• No results found

FLAT EARTH SYRIA

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "FLAT EARTH SYRIA"

Copied!
86
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

Student:!

!

!

Chrisje Sterk !

Student nr:! !

!

2232200!

Opleiding:!

!

!

Master Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen!

Begeleider:! !

!

prof. dr. H.B.M. Wijfjes!

Tweede lezer:!

!

prof. dr. M.J. Broersma!

Datum:!

!

!

26 juni 2015!

FLAT EARTH SYRIA

!

BRONGEBRUIK IN DE NEDERLANDSE TELEVISIEJOURNALISTIEK TIJDENS DE SYRISCHE OPSTAND

(2)

!

Inhoudsopgave!

INHOUDSOPGAVE

2

DANKWOORD

4

INLEIDING

5

De ongeduldige nieuwsconsument 5

Hoe bronnen slachtoffer worden van snelheid 6

Tweedehands informatie in tijden van oorlog 7

De onderzoeksopzet 9

DEEL A | LITERATUURSTUDIE

13

1 Brongebruik in de journalistiek 13

1.1 Feiten checken: de waarheid onthullen met behulp van bronnen 13

1.2 Controleerbaarheid: bronvermelding 15

2 Burgerjournalistiek in digitale tijden 18

2.1 Digitale journalistiek: de ‘netwerkmaatschappij’ 19

2.2 Burgerjournalistiek online 23

2.3 De rol van burgerjournalistiek in de democratie 25

2.4 Burgerjournalistiek of burgermedia? 26 3 Oorlogsjournalistiek 29 3.1 Veranderingen in de oorlogsjournalistiek 29 3.2 Embedded Journalism 37 3.3 Objectiviteit in de oorlogsjournalistiek 38 3.4 Bronnen in oorlogstijd 40

4 Hoe de Nederlandse televisie-journalistiek de oorlog verslaat 45

4.1 Het ontstaan van Het Journaal 45

4.2 De NOS 46

4.3 RTL Nieuws 48

DEEL B | ONDERZOEK

51

5 Case study: De Syrische opstand 51

5.1 De Arabische Lente 51

5.2 De Syrische opstand 52

5.3 De periodisering van het onderzoek 55

6 Methode 57

(3)

!

6.2 Variabelen 58

6.3 Procedure en controleerbaarheid 60

7 Resultaten 61

7.1 Beschrijvende statistische uitkomsten 61

7.2 Samenhang tussen variabelen 64

8 CONCLUSIE

70

9 DISCUSSIE & AANBEVELINGEN

75

(4)

Inleiding

De ongeduldige nieuwsconsument

!

‘In an age when journalism may come from many sources, we must learn to navigate with a more discerning eye to know which content is credible and which is suspect.’ 1

!

De journalistieke principes van verificatie en betrouwbaarheid zijn nog nooit zo belangrijk geweest. We leven immers in tijden waarin valse geruchten zich als een razende verspreiden op sociale media zoals Twitter. Volgens Kovach & Rosenstiel heeft dat enorme invloed gehad op de conventionele journalistieke principes. Kan een verslaggever datgene wat al publiekelijk rondzingt nog wel negeren, evenals een feit dat ergens anders al wél in het verslag is meegenomen? Hij of zij zal het (eventueel valse) gerucht wel moeten benoemen, de reacties erop moeten volgen en aan de nieuwsconsument laten zien waarom het onbetrouwbaar is. Of datgene wat juist nog nodig is om de waarheid ervan te bewijzen. Dat zien we ook op de Nederlandse 2

televisie. Tijdens NOS achtuurjournaal van 23 maart 2011 wordt gesproken van nog onbevestigde berichten uit Syrië, ofwel geruchten. De bronnen zijn onbekend, maar wanneer die kanttekening is geplaatst, zou de kijker gerustgesteld moeten zijn.

Snelheid wint doorgaans van bronverificatie. Iets wat Kovach & Rosenstiel in 1990 al beschreven in hun boek Warp Speed. De markt voor informatie is compleet veranderd. Publiceren is nog nooit zo makkelijk en goedkoop geweest. In een samenleving die een continue nieuwsvoorziening verwacht proberen nieuwsprogramma’s de laatste informatie zo snel mogelijk naar buiten te brengen en is er minder tijd om te checken. Door de komst van satelliettelevisie en de transnationale 3

oorlogsverslaggeving van CNN tijdens de golfoorlog is de internationale competitie tussen media aangewakkerd, maar ook de kwaliteit van de razendsnelle journalistiek verminderd. Het verifiëren van een bron is het eerste slachtoffer in de need for speed, zegt Cushion. En dat de kwaliteit van de journalistiek achteruitgaat bemerkt ook Nick 4

Davies in Flat Earth News. Met de komst van de 24/7 nieuwsuitzendingen van de BBC,

Kovach & Rosentiel (2014), preface

1

Kovach & Rosenstiel (2014), preface

2

Kovach & Rosentiel (2014), p. 64

3

Cushion (2012), p.80

(5)

werd gelijktijdig bezuinigd. Lopendebandjournalistiek overspoelt de redacties. Alles moet snel online staan of worden uitgezonden. Later rectificeren is beter dan te laat 5

iets melden. Want de moderne nieuwsconsument is ongeduldig.

Om een voorbeeld te noemen: Op Twitter wordt gefrustreerd gereageerd op het moment dat het NOS achtuurjournaal van 29 januari 2015 door omstandigheden niet wordt uitgezonden. Een man met een, wat later blijkt nep-, wapen is de redactie op gelopen en staat in de studio. Het hele gebouw wordt ontruimd, inclusief de regieruimtes van de Nederlandse Publieke Omroep en alle omliggende radiostudio’s. Een uur later is er een verbinding via Den Haag gelegd waar een geïmproviseerde live-uitzending begint. Dat duurde veel te lang volgens veel Twitteraars. Nieuws wordt altijd al zo snel mogelijk gebracht, maar door de technologische ontwikkelingen is dat sterk onder druk komen te staan. In 1956, het eerste jaar dat het Journaal werd uitgezonden, kwam het buitenlandse nieuws in filmblikken nog per vliegtuig op Schiphol aan. 6

Tegenwoordig is dat ondenkbaar: tijdens de Arabische lente is per live-stream te volgen wat er op het Tahrir plein in Egypte gebeurt.

!

Hoe bronnen slachtoffer worden van snelheid

!

Toen het NOS Journaal in 1989 een commerciële concurrent kreeg, is die snelheid, in het televisienieuws, flink aangewakkerd. Met daar naast de razendsnelle technologische ontwikkelingen, en met name de komst van sociale media is de concurrentiestrijd om het snelste medium te zijn nog veel groter geworden. Redacties voelen stress om te presteren met snelheid en te concurreren met andere omroepen of digitale nieuwsdiensten.

Een live televisie-uitzending volmaken vergt nieuwsgaring. Laat dat een voordeel zijn van de tegenwoordige tijd: garing is nog nooit zo makkelijk geweest. Uit een enquete onder journalisten uit 2002 blijkt dat driekwart van de ondervraagde journalisten door internet gebruik is gaan maken van nieuwe en andere bronnen. Ook 7

geeft meer dan de helft van de journalisten aan in de vragenlijst dat ze door de komst van het internet vaker contact met hun publiek hebben. En dat is een onderzoek van vóór de hoogtijdagen van de sociale media zoals wij die nu kennen. Ter illustratie: het 8

(6)

sociale netwerk Facebook werd pas twee jaar later opgericht. In datzelfde jaar had het netwerk wereldwijd al 1 miljoen actieve gebruikers, volgens de laatste cijfers (december 2014) zijn dat er inmiddels 1,39 miljard, waarvan 9,2 miljoen Nederlanders. 9

Één hashtag en de journalist weet alles van over de hele wereld, maar geruchten en feiten zijn twee totaal verschillende dingen met extreem uit elkaar liggende journalistieke waarden. Die feiten worden onderbouwd en gesteund door bronnen. Maar, tijden veranderen en de journalistieke waarden zullen mee moeten gaan met het tempo van de digitale ontwikkelingen aangezien die het vakgebied beïnvloeden. Zoals Bruno het zegt: Tweet first, verify later. Hij onderzocht het gebruik van sociale media 10

als bron net na de aardbeving in Haïti.

Tegenwoordig hebben veel televisiekijkers een tweede scherm op schoot. Het journaal aan, de laptop, smarthphone of tablet ernaast. Volgens Deller heeft dat vooral te maken met het groepsgevoel, op het moment dat je als kijker in het moment onderdeel bent van een stroom aan informatie en interactie hebt met andere kijkers én de media. Als kijker van de nieuwe generatie weet je geruchten gelijktijdig met, soms 11

misschien zelfs eerder dan, een journalistieke redactie. Dat kan leiden tot een soort verontwaardiging: waarom weet ik meer dan het autoritaire tv-journaal? Weten ze niet dat de identiteit van de dader al op Facebook staat? Weten ze niet dat de Oekraïense televisie een live-stream heeft met ooggetuigen? Of dat IS een onthoofdingsfilmpje heeft geplaatst? Is dat de reden dat traditionele media soms ook vervallen in het melden van onbevestigde geruchten. Beter iets dan niets? Hier wordt dieper op ingegaan in hoofdstuk 1.

