• No results found

Veranderingen in de oorlogsjournalistiek

In document FLAT EARTH SYRIA (pagina 28-36)

!

Waarom is oorlog interessant voor nieuwszenders, ondanks dat het erg duur is om te verslaan? Het antwoord lijkt simpel. Oorlog is de belichaming van een ‘goed verhaal’. Het heeft veel spanning, drama, een aanvaller en slachtoffers, winnaars en verliezers. Het spreek het patriotisme aan in het publiek. Oorlogsverhalen, gewapende conflicten 82

en grote veldslagen zijn verhalen die altijd een grote rol hebben gespeeld in populaire cultuur. Vanaf onze jeugd zijn wij gewend aan dat soort verhalen. 83

De rol van de media is volgens het liberale westerse denkbeeld, het inlichten van de burgers. Het is een onderdeel van de democratie. Media spelen dus een belangrijke rol bij het vormen van de publieke opinie en dat is nog sterker het geval tijdens (internationale) conflictsituaties. Journalistieke media hebben een sterke visuele kracht 84

die de propagandadruk, of druk om opinie te sturen, op journalisten kan vergroten. Conflicterende partijen doen in oorlogssituaties nog beter hun best om de internationale verslaggeving te beïnvloeden en te sturen. Dit gebeurt vooral bij beeldende journalistiek, zoals fotografie en video. 85

Een goed voorbeeld hiervan is wat de Syrische staatstelevisie laat zien ten tijde van de opstand in het land. De militaire optredens van de Syrische overheid tegen de betogers worden of genegeerd, of neergezet als zijnde acties ter bescherming van de bevolking tegen de terroristen. De oppositie daarentegen verspreidt zover het kan opnames van geweldplegingen van de Syrische staat tegen onschuldige burgers, waarmee ze al-Assad neerzetten als de grote boosdoener. Zoals Amerikaanse senator Hiram Johnson in 1917 zei: ‘The first casualty when war comes, is truth,’ een uitspraak die verdedigd wordt en deels in de titel terugkomt van Phillip Knightleys boek over oorlogscorrespondentschap. 86

!

Hoe ziet moderne oorlogsjournalistiek er uit? Volgens Zayani en Ayish laat de televisiejournalistiek oorlog niet op een realistische manier zien. In plaats van een realistische weergave van de situatie te laten wordt het als het ware verkleind tot wat ze

Boyd-Barrett (2004)

82

Nohrstedt (2009)

83

Wahl-Jorgensen & Hanitsch, (2009) p.

84

Nohrstedt (2009)

85

Knightley (1975)

noemen een ‘begrenst conflict’. Onderzoekers noemen hier verschillende oorzaken die allen neerkomen op het volgende: oorlog is complex, bloederig en hard en kan simpelweg niet op een juiste manier in twintig minuten avondnieuws worden samengevat. 87

Daarnaast is er ook een trend in de media waar te nemen waarbij oorlogssituaties op een gedramatiseerde manier in beeld worden gebracht. Zayani en Ayish stellen dat persoonlijke verhalen worden opgeblazen tot onrealistische representaties van de gebeurtenissen, zonder goede achtergronden. Een verklaring 88

hiervoor kan zijn dat emotie en drama belangrijke elementen in de televisiejournalistiek zijn. Panti laat in zijn kwalitatieve onderzoek zien hoe Nederlandse en Finse televisiejournalistiek met emotie in hun journaals omgaan. Hij concludeert dat in Nederlandse journaals meer emotie voorkomt in de internationale items dan in de items over nationale onderwerpen. Dit zou te maken kunnen hebben met het vasthouden van de aandacht van de kijker, die van nature al meer geboeid is door een onderwerp dat zich dichter bij huis afspeelt, dus een extra steuntje in de rug nodig heeft om te blijven kijken naar een ‘ver-van-mijn-bedshow’. 89

Joris Luyendijk, oud-Midden-Oosten correspondent van het NOS Journaal beaamt dat dat beeld krachtiger is dan welk krantenartikel dan ook. Maar het probleem is volgens hem dat veel dingen zich niet laten filmen, vooral niet in conflictsituaties. De werkelijkheid op televisie is daarom slechts wat filmbaar is en dat kan zorgen voor onrealistische representaties voor de werkelijkheid. 90

!

