MONUMENTEN:

http://www.noordwijkerhout.nl/inwoners/sport-cultuur-recreatie/monumenten-en- archeologie/gemeentelijke-monumenten/

- KADASTER,BASISREGISTRATIES ADRESSEN EN GEBOUWEN (BAG): https://bagviewer.kadaster.nl/

- KADASTER,TIJDREIS OVER 200 JAAR TOPOGRAFIE: http://topotijdreis.nl/

- PROVINCIE ZUID-HOLLAND,CULTUURHISTORISCHE ATLAS: http://pzh.b3p.nl/viewer/app/Cultuur_historische_atlas - REGIOCANONS: http://www.regiocanons.nl/

- RIJKSDIENST VOOR HET CULTUREEL ERFGOED,BEELDBANK: http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl/

- RIJKSMONUMENTENREGISTER: https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/

- RUIMTELIJKE PLANNEN: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/index

(27)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 25 Kaarten en bijlagen

Kaart 1: Ligging plangebied

Kaart 2: Natuurlijk landschap; Landschapszones Kaart 3: Natuurlijk landschap; Bodem

Kaart 4: Archeologie Kaart 5: Archeologie

Kaart 6: Historische topografie Kaart 7: Resultaten booronderzoek

Bijlage 1: Overzicht van archeologische en geologische perioden Bijlage 2: Boorstaten

(28)

VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapport V1503, definitieve versie 2.0, d.d. 20 juni 2017 26

(29)

91400 91600 91800 92000 92200 92400 92600 92800 93000 93200

474000474200474400474600474800475000475200475400

Project:

Rapport:

Datum:

Bron:

Tekenaar:

V17-3553: BO-IVO Westeinde 32, Noordwijkerhout

V1503 Mei 2017

Top10NL, CC-BY Kadaster nov 2016

RS

0 200 m

Bebouwing Overige topografie Water

Snelweg Hoofdweg Regionale weg Lokale weg

Schaal: 1:10.000 / A4

Noordwijkerhout

N206

(30)

132/2M40

132/1M49

133/3K28

132/1M49

100/B 132/2M40

132/1M49

133/3K28 134/13C1

132/D1 132/B

100/B

133/4K28

132/D1 132/1M49

133/3K39 132/1M49

133/3K39

132/1M49

132/1M49 132/2M40

91400 91600 91800 92000 92200 92400 92600 92800 93000 93200

474000474200474400474600474800475000475200475400

Project:

Rapport:

Datum:

Bron:

Tekenaar:

V17-3553: BO-IVO Westeinde 32, Noordwijkerhout

V1503 Mei 2017

Top10NL, CC-BY Kadaster nov 2016 Landschappen: Rensink et al. 2015 RS

0 200 m

Bebouwing Overige topografie Water

Snelweg Hoofdweg Regionale weg Lokale weg

Schaal: 1:10.000 / A4 Duinen en strandwallen

100 bebouwd of water 132 strandvlakten

133 strandwallen en lage duinen 134 hoge duinen

(31)

91400 91600 91800 92000 92200 92400 92600 92800 93000 93200

474000474200474400474600474800475000475200475400

Project:

Rapport:

Datum:

Bron:

Tekenaar:

V17-3553: BO-IVO Westeinde 32, Noordwijkerhout

V1503 Mei 2017

Top10NL, CC-BY Kadaster nov 2016 van der Meer 1952

RS

0 200 m

Schaal: 1:10.000 / A4 Bodemtypen:

Ww1 - droge strandwalgrond Wz2 - kalkhoudende zanderijgrond Wz4 - kalkloze zanderijgrond Wz5 - kalkloze zanderijgrond met doorgespitte gley

Wv2 - strandvlakte-zandgrond op veen Wv3 - strandvlakte-zandgrond op klei op veen

B6 - omgespoten grond

B8 - uitgeveende en ingevaren grond

(32)

2291882100 2059760100

2161033100 2064141100

2373416100

2367682100 2373465100

2125912100

7461

3059243100 2960731100

2842130100

2059760100

91600 91800 92000 92200 92400 92600 92800 93000

474200474400474600474800475000475200

Project:

Rapport:

Datum:

Bron:

Tekenaar:

V17-3553: BO-IVO Westeinde 32, Noordwijkerhout

V1503 Mei 2017

Top10NL, CC-BY Kadaster nov 2016 Onderzoeken, Vondstlocaties RCE maart 2017

Monumenten, RCE juli 2014 RS/EK

0 200 m

Bebouwing Overige topografie Water

Snelweg Hoofdweg Regionale weg Lokale weg

Schaal: 1:7.500 / A4 Vondstlocaties (waarnemingen)

Losse vondstlocatie

Vondstlocatie gekoppeld aan onderzoek Onderzoeken (m.u.v. 2043510100;

2285515100; 4008693100)

Archeologisch: booronderzoek Archeologisch: bureauonderzoek AMK-terreinen

Terrein van hoge archeologische waarde

(33)

91600 91800 92000 92200 92400 92600 92800 93000

474200474400474600474800475000475200

Project:

Rapport:

Datum:

Bron:

Tekenaar:

V17-3553: BO-IVO Westeinde 32, Noordwijkerhout

V1503 Mei 2017

Top10NL, CC-BY Kadaster nov 2016 Wink/Sprangers 2015

RS/EK

0 200 m

Overige topografie

Schaal: 1:7.500 / A4

categorie 1: AMK terreinen categorie 5: Hoge verwachting (incl.