Tweedehands informatie in tijden van oorlog

!

Een journalistiek genre waar geruchten ongemakkelijk dicht bij feiten lijken te komen is de oorlogsjournalistiek. Oorlog is altijd een uiterst complex verhaal met twee of meer uiteenlopende partijen. Objectieve of neutrale oorlogsjournalistiek is daardoor in de praktijk zeer moeilijk. Het is voor de journalist soms onmogelijk om dichtbij het vuur te komen en met eigen ogen te zien wat er speelt in een conflict. De komst van het internet maakt dat bronnen op afstand direct te raadplegen zijn. Tegelijkertijd werkt de afstand onzekerheid in de hand. De broze waarheid in oorlogen wordt omringd door partijdige informatie, geframed en gestuurd, waarover meer in hoofdstuk 3.

https://newsroom.fb.com/company-info/, geraadpleegd op 2 februari 2015

9

Bruno (2011), p. 10

10

Deller (2011), p. 236

(7)

In deze scriptie naar brongebruik in de televisiejournalistiek wordt in de case study gekeken naar het begin van de Syrische burgeroorlog, in maart 2011. Een periode waarin geen journalisten het land in mochten en zo goed als alle informatie uit de tweede hand leek te komen. Wat voor televisie bij uitstek problematisch is, 12

aangezien de items in journaals in vele opzichten afhankelijk zijn van beeld ter illustratie van het verhaal. Maar wat betreft brongebruik is dat erg moeilijk. Journalisten zijn ter plaatse afhankelijk van bijvoorbeeld staatstelevisie die bol staat van propaganda zegt Joris Luyendijk, een journalist die jarenlang werkte in het Midden-Oosten. Arabische journalistiek wordt gecensureerd en gecontroleerd door het regime. Zogenoemde onafhankelijke kranten blijken in handen te zijn van Arabische leiders of Oliesjeiks. De informatie die wel wordt gepubliceerd wordt volgens Luyendijk zorgvuldig geënsceneerd: 13

!

“Dan zou je zeggen: zoek bronnen waar je wél wat aan hebt. Dat probeerde ik, maar telkens als ik buiten de persbureaus, grote Angelsaksische media, en de talking heads om probeerde een verhaal te maken mislukte dat.” 14

!

Op 15 maart 2011 begonnen in Syrië protesten. In navolging van de opstandelingen in Egypte, Tunesië en Libië. Burgers gingen in de hoofdstad Damascus straten op om hun onvrede met het Ba’hathregime van president Bashar al-Assad te uiten. Al-Assad 15

nam in 2000 na de dood van zijn vader het bestuur over. In grote lijnen voerde hij hetzelfde beleid, met veel beperkingen voor de Syriërs. Volgens de Human Rights Watch (HRW) werden er in 2011 met grote regelmaat mensenrechten geschonden.16 Syrië was altijd al een land met een zeer beperkte persvrijheid, maar maakte het vanaf het begin van de opstand ook steeds moeilijker voor buitenlandse journalisten om het land in te komen. Diverse journalisten staken de grens toch illegaal over, met gevaar voor eigen leven. De veiligheidsdiensten van de overheid probeerden de 17

onafhankelijke nieuwsstroom zoveel mogelijk tegen te houden, zodat alleen de informatie van de Syrische staatstelevisie naar buiten kwam. Op het internet gonsde het echter van verhalen van ‘de andere kant’; hulpkreten en activistische blogs. Op sociale

Reporters without borders: Reporters without borders protests against crackdown on

12

media in Syria, 3 mei 2011 Luyendijk (2006), p. 56

13

Luyendijk (2006), p. 58

14

Reuters: Rare political protest held in Syria - witnesses, 15 maart 2011

15

Human Rights Watch: World Report 2011: Syria, januari 2011

16

USA Today: Richard Engel, NBC crew freed after firefight in Syria, 18 december 2012

(8)

media werden filmpjes gezet waarin militaire interventies van het Syrische regime tegen burgers te zien zijn, althans, dat zegt het bijschrift. Persbureaus, beperkt in hun 18

informatievoorziening door het gebrek aan journalistiek onafhankelijke bronnen uit het land, probeerden deze burgerjournalistieke content te verifiëren. De filmpjes lieten korrelige beelden van protesterende menigten zien, verspreid via activistische Facebook-pagina’s uit Syrië. Ze waren opgenomen met mobiele telefoons. Persbureaus namen dit materiaal over in hun verslaggeving. Als gevolg daarvan gebruikten ook internationale nieuwszenders deze beelden, zo ook in Nederland. Er was nu eenmaal geen andere bron aanwezig.

!

De onderzoeksopzet

!

De moderne buitenlandjournalistiek maakt tegenwoordig vaak gebruik van bijdragen van burgers. In een onderzoek naar het gebruik van sociale media als bron in verslaggeving over de Arabische Lente door de Belgische nieuwszenders VRT en VTM blijkt dat beide omroepen in de televisiejournaals voornamelijk gebruik maken van burgerjournalistieke bronnen. Redacteuren en verslaggevers zochten vooral op Twitter naar materiaal. Bij drie van de vier geïnterviewde journalisten bleek dat het meest dankbare kanaal te zijn omdat het niet alleen toelaat de situatie op de voet te volgen, maar het ook mogelijk maakt om contact te leggen:

!

“Mensen op het plein die alles vertelden wat er gebeurde [...] Je hebt daar ooggetuigen ter plekke en dat is fantastisch aan Twitter. Dat wist je vroeger niet of je moest zelf iemand op het plein hebben of je moest er zelf staan.” 19

!

Voornamelijk de verslaggeving vanuit Syrië is een sprekend voorbeeld van de afhankelijkheid van de moderne oorlogsjournalistiek van sociale media. Bij de VRT was de berichtgeving uit dat land bijvoorbeeld honderd procent gebaseerd op burgercontent. De vraag is of de Nederlandse publieke en commerciële omroepen 20

mee gaan in deze relatief nieuwe journalistieke processen van bronkeuze en -gebruik. Nieuwszenders worden beperkt door limiteringen die journalisten ter plaatse worden opgelegd door de lokale regering. Daarnaast zorgen de groeiende

Reuters: Police fire on protesters in Syria, 19 april 2011

18

Dobbelaer, de (2012), p. 29

19

Dobbelaer, de (2012), p. 23

(9)

geruchtenstromen op het internet over onrust en de toenemende concurrentie, bijvoorbeeld op het gebied van commerciële en publieke televisie, ervoor dat omroepen gebonden zijn aan burgerjournalistieke bijdragen.

!

Er zijn al onderzoeken naar het gebruik van User Generated Content (UGC) door nieuwsorganisaties, maar die beperken zich voornamelijk tot slechts de kranten of websites. Daarom richt deze scriptie zich op het gebruik van burgers als bronnen in 21

de Nederlandse televisiejournalistiek. Een medium waar een continue vraag naar beeld bestaat en in toenemende mate beeld door lokale bevolking wordt aangeleverd. Vooral in moeilijk te bereiken gebieden.

Hoe kan de Nederlandse televisiejournalistiek het beste omgaan met het gebrek aan journalistieke bronnen en een aan burgerjournalistieke bronnen, geruchten en informatie? Om hier een antwoord op te vinden, wordt er in deze scriptie een analyse gemaakt van hoe de Nederlandse publieke en commerciële omroepen, NOS en RTL, gebruik hebben gemaakt van bronnen tijdens de verslaggeving over de opstand in Syrië. Dat alles leidt tot de volgende onderzoeksvraag:

!

!

En de volgende subvragen:

!

-!

In het eerste hoofdstuk van deze scriptie zal brongebruik in de televisiejournalistiek worden behandeld. Wat zijn de, al dan niet ongeschreven, regels binnen de journalistiek wat betreft bronvermelding en bronafkomst? Op welke manieren wordt dit toegepast in de televisiejournalistiek? In dit hoofdstuk moet een kader worden geschapen over de gebruikelijke omgang met bronnen binnen de Nederlandse (televisie)journalistiek. 
 Hierop volgt een hoofdstuk over burgerjournalistiek/civiele media en de

Singer & Ashman (2009)

(10)

toepassing van sociale media als bron in de nieuwsberichten. Door de snelle technologische ontwikkelingen wordt communicatie zelfs vanuit de strengst dictatoriale regimes toegankelijker gemaakt. Burgerjournalistiek kan in situaties veel betekenen voor de democratisering van een land, maar de professionele journalistiek moet waken voor de vaak activistische inhoud van het verspreide materiaal. Burgerjournalistiek als begrip op zich zal behandeld worden, aangezien het door het gebruik van het woord ‘journalistiek’ doet lijken dat het een professie is. Kortom, deze nieuwe informatiestromen die via sociale media ons land binnenkomen kunnen van dienst zijn voor de journalistiek, maar er zal wel kritisch naar gekeken moeten worden.