Door de jaren heen is oorlogsjournalistiek sterk veranderd. Volgens Knightley was de rolverdeling tussen verslaggevers en propagandisten duidelijk ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Maar nu, zegt hij in een interview, zijn het leger en de overheid zo georganiseerd om te misleiden. Terwijl nieuwsorganisaties volgens Knightley nog steeds niet voorbereid zijn op die propaganda-aanvallen zijn de autoriteiten verschrikkelijk goed in psychologische manipulatie. Op een subtiele en slimme manier. Nohrstedt wijt dit 91

aan de komst van nieuwe media en de ontwikkelingen op het gebied van media-technologie, zoals de komst van satelliettelevisie. Hierop volgde tijdens de Golfoorlog 92

Zayani & Ayish (2006)

88 Pantti (2010) 89 Luyendijk (2006) 90 Matthews (2003) 91 Nohrstedt (2009) 92

een spectaculaire ontwikkeling op het gebied van oorlogsjournalistiek. CNN ontwikkelde hun transnationale nieuwszender die 24/7 uitzendingen liet zien en toegang tot leiders van beide partijen in het conflict had. Door de komst van satelliet televisie werd het 93

mogelijk om op elk moment van de dag, grensoverschrijdend nieuws uit te zenden en zelfs live naar een conflictgebied over te schakelen. De verslaglegging van CNN had impact op de bewustwording van het publiek over gebieden die niet eerder belicht werden, maar ook invloed op de diplomatieke kant van conflicten. Het zogenoemde CNN-effect zorgde ervoor dat andere grote mediabedrijven (zoals de BBC en Sky News) ook globale ambities kregen. Men is door deze ontwikkelingen eraan gewend geraakt altijd alles op ieder moment van de dag te kunnen zien en continu in te kunnen schakelen. In het geval van de verslaggeving over Syrische opstand kan dit ook een 94

rol hebben gespeeld.

Technologische ontwikkelingen zorgden in de jaren negentig voor een ’24-hour

news cycle’. Er kwamen mogelijkheden om real-time verslag te doen en transnationale

journalistiek door middel van het internet vond zijn oorsprong. Voor de oorlogsjournalistiek en de perceptie hiervan bij het publiek had dit grote gevolgen. Technologie werd steeds makkelijker, kleiner en toegankelijker in het gebruik. Journalisten konden daardoor bijvoorbeeld makkelijker filmen op illegale plekken die anders nooit uitgezonden zouden worden. Door de mogelijkheid om materiaal heel snel, of zelfs live te versturen en door de toename in volume van verhalen en materiaal.

!

‘De technologie om nieuws mee te vergaren (steeds-kleiner wordende ENG (electronic news gathering) camera’s, draagbare satellieten om beelden te verzenden … en de mogelijkheid tot field-editing) hebben het publieksengagement vergroot met oorlog vergroot.95

!

Het CNN-effect is als het ware verschoven naar het YouTube-effect, stelt Naím, nu bijna iedereen een telefoon met een camera bezit. Technologie speelt daardoor volgens hem een grote rol in de verslaglegging van oorlogsvoering. En in conflictsituaties, waarin de 96

publieke opinie erg verdeeld is, wordt nieuws nog belangrijker dan normaal. Rantanen 97

deed een onderzoek naar Europese persbureaus en hun bronnen tijdens de Irak-oorlog.

Cushion (2012), p.65 93 Cushion (2012), p.67 94 Preston (1996) in Robinson (2004) p.100 95 Naím (2009) 96 Rantanen (2004), p.301 97

Het bleek dat tijdens de Irak-oorlog veel mensen op het Internet alternatief nieuws zochten omdat ze zich niet konden vinden in hun nationale verslaggeving. (ondanks dat, bleven de nationale media wel de populairste nieuwsdistributeur). De nationale media maken van internationaal nieuws, nationaal nieuws door het te vertalen naar hu nationale taal, het te framen binnen een national referentiekader. Ze geven het ook een bepaalde belangrijkheid door het op een prominente of minder prominente plek te zetten tussen het nationale en lokale nieuws.

