• No results found

MASTERTHESIS ACCOUNTANCY

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "MASTERTHESIS ACCOUNTANCY"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MASTERTHESIS ACCOUNTANCY

Tietsje Stoker s1692208 Nijewei 26 9269TN Veenwouden 20 augustus 2012 Afstudeerbegeleider: Dhr. J.Th. Degenkamp

WELKE INVLOED WORDT UITGEOEFEND DOOR DE RAAD VAN

COMMISSARISSEN EN DE AUDITCOMMISSIE OP HET RAPPORTEREN

(2)

2

VOORWOORD

Voor u ligt de masterscriptie die ik ter afronding van de master Accountancy geschreven heb. In lijn met het onderzoek uitgevoerd voor mijn bachelor Accountancy & Controlling ben ik me gaan oriënteren op onderzoeken over de raad van commissarissen. Daarbij ben ik naar aanleiding van de aandacht in de colleges voor de milieuverslaggeving gekomen op het onderzoeken van de relatie tussen de raad van commissarissen en de milieuverslaggeving. Om het onderzoek uit te breiden en de relatie met de accountancy te vergroten is tevens de invloed van de auditcommissie meegenomen.

Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om Ernst & Young te bedanken voor het geven van de mogelijkheid om de scriptie te schrijven bij hun op kantoor en mijn begeleider vanuit Ernst & Young dhr. Van der Molen voor zijn steun tijdens het proces van scriptie schrijven. Daarnaast wil ik graag mijn medescriptanten bedanken voor de mooie discussies die we gevoerd hebben, de goede tips en de gezellige tijd.

Vanuit de Rijksuniversiteit Groningen wil ik mijn begeleider dhr. Degenkamp bedanken voor de opmerkingen, tips en de snelle feedback. Daarnaast wil ik Tom en Niek bedanken voor het doorlezen van mijn scriptie en het geven van feedback om de scriptie naar een hoger niveau te brengen. Afsluitend wil ik mijn ouders bedanken voor de kans die zij mij gegeven hebben om te gaan studeren en voor de steun tijdens het voltooien van de studie.

Met het afronden van de scriptie komt een einde aan de mooie tijd die ik in Groningen gehad heb tijdens mijn studie. Het betekent ook het begin van een nieuwe periode, een periode waarin de theorie in de praktijk gebracht gaat worden.

Rest mij niets anders dan u veel leesplezier te wensen bij het doorlezen van deze scriptie. Tietsje Stoker

(3)

3

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding ... 4

1.1 Introductie ... 4

1.2 Probleemstelling ... 5

1.2.1 De invloed van de raad van commissarissen ... 5

1.2.2 De invloed van de auditcommissie ... 6

1.2.3 De invloed van beide commissies ... 6

1.3 Wetenschappelijke bijdrage ... 7

1.4 Indeling van het onderzoek ... 8

2. Theoretisch kader ... 9

2.1 Agentschapsprobleem ... 9

2.2 Legitimatietheorie ... 10

2.3 Vrijwillige informatieverschaffing ... 10

2.3.1 Vrijwillige informatieverschaffing ... 10

2.3.2 Vrijwillige informatieverschaffing over milieu ... 11

2.4 Reputatie ... 13

2.5 De invloed van de raad van commissarissen ... 14

2.6 De invloed van de auditcommissie ... 15

2.7 Modererend effect ... 17

3. Methode ... 18

3.1 Steekproef ... 18

3.2 Afhankelijke variabele ... 18

3.2.1 Milieueffecten van de bedrijfsvoering ... 18

3.3 Onafhankelijke variabelen ... 20

3.3.1 De invloed van de raad van commissarissen ... 20

3.3.2 De invloed van de auditcommissie ... 21

3.4 Controlevariabelen ... 21 3.4.1 Vermogensstructuur ... 21 3.4.2 ondernemingsgrootte... 22 3.4.3 Sector ... 22 4. Resultaten ... 23 5. Discussie ... 25 6. Conclusie ... 26 Literatuurlijst ... 27

(4)

4

1. INLEIDING

1.1 INTRODUCTIE

In april 2011 vond een gasexplosie plaats op het boorplatform van BP in de Golf van Mexico, waarna grote hoeveelheden olie de zee in zijn gestroomd1. Niet alleen voor het milieu is dit een ramp, ook voor BP betekent dit zware tijden. Het imago van BP heeft grote schade opgelopen en het is voor hun zaak om deze imagoschade te beperken. Het bestuur van de onderneming is als gevolg hiervan genoodzaakt maatregelen te treffen om de gevolgen van de ramp te reduceren, zoals het schoonmaken van de stranden van Mexico en het compenseren van ondernemingen die door de olieramp inkomsten derven2. Daarnaast is het belangrijk om duidelijk richting het publiek te communiceren wat de getroffen maatregelen zijn, zodat de onderneming weer in een positief daglicht gesteld wordt (Hooghiemstra, 2000, p. 56).

In de hedendaagse cultuur wordt het milieu als steeds belangrijker ervaren, denk hierbij aan het bewuster omgaan met energie3 en de toename van ecologische winkels4. Ondernemingen spelen hierop in door het aanpassen van de bedrijfsvoering en gaan milieubewuster produceren. Daarnaast wordt in het jaarverslag meer informatie opgenomen over de milieueffecten van de bedrijfsvoering. Door het vrijwillig verschaffen van deze informatie wil de onderneming meer duidelijkheid geven, over de gekozen bedrijfsvoering, aan de belanghebbenden van de onderneming (Deegan, 2002, p. 283). Het vrijwillig verstrekken van informatie door de onderneming heeft meerdere voordelen, zoals betere condities met betrekking tot het verkrijgen van vreemd vermogen en minder risico op rechtszaken (Healy en Palepu, 2001, p. 421). Daarnaast bewerkstelligt het verschaffen van vrijwillige informatie een positief effect op het imago van de onderneming (Branco en Rodrigues, 2006, p. 111).

Ook voor de relatie tussen de aandeelhouders en het bestuur van de onderneming levert vrijwillige informatieverschaffing voordelen op. Door het vrijwillig verschaffen van informatie aan de aandeelhouders wordt de informatieasymmetrie tussen de aandeelhouders en de bestuurders van de onderneming verkleind (Healy en Palepu, 2001, p. 406). Aandeelhouders en bestuurders hebben verschillende belangen binnen de onderneming, het zogenoemde agentschapsprobleem (Jensen en Meckling, 1976, p. 5). Deze verschillen ontstaan doordat bestuurders niet alleen het ondernemingsbelang meenemen in de beleidsvoering, maar tevens hun persoonlijke belang willen maximaliseren (Jensen en Meckling, 1976, p. 5). Voor aandeelhouders is het daarom belangrijk om inzicht te krijgen in de bedrijfsvoering van de onderneming, om zo een oordeel te geven over de mate waarin het bestuur het ondernemingsbelang nastreeft.