Vervolgens wordt het genre oorlogsjournalistiek besproken. Media spelen een belangrijke rol in de publieke opinievorming ten tijde van conflictsituaties. Allereerst komt hier het brede begrip oorlogsjournalistiek aan bod, waarbinnen vervolgens wordt ingegaan op embedded journalism. Een vorm van verslaggeving waarbij de journalist 22

‘ingebed’ in het leger op locatie zijn verhalen maakt. Hier zitten voor en nadelen aan vast. De journalist kan bijvoorbeeld dicht bij de vuurlinie komen en heeft bescherming op locatie, maar kan hierdoor niet volledig onafhankelijk te werk gaan. De veelbesproken nadelen van embedded journalism hebben dus voornamelijk betrekking op de objectiviteit van de verslaggeving. Objectiviteit en neutraliteit zijn sleutelbegrippen in het journalistieke beroep. Men tracht deze waarden zo goed als het kan toe te passen om de kwaliteit van de verslaggeving te waarborgen. In oorlogsjournalistiek wordt het volgens de praktijk vaak onmogelijk geacht om volledig neutrale verslaggeving te plegen. Embedded journalism, maakt het volgens Tumber nog 23

problematischer om verhalen van twee kanten te belichten. Daarbij spelen 24

publieksverwachtingen en nationale opinie van het publiek een rol. Laten we ook de kant van de ‘vijand’ zien? In het geval van deze casus in Syrië zal het behouden van objectiviteit en het plegen van hoor en wederhoor nog lastiger zijn in de verslaggeving aangezien het beeldmateriaal verkregen is door de beide partijen zelf: de staatstelevisie en de opstandelingen.

In het vierde hoofdstuk van het theoretisch kader zal een overzicht worden geschetst van de Arabische Lente en het begin van de Syrische opstand. Een introductie van de case study die in het daaropvolgende, empirische gedeelte van het onderzoek zal worden uitgevoerd. Hiervoor zullen allereerst beide omroepen besproken worden. De historie, structuur en de werkwijze van de buitenlandredacties binnen de

(11)

NOS en RTL Nieuws. Dit hoofdstuk zal context scheppen rondom de twee omroepen en de manier waarop hun items over tot stand komen. De vergelijking tussen deze twee omroepen wordt gemaakt omdat het allereerst de twee grote nieuwsomroepen van de Nederlandse televisie betreffen. Daarnaast is het interessant om te onderzoeken welke verschillen er tussen de twee bestaan wat betreft hun publieke en commerciële achtergrond. Speelt bijvoorbeeld ook concurrentie mee in het eerder publiceren van nieuws?

(12)

Deel A | Literatuurstudie

1

Brongebruik in de journalistiek

!

De journalist doet zijn berichtgeving alleen berusten op feiten waarvan hij de bron kent. Hij zal wezenlijke informatie niet achterwege laten en geen documenten vervalsen. 25

!

1.1 Feiten checken: de waarheid onthullen met behulp van bronnen

!

In de eerste druk van het boek The elements of journalism (2001) geven Kovach en Rosenstiel tien sleutelwaarden waar goede journalistiek aan moet voldoen. Twee van die elementen zijn volgens hen dat de journalistiek de waarheid dient en feiten verifieert. De behoefte aan de waarheid is nog nooit zo groot geweest, schrijven ze aan het begin van deze eeuw. De kans op onjuistheid van verhalen is namelijk sterk toegenomen. 26

Door technologische ontwikkelingen is informatie toegankelijker en door de toenemende tijdsdruk lijkt er soms minder ruimte voor verificatie.

Zonder tijd is waarheidsvinding niet meer te doen, schrijft ook Nick Davies in ‘Flat earth news’. ‘Als waarheidsvinding het doel is en het natrekken van feiten het middel, dan is het grootste goed van alle journalisten, wanneer dan ook en waar dan ook ter wereld: tijd. Als je een journalist zijn tijd afneemt, maak je het hem onmogelijk de waarheid te onthullen.’ Toch gebeurt het steeds vaker dat de journalist zijn tijd wordt 27

afgenomen, waardoor grotendeels niet nagetrokken tweedehands informatie snel gerecycled wordt. Oftewel lopendebandjournalistiek. Journalisten nemen volgens Davies tegenwoordig niet meer de tijd om verhalen te controleren en ze te verwerpen als ze niet waar blijken te zijn. Ze geven verhalen door zonder te controleren, waarna ze de hele wereld overgaan. Davies noemt als voorbeeld zogenoemde platte aarde 28

verhalen: ‘een onbetrouwbare uitspraak afkomstig van buitenstaanders, gewoonlijk met het oogmerk van geldelijk of politiek gewin, wordt via een persbureau in de bloedbaan van de media geïnjecteerd en cirkelt zo door het wereldwijde communicatielichaam. En,

NVJ: Code van Bordeaux, www.nvj.nl geraadpleegd op 26 januari 2015

25

Kovach & Rosenstiel (2001) p.86

26

Davies (2008), p. 81

27

Davies (2008), p. 66

(13)

het allerbelangrijkste: in alle fasen van dat proces gaat dat verhaal door de handen van journalisten van allerlei media, en niemand controleert het.’

Samen met de universiteit van Cardiff doet Davies, zelf gerenommeerd journalist van onder meer de Washington Post, schokkende onthullingen. Zo blijkt dat 60 procent van de artikelen in Britse kwaliteitskranten geheel of hoofdzakelijk uit materiaal van persbureaus of pr-tekst bestaan. Daarnaast had 20 procent duidelijk aanwijsbare elementen uit zulke bronnen en kon bij 8 procent van de artikelen de bron niet met zekerheid achterhaald worden. Er bleef 12 procent over, met artikelen waarvan de onderzoekers konden zeggen alle informatie van de verslaggever zelf afkomstig was. 29

De onderzoekers van de universiteit van Cardiff trekken de conclusie dat de kernwaarden van de dagelijkse praktijk van de journalistiek: het beoordelen van nieuws en het natrekken van feiten en bronnen geen regel maar uitzondering is.

Ondanks dat dit onderzoek specifiek Britse media betreft, komt deze lopendebandjournalistiek ook in Nederland voor, zo meent oud-hoofdredacteur van

nrc.next Rob Wijnberg in het boek De Nieuwsfabriek. Hij noemt nieuws de grootste

onopgemerkte verslaving van onze tijd. Wijnberg beschrijft de toename van bondige 30

en snelle publicaties en de afname van de verdieping en daadwerkelijke interesse van consumenten in het nieuws. De snelheid waarmee een nieuwsfeit moet worden gebracht lijkt in sommige gevallen belangrijker dan de feitelijke juistheid ervan. Als voorbeeld citeert hij uit een interview met Marcel Gelauff, hoofdredacteur van het NOS Nieuws. ‘Stel dat De Telegraaf vanmorgen opent met het bericht dat een minister zwart geld heeft. Het kan uren duren voordat je bevestiging hebt en in die tussentijd hoor je overal reacties van commentatoren en Kamerleden. Dan kunnen wij als NOS niet zwijgen. Dan moeten wij mee. […] We proberen het wel te controleren, maar als dat niet meteen lukt, is fact checking in zo’n geval niet langer heilig. We leven in andere tijden.’ 31

Wijnberg vat het als volgt samen:

!

‘Als er rumoer is, dan is er nieuws. Of het wáár is, is een tweede.’ 32

!

Verificatie is dus steeds vaker het slachtoffer van de snelheid waarmee gewerkt moet worden. Dat zei ook journalist Geneva Overholser in de Committee of Concerned

(14)

Journalists Forum. Volgens haar hebben journalisten door onder meer de komst van 33

het Internet gemakkelijk toegang tot verhalen en quotes, zonder zelf op onderzoek uit te gaan. Feiten zijn handelswaar geworden, die makkelijk verkregen, opnieuw verpakt en kunnen worden hergebruikt. Journalisten nemen volgens Overholser meer te tijd om te zoeken naar een toevoeging aan het bestaande nieuws, dan op eigen initiatief onderzoek te doen en nieuwe feiten boven water te halen. Een verhaal wordt door een nieuwsmedium naar buiten gebracht en iedereen neemt het over, deels door de nieuwe digitale verslaggeving. En ook dat benoemt Davies: het probleem dat met de komst van nieuwssites nog groter is geworden. Voor allemaal geldt dat door de mogelijkheid om vliegensvlug te publiceren de druk om nog minder tijd aan het natrekken van feiten besteden verder is toegenomen. Nieuwe informatie wordt nu razendsnel vrijwel letterlijk doorgestuurd.34

1.2 Controleerbaarheid: bronvermelding

!

Het controleren van feiten is al sinds oudsher een taak van de professionele journalist, het staat ook in de toelichting op de code voor de journalistiek. Nu niet langer alleen professionele journalisten toegang hebben tot bronnen, moeten journalisten het controleren van feiten delen met niet-journalisten. Wie zich dat aantrekt, maakt meer werk van bronvermelding. In andere woorden: als informatie niet zelf te onderzoeken 35

is, laat dan zien van welke bron het afkomstig is. In de gedragscode voor Nederlandse Journalisten die de Raad voor de Journalistiek (RvdJ) heeft opgesteld staat dat feiten, meningen en/of beelden die de journalist weergeeft, uitsluitend moeten berusten op eigen waarneming of op bronnen die hem bekend zijn en die hij betrouwbaar acht. Is 36

dat niet zo, gaat het bijvoorbeeld om geruchten, dan kan dat volgens de leidraad, opgesteld door diezelfde RvdJ voor problemen zorgen:

!