In het geval van de Irak oorlog, verwachtte men dat de Westerse landen hun westerse ideeën van journalistieke kwaliteit hoog konden kunnen houden: neutraliteit bewaren in hun items. Deze westerse landen bevonden zich echter in een moeilijke positie waarin ze geen gebalanceerd item konden produceren omdat er niet genoeg bronnen beschikbaar waren om beide kanten op een gelijkwaardige manier aandacht te geven. Een conflict zoals de Irak-oorlog liet de hele wereld zien dat er een vacuüm bestond, die niet door westerse media kon worden opgevuld. Dat gaf ruimte voor nieuwe spelers in het veld, zoals Al Jazeera. Nohrstedt bestudeerde ook de 98

verslaggeving van de Golfoorlog. Voor dit conflict ontstond de bijnaam ‘klinische oorlog’ wat voort kwam uit het feit dat er geen gewonden van de Iraakse kant op tv kwamen. Pas bij de aanval van Irak op Israël lieten de Amerikaanse media van dichtbij de slachtoffers zien. 99

Jan Guillou, voorzitter van , een organisatie voor uitgevers en journalisten ten behoeve van persvrijheid, bekritiseerde de rol van de westerse (Anglo-Amerikaanse) media tijdens het war on terror conflict. Journalisten vochten volgens hem niet langer meer voor de waarheid, maar voor “het Westerse doel”. Nohrstedt ziet in 100

Zweden dat journalistieke methodes enorm zijn veranderd en dat daardoor juist de lokale bevolking een steeds grotere rol speelt in de verslaggeving. Ze worden bijvoorbeeld ingezet om aan de frontlinie te fotograferen. In 2014 sturen de meeste hoofdredacties geen journalisten meer naar Aleppo in Syrië, vanwege de hoge veiligheidsrisico’s, maar ze publiceren wel foto’s die aan de frontlinies zijn gemaakt. Uitgezonderd de Sunday Times. Die Britse krant koopt geen foto’s meer van freelancers uit Syrië, omdat de krant niet wil aanmoedigen tot het nemen van uitzonderlijke risico’s. Maar oorlog is business, zegt freelance oorlogsjournalist Hans Jaap Mellissen over oorlogsfotografie. Molhem Barakat, is een tiener die door internationaal 101

Rantanen (2004), p.302 98 Nohrstedt (2008) 99 Guillou, 2002 in Nohrstedt (2008) 100 Ebisch (2014) 101

persbureau Reuters is ingehuurd als freelancefotograaf aan de frontlinie van de oorlog in Syrië. De 18-jarige jongen wordt in december 2013 doodgeschoten tijdens een gevecht tussen het Syrische leger en de rebellen om een ziekenhuis in Aleppo. Volgens Melissen voelde Reuters de plicht om te berichten vanuit de frontlinie:

!

“Opportunisme speelt daarbij zeker een rol. Ervaren oorlogsfotografen zijn er niet, dus worden freelancers en soms stringers ingezet, met alle risico’s van dien aangaande hun veiligheid en de betrouwbaarheid van het materiaal. En dan is nog het zakelijke argument. Reuters dankt zijn bestaan aan het leveren van foto’s en verhalen. Ook uit conflictgebieden. Oorlog is business.” 102

!

Ook Nederlandse kranten publiceerden foto’s van Barakat. Onder meer dagblad Trouw. De situatie ter plekke was te gevaarlijk voor hun eigen vaste medewerkers. Daarom is de krant afhankelijk van buitenlandse persbureaus, zegt de fotoredacteur van de krant. ‘En waar haalt Reuters het materiaal allemaal vandaag? Soms houden ze zelf een slag om de arm. Is een foto aangeleverd door het Syrische leger? Dan melden we dat. Of dat we geen zekerheid hebben over de bron. Het belangrijkste is dat Reuters blijft berichten. Anders bereikt ons helemaal geen nieuws meer vanuit Syrië. Met als gevaar dat de oorlog op de achtergrond verdwijnt.’

!

De betrouwbaarheid van die foto’s is dus een volgend struikelblok. Het is interessant voor hoofdredacties om iemand ter plaatse te hebben als de locatie voor eigen personeel te gevaarlijk wordt geacht, maar hoe weet een redactie dan met wie ze in zee stapt? Volgens een vriendin van Molhem Barakat, de Engelse journalist Lucinda Smith wilde Barakat zich eerder aansluiten bij de verzetsgroep al-Nusra, maar daar werd hij afgewezen. Via het Aleppo Media Center, een propaganda-organisatie van andere rebellen, zou hij bij Reuters zijn binnengekomen, schrijft Smith in haar blog. Met 103

andere woorden: hoe betrouwbaar was Barakat? En wat zegt dat over zijn foto’s? In de verslaggeving over Syrië zien we veel beelden voorbijkomen in de Nederlandse kranten en op de televisie die door de Syrische burger zelf zijn gemaakt, omdat er naast Syrische staatstelevisie geen ander beeldmateriaal gemaakt wordt in het land. Melissen in Ebisch (2014), p.48 102 http://globalvoicesonline.org/2013/12/24/molhem-barakat-syrias-fallen-teenage-hero/, 103 geraadpleegd op 5 februari 2015