(5)

5 1.2 PROBLEEMSTELLING

1.2.1 DE INVLOED VAN DE RAAD VAN COMMISSARISSEN

Beursgenoteerde ondernemingen zijn verplicht om een raad van commissarissen aan te stellen (BW 2: 158 lid 1). De raad van commissarissen heeft als taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de onderneming, waarbij de raad van commissarissen het belang van de onderneming voorop stelt (BW 2: 140 lid 2). Dalton, Hitt, Certo en Dalton (2011, p. 6) beschouwen het aanstellen van een raad van commissarissen als een middel om het agentschapsprobleem te verminderen. Door toezicht te houden op het bestuur van de onderneming, zal het bestuur minder mogelijkheden hebben om het persoonlijk belang boven het ondernemingsbelang te plaatsen (Dalton et al, 2011, p. 7).

De posities binnen de raad van commissarissen kunnen verschillend ingevuld worden, door personen van binnen of buiten de onderneming (Dalton et al, 2011, p. 7). Personen van buiten de onderneming zullen onafhankelijker zijn van het bestuur dan personen van binnen de onderneming en kunnen hierdoor objectiever hun toezichthoudende taak uitvoeren (Dalton et al, 2011, p. 7). Het heeft niet alleen voordelen voor de aandeelhouders van de onderneming dat een raad van commissarissen is aangesteld, maar ook voor de personen zelf die zitting nemen in een raad van commissarissen. In het onderzoek van Yermack (2004, p. 2281) worden verschillende beweegredenen genoemd waarom personen van buiten de onderneming zitting nemen in een raad van commissarissen. Door het aangaan van een commissariaat wordt door de commissaris een reputatie opgebouwd als deskundige en het geeft de commissaris een bepaald aanzien (Yermack, 2004, p. 2281).

Het aangaan van een commissariaat kan echter ook nadelen hebben voor de commissaris. Indien de onderneming waarin de commissaris werkzaam is slechte resultaten behaald is dat van invloed op de reputatie van de commissaris (Ferris, Jagannathan en Pritchard, 2003, p. 1089). In lijn hiermee is het de verwachting dat het imago van de onderneming, met betrekking tot de milieueffecten van de bedrijfsvoering, eveneens van invloed is op de reputatie van de commissaris. Zoals eerder aangegeven wordt het milieu in de maatschappij als steeds belangrijker ervaren. Indien negatieve publiciteit vrijkomt met betrekking tot het milieu, zoals bij de olieramp in de Golf van Mexico, is het de verwachting dat dit geassocieerd wordt met de personen werkzaam bij de onderneming, zoals de raad van commissarissen.

Door negatieve publiciteit of sociale druk vanuit de maatschappij gaan ondernemingen hun bedrijfsvoering op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, waar milieu een onderdeel van is, aanpassen (Hooghiemstra, 2000, p. 55). Volgens de legitimatietheorie is het voor het voortbestaan van de onderneming belangrijk om binnen de normen van het maatschappelijk verkeer te opereren (Hooghiemstra, 2000, p. 56). Door het verschaffen van informatie op het gebied van milieu wil de onderneming de bedrijfsvoering op dat gebied verantwoorden aan de maatschappij, met als doel om het imago van de onderneming positief te beïnvloeden (Hooghiemstra, 2000, p. 56).

Om te zorgen dat hun eigen reputatie niet in het geding komt, zal de raad van commissarissen invloed uitoefenen op het bestuur van de onderneming, dit om toezicht te houden op een accurate bedrijfsvoering met betrekking tot het milieu. De onderneming waar de commissaris zitting heeft zal hierdoor een positief imago ontwikkelen, wat van invloed is op de reputatie

(6)

6 van de commissaris. Het bestuur van de onderneming zal door het aanpassen van de bedrijfsvoering met betrekking tot het milieu en het verschaffen van informatie hierover een positief signaal af willen geven aan de omgeving. Dit om de activiteiten tegenover de omgeving te legitimeren.

De onderzoeksvraag die hieruit voortvloeit is het volgende:

Vraag 1: In hoeverre wordt door de raad van commissarissen invloed uitgeoefend op het

rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering binnen de onderneming? 1.2.2 DE INVLOED VAN DE AUDITCOMMISSIE

Indien de raad van commissarissen uit meer dan 4 personen bestaat, stelt de raad van commissarissen uit hun midden een auditcommissie, een remuneratiecommissie en een selectie- en benoemingscommissie in (Code Frijns, 2008, principe III.5). De taak van de commissies is het voorbereiden van de besluitvorming van de raad van commissarissen (Code Frijns, 2008, principe III.5).

In aansluiting op het vakgebied accountancy waarbinnen dit onderzoek plaatsvindt, wordt naast de invloed van de raad van commissarissen tevens gekeken naar de invloed van de auditcommissie. De auditcommissie houdt toezicht op het bestuur ten aanzien van onder andere de werking van de interne risicobeheersing- en controlesystemen, het toezichthouden op de financiële informatieverschaffing in het jaarverslag en het onderhouden van de contacten met de externe accountant (Code Frijns, 2008, principe III.5.4). Het is daarnaast verantwoordelijk voor het toezichthouden op de naleving van aanbevelingen en opmerkingen gegeven door de accountant (Code Frijns, 2008, principe III.5.4).

Binnen de onderneming oefenen de auditcommissie en de raad van commissarissen een andere invloed uit op het bestuur. De auditcommissie is verantwoordelijk voor het toezichthouden op de inhoud van het jaarverslag (Code Frijns, 2008, principe III.5.4) en kan invloed uitoefenen op het bestuur indien de inhoud van het jaarverslag niet overeenkomt met de verwachtingen vanuit de commissie of als aanpassingen verwacht worden vanuit de externe accountant.

De commissaris die vanuit de raad van commissarissen zitting heeft in de auditcommissie, heeft naast de bevoegdheden vanuit de raad van commissarissen, als lid van de auditcommissie een extra mogelijkheid om invloed op het bestuur uit te oefenen. In navolging van de eerste deelvraag wordt nu de invloed van de auditcommissie op het rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering meegenomen in dit onderzoek. De verwachting is dat de auditcommissie binnen de onderneming invloed uitoefent op het bestuur om te rapporteren over de bedrijfsvoering betreffende het milieu binnen de onderneming. De onderzoeksvraag die hieruit voortvloeit is het volgende:

Vraag 2: In hoeverre wordt door de auditcommissie invloed uitgeoefend op het rapporteren over

de milieueffecten van de bedrijfsvoering binnen de onderneming?

(7)

7 De raad van commissarissen en de auditcommissie kunnen beide indirect invloed uitoefenen op de bedrijfsvoering met betrekking tot het milieu binnen de onderneming. De raad van commissarissen kan door het uitoefenen van hun invloed op het bestuur de bedrijfsvoering beïnvloeden, terwijl de auditcommissie invloed uit kan oefenen als contactpersoon van de externe accountant en als verantwoordelijke voor de informatieverschaffing binnen de onderneming. De verwachting is dat de auditcommissie de invloed van de raad van commissarissen op de bedrijfsvoering met betrekking tot de milieueffecten van de onderneming versterkt. De onderzoeksvraag die hieruit voortvloeit is het volgende:

Vraag 3: In hoeverre versterkt de auditcommissie de invloed van de raad van commissarissen op het rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering binnen de onderneming?