“Sectie 2.2.4 Voor het publiceren van geruchten hoeft de journalist niet de feitelijke juistheid ervan aan te tonen. Wel moet hij vermelden dat het om een gerucht gaat en

Overholser; in Kovach & Rosenstiel (2011) p.86

33

Davies (2008), p. 88

34

Toelichting op De Code voor de Journalistiek, Nederlands genootschap van

35

Hoofdredacteuren

De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek sectie 2.2.4 ww.rvdj.nl/leidraad,

36

(15)

aannemelijk kunnen maken dat de geruchten waarop hij zich baseert, ook daadwerkelijk circuleren en de publicatie een maatschappelijk belang dient.” 37

!

Toch gebeurt dat niet regelmatig zegt Davies: ‘De nieuwsfabriek geeft haar lezers, kijkers en luisteraars alleen een betrouwbaar product als die bronnen een treffend en betrouwbaar beeld van de wereld geven. En het is nog maar de vraag of ze dat doen. 38

1.2.1 Brongebruik: Trouw

!

Op 12 november 2014 moest de Nederlandse journalistiek een klap incasseren. Een journalist van dagblad Trouw, een van de kwaliteitskranten van Nederland, was op staande voet ontslagen nadat bleek dat hij zijn eigen verzinsels in de krant had gepubliceerd. Na intern onderzoek bleek dat hij de juistheid van door hem opgevoerde citaten en het bestaan van (anonieme) bronnen in artikelen niet kon bevestigen. Het 39

ging om Perdiep Ramesar. Een ervaren journalist die met zijn reportages over de zogenoemde (en later bleek dus letterlijk zogenaamde) ‘sharia driehoek’ in de Haagse Schilderswijk veel opzien baarde. Zijn artikelen lagen ten grondslag aan maatschappelijke discussies over het kleine kalifaat dat uitgeroepen zou zijn in die wijk. Een onderzoekscommissie, bestaande uit prof. mr. B.E.P. Myjer en prof. drs. J. Smit zocht uit hoe het gesteld was met het brongebruik van Ramesar en wat de rol van de redactie van de krant is geweest in zijn werkwijze. Zij toetsten dat onder meer aan een aantal journalistieke richtlijnen die eerder dit hoofdstuk voorbijkwamen: De Code van Bordeaux, de Code voor de Journalistiek van de Nederlandse Vereniging van Journalisten en de Leidraad, opgesteld door het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren.

Ramesar zelf wilde niet meewerken aan het onderzoek. Hij en zijn advocaat zagen het nut van de waarheidsvinding niet in, aangezien hij toch al was ontslagen bij de krant. Het rapport richtte zich daarom ook het klimaat dat op de nieuwsvloer van

Trouw in de loop der jaren was ontstaan. Het klimaat waarbinnen blijkbaar de druk om

te scoren zo hoog lag dat het een voedingsbodem bleek voor het verzinnen van bronnen. De richtlijnen van de krant echter, wat betreft bronnen, laten duidelijk zien dat dat niet tot de journalistieke praktijk behoort: ‘De lezer moet er niet alleen op kunnen

De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek sectie 2.2.4 ww.rvdj.nl/leidraad,

(16)

vertrouwen dat de feiten kloppen, en dat elk artikel, elke foto of grafiek de werkelijkheid zo goed mogelijk weergeeft, maar ook dat je in de de duiding van de feiten oprecht bent en ruimte laat voor verschillende zienswijzen… Aan wie of waaraan je informatie hebt ontleend, behoor je zo nauwgezet mogelijk te vermelden.’ 40

Uit de interviews die de onderzoekscommissie heeft gevoerd met medewerkers blijkt bijvoorbeeld dat de redactie ‘het ambacht van een uitoefening van degelijke journalistiek uitstraalt, maar uit de gesprekken blijkt ook dat men in trots opveert als artikelen in Trouw ‘trending topic’ op Twitter zijn. Spraakmakende artikelen kunnen het product zijn van gedegen journalistiek werk, maar ook de spreekwoordelijke vonk in het maatschappelijke debat.’ Een voorbeeld van Davies sluit hierbij aan. Een memo aan 41

de redactie News Interactive van de BBC: Onderwerp: ‘Snelheid en actualiteit’. Tekst: ‘Als er belangrijk nieuws is moet dat binnen vijf minuten online staan.’ En dat noemt Davies tegenstrijdig met de traditionele journalistiek. Dat het niet berust is op speculaties maar op geverifieerde bronnen staat tegenover het moet zo snel mogelijk online staan, we moeten de eerste zijn. Iets wat Bruno ook herkent in zijn onderzoek 42

naar het gebruik van sociale media in de momenten kort na de aardbeving op Haiti. De redactie van The Guardian, BBC en ook CNN publiceerden eerst de informatie, video’s en foto’s die ze van ooggetuigen kregen, voordat ze die konden verifiëren, oftewel

Tweet first, verify later. Daarbij werd soms een disclaimer gepubliceerd:

!

“CNN is monitoring tweets and other messages from people in Haiti and reports from those who said they have been in touch with friends and family. CNN has not been able to able to verify this material”.43

!

!

Dit alles leidt tot de vraag in hoeverre het nog haalbaar is voor Nederlandse televisiejournalistiek om aan alle traditionele voorschriften van de journalistiek te houden. Met de hedendaagse technologische ontwikkelingen en toenemende informatiestromen komt het journalistieke werkproces onder druk te staan.


Myer & Smit (2014), p.11

40

Myer & Smit (2014), p.9

41

Davies (2008), p.88

42

Bruno (2011), p. 59

(17)

2

Burgerjournalistiek in digitale tijden

!

Het dagelijks werken in de journalistiek is haast ondenkbaar zonder Internet. Als middel om nieuws te garen, om research te doen en om te publiceren. Als het grotere perspectief bekeken wordt bestaat journalistiek al honderden jaren en online journalistiek pas tientallen. Het hele journalistieke landschap is zich hierdoor aan het reorganiseren. Dat heeft ook consequenties voor de ontvangers, het publiek, de normale burger. Kovach & Rosenstiel, die hun eerste druk van hun boek over de belangrijkste elementen van de journalistiek in 2001 uitbrachten, schreven in 2014 een nieuwe druk met een groot aantal aanpassingen. Vrijwel allemaal toegespitst, zo leggen ze in het voorwoord uit, op de relatie tussen journalisten en hun publiek. En de gevolgen die de technologische ontwikkelingen hebben voor de werkwijze van journalisten, omdat ze nu meer samenwerken met burgers dan voor ze werken. 44

Sinds de hedendaagse maatschappij steeds meer wordt gedigitaliseerd, worden burgers een groter onderdeel van de journalistieke wereld, omdat ook zij naast dat ze het publiek zijn, ook het publiek voorzien van nieuws. Burgerjournalistiek en 45

burgermedia spelen door deze technologische vooruitgang ook een steeds grotere rol in democratische processen. Daar zal later in paragraaf 2.3 verder op ingegaan worden, want deze ontwikkeling heeft ook een effect op de traditionele rol van de journalistiek als democratische waakhond en haar poortwachtersfunctie. Daarom wordt stap voor 46

stap in dit hoofdstuk de ontwikkeling van online journalistiek besproken, wat de grote facilitair is van de moderne burgerjournalistiek.

In dit hoofdstuk over burgerjournalistiek zal naast de veranderingen voor internationale mediaorganisaties en hun verslaggeving over landen met gelimiteerde persvrijheid, ook het begrip burgerjournalistiek zelf ter discussie staan, in paragraaf 2.4.

!

!

Kovach & Rosensteil (2014), preface

44

Viall (2009)

45

Wahl-Jorgensen & Hanitsch (2009)

(18)

2.1 Digitale journalistiek: de ‘netwerkmaatschappij’

!

De digitale wereld is aan grondige veranderingen onderhevig. Deze veranderingen worden gedreven door technologische vooruitgang. Een voorbeeld hiervan is hoe nieuwe technologische ontwikkelingen de relaties tussen nieuws organisaties, journalisten en hun publiek hervormen. Er is met de opkomst van het internet en de 47

toenemende globalisering een volledig nieuwe manier ontstaan om informatie te verspreiden en over te brengen. Door digitalisering en globalisering is de sociale 48

ruimte tussen de zender en de ontvanger, de journalisten en de burgers, alsmaar kleiner geworden. Dat heeft als gevolg dat burgers steeds meer kansen krijgen om te participeren in het nieuwsproces. 49

Over deze toenemende interactiviteit wereldwijd door digitalisering zijn vele onderzoeken geschreven. Het concept ‘netwerkmaatschappij’ van Castells levert meest d u i d e l i j k e u i t l e g o v e r d e i n v l o e d v a n g l o b a l i s e r i n g o p d e h u i d i g e communicatieprocessen. Netwerken waren vroeger veel statischer, het waren 50

verticale hiërarchische structuren. Maar tegenwoordig zijn netwerken veel dynamischer. Dat wil zeggen dat communicatiestromen interactiever zijn geworden en in plaats van alleen verticaal, ook horizontaal lopen. Het zijn netwerken die gekenmerkt worden door een hoge mate van interconnectiviteit.