Atlantikwal)

categorie 6: Middelhoge verwachting categorie 7: Middelhoge verwachting, afgegraven strandwal met kalkrijke top categorie 8: Lage verwachting

categorie 11: onderzochte gebieden:

categorie a

categorie 12: Volledig vrijgegeven gebieden

water overig

(34)
(35)

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!3553017 3553016

3553003 3553001

3553019 3553018

3553009 3553006

3553007 3553004

3553005 3553002

3553020

3553015 3553012

3553013 3553010

3553011 3553008

3553014

92200 92400

474600474800

Project:

Rapport:

Datum:

Bron:

Tekenaar:

V17-3553: BO-IVO Westeinde 32, Noordwijkerhout

V1503 Mei 2017

Bestaande situatie opdrachtgever

EK

0 30 m

Schaal: 1:1.500 / A4

! Boringen

(36)
(37)
(38)
(39)

Late-Middeleeuwen Vroege-Middeleeuwen

Romeinse tijd IJzertijd

Bronstijd

Neolithicum

Mesolithicum 2.600

Subatlanticum

Subboreaal

Atlanticum

Boreaal

Preboreaal Laat

Holoceen

Midden Holoceen

Vroeg Holoceen

Jonge Dryas

Allerød

Bølling

Laat Pleniglaciaal

Midden Pleniglaciaal

Vroeg Pleniglaciaal

Vroeg Glaciaal

Eemien Pleniglaciaal

Laat Glaciaal

HOLOCEEN

PLEISTOCEEN Weichselien

Paleolithicum

Saalien

8.800 v. Chr.

5.300 v. Chr.

4.900 v. Chr.

2.000 v. Chr.

800 v. Chr.

12 v. Chr.

450 na Chr.

1.050 na Chr.

1.500 na Chr.

5.700

8.700

10.250

11.650

12.850

13.900 14.030 14.640

30.000

60.000

75.000

117.000

130.000 15.000

C14 ouderdommen en gekalibreerde ouderdommen van het Holoceen volgens Van Geel et al. (1980/1981). C14 ouderdom van het Laat Glaciaal volgens Hoek (2001/2008) en gekalibreerde ouderdommen van het Laat Glaciaal volgens Rasmussen et al. (2006). Overige pleistocene chronostratigrafie volgens Westerhoff et al. (2003). Archeologische perioden van de prehistorie volgens Louwe Kooijmans et al. (2005) en overige archeologische perioden volgens Archis.

2.500

5.000

7.900

9.150

10.150

10.950

11.700 12.100 12.500

Oude Dryas

(40)

Laat-Paleolithicum 35.000-8800 voor Chr.

Vroeg-Mesolithicum Midden-Mesolithicum Laat-Mesolithicum

88.00-7100 voor Chr.

7100-6450 voor Chr.

6450-4900 voor Chr.

Vroeg-Neolithicum Midden-Neolithicum Laat-Neolithicum

5300-4200 voor Chr.

4200-2850 voor Chr.

2850-2000 voor Chr.

Vroege-Bronstijd Midden-Bronstijd Late-Bronstijd

2000-1800 voor Chr.

1800-1100 voor Chr.

1100-800 voor Chr.

Vroege-IJzertijd Midden-IJzertijd Late-IJzertijd

800-500 voor Chr.

500-250 voor Chr.

250-12 voor Chr.

Vroeg-Romeinse tijd Midden-Romeinse tijd Laat-Romeinse tijd

12 voor-70 na Chr.

70-270 na Chr.

270-450 na Chr.

Vroege-Middeleeuwen Late-Middeleeuwen

450-1050 na Chr.

1050-1500 na Chr.

Nieuwe Tijd A Nieuwe Tijd B Nieuwe Tijd C

1500-1650 na Chr.

1650-1850 na Chr.

1850-1950 na Chr.

(41)
(42)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Archeologische Beleidsadvieskaart van de gemeente IJsselstein (afbeelding 2.4) kent aan het gebied een middelhoge verwachting toe voor resten uit het neolithicum-Romeinse tijd

Het gegeven, dat deze crevasse-afzetting echter op een diepte van 170 cm beneden maaiveld wordt gevonden, en dat zich daarop dus nog een vrij dik pakket zandige klei bevindt,

diepte lithologie kleur grens 35 Zs1 donker bruingrijs scherp.. 60 Zs1 bruingrijs scherp Archeologische

 Een hoge verwachting voor de delen die op de bodemkaart zijn gekarteerd als hoge bruine enkeerdgronden in grof zand met een grondwatertrap VII (waarbinnen het plangebied ligt)..

Gezien de gunstige landschappelijke ligging op de overgang van een relatief hooggelegen dalvlakteterras bedekt met dekzand naar een beekdal met water, wordt aan het plangebied

Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de

Voor het bebouwde deel van het plangebied (het AZC, deelgebied B) kunnen op basis van deze resultaten geen uitspraken gedaan worden over de gaafheid van de bodem en de aan-

Hamaland Advies heeft in opdracht van Terra Agribusiness een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende en karterende fase) uitgevoerd voor