1.3 WETENSCHAPPELIJKE BIJDRAGE

Verscheidende onderzoeken zijn uitgevoerd naar karakteristieken die van invloed zijn op de vrijwillige informatieverschaffing binnen een onderneming, zoals het onderzoek van Donnely en Mulcahy (2008, p. 416-429) over de invloed van de onafhankelijkheid en de samenstelling van de raad van commissarissen in Ierland op de vrijwillige informatieverschaffing binnen een onderneming. In het onderzoek van García-Meca en Sánchz-Bellasta (2010, p. 603-627) wordt eveneens de relatie gelegd tussen de onafhankelijkheid van de raad van commissarissen en de vrijwillige informatieverschaffing.

Op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen met betrekking tot het milieu, zoals de invloed van de onafhankelijkheid en de grootte van de raad van commissarissen is al eerder onderzoek uitgevoerd (Galbreath, 2010, p. 335-350). De bijdrage van dit onderzoek is kennis over de invloed die de raad van commissarissen en de auditcommissie hebben op het rapporteren over het milieu in het jaarverslag. Daarnaast is dit een actueel onderzoek, met data over de jaren 2009, 2010 en 2011. Dit levert een vernieuwd inzicht op jegens de eerder uitgevoerde onderzoeken, aangezien steeds meer aandacht is vanuit de ondernemingen en de maatschappij voor het milieu. Ten slotte is dit onderzoek, in tegenstelling tot de eerder genoemde onderzoeken, uitgevoerd met gegevens van Nederlandse ondernemingen.

Hoitash, Hoitash en Bedard (2009, p. 839-867) kijken naar de relatie tussen de karakteristieken van de raad van commissarissen en de auditcommissie, zoals de invloed die de commissies uit kunnen oefenen op de informatieverschaffing met betrekking tot de gehanteerde materialiteit. Dit onderzoek draagt bij aan informatie over de invloed die de raad van commissarissen en de auditcommissie uit kunnen oefenen, alleen wordt in dit onderzoek de relatie gelegd met de mate van vrijwillige informatieverschaffing betreffende de milieueffecten van de bedrijfsvoering.

Dit onderzoek ligt in lijn met het onderzoek van De Waard, die onderzoek heeft gedaan naar de taakopvatting van commissarissen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (De Waard, 2008, p. 1-313). De Waard (2008, p. 1-313) heeft door middel van interviews met commissarissen inzichtelijk gemaakt in welke mate zij zich verantwoordelijk voelen voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen van de onderneming waarin ze een commissariaat houden. De bijdrage van dit onderzoek is dat niet naar de commissarissen afzonderlijk gekeken wordt, maar naar de commissie in zijn geheel. Daarnaast wordt naast de raad van commissarissen ook de invloed van de auditcommissie meegenomen. Ten slotte

(8)

8 wordt er voor dit onderzoek gebruik gemaakt van gegevens uit de jaren 2009 t/m 2011, terwijl het onderzoek van De Waard gegevens bevat van interviews afgenomen in 2006.

Een recenter onderzoek is van Post, Rahman en Rubow (2011, p. 189-223). Zij hebben onderzoek gedaan naar de invloed van de karakteristieken van de raad van commissarissen op het maatschappelijk verantwoord ondernemen met betrekking tot het milieu. Post et al (2011, p. 189-223) gebruiken in hun onderzoek data van Amerikaanse ondernemingen. De toevoeging van dit onderzoek is het geven van inzicht over de invloed van de raad van commissarissen en de auditcommissie binnen Nederlandse ondernemingen.

1.4 INDELING VAN HET ONDERZOEK

De opzet van dit onderzoek is als volgt. In de volgende sectie wordt het theoretisch kader uitgewerkt. In het theoretisch kader worden allereerst de agentschapstheorie en de legitimatietheorie behandeld als algemene onderbouwing. Als tweede wordt de vrijwillige informatieverschaffing en de vrijwillige informatieverschaffing met betrekking tot het milieu uiteengezet. Als derde onderdeel van het theoretisch kader wordt gekeken naar de invloed van de raad van commissarissen en de auditcommissie. Aan de hand daarvan worden de hypotheses vastgesteld. Na het theoretisch kader komt de methode, hierin wordt de uitvoering van het onderzoek toegelicht. Na de onderzoeksopzet komen de resultaten van het onderzoek. Het onderzoek wordt afgesloten met de discussie en de conclusie.

(9)

9

2. THEORETISCH KADER

2.1 AGENTSCHAPSPROBLEEM

Halverwege de 16e eeuw wordt de eerste naamloze vennootschap gevormd (Watts en Zimmerman, 1983, p. 622). Het verschil met eerdere ondernemingen is de manier van financiering (Watts en Zimmerman, 1983, p. 622). De naamloze vennootschap wordt gefinancierd met aandelen gehouden door aandeelhouders, zonder de vereiste dat de aandeelhouders zitting nemen in het bestuur van de onderneming, wat tot die tijd gebruikelijk is (Watts en Zimmerman, 1983, p. 622). De naamloze vennootschap is tegenwoordig niet meer weg te denken uit de samenleving. De scheiding tussen eigendom en bestuur brengt echter problemen met zich mee. Het is voor de eigenaren, in dit geval de aandeelhouders, moeilijk om toezicht te houden op het bestuur van de onderneming (Healy en Palepu, 2001, p. 406). Dit wordt veroorzaakt door de informatieasymmetrie tussen het bestuur en de aandeelhouders, niet alle informatie vanuit de onderneming is beschikbaar voor de aandeelhouders (Healy en Palepu, 2001, p. 406).

Het is belangrijk voor aandeelhouders om toezicht te houden op de bedrijfsvoering van de onderneming, aangezien de bestuurders naast het ondernemingsbelang tevens hun persoonlijke belang laten meetellen bij het bepalen van het beleid binnen de onderneming (Jensen en Meckling, 1976, p. 5). Deze tegengestelde belangen tussen aandeelhouders en bestuurders worden gezien als het agentschapsprobleem (Jensen en Meckling, 1976, p. 5). Door het persoonlijke belang van de bestuurders zal niet altijd de beste keus voor de onderneming gemaakt worden bij het bepalen van het beleid binnen de onderneming (Jensen en Meckling, 1976, p. 5).

Dalton et al (2011, p. 1) geven een overzicht van verschillende benaderingen om te zorgen dat de belangen van de bestuurders in overeenstemming komen met de belangen van de aandeelhouders. Als eerste benadering wordt genoemd het instellen van onafhankelijk toezicht door het benoemen van een raad van commissarissen (Dalton et al, 2011, p. 3). De commissarissen houden toezicht op het bestuur om te verzekeren dat het bestuur bij de bedrijfsvoering het ondernemingsbelang in acht neemt (Dalton et al, 2011, p. 6). De tweede benadering voor het reduceren van het agentschapsprobleem is het verstrekken van aandelen aan de bestuurders (Dalton et al, 2011, p. 3). Doordat de bestuurders zelf aandeelhouder worden van de onderneming zullen ze gestimuleerd worden om het ondernemingsbelang na te streven, om zo de waarde van de aandelen te verhogen (Dalton et al, 2011, p. 15). Als laatste benadering wordt genoemd de controle door de markt (Dalton et al, 2011, p. 24). De aandelenmarkt zal de waarde van de onderneming onderwaarderen indien het bestuur een inefficiënte bedrijfsvoering hanteert, met als mogelijk gevolg een dreiging vanuit de markt voor een vijandige overname van de onderneming (Dalton et al, 2011, p. 24).