In 2001 voorzag Castells dat de maatschappij in de toekomst zou gaan verschuiven naar een netwerkmaatschappij. Een maatschappij die steeds meer individuele vrijheid en open communicatie zou eisen, welke gedeeltelijk gefaciliteerd zou worden door wat hij noemde de micro-elektrische revolutie (wat wil zeggen de: ontwikkeling van mobiele communicatie), die de telecommunicatie bevordert. En Castells predictie lijkt niet ver van de realiteit te liggen: in februari 2004 ontwikkelde een jonge Harvard-student ‘The Facebook’, wat later veranderde in ’s werelds meest uitgebreide online sociale netwerk: Facebook. Een netwerk waar anno 2012 al één miljard gebruikers lid van zijn. Een jaar nadat Facebook zijn oorsprong vond, werd de 51

sociale netwerksite Youtube opgericht. Een online platform waar video’s geüpload 52

kunnen worden. In 2006 zag Twitter het levenslicht, een netwerk met 923 miljoen

Pavlik (2000)

47

Schmitz Weiss et al. (2009)

48

Reese et al. (2007); Kovach & Rosenstiel (2014)

49

Castells (2001)

50

Forbes: 1 Billion Facebook Users On Earth: Are We There Yet?, 4 oktober 2012

51

www.crunchbase.com/organization/youtube, geraadpleegd 12 januari 2015

(19)

gebruikers (2014), waarop korte tekstberichten van 140 tekens (Tweets) online worden gepost. We leven in een wereld waarin deze sociale netwerken niet meer weg te 53

denken zijn.

Castells benadrukte echter dat het niet alleen gaat om de grootte en omvang van deze netwerken, maar dat het belangrijk is om ook te kijken naar de manier waarop deze netwerken in de maatschappij worden gebruikt. Volgens hem worden alle economische, sociale, politieke en culturele activiteiten van over de hele wereld gestructureerd door en rond het internet en andere computernetwerken. Het internet verandert de manier waarop wij communiceren en iedereen zal worden beïnvloed door deze nieuwe communicatietechnologieën in hun dagelijkse communicatieprocessen. 54

De digitale media-industrie zorgt ervoor dat de connectie tussen lokaal, regionaal, nationaal en internationaal groter is dan ooit tevoren. 55

2.1.1 Van online journalistiek naar netwerkjournalistiek

!

Wat betekent dit voor de journalistiek? De opkomst van de netwerkmaatschappij heeft directe consequenties voor de manier waarop journalisten werken: ook dit vakgebied gaat mee in de digitalisering en werkt steeds meer online. Om het begrip online journalistiek te omschrijven wordt het eerst opgedeeld. Voor de definitie van het woord journalistiek in dit begrip geeft Bardoel de volgende uitleg:

!

“De professionele selectie van nieuwsfeiten voor een publiek, met behulp van technologische distributie methoden – welke in het algemeen een zorgt voor een bepaalde discussie over online journalistiek in een uitgesproken technologie-gedreven context”56

!

Deze notie van professionaliteit als uitgangspunt voor een journalistieke productie wordt in de studie van Bardoel & Deuze ook bediscussieerd. Aangezien het in het geval van burgerjournalistiek in eerste instantie niet gaat om professionele selectie van nieuwsfeiten, zal het onderwerp professionaliteit binnen de journalistiek in hoofdstuk 2.4 verder worden besproken.

!

http://en.wikipedia.org/wiki/Twitter, geraadpleegd 12 januari 2015

(20)

Om het begrip online journalistiek nader te specificeren beschrijven Bardoel & Deuze vier karakteristieken van online journalistiek: 57

Interactiviteit;

Aanpassing van de inhoud; Hypertextualiteit en;

Multimedialiteit.

!

Interactiviteit betekent dat het publiek direct kan reageren op het verhaal van de journalist waardoor er een interactieve omgeving op het web wordt gecreëerd. Deze online omgeving zorgt ervoor gebruikers kunnen participeren en maakt het mogelijk om direct feedback te geven. Hierdoor ontstaat er een horizontaal netwerk. Internet -58

technologie maakt het mogelijk, naast deze snelle interactie tussen publiek en journalist, om deze interactie te personaliseren, te customizen. Een voorbeeld hiervan is dat men inlogt op een persoonlijke nieuwswebsite, met content die afkomt van persoonlijk gekozen RRS feed. Voorbeelden hiervan zijn naast https://news.google.nl ook http://59

www.newsmap.jp of specifiek op spelende conflicten gericht: http://isis.liveuamap.com. Hypertextualiteit refereert naar de bijzondere aard van online journalistiek, zoals Bardoel & Deuze dat omschrijven “het professionele aspect van het aanbieden van informatie over informatie – oftewel het produceren ‘voorbij informatie’.” Een andere, brede 60

basisdefinitie van hypertextualiteit, is dat het kan worden gezien als een combinatie van verschillende media, visueel en auditief, of als stukken tekst die elektronisch aan elkaar gelinkt zijn op websites, zodat er als het ware verschillende lagen van informatie ontstaan. Met multimedialiteit wordt de convergentie tussen verschillende 61

mediavormen bedoelt. De combinatie van bijvoorbeeld tekst, audio en bewegend beeld in een online nieuwsitem. Multimedialiteit ls het ware het technologische aspect van hypertextualiteit. 62

Vooral de interactiviteit, hypertextualiteit en multimedialiteit vormen belangrijke elementen in deze thesis, omdat deze drie begrippen een wezenlijk element zijn van burgerjournalistiek. Niet alleen zorgt online journalistiek voor interactiviteit in vorm van discussie op bijvoorbeeld reactiepagina’s, het zorgt ook voor de mogelijkheid voor

Bardoel & Deuze (2011), p. 5-7

57

Bell (2007), Castells (2000); in Heinrich (2011)

58

Bardoel & Deuze (2011)

59

Bardoel & Deuze (2011) p.

60

Elmfeldt (2002)

61

Bardoel & Deuze (2011), p.7

(21)

externen, die van buiten het professionele journalistieke veld komen, om in online reacties hun eigen boodschap te ventileren.

Wat ons brengt tot het volgende begrip, als het ware een samenvoeging van de netwerkmaatschappij en online journalistiek: netwerkjournalistiek. Online journalistiek wordt ondersteund door een complexe structuur in de globale nieuwssfeer. Een wereldwijd toegankelijke publieke ruimte waarin informatie gemakkelijk kan worden gedeeld, bediscussieerd en verspreid. Deze vorm van journalistiek ontwikkelt zich binnen een nieuw structureel en organisatorisch kader binnen het vakgebied. Dit kader heeft multidirectionele informatiestromen, is gedecentraliseerd en niet linear. 63

Netwerkjournalistiek, dat zijn wortels vindt in Castell’s concept ‘netwerkmaatschappij’, wordt door Heinrich als volgt gedefinieerd:

!

“Een complex, samenwerkend netwerk van nationale en transnationale informatieverzamelaars, -producenten en -verspreiders (…) dat de integratie van een grote variëteit aan stemmen toelaat”

!

Deze definitie verschilt echter van die van Bardoel & Deuze. Zij menen dat de term netwerk journalistiek meer gaat over convergentie en de combinatie van competenties en functies van online journalistiek. Dat komt meer terug op de rol van de journalistiek in de democratie: het versterken van participerend burgerschap door middel van het effectief verspreiden van openbare informatie. 64

De term netwerkjournalistiek wordt ook vaak gebruikt als synoniem voor burgerjournalistiek of participerende journalistiek. Volgens Cohn zijn deze synoniemen 65

uitwisselbare aanduidingen voor een vorm van journalistiek waarin burgers een actieve of integrale rol spelen in het verzamelen, rapporteren, distilleren, filteren en uitzenden van nieuws en informatie:

!

"Wanneer een persoon die niet zijn brood verdient als journalist zich bezig met de journalistieke praktijk" 
66

(22)

2.2 Burgerjournalistiek online

!

Burgerjournalistiek is een vorm van journalistiek die dankzij alle technologische ontwikkelingen, de netwerken en de uitdijende globale nieuwssfeer, zich snel heeft kunnen ontwikkelen. Het is ook een vorm van online journalistiek die afstand neemt van de conventies van professionele journalistiek. De literatuur geeft een aantal duidingen 67

aan het begrip burgerjournalistiek. Hamdy schrijft in haar paper over Arabische bloggers dat sommige burgers ‘meesters zijn van de productie van ruwe en ongecensureerde communicatiestromen en dus vaak worden aangeduid als burgerjournalisten’. Ze 68

maken gebruik van gepersonaliseerde digitale technologie (zoals blogs) en verstoren daarmee oude mediamonopolies door een discours op hun blogs te creëren. Ze monitoren nieuwswaardige gebeurtenissen en creëren nieuwscontent in zowel journalistieke vormen als in verhaalvormen (bijvoorbeeld op sociale media).