Nohrsted ziet in zijn onderzoek over de Irak-oorlog dat media de neiging hebben om meer aandacht te geven aan het ware gezicht van de oorlog. Wat wil 104

zeggen het leiden van de lokale bevolking, slachtoffers van de oorlog. Een element waarvan Zayani & Ayish eerder in dit hoofdstuk juist beweren dat dat niet het geval is: oorlog op televisie is volgens hen een onrealistische, gedramatiseerde representatie van de werkelijkheid. Ten tweede oorlogsjournalistiek is een product van zelfkritische 105

reflectie. De betrokken partijen doen pogingen om de verslaggeving te manipuleren door gebruik te maken van doordachte middelen. Propagandastrategieën worden daardoor tot een bepaald punt nieuwsmateriaal, zoals ook in Syrië het geval is. Oorlogsjournalist Jan Eikelboom ondervindt dit aan den lijve als hij in 2012 naar Syrië gaat. Het ministerie van Informatie voorschrijft niet welke reportages hij moet maken, maar moeten er wel toestemming voor geven. In Zweden heeft het ertoe geleid dat 106

de media zelfkritisch naar hun verslaggeving kijken, aangezien ze gebruik maken van andermans materiaal wat invloed heeft op de neutraliteit en geloofwaardigheid van de inhoud, maar laat ook het publiek weten kritisch te zijn op wat ze zien, zegt Nohrstedt. Dit laatste statement leidt tot een belangrijke vraag in de case study die in dit onderzoek wordt gedaan. In hoeverre is deze zelfkritische houding ook aanwezig geweest in de verslaggeving over Syrië door de NOS en het RTL Nieuws? Een groot deel van de bronnen die in de nieuwsuitzendingen gebruikt worden zijn oorspronkelijk van sociale media zoals YouTube afkomstig. Echter zijn ze ook vaak eerst geselecteerd door persbureaus zoals het Amerikaanse Associated Press (AP) en het Britse Reuters. Persbureaus lijken in sommige items de schakel te vormen tussen de burgerjournalistieke content en de nationale nieuwszenders. Dit zal in het empirische gedeelte van deze thesis nader onderzocht worden. Wat al kan worden vastgesteld is dat die twee persbureaus de grootste leveranciers van buitenlandse media wereldwijd zijn. Beide bureaus gaan ervan uit dat hun nieuws dagelijks in wat voor vorm dan 107

ook, door meer dan een miljard mensen op de hele wereld wordt geconsumeerd. Ondanks dat de bureaus accuratesse en onafhankelijkheid eisen van hun journalisten, wordt dat niet altijd gehaald. De werkdruk ligt hoog en vaak wordt tweedehandsmateriaal van lokale tv-stations doorgezet en de verslaggeving wordt niet gecontroleerd voor het materiaal wordt doorgezet naar de rest van de wereld. 108

Nohrstedt (2008)

104

Zayani & Ayish (2006)

105 Eikelboom (2013), p.31 106 Davies (2009), p, 127 107 Davies (2009). p. 135 108

Onderzoek van het International Press Institute naar laat ook zien dat persbureaus een significante rol spelen als bron van de media. Nieuwsbronnen 109

van ieder medium hebben een effect op wat er wordt verteld en hoe het wordt verteld. Aan het begin van vorig decennium waren persbureaus een stapje aan het begin van een lange communicatieve ketting die leidde tot een nieuwsbericht dat werd verkocht. Van persbureau naar steeds lokaler persbureau tot aan de krant zelf. Tegenwoordig, 110

met de komst van het internet en de globaliserende maatschappij is de rol van persbureaus veranderd. Ze hebben nu ook zelf distributiekanalen online. De ketting die eerst wel zeven of acht stappen bevatte, heeft er nu soms nog maar één. In de huidige maatschappij zijn alle media zowel ontvangers als zenders van nieuwsberichten.