Door het treffen van de maatregelen genoemd door Dalton et al (2011, p. 1-64) wordt de informatieasymmetrie gereduceerd. Het agentschapsprobleem is niet de enige reden waarom ondernemingen informatie verschaffen aan het maatschappelijk verkeer om zo de informatieasymmetrie te verkleinen. In de volgende paragraaf wordt naar aanleiding hiervan ingegaan op de legitimatietheorie.

(10)

10 2.2 LEGITIMATIETHEORIE

In de legitimatietheorie staat de vraag centraal of de onderneming opereert binnen de normen en waarden die gelden in de samenleving (Brown en Deegan, 1998, p. 22). Shocker en Sethi (1974, p. 67) zien de legitimatietheorie als een sociaal contract tussen de onderneming en de samenleving. De continuïteit van de onderneming komt in gevaar indien niet voldaan wordt aan dit contract, bijvoorbeeld door niet binnen de grenzen van de normen en waarden vanuit de samenleving te opereren (Shocker en Sethi, 1974, p. 67). Aangezien de normen en waarden door de tijd heen veranderen, moet het bestuur van de onderneming de bedrijfsvoering aanpassen als dit vanuit de samenleving gewenst is (Brown en Deegan, 1998, p. 22). Indien de onderneming niet voldoet aan de verwachtingen van de samenleving, zal de onderneming vanuit de samenleving bestraft worden, bijvoorbeeld door een afname van de vraag naar goederen van deze onderneming (Brown en Deegan, 1998, p. 22).

De verwachtingen over de onderneming vanuit de samenleving kunnen beïnvloed worden doordat de onderneming negatief in het nieuws komt (Hooghiemstra, 2000, p. 56). Door negatieve publiciteit of druk vanuit de omgeving zal het bestuur van de onderneming zich genoodzaakt voelen om zich tegenover de samenleving te legitimeren (Guthrie en Parker, 1989, p. 344; Patten, 1991, p. 305). Het legitimeren tegenover de samenleving kan verschillende vormen aannemen. In het onderzoek van Hooghiemstra (2000, p. 56), over de motieven van ondernemingen om te rapporteren over maatschappelijk verantwoord ondernemen, worden in navolging van Lindblom (1994) 4 strategieën genoemd die ondernemingen toepassen bij het legitimeren na druk vanuit de samenleving. De eerste strategie is het informeren van de stakeholders over de intentie vanuit de onderneming om socialer te opereren. De tweede strategie is het beïnvloeden van de perceptie van de stakeholder naar aanleiding van negatieve publiciteit, zonder de bedrijfsvoering daadwerkelijk aan te passen. De onderneming kan als derde strategie kiezen voor het afleiden van de aandacht van de negatieve gebeurtenis, door het focussen van de aandacht op positieve activiteiten, welke niet per definitie in verband hoeven te staan met de negatieve gebeurtenis. Als laatste strategie wordt genoemd het beïnvloeden van de perceptie die de samenleving heeft van het gedrag van de onderneming.

De onderneming zal niet alleen bij negatieve publiciteit of druk vanuit de omgeving zich willen legitimeren (Deegan, 2002, p. 282). Het bestuur van de onderneming zal door het vrijwillig verschaffen van informatie, bijvoorbeeld op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, willen laten zien hoe goed de onderneming op dat vlak presteert (Deegan, 2002, p.282). Dit om de onderneming in een positief daglicht te stellen en zo de perceptie van de omgeving van de onderneming te beïnvloeden. In de volgende paragraaf wordt verder ingegaan op de motieven van de onderneming om vrijwillig informatie te verschaffen.

2.3 VRIJWILLIGE INFORMATIEVERSCHAFFING

2.3.1 VRIJWILLIGE INFORMATIEVERSCHAFFING

Vanuit de samenleving wordt de vraag naar vrijwillige informatie verklaard door de informatieasymmetrie tussen de onderneming en de samenleving, en het agentschapsprobleem (Healy en Palepu, 2001, p. 406). Door het vrijwillig verschaffen van

(11)

11 informatie aan de samenleving wordt bewerkstelligd dat de samenleving toezicht kan houden op het beleid en de prestaties van de onderneming. Vrijwillige informatie betreft de informatie niet voorgeschreven door wetgeving of gedragscodes en wordt hoofdzakelijk buiten de financiële verslaggeving gepubliceerd (García-Meca en Sánchez-Ballesta, 2010, p. 606).

Vanuit de onderneming zijn meerdere beweegredenen om vrijwillig informatie te verschaffen, zoals betere financieringsmogelijkheden, juiste waardering van aandelen, het voorkomen van rechtszaken, de concurrentiepositie uiteenzetten en de wens van het bestuur om te laten zien hoe goed zij hun taak uitvoeren (Healy en Palepu, 2001, p. 421-424). Deze beweegredenen worden verklaard door het legitimerende effect dat uitgaat bij het verschaffen van vrijwillige informatie door de onderneming (Hooghiemstra, 2000, p. 56). Door het verschaffen van vrijwillige informatie wordt inzicht gegeven in de bedrijfsvoering van de onderneming en bewerkstelligd dat de informatieasymmetrie tussen de onderneming en de belanghebbenden gereduceerd wordt (Deegan, 2002, p. 282).

Meerdere onderzoeken zijn uitgevoerd naar de relatie tussen de raad van commissarissen en het vrijwillig verschaffen van informatie, waarbij vooral ingegaan wordt op de invloed van de onafhankelijkheid van de raad van commissarissen op de mate van vrijwillige informatieverschaffing. Hierbij zijn tegenstrijdige resultaten gevonden. García-Meca en Sánchez-Ballesta (2010, p. 621) hebben een relatie gevonden tussen de onafhankelijkheid van de raad van commissarissen en het verschaffen van vrijwillige informatie in communistische landen, maar niet in Anglo-Saxische landen. Donnelly en Mulcahy (2008, p. 423) vinden voor Ierland wel een relatie tussen de onafhankelijkheid en de vrijwillige informatieverschaffing, Eng en Mak (2003, p. 341) daarentegen vinden geen verband tussen beide variabelen voor ondernemingen uit Singapore. Voor Nederlandse ondernemingen zal dit onderzoek uitwijzen of de raad van commissarissen van invloed is op het verschaffen van vrijwillige informatie. Daarbij wordt specifiek gekeken naar het verschaffen van vrijwillige informatie met betrekking tot de milieueffecten van de bedrijfsvoering door de onderneming.

2.3.2 VRIJWILLIGE INFORMATIEVERSCHAFFING OVER MILIEU

In Nederland wordt op het gebied van verslaggeving in de wet weinig gezegd over het milieu. In artikel 2: 391 lid 1 (BW) wordt het milieu kort aangestipt: ‘Indien noodzakelijk voor een goed begrip van de ontwikkeling, de resultaten of de positie van de rechtspersoon en groepsmaatschappijen, omvat de analyse zowel financiële als niet-financiële prestatie-indicatoren, met inbegrip van milieu- en personeelsaangelegenheden’. Een verdere uitwerking van artikel 2: 391 lid 1 (BW) is te vinden in de richtlijnen voor de jaarverslaggeving. In richtlijn 400.114 van de jaarverslaggeving staat: ‘In het algemeen is aan ondernemingsactiviteiten een drietal maatschappelijke aspecten verbonden, te weten milieu-, sociale en economische aspecten. Door bewust rekening te houden met deze drie aspecten en de hierop betrekking hebbende effecten van ondernemingsactiviteiten, wordt door de rechtspersoon een bijdrage geleverd aan duurzame ontwikkeling’. Hierbij wordt vermeld dat het aanbeveling verdient om de maatschappelijke aspecten verder toe te lichten. Beursgenoteerde ondernemingen zijn verplicht de richtlijnen van de jaarverslaggeving toe te passen, of indien de richtlijnen niet worden opgevolgd, toe te lichten waarom afgeweken wordt van deze richtlijnen. De mate van naleving van de richtlijnen door ondernemingen is echter laag, aangezien de ondernemingen door het uitleggen waarom niet voldaan is aan de richtlijnen, al voldoen aan de wettelijke verplichting om volgens de richtlijnen te rapporteren (Degenkamp, 2006). In het onderzoek

(12)

12 van Galle (2012, p. 405) naar de mate van naleving van de corporate governance codes binnen 5 Europese landen (Verenigde Staten, Belgie, Duitsland, Italie en Nederland), blijkt dat maar 21% van de ondernemingen verklaren de nationale corporate governance code nageleefd te hebben. Het rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering is daarom in grote mate afhankelijk van het vrijwillig verschaffen van informatie door de ondernemingen, aangezien in de richtlijnen maar een kleine opsomming genoemd wordt over de milieueffecten van de bedrijfsvoering en überhaupt maar weinig ondernemingen de code naleven.

Een veelgebruikt raamwerk door ondernemingen om te rapporteren over het maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn de richtlijnen van het Global Reporting Initiative (GRI-index)5. De GRI-index is een raamwerk bestaande uit dezelfde maatschappelijke aspecten als genoemd in de richtlijnen van de jaarverslaggeving, namelijk economische, milieu- en sociale aspecten6. Door wereldwijd gebruik te maken van de GRI-index wordt bewerkstelligd dat verslaggeving betreffende het maatschappelijk verantwoord ondernemen transparanter wordt7.

Op het gebied van de milieueffecten van de bedrijfsvoering, en de rapportage hierover, is tal van wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd. Vooral naar de relatie tussen ondernemingskarakteristieken en de milieueffecten van de bedrijfsvoering is onderzoek gedaan. In navolging van de relatie tussen karakteristieken van de raad van commissarissen en de milieueffecten van de bedrijfsvoering die in dit onderzoek centraal staan, worden hierna enkele onderzoeken op het gebied van de karakteristieken van de raad van commissarissen en het milieu uitgelicht.

In hun onderzoek naar het maatschappelijk verantwoord ondernemen betreffende milieu hebben Post et al (2011, p. 189-223) een relatie gevonden tussen de milieueffecten van de bedrijfsvoering en karakteristieken van de raad van commissarissen. Een raad van commissarissen met een hoger percentage commissarissen van buiten de onderneming wordt geassocieerd met een betere score op het gebied van de milieueffecten van de bedrijfsvoering (Post et al, 2011, p. 205). Daarnaast scoren ondernemingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen betreffende milieu beter met meer dan 3 vrouwen in de raad, een raad met de gemiddelde leeftijd rond 56 jaar en de raden met een groter aantal West-Europese commissarissen (Post et al, 2011, p. 205).

Galbreath (2010, p. 335) geeft aan dat grotere druk ontstaat voor ondernemingen om ‘groen’ te produceren en daarnaast dat het milieubewust produceren een concurrentievoordeel voor ondernemingen op kan leveren. In zijn onderzoek wordt gekeken naar het verband tussen karakteristieken van de raad van commissarissen en het effect daarvan op het klimaat. Indien de positie van voorzitter van de raad van commissarissen niet door de CEO vervuld wordt, worden betere resultaten met betrekking tot het klimaat behaald (Galbreath, 2010, p. 347). Daarnaast blijkt dat ondernemingen met een afhankelijke raad van commissarissen beter presteren op het gebied van klimaat dan ondernemingen met een onafhankelijke raad van commissarissen (Galbreath, 2010, p. 347). Dit is in tegenstelling tot het onderzoek van Post et al (2011, p. 205), waar een onafhankelijkere raad betere resultaten op het gebied van milieu behaalt.

Deze resultaten van Galbreath (2010, p. 347) en Post et al (2011, p. 205) geven aan dat onderzoek nodig is naar de invloed die de raad van commissarissen uit kan oefenen binnen een onderneming op het gebied van de milieueffecten van de bedrijfsvoering. Om de invloed van de

(13)

13 raad van commissarissen en de auditcommissie van dit onderzoek op de milieueffecten van de bedrijfsvoering te kunnen onderzoeken is het eerst belangrijk om stil te staan bij de reputatie die de commissaris opbouwt bij het aangaan van een commissariaat en het effect daarvan op het imago van de onderneming. Op deze manier kan de relatie gelegd worden tussen de invloed van de raad van commissarissen en de auditcommissie, en de milieueffecten van de bedrijfsvoering.

2.4 REPUTATIE

Fama en Jensen noemen in hun onderzoek uit 1983 (p. 315) dat commissarissen door het aangaan van een commissariaat een reputatie op willen bouwen als deskundige op het gebied van besluitvorming. Dit wordt onderbouwd door de resultaten van Yermack (2004, p. 2282), die in zijn onderzoek aantoont dat commissarissen na het aangaan van een commissariaat meer aanbiedingen krijgen voor het aangaan van nieuwe commissariaten, als de onderneming waar zitting gehouden wordt tenminste goede prestaties behaald heeft. Goede resultaten voor de onderneming zijn van invloed op het aantal gehouden commissariaten in de toekomst door de commissaris, waardoor geconcludeerd kan worden dat door goede ondernemingsprestaties een reputatie opgebouwd wordt door de commissaris. Yermack (2004, p. 2306) noemt het aangaan van nieuwe commissariaten, in tegenstelling tot geld en aandelen als beloning voor het aangaan van een commissariaat, het meeste effectief voor het inkomen van de commissaris. Het belang van de reputatie van de commissaris wordt hiermee onderstreept.

De reputatie van commissarissen wordt beïnvloed door de resultaten van de onderneming waarin een commissariaat gehouden wordt (Ferris et al, 2003, p. 1088). Dit kunnen financiële resultaten zijn (Ferris et al, 2003, p. 1088), maar ook de bedrijfsvoering op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen is van invloed op de reputatie van de commissaris (Bear, Rahman en Post, 2010, p. 208).

Een positieve relatie is gevonden tussen het maatschappelijk verantwoord ondernemen en de financiële resultaten van een onderneming (Ferris et al, 2003, p. 1088 & Orlitzky, Schmidt en Rynes, 2003, p. 423). De reden van deze positieve relatie tussen het maatschappelijk verantwoord ondernemen en de financiële resultaten noemen Orlitzky et al (2003, p. 424) het reputatie-effect dat optreed voor de onderneming. De onderneming verkrijgt een beter imago. De financiële resultaten en het maatschappelijk verantwoord ondernemen beïnvloeden elkaar, betere financiële resultaten leiden tot meer aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en ondernemingen die maatschappelijk verantwoord ondernemen behalen betere financiële resultaten (Orlitzky et al, 2003, p. 424).

De relatie tussen de raad van commissarissen en het maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt indirect gelegd met behulp van het imago van de onderneming (Bear et al, 2010, p. 208). Bear et al (2010, p. 217) tonen in hun onderzoek aan dat de raad van commissarissen van invloed is op de mate van maatschappelijk verantwoord ondernemen binnen de onderneming. Zo behaalt een raad van commissarissen met meer vrouwen in de raad een betere score op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (Bear et al, 2010, p. 217). Daarnaast is in hetzelfde onderzoek de relatie vastgesteld dat meer vrouwen in de raad van commissarissen van invloed is op het imago van de onderneming, waardoor indirect de relatie tussen de raad van commissarissen en het maatschappelijk verantwoord ondernemen van de onderneming kan worden gelegd (Bear et al, 2010, p. 217). De

(14)

14 karakteristieken van de raad van commissarissen zijn van invloed op de mate waarin de onderneming maatschappelijk verantwoord onderneemt en tevens zijn de karakteristieken van de raad van commissarissen van invloed op het imago van de onderneming.

Hierboven is aangegeven dat op persoonlijk vlak de reputatie belangrijk is voor de commissaris. De reputatie van de commissaris wordt beïnvloed door het imago van de onderneming. Nu is het de verwachting dat de commissaris, in het belang van de persoonlijke reputatie, waarde hecht aan het imago van de onderneming waarin de commissaris lid is van de raad van commissarissen. De commissaris zal belang hebben om invloed uit te oefenen op de mate van maatschappelijk verantwoord ondernemen binnen de onderneming, dit voor de eigen reputatie. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de mogelijkheid van de commissaris om invloed uit te oefenen op de bedrijfsvoering van de onderneming, dit om verderop in het onderzoek de invloed van de raad van commissarissen op de milieueffecten van de bedrijfsvoering te kunnen onderzoeken.

2.5 DE INVLOED VAN DE RAAD VAN COMMISSARISSEN

Wat maakt dat de raad van commissarissen meer of minder invloed uit kan oefenen binnen een onderneming? Aan de hand van eerder onderzoek naar verschillende karakteristieken van de raad van commissarissen wordt vastgesteld welke karakteristieken van de raad van commissarissen bepalend zijn voor het uitoefenen van invloed binnen de onderneming.

Binnen de onderneming wordt een raad van commissarissen aangesteld om toezicht te houden op de raad van bestuur en om het bestuur bij te staan met kennis en advies (Hilmann en Dalziel, 2003, p. 383). Een veel voorkomende karakteristiek in onderzoek naar de raad van commissarissen is de onafhankelijkheid van de raad (Dalton et al, 2011, p. 7-15; Post et al, 2011, p. 189-223; García-Meca en Sánchez-Ballesta, 2010, p. 603-627). Voor het effectief toezicht houden op het bestuur is het belangrijk dat de commissaris onafhankelijk is van het bestuur van de onderneming, dit om belangenverstrengelingen te voorkomen (Dalton et al, 2011, p. 7). Zo zal de commissaris die binnen de onderneming werkzaam is, en voor promotie afhankelijk is van het bestuur, minder snel kritiek leveren op het bestuur (Dalton et al, 2011, p. 9). Hierdoor zal het de toezichthoudende rol minder goed kunnen uitvoeren. Naast de rol van de commissaris binnen de onderneming heeft de commissaris tevens belangen buiten de onderneming, het moet namelijk ook rekening houden met de belangen van het maatschappelijk verkeer. De raad van commissarissen heeft als taak om onder andere namens het maatschappelijk verkeer toezicht te houden binnen de onderneming. Voor de raad van commissarissen is het daarom belangrijk om richting de maatschappij te communiceren over de werkzaamheden binnen de onderneming, dit om de informatieasymmetrie te verkleinen. Een onafhankelijke raad van commissarissen bewerkstelligd dat meer vrijwillige informatie verschaft wordt richting de maatschappij (Patelli en Prencipe, 2007, p. 26) en dat de onderneming betere prestaties behaald op het gebied van de milieueffecten van de bedrijfsvoering (Post et al, 2011, p. 205).

De volgende karakteristiek is de grootte van de raad van commissarissen. Guest (2009, p. 23) concludeert dat ondernemingen met grotere raden slechtere financiële resultaten behalen. Als oorzaak hiervan noemt hij slechte communicatie en besluitvoering (Guest, 2009, p. 23). Ook de gereduceerde focus van de raad en een actievere deelneming wordt in grotere raden als problematisch ervaren, met als gevolg slechtere resultaten voor de onderneming ( Schnake en

(15)

15 Williams, 2008, p. 3). Voor ondernemingen is het aanbevolen om een kleinere raad van commissarissen aan te stellen, zodat de voorgenoemde problemen beperkt worden. De raad van commissarissen zal met een kleinere raad meer betrokken zijn bij de besluitvoering en zich verantwoordelijker voelen, met als gevolg betere resultaten voor de onderneming ( Schnake en Williams, 2008, p. 3).

Net als bij kleinere raden zal het voor de commissaris mogelijk zijn om meer invloed uit te oefenen indien meer vergaderd wordt. Meer vergaderingen betekent meer mogelijkheden voor de commissaris om invloed uit te oefenen. Zo kunnen door de commissarissen meer onderwerpen behandeld worden en kan dieper worden ingegaan op de onderwerpen. Dit heeft als gevolg dat door de raad van commissarissen beter toezicht gehouden wordt op het beleid binnen de onderneming en meer mogelijkheid bestaat om het bestuur bij te staan met kennis en advies (Dhaliwal et al, 2007, p. 14).

De karakteristieken onafhankelijkheid, grootte en het aantal vergaderingen van de raad van commissarissen worden in het onderzoek van Hoitash, Hoitash en Bedard (2009, p. 839-867) gebruikt om de invloed van de raad van commissarissen binnen de onderneming te bepalen. Hoitash et al (2009, p. 839-867) onderzoeken de relatie tussen de corporate governance en het verschaffen van informatie over de materiele zwakheden in de interne beheersing van de onderneming, waarbij specifiek gekeken wordt hoe deze materiële zwakheden vastgelegd worden in de financiële verslaggeving. Hoitash et al (2009, p. 839-867) concluderen dat hoe meer invloed de raad van commissarissen uit kan oefenen binnen de onderneming, hoe meer gerapporteerd wordt over de materiële zwakheden in de interne beheersing (Hoitash et al, 2009, p. 839).

Uit het onderzoek van Hoitash et al (2009, p. 839-867) blijkt dat de raad van commissarissen invloed uit kan oefenen binnen de onderneming. In lijn hiermee is het de verwachting dat de invloed van de raad van commissarissen effect heeft op het rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering van de onderneming. Door aan de hand van de karakteristieken onafhankelijk, grootte en aantal vergaderingen de invloed van de raad van commissarissen vast te stellen (Dhaliwal et al, 2007, p. 13) kan de relatie tussen de invloed van de raad van commissarissen en het rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering van de onderneming vastgesteld worden. Voor de eigen reputatie van de commissaris (Yermack, 2004, p. 2306), zal hij gebaat zijn bij het uitoefenen van invloed op het bestuur van de onderneming om maatschappelijk verantwoord te ondernemen, daarbij specifiek gekeken naar het aspect milieu binnen het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Aan de hand van onderstaande hypothese wordt de relatie tussen de invloed van de raad van commissarissen en de mate van rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering onderzocht:

Hypothese 1: De mate waarin de raad van commissarissen invloed uit kan oefenen binnen een

onderneming heeft invloed op de mate van rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering van de onderneming.

2.6 DE INVLOED VAN DE AUDITCOMMISSIE

Naast de invloed van de raad van commissarissen wordt tevens gekeken naar de invloed die de auditcommissie kan uitoefenen binnen de onderneming. Indien de raad van commissarissen uit meer dan 4 personen bestaat, is de raad verplicht om uit hun midden, naast een

(16)

16 remuneratie en een selectie- en benoemingscommissie, een auditcommissie aan te stellen (Code Frijns, 2008, principe III.5). Voor ondernemingen van openbaar belang, zoals beursgenoteerde Nederlandse ondernemingen, is het verplicht om een auditcommissie aan te stellen (Europese richtlijn 2006/43/EG, art. 41 lid 1). De taak van bovengenoemde commissies is het voorbereiden van de besluitvorming van de raad van commissarissen (Code Frijns, 2008, principe III.5). De auditcommissie kan als ondersteunende commissie van de raad van commissarissen gezien worden, maar heeft tevens eigen taken.

In de Europese richtlijnen (2006/43/EG art. 41) en de Code Frijns (2008, principe III.5.4-III.5.9) is vastgelegd wat de taken van de auditcommissie zijn. De auditcommissie houdt toezicht op het financiële verslaggevingsproces, de doeltreffendheid van het interne beheersingssysteem, en de wettelijke controle van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening (Europese richtlijn 2006/43/EG art. 41 lid 2). Tevens beoordeelt en houdt de auditcommissie toezicht op de onafhankelijkheid van de auditor van onderneming (Europese richtlijn 2006/43/EG art. 41 lid 2). De auditor wordt op aanbeveling van de auditcommissie benoemd door de leidinggevende of het toezichthoudend orgaan (Europese richtlijn 2006/43/EG art. 41 lid 3). In de Code Frijns (2008, principe III.5.4-III.5.9) worden de hierboven genoemde taken verder toegelicht.

Zoals hierboven aangegeven wordt de auditcommissie samengesteld uit leden van de raad van commissarissen. De motivatie van de leden van de raad van commissarissen voor het uitoefenen van invloed binnen de onderneming geld ook voor de leden van de auditcommissie, omdat zij één en dezelfde persoon zijn. De auditcommissie heeft verschillende taken binnen de onderneming waar zij verantwoordelijk voor is. De commissie dient zorg te dragen dat deze taken goed uitgevoerd worden, dit om de eigen reputatie te beschermen. Evenals bij de raad van commissarissen is het de verwachting dat verschillende karakteristieken van de auditcommissie de invloed bepalen die de commissie binnen de onderneming kan uitoefenen. Meerdere onderzoeken zijn uitgevoerd naar de invloed van verschillende karakteristieken van de auditcommissie binnen de onderneming. Zo hebben Zaman, Hudaib en Haniffa (2011, p. 165) de effectiviteit van de auditcommissie bepaald aan de hand van de onafhankelijkheid, de grootte, het aantal vergaderingen en het aanwezig zijn van een financiële expert in de commissie. In hun onderzoek naar de relatie tussen de effectiviteit van de auditcommissie en de beloning van de auditcommissie noemen Zaman et al (2011, p. 190) als reden voor de effectieve werking van de auditcommissie het risico op rechtszaken en reputatieschade voor de commissaris. Net als eerder genoemd onderzoek naar de raad van commissarissen hebben de leden van de auditcommissie op persoonlijk vlak baat bij het effectief toezicht houden binnen de onderneming. Dit om het imago van de onderneming te waarborgen.

Door de taken omschreven in de Europese richtlijnen (Europese richtlijn 2006/43/EG) is het voor de auditcommissie mogelijk om invloed uit te oefenen binnen de onderneming. Voor de eigen reputatie van de commissaris is het belangrijk dat de onderneming waarin een commissariaat gehouden wordt een goed imago heeft (Yermack, 2004, p. 2306). In navolging van de invloed die de commissaris uit kan oefenen als lid van de raad van commissarissen, wordt in dit onderzoek eveneens gekeken naar de invloed van de auditcommissie op het rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering. Dit omdat de auditcommissie andere taken heeft binnen de onderneming en het de verwachting is dat de auditcommissie

(17)

17 een andere invloed uit kan oefenen binnen de onderneming dan de raad van commissarissen. De hypothese die hieruit volgt is het volgende:

Hypothese 2: De mate waarin de auditcommissie invloed uit kan oefenen binnen een

onderneming heeft invloed op de mate van rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering van de onderneming.

2.7 MODEREREND EFFECT

De raad van commissarissen en de auditcommissie kunnen beide indirect invloed uitoefenen op de bedrijfsvoering met betrekking tot de milieueffecten van de bedrijfseffecten binnen een onderneming. De raad van commissarissen kan door het uitoefenen van hun invloed op het bestuur de bedrijfsvoering beïnvloeden, terwijl de auditcommissie invloed uit kan oefenen als contactpersoon van de externe accountant en als verantwoordelijke voor de informatieverschaffing binnen de onderneming. De verwachting is dat de auditcommissie de invloed van de raad van commissarissen op de bedrijfsvoering met betrekking tot de milieueffecten van de onderneming versterkt (Hoitash et al, 2009, p. 839-867; Dhaliwal et al, 2007, p. 13).

Hypothese 3: De mate van invloed van de auditcommissie versterkt de mate van invloed van de raad van commissarissen, op de mate van rapporten over de milieueffecten van de bedrijfsvoering van een onderneming.

(18)

18

3. METHODE

In dit hoofdstuk wordt de opzet van het onderzoek uiteengezet. In de eerste paragraaf wordt de populatie beschreven met de bijbehorende steekproef. In de tweede paragraaf wordt de afhankelijke variabele milieueffecten van de bedrijfsvoering uitgewerkt, gevolgd door de onafhankelijke variabelen invloed van de raad van commissarissen en invloed van de auditcommissie in de derde paragraaf. In de laatste paragraaf worden de controlevariabelen van dit onderzoek beschreven.

3.1 STEEKPROEF

De populatie van dit onderzoek bestaat uit ondernemingen die genoteerd staan aan de AEX en de AMX in Nederland. Voor de steekproef van het onderzoek is gekozen voor het verzamelen van data van de meest recente boekjaren waarvan de ondernemingen hun jaarverslag reeds gepubliceerd hebben, namelijk de boekjaren 2009, 2010 en 2011.

Omdat gewerkt wordt met recente data is het mogelijk om naar aanleiding van het onderzoek actueel inzicht te verkrijgen in de invloed die de raad van commissarissen en de auditcommissie uitoefenen op het rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering binnen een onderneming. In dit onderzoek is gekozen voor beursgenoteerde ondernemingen, omdat deze ondernemingen verplicht zijn om een raad van commissarissen en een auditcommissie aan te stellen (BW 2: 158 lid 1; Code Frijns, 2008, principe III.5). Zo wordt bewerkstelligd dat van iedere onderneming uit de steekproef data beschikbaar zijn over de raad van commissarissen en de auditcommissie.

De data voor dit onderzoek worden verzameld aan de hand van de jaarverslagen en duurzaamheidsverslagen gepubliceerd door de ondernemingen, met indien nodig aanvullende informatie van de internetpagina van de onderneming. De ondernemingen aan de AEX en AMX variëren per jaar. Ieder jaar komen nieuwe ondernemingen op de beurs en verlaten andere ondernemingen de beurs. Gekozen is voor een peildatum aan het eind van ieder jaar van de steekproef. De ondernemingen die op 31 december van het betreffende jaar genoteerd staan aan de AEX of AMX zijn meegenomen in de steekproef9. De reden voor deze keuze is dat per jaar, ongeacht het aantal variaties in ondernemingen binnen de betreffende beurs, gemiddeld 25 onderneming meegenomen worden in de steekproef. Zo is het aantal ondernemingen per jaar en per beurs gelijkmatig verdeeld binnen de steekproef. Met uitzondering van 1 ondernemingsjaar, de onderneming Crucell over het jaar 2010 is vanwege een overname niet meegenomen in de steekproef, zijn verder van alle ondernemingen alle benodigde data gevonden. De steekproef bestaat in totaal uit 148 ondernemingsjaren.

3.2 AFHANKELIJKE VARIABELE

3.2.1 MILIEUEFFECTEN VAN DE BEDRIJFSVOERING

In de richtlijnen voor de jaarverslaggeving (richtlijn 400.117) wordt het Global Reporting Initiative (GRI-index) genoemd als richtlijn voor het rapporteren over het milieu. Wereldwijd wordt veel gebruikt gemaakt van deze richtlijn om te rapporteren over het maatschappelijk

(19)

19 verantwoord ondernemen. Global Reporting Initiative is een non-profit organisatie met als visie het faciliteren van een richtlijn voor het rapporteren over economische, milieu, sociale en bestuurlijke prestaties, en de impact hiervan10. Hierbij wordt beoogd door de richtlijnen een stabiele economie te creëren, waarbij op een transparante manier gerapporteerd wordt over de hierboven genoemde aspecten10.

De GRI-index bestaat voor het aspect milieuverslaggeving uit 30 indicatoren. Door het toepassen van deze indicatoren wordt getracht inzicht te geven in de bedrijfsvoering op het gebied van de milieueffecten van de onderneming. De milieu-indicatoren zijn ingedeeld in 9 categorieën, namelijk materiaal, energie, water, biodiversiteit, uitstoot en afval, producten en diensten, naleving wetgeving, transport, en totale milieu-impact11. De GRI-index geeft aan hoe de indicatoren in het jaarverslag dienen te worden opgenomen, zodat de ondernemingen allemaal volgens hetzelfde raamwerk rapporteren over het milieueffecten van de bedrijfsvoering, dit om de transparantie te vergroten11.

Clarkson, Li, Richardson en Vasvari (2008, p. 305) hebben in hun onderzoek een index opgesteld voor het meten van de milieueffecten van de bedrijfsvoering. Doordat ondernemingen verschillende manieren hanteren om te rapporteren over het milieu is het lastig om dit in onderzoek te vergelijken. Clarkson et al (2008, p. 305) hebben op basis van de GRI-index een eigen index opgesteld om de relatie tussen de werkelijke milieueffecten van de bedrijfsvoering en het rapporten hierover vast te stellen. De index is echter bij het bepalen van de waardes naar aanleiding van de gevonden data onderhevig aan interpretatie. Naar aanleiding hiervan is gekozen voor de eenduidige index opgesteld door Rahman en Post (2012, p. 307-319), die de index eveneens gebaseerd hebben op de veelgebruikte GRI-index.

Rahman en Post (2012, p. 307-319) hebben beoogd een transparante index op te stellen voor het meten van het maatschappelijk verantwoord ondernemen op het gebied van milieu. Voor het reproduceren van de index is een coderingsschema opgenomen, zodat in vervolgonderzoek de index op dezelfde manier toegepast kan worden. Daarnaast hebben ze bij het bepalen van de index rekening gehouden met de toegankelijkheid voor het verkrijgen van de data van de ondernemingen, in de index wordt alleen publiek beschikbare informatie meegenomen.

De index van Rahman en Post voor het meten van het rapporten over de milieueffecten van de bedrijfsvoering bestaat uit 6 componenten, te weten energie, water, uitstoot van broeikasgassen, verbruik van elektriciteit, vrijkomen van giftige stoffen en als laatste informatie over lozingen of lekkage (2012, p. 312). Indien in het jaarverslag, duurzaamheidsverslag of op de internetpagina van de onderneming de waarde gegeven wordt van de componenten van de index wordt per component een 1 toegekend, wordt de component niet genoemd wordt een 0 toegekend. Hierbij wordt alleen de waarde van 1 aan de component toegekend indien concreet een waarde genoemd is over de desbetreffende component, zoals het totale energieverbruik van de onderneming. Het totaal van de index voor het meten van het rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering kan minimaal 0 en maximaal de waarde van 6 aannemen. Deze index wordt eveneens in dit onderzoek gebruikt voor het bepalen van de mate waarin gerapporteerd wordt over de milieueffecten van de bedrijfsvoering binnen de onderneming.

(20)

20 3.3 ONAFHANKELIJKE VARIABELEN

3.3.1 DE INVLOED VAN DE RAAD VAN COMMISSARISSEN

De eerste onafhankelijke variabele van dit onderzoek is de invloed die de raad van commissarissen uit kan oefenen binnen een onderneming. Op basis van eerder onderzoek wordt aan de hand van verschillende karakteristieken van de raad van commissarissen een waarde toegekend voor de invloed die de raad uit kan oefenen binnen een onderneming. Hoitash et al (2009, p. 839-867) bepalen de invloed van de raad van commissarissen aan de hand van 5 verschillende karakteristieken, namelijk grootte, onafhankelijkheid, ambtstermijn, aantal vergaderingen en gemiddeld aantal gehouden commissariaten door de leden van de raad van commissarissen. Hoitash et al (2009, p. 849-850) waarderen de verschillende karakteristieken met de waarde 1 of 0, dit wordt bepaald ten opzichte van de mediaan van de steekproef. De waarde 1 wordt toekend indien de raad kleiner is dan de mediaan, het aantal onafhankelijke commissarissen groter is dan de mediaan, de gemiddelde ambtstermijn van de commissarissen langer is dan de mediaan, het aantal vergaderingen gehouden door de raad groter is dan de mediaan en het gemiddeld aantal gehouden commissariaten kleiner is dan de mediaan