Burgerjournalistiek kan worden geïnitieerd en in stand gehouden door een persoon of een groep, bijvoorbeeld een activistische organisatie. Om het te kwalificeren als journalistiek stelt Nip wel dat de inhoud het volgende moet bevatten: ‘een aantal originele interviews, rapportage, of analyse van gebeurtenissen of kwesties waartoe andere mensen dan alleen de auteur zelf toegang tot hebben.’ Nip doet een voorstel 69

voor vijf journalistieke modellen in combinatie met de rol van de burger daarin. Deze vijf modellen laten de mate van participatie van burgers in de journalistiek zien van een zeer lage mate van betrokkenheid, waarin de burger slechts ontvanger is, tot een zeer hoge mate van betrokkenheid, waarin de burger zelf nieuws produceert:

!

1. Traditionele journalistiek; 2. Publieke journalistiek; 3. Interactieve journalistiek; 4. Participerende journalistiek, en; 5. Burgerjournalistiek

!

wordt door professionele journalisten uitgevoerd. Ze zijn als het ware poortwachters en filteren, selecteren en doen verslag van de gebeurtenissen de wereld aan het publiek. De enige rol van de burgers in deze vorm van journalistiek is het fungeren als nieuwsbron waaruit de journalisten informatie verzamelen, maar ze

nemen niet actief deel aan het proces. In de wordt geprobeerd

(23)

om burgers te betrekken in het proces van nieuwsvorming en het gebruik van nieuws. Enkele voorbeelden hiervan zijn het gebruik van polls en burgerpanels. Uiteindelijk is de professionele journalist nog steeds een poortwachter die de verhalen bewerkt en publiceert. Woodstock voegt daaraan toe dat dit soort journalistiek wel meer verbinding in verbinding staat met de mensen, maar dat het in de praktijk nog steeds

betreft, omdat het nog steeds markt gedreven en geïnstitutionaliseerd is. 70

die plaatsvindt op het web is ongeveer gelijkaardig aan de publieke journalistiek. Het is echter opener, niet-lineair en geeft ruimte voor communicatie tussen de journalist en de gebruiker (bijvoorbeeld een reactiepagina op

een nieuwswebsite). is weer een stap dichter bij het

betrekken van burgers aan het proces van nieuwsgaring. In deze vorm nemen burgers namelijk deel aan interacties met professionele journalisten, als met ander publiek (het zogenaamde samenwerkende journalistiek). Dit lijkt op de definitie van burgerjournalistiek die Cohn geeft eerder in deze thesis en sluit aan bij de definitie van Bowman & Willis:

!

“De handeling van een burger, of een groep burgers, die een actieve rol spelen in het proces van het verzamelen, rapporteren, analyseren en verspreiden van nieuws en informatie. het doel van deze participatie is het leveren van onafhankelijke betrouwbare, nauwkeurige, uitgebreide en relevante informatie die een democratie vereist.”

!

De betekenis van burgerjournalistiek wordt door de literatuur op verschillende manieren uitgelegd. Volgens Rosen’s uitleg is burgerjournalistiek een soort journalistiek waarbij ‘het volk, voorheen bekend als het publiek willekeurige daden van journalistiek’ uitvoert. Maar anderen bouwen voort op participerende journalistiek. Nip omschrijft 72

burgerjournalistiek als een vorm van journalistiek die niet gepaard gaat met (betaalde) professionals en waar mensen zelf verantwoordelijk zijn voor het verzamelen van content, visievorming, produceren en uitgeven van het uiteindelijke nieuwsproduct. Wat afzonderlijk of in een groep gedaan kan worden. Een belangrijk element uit de definitie 73

Woodstock (2002) p.

70

Bowman & Willis (2008)

71

Rosen (2006)

72

Nip (2006)

(24)

van Nip is dat het journalistiek is die niet te maken heeft met professionele en betaalde journalisten.

In mijn optiek is dit een juiste definitie en wel om de volgende reden: burgerjournalistiek heeft elementen van participerende journalistiek maar, aangezien de burgerjournalist over zijn eigen samenleving rapporteert en hij, of zijn naaste omgeving, daarom ook vaak onderdeel is van het verhaal. Participerende journalistiek is echter journalistiek uitgevoerd door een professionele (betaalde) journalist. Participerende journalistiek heeft naar mijn mening geen elementen van burgerjournalistiek, maar andersom wel.

2.3 De rol van burgerjournalistiek in de democratie

!

“Zonder middel van overleg, kan discours worden gekaapt door luide, intolerante en machtige stemmen.” 74

!

Journalistiek is volgens het westerse journalistieke ideaal, onlosmakelijk verbonden met democratie. Het speelt een belangrijke rol in identiteitsvorming en maakt conversatie en overleg mogelijk tussen burgers en hun vertegenwoordigers. Nieuws houdt zich volgens dit ideaal bezig met de voortdurende strijd tussen dominante ideologieën in maatschappijen en de maatschappelijke vraagstukken die daarbij horen. 75

Conboy onderscheidt vier functies van de journalistiek in de democratie. Journalistiek als bron van informatie, als waakhond/vierde macht, als mediator/ vertegenwoordiger, als deelnemer/belangenbehartiger. Het democratische ideaal staat op geïnformeerde keuzes maken. Vandaar dat politieke journalistiek een belangrijke rol speelt in democratische maatschappijen. Informatie wordt aan de burgers verstrekt door journalisten. Dat is informatie waarop burgers hun stem kunnen baseren bij bijvoorbeeld verkiezingen. Daarbij spelen journalisten ook een rol als waakhond waarbij ze toezicht houden op de competentie, eerlijkheid en efficiëntie van de regeringsmacht. In dit opzicht zijn journalisten ook bemiddelaar tussen de burger en de hogere machten (overheid en politiek). Ze zijn de vertegenwoordigers van het volk en zorgen ervoor dat hun stem wordt gehoord. Journalisten kunnen ook bepaalde politieke standpunten bepleiten. Zolang feiten van meningen onderscheiden kunnen worden en de hoogste

Ward (2010)

74

Wahl-Jorgensen & Hanitsch (2009)

(25)

objectiviteit kan worden betracht kunnen journalisten participerende journalistiek bedrijven. Dit heeft wel een tegenstrijdigheid in zich. 76

Deze traditionele rol, als bewakers van de democratie die discours en overleg onder het volk moeten bevorderen, is zeer moeilijk te vervullen in autoritaire staatsvormen met een beperkte persvrijheid. Gelukkig wordt het Internet steeds meer 77

een primair platform voor de distributie van alle andere vormen van (nieuwe) media, aldus Anderson. Dit stimuleert de diversiteit van stemmen die worden gehoord. 78

Bugerjournalistiek gebruikt deze snelgroeiende media fenomenen zoals sociale netwerken (YouTube, Facebook, Twitter) als communicatie outlet. Het zorgt ervoor dat overleg mogelijk blijft en ondersteunt ‘degenen die het verst verwijderd zijn van traditionele mechanismen van de macht’. 79

!

2.4 Burgerjournalistiek of burgermedia?

!

Nu er een beeld is geschetst van het begrip burgerjournalistiek en de uitvoering van burgerjournalistiek, zal er gekeken worden naar hoe deze term van toepassing is in de case study van deze thesis. De beroepsnaam ‘journalist’ is geen beschermde naam. Officieel kan iedereen zich, zelfs zonder onderwijs, journalist noemen. Op de discussie over professionaliteit binnen dit vakgebied zal niet te diep worden ingegaan in deze thesis, omdat dat een zeer uitgebreide discussie kan worden. Echter, omdat het deels onderdeel is van het begrip dat in het onderzoek wordt gebruikt kan het niet vermeden worden om het kort te operationaliseren. Als journalistiek wordt beschouwd als een vak of een beroep, moet men een opleiding en een formeel diploma hebben, indien het wordt beschouwd als een ambacht, kan men het leren door de praktijk. 80

In een klein onderzoek dat ik eerder heb uitgevoerd werden twee journalisten van de buitenlandredactie van zowel de Nederlandse publieke omroep NOS en de Nederlandse commerciële zender RTL geïnterviewd via de telefoon over het gebruik van content afkomstig van burgerjournalisten. Ze waren beide, afzonderlijk van elkaar, ontstemd over het gebruik van de term burgerjournalisten omdat ‘dit geen journalistiek is’. Ze losten dit op door het woord buger te gebruiken, omdat ze

Conboy (2004) 76 Ward (2010) 77 Anderson (2009) 78 Castells (1996; 2000) in Anderson (2009) 79

Josephi (2009); Frith & Meech (2007); Deuze (2005)

(26)

alleen ruw beeldmateriaal gebruikten dat op YouTube stond. In deze case study is ook gekozen voor deze definitie, omdat dit beter de lading dekt van het ruwe materiaal dat zal worden onderzocht in de nieuwsuitzendingen. Er komt geen verslaggeving door de filmers zelf bij kijken.

Dit is slechts een woordkeus op lexicaal niveau. De burgermedia die gebruikt wordt in de uitzendingen van RTL Nieuws en de NOS uit Syrië voldoen verder wel aan alle kenmerken van burgerjournalistiek zoals hierboven beschreven. Burgermedia heeft bottum-up communicatie mogelijk gemaakt in een land met beperkte persvrijheid, waardoor het een democratische functie krijgt, het onderscheidt zich van de conventionele journalistiek. De burgers ondernemen handelingen om beelden te verspreiden ter bevordering van democratie in de samenleving. Het heeft vele kenmerken van burgerjournalistiek, maar omdat de nieuwszenders slechts ruw, verspreid beeldmateriaal gebruiken wordt er in dit onderzoek gekozen voor burgermedia.

Ondanks dat de literatuur ook het woord ‘burger’ in deze term ter discussie stelt, is er voor gekozen dit wel te gebruiken, overeenstemmend met Rodriguez die stelt dat op deze manier ‘normale burgers’ op een politieke manier ondersteund kunnen worden. Het gaat hier om het materiaal dat in deze studie zal worden geanalyseerd: 81

, bestaande uit materiaal, online verspreid en gemaakt door politiek geëngageerde die verlangen naar sociale en maatschappelijke verandering.

!

Door de snelle digitale ontwikkelingen wereldwijd verandert de journalistieke werkwijze. Er is een groot aanbod aan informatie door de komst van het internet en er is een overvloed aan bronnen. In Nederland gebruiken ook traditionele media steeds vaker filmpjes gemaakt door ooggetuigen. Het probleem waar journalisten nu op stuiten is dat door de overvloed en toegankelijkheid van informatie de vraag vanuit de nieuwsconsument naar gecontroleerde en vooral snelle nieuwsberichten is toegenomen.

Burgerjournalistieke uitingen en burgermedia spelen hier een rol in omdat zij sneller ter plekke zijn dan de correspondent van het medium. Een situatie waarin burgers deze beelden in toenemende frequentie maken en verspreiden is in oorlogstijd. Maar conflictsituaties zorgen voor weer meer hindernissen wat betreft controleerbaarheid en juistheid van bronnen. Want oorlogsjournalistiek is een van de

Atton (2009); Rodriquez (2000;2001;2003) in Atton (2009)

(27)
(28)

3

Oorlogsjournalistiek

3.1 Veranderingen in de oorlogsjournalistiek

!

Waarom is oorlog interessant voor nieuwszenders, ondanks dat het erg duur is om te verslaan? Het antwoord lijkt simpel. Oorlog is de belichaming van een ‘goed verhaal’. Het heeft veel spanning, drama, een aanvaller en slachtoffers, winnaars en verliezers. Het spreek het patriotisme aan in het publiek. Oorlogsverhalen, gewapende conflicten 82

en grote veldslagen zijn verhalen die altijd een grote rol hebben gespeeld in populaire cultuur. Vanaf onze jeugd zijn wij gewend aan dat soort verhalen. 83

De rol van de media is volgens het liberale westerse denkbeeld, het inlichten van de burgers. Het is een onderdeel van de democratie. Media spelen dus een belangrijke rol bij het vormen van de publieke opinie en dat is nog sterker het geval tijdens (internationale) conflictsituaties. Journalistieke media hebben een sterke visuele kracht 84

die de propagandadruk, of druk om opinie te sturen, op journalisten kan vergroten. Conflicterende partijen doen in oorlogssituaties nog beter hun best om de internationale verslaggeving te beïnvloeden en te sturen. Dit gebeurt vooral bij beeldende journalistiek, zoals fotografie en video. 85

Een goed voorbeeld hiervan is wat de Syrische staatstelevisie laat zien ten tijde van de opstand in het land. De militaire optredens van de Syrische overheid tegen de betogers worden of genegeerd, of neergezet als zijnde acties ter bescherming van de bevolking tegen de terroristen. De oppositie daarentegen verspreidt zover het kan opnames van geweldplegingen van de Syrische staat tegen onschuldige burgers, waarmee ze al-Assad neerzetten als de grote boosdoener. Zoals Amerikaanse senator Hiram Johnson in 1917 zei: ‘The first casualty when war comes, is truth,’ een uitspraak die verdedigd wordt en deels in de titel terugkomt van Phillip Knightleys boek over oorlogscorrespondentschap. 86

!

Hoe ziet moderne oorlogsjournalistiek er uit? Volgens Zayani en Ayish laat de televisiejournalistiek oorlog niet op een realistische manier zien. In plaats van een realistische weergave van de situatie te laten wordt het als het ware verkleind tot wat ze

Boyd-Barrett (2004)

82

Nohrstedt (2009)

83

Wahl-Jorgensen & Hanitsch, (2009) p.

84

Nohrstedt (2009)

85

Knightley (1975)

(29)

noemen een ‘begrenst conflict’. Onderzoekers noemen hier verschillende oorzaken die allen neerkomen op het volgende: oorlog is complex, bloederig en hard en kan simpelweg niet op een juiste manier in twintig minuten avondnieuws worden samengevat. 87

Daarnaast is er ook een trend in de media waar te nemen waarbij oorlogssituaties op een gedramatiseerde manier in beeld worden gebracht. Zayani en Ayish stellen dat persoonlijke verhalen worden opgeblazen tot onrealistische representaties van de gebeurtenissen, zonder goede achtergronden. Een verklaring 88

hiervoor kan zijn dat emotie en drama belangrijke elementen in de televisiejournalistiek zijn. Panti laat in zijn kwalitatieve onderzoek zien hoe Nederlandse en Finse televisiejournalistiek met emotie in hun journaals omgaan. Hij concludeert dat in Nederlandse journaals meer emotie voorkomt in de internationale items dan in de items over nationale onderwerpen. Dit zou te maken kunnen hebben met het vasthouden van de aandacht van de kijker, die van nature al meer geboeid is door een onderwerp dat zich dichter bij huis afspeelt, dus een extra steuntje in de rug nodig heeft om te blijven kijken naar een ‘ver-van-mijn-bedshow’. 89

Joris Luyendijk, oud-Midden-Oosten correspondent van het NOS Journaal beaamt dat dat beeld krachtiger is dan welk krantenartikel dan ook. Maar het probleem is volgens hem dat veel dingen zich niet laten filmen, vooral niet in conflictsituaties. De werkelijkheid op televisie is daarom slechts wat filmbaar is en dat kan zorgen voor onrealistische representaties voor de werkelijkheid. 90

!

Door de jaren heen is oorlogsjournalistiek sterk veranderd. Volgens Knightley was de rolverdeling tussen verslaggevers en propagandisten duidelijk ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Maar nu, zegt hij in een interview, zijn het leger en de overheid zo georganiseerd om te misleiden. Terwijl nieuwsorganisaties volgens Knightley nog steeds niet voorbereid zijn op die propaganda-aanvallen zijn de autoriteiten verschrikkelijk goed in psychologische manipulatie. Op een subtiele en slimme manier. Nohrstedt wijt dit 91

aan de komst van nieuwe media en de ontwikkelingen op het gebied van media-technologie, zoals de komst van satelliettelevisie. Hierop volgde tijdens de Golfoorlog 92

Zayani & Ayish (2006)

(30)

een spectaculaire ontwikkeling op het gebied van oorlogsjournalistiek. CNN ontwikkelde hun transnationale nieuwszender die 24/7 uitzendingen liet zien en toegang tot leiders van beide partijen in het conflict had. Door de komst van satelliet televisie werd het 93

mogelijk om op elk moment van de dag, grensoverschrijdend nieuws uit te zenden en zelfs live naar een conflictgebied over te schakelen. De verslaglegging van CNN had impact op de bewustwording van het publiek over gebieden die niet eerder belicht werden, maar ook invloed op de diplomatieke kant van conflicten. Het zogenoemde CNN-effect zorgde ervoor dat andere grote mediabedrijven (zoals de BBC en Sky News) ook globale ambities kregen. Men is door deze ontwikkelingen eraan gewend geraakt altijd alles op ieder moment van de dag te kunnen zien en continu in te kunnen schakelen. In het geval van de verslaggeving over Syrische opstand kan dit ook een 94

rol hebben gespeeld.

Technologische ontwikkelingen zorgden in de jaren negentig voor een ’24-hour

news cycle’. Er kwamen mogelijkheden om real-time verslag te doen en transnationale

journalistiek door middel van het internet vond zijn oorsprong. Voor de oorlogsjournalistiek en de perceptie hiervan bij het publiek had dit grote gevolgen. Technologie werd steeds makkelijker, kleiner en toegankelijker in het gebruik. Journalisten konden daardoor bijvoorbeeld makkelijker filmen op illegale plekken die anders nooit uitgezonden zouden worden. Door de mogelijkheid om materiaal heel snel, of zelfs live te versturen en door de toename in volume van verhalen en materiaal.

!

‘De technologie om nieuws mee te vergaren (steeds-kleiner wordende ENG (electronic news gathering) camera’s, draagbare satellieten om beelden te verzenden … en de mogelijkheid tot field-editing) hebben het publieksengagement vergroot met oorlog vergroot.95

!

Het CNN-effect is als het ware verschoven naar het YouTube-effect, stelt Naím, nu bijna iedereen een telefoon met een camera bezit. Technologie speelt daardoor volgens hem een grote rol in de verslaglegging van oorlogsvoering. En in conflictsituaties, waarin de 96

publieke opinie erg verdeeld is, wordt nieuws nog belangrijker dan normaal. Rantanen 97

deed een onderzoek naar Europese persbureaus en hun bronnen tijdens de Irak-oorlog.

(31)

Het bleek dat tijdens de Irak-oorlog veel mensen op het Internet alternatief nieuws zochten omdat ze zich niet konden vinden in hun nationale verslaggeving. (ondanks dat, bleven de nationale media wel de populairste nieuwsdistributeur). De nationale media maken van internationaal nieuws, nationaal nieuws door het te vertalen naar hu nationale taal, het te framen binnen een national referentiekader. Ze geven het ook een bepaalde belangrijkheid door het op een prominente of minder prominente plek te zetten tussen het nationale en lokale nieuws.

In het geval van de Irak oorlog, verwachtte men dat de Westerse landen hun westerse ideeën van journalistieke kwaliteit hoog konden kunnen houden: neutraliteit bewaren in hun items. Deze westerse landen bevonden zich echter in een moeilijke positie waarin ze geen gebalanceerd item konden produceren omdat er niet genoeg bronnen beschikbaar waren om beide kanten op een gelijkwaardige manier aandacht te geven. Een conflict zoals de Irak-oorlog liet de hele wereld zien dat er een vacuüm bestond, die niet door westerse media kon worden opgevuld. Dat gaf ruimte voor nieuwe spelers in het veld, zoals Al Jazeera. Nohrstedt bestudeerde ook de 98

verslaggeving van de Golfoorlog. Voor dit conflict ontstond de bijnaam ‘klinische oorlog’ wat voort kwam uit het feit dat er geen gewonden van de Iraakse kant op tv kwamen. Pas bij de aanval van Irak op Israël lieten de Amerikaanse media van dichtbij de slachtoffers zien. 99

Jan Guillou, voorzitter van , een organisatie voor uitgevers en journalisten ten behoeve van persvrijheid, bekritiseerde de rol van de westerse (Anglo-Amerikaanse) media tijdens het war on terror conflict. Journalisten vochten volgens hem niet langer meer voor de waarheid, maar voor “het Westerse doel”. Nohrstedt ziet in 100

Zweden dat journalistieke methodes enorm zijn veranderd en dat daardoor juist de lokale bevolking een steeds grotere rol speelt in de verslaggeving. Ze worden bijvoorbeeld ingezet om aan de frontlinie te fotograferen. In 2014 sturen de meeste hoofdredacties geen journalisten meer naar Aleppo in Syrië, vanwege de hoge veiligheidsrisico’s, maar ze publiceren wel foto’s die aan de frontlinies zijn gemaakt. Uitgezonderd de Sunday Times. Die Britse krant koopt geen foto’s meer van freelancers uit Syrië, omdat de krant niet wil aanmoedigen tot het nemen van uitzonderlijke risico’s. Maar oorlog is business, zegt freelance oorlogsjournalist Hans Jaap Mellissen over oorlogsfotografie. Molhem Barakat, is een tiener die door internationaal 101

(32)

persbureau Reuters is ingehuurd als freelancefotograaf aan de frontlinie van de oorlog in Syrië. De 18-jarige jongen wordt in december 2013 doodgeschoten tijdens een gevecht tussen het Syrische leger en de rebellen om een ziekenhuis in Aleppo. Volgens Melissen voelde Reuters de plicht om te berichten vanuit de frontlinie:

!

“Opportunisme speelt daarbij zeker een rol. Ervaren oorlogsfotografen zijn er niet, dus worden freelancers en soms stringers ingezet, met alle risico’s van dien aangaande hun veiligheid en de betrouwbaarheid van het materiaal. En dan is nog het zakelijke argument. Reuters dankt zijn bestaan aan het leveren van foto’s en verhalen. Ook uit conflictgebieden. Oorlog is business.” 102

!

Ook Nederlandse kranten publiceerden foto’s van Barakat. Onder meer dagblad Trouw. De situatie ter plekke was te gevaarlijk voor hun eigen vaste medewerkers. Daarom is de krant afhankelijk van buitenlandse persbureaus, zegt de fotoredacteur van de krant. ‘En waar haalt Reuters het materiaal allemaal vandaag? Soms houden ze zelf een slag om de arm. Is een foto aangeleverd door het Syrische leger? Dan melden we dat. Of dat we geen zekerheid hebben over de bron. Het belangrijkste is dat Reuters blijft berichten. Anders bereikt ons helemaal geen nieuws meer vanuit Syrië. Met als gevaar dat de oorlog op de achtergrond verdwijnt.’

!

De betrouwbaarheid van die foto’s is dus een volgend struikelblok. Het is interessant voor hoofdredacties om iemand ter plaatse te hebben als de locatie voor eigen personeel te gevaarlijk wordt geacht, maar hoe weet een redactie dan met wie ze in zee stapt? Volgens een vriendin van Molhem Barakat, de Engelse journalist Lucinda Smith wilde Barakat zich eerder aansluiten bij de verzetsgroep al-Nusra, maar daar werd hij afgewezen. Via het Aleppo Media Center, een propaganda-organisatie van andere rebellen, zou hij bij Reuters zijn binnengekomen, schrijft Smith in haar blog. Met 103

(33)

Nohrsted ziet in zijn onderzoek over de Irak-oorlog dat media de neiging hebben om meer aandacht te geven aan het ware gezicht van de oorlog. Wat wil 104

zeggen het leiden van de lokale bevolking, slachtoffers van de oorlog. Een element waarvan Zayani & Ayish eerder in dit hoofdstuk juist beweren dat dat niet het geval is: oorlog op televisie is volgens hen een onrealistische, gedramatiseerde representatie van de werkelijkheid. Ten tweede oorlogsjournalistiek is een product van zelfkritische 105

reflectie. De betrokken partijen doen pogingen om de verslaggeving te manipuleren door gebruik te maken van doordachte middelen. Propagandastrategieën worden daardoor tot een bepaald punt nieuwsmateriaal, zoals ook in Syrië het geval is. Oorlogsjournalist Jan Eikelboom ondervindt dit aan den lijve als hij in 2012 naar Syrië gaat. Het ministerie van Informatie voorschrijft niet welke reportages hij moet maken, maar moeten er wel toestemming voor geven. In Zweden heeft het ertoe geleid dat 106

de media zelfkritisch naar hun verslaggeving kijken, aangezien ze gebruik maken van andermans materiaal wat invloed heeft op de neutraliteit en geloofwaardigheid van de inhoud, maar laat ook het publiek weten kritisch te zijn op wat ze zien, zegt Nohrstedt. Dit laatste statement leidt tot een belangrijke vraag in de case study die in dit onderzoek wordt gedaan. In hoeverre is deze zelfkritische houding ook aanwezig geweest in de verslaggeving over Syrië door de NOS en het RTL Nieuws? Een groot deel van de bronnen die in de nieuwsuitzendingen gebruikt worden zijn oorspronkelijk van sociale media zoals YouTube afkomstig. Echter zijn ze ook vaak eerst geselecteerd door persbureaus zoals het Amerikaanse Associated Press (AP) en het Britse Reuters. Persbureaus lijken in sommige items de schakel te vormen tussen de burgerjournalistieke content en de nationale nieuwszenders. Dit zal in het empirische gedeelte van deze thesis nader onderzocht worden. Wat al kan worden vastgesteld is dat die twee persbureaus de grootste leveranciers van buitenlandse media wereldwijd zijn. Beide bureaus gaan ervan uit dat hun nieuws dagelijks in wat voor vorm dan 107

ook, door meer dan een miljard mensen op de hele wereld wordt geconsumeerd. Ondanks dat de bureaus accuratesse en onafhankelijkheid eisen van hun journalisten, wordt dat niet altijd gehaald. De werkdruk ligt hoog en vaak wordt tweedehandsmateriaal van lokale tv-stations doorgezet en de verslaggeving wordt niet gecontroleerd voor het materiaal wordt doorgezet naar de rest van de wereld. 108

Nohrstedt (2008)

104

Zayani & Ayish (2006)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor een flexibele installatie kan de monitor arm met de meegeleverde montagemiddelen aan de zijkant van uw bureau of tafel worden vastgeklemd (met behulp van de

Ter weerszijden van de hall strekken twee groote vleugels zich uit. De rechtervleugel wordt geoccupeerd door de Nederlandsche inzending en de linker door de Indische in- zending.

Het selectieproces wordt pas als afgerond beschouwd indien de klant voldoende vertrouwen heeft om een verbintenis aan te gaan met de vermogensbeheerder voor een periode die

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

Bovendien zijn er duidelijk tekens van een expansie van Ptolemaios II aan het begin van de regering van Antiochos I, hoewel hiermee geen oorlog verbonden was, wat het des

De reden daarvoor was volgens Emerson dat de westerse democratieën inmiddels bezig waren met ‘een wereldwijde oorlog tegen een niet aan een staat gebonden vijand, zonder zich

Want niet alleen u ervaart soms overlast, de buren hebben waarschijnlijk ook wel eens last van u.. Hieronder leest u een aantal tips om rekening te houden

Het poststuk bevat onder andere Bijlage 1 met getekende machtigingsformulieren door 30 personen, waarin zij de twee indieners machtigen om namens hen een bezwaar- of beroepschrift