Door transnationalisering van media-organisaties kan informatieverspreiding niet meer binnen de grenzen van de meest machtige staatshoofden worden gehouden. 111

Het internet zorgt ervoor dat de toegankelijkheid en beschikbaarheid van alternatieve informatie voor journalisten en voor het publiek enorm vergroot is. Door deze tendens ligt er nu ook macht bij ‘non-elitaire’ stemmen, oftewel de gewone burger in bijvoorbeeld Syrië. Een ander voorbeeld hiervan is de Mexciaanse guerillabeweging Chiapas die tijdens hun oorlogsvoering veel gebruik hebben gemaakt van computers, radio en andere mediavormen om hun nieuws te laten horen. Robinson concludeert echter dat ondanks de technologische vooruitgang deze informatiestroom weinig impact heeft gehad op het aantal bronnen en standpunten in de Amerikaanse media. 112

Het is de moeite waard om dit in deze thesis verder te onderzoeken. We zijn wat betreft technologische ontwikkeling, voornamelijk als het gaat om mobiele technologie en internettoegang, inmiddels jaren verder. Het internet faciliteert een steeds meer plurale media sfeer, waarin veel outlets naast elkaar bestaan. Volgens Robinson blijft het echter in gebreke als het gaat om de impact of beïnvloeding in de reguliere nieuwsverslaggeving. Op het gebied van beïnvloeding van de massamedia in de manier waarop online informatiebronnen zijn geïntegreerd in het proces van nieuwsvergaring, is te weinig empirisch onderzoek gedaan volgens Robinson.

!

Dat onderschrijven Hänska-Ahy en Shapour in hun onderzoek naar hoe de BBC omgaat met burgerjournalistieke bronnen in hun verslaggeving over de Iraanse

International Press Institue 1953 in Allan & Zelizer (2004), p.302

109

Gurevitch et al. (1991); in Allan & Zelizer (2004), p.303

110

Brown en Shaw in Robinson (2004), p.100

111

Robinson (2004)

verkiezingsprotesten. Het gebruik van User Generated Content in verslaggeving werd 113

tijdens die verkiezingen in 2009 onderworpen aan een test binnen de BBC. Journalisten van BBC Persian en BBC Arabic vertellen dat die verkiezingen het keerpunt waren voor deze nieuwe manier van werken. Voor 2009 werd het als lastig ervaren om gebruik te maken van UGC als bron, maar omdat er tijdens de protesten geen mogelijkheid was om verslaggevers naar Iran te sturen, was het de enige beschikbare bron. Daardoor veranderde de mentaliteit van de voorheen conservatieve nieuwsorganisatie BBC, zeggen medewerkers. De redactie voelde zich zelfverzekerd in het gebruik van deze media. Het proces dat de UGC meemaakt wordt als volgt beschreven: iemand op de plek waar ‘het’ gebeurt maakt een foto, neemt audio op of schrijft een tekst, dat wordt dan gedeeld op social media of gelijk naar de BBC gestuurd. De BBC op zijn beurt verzamelt dat en controleert en verifieert de authenticiteit van de media. Hoewel dit hele proces inmiddels gevormd en verbeterd is binnen de organisatie, blijven er ook nadelen aan kleven. Een redacteur vertelt bijvoorbeeld dat de makers van de beelden op den duur erachter komen wanneer iets wel of niet wordt uitgezonden en daar gaan ze rekening mee houden. De beelden lijken dan wel ruw, maar zijn eigen al geframed. Journalisten en chefs zijn vatbaarder om informatie aan te nemen van wat als ‘betrouwbare’ bronnen worden gezien zoals overheidsfunctionarissen en andere elite stemmen. ‘Journalisten vertrouwen massaal op overheidsbronnen in het maken van nieuws’ Dit is, pleit Robinson, nog meer het geval in een oorlogssituatie, wanneer 114

misinformatie en propaganda op het Internet een piek bereikt. Ondanks dat dit een verouderd onderzoek is, wat zijn voornaamste reden vindt het de enorm snelle groei van technologische ontwikkelingen, geeft dit onderzoek over transnationale globale media, via het internet een goed inzicht in het ontstaan van deze online plurale mediasfeer.


Hänska-Ahy & Shapour (2012)

113

Hallin 1986; Herman and Chomsky 1988; Bennet 1990; Wolfsfeld 1997; Mermin 1999 in

114

In document FLAT EARTH SYRIA (pagina 28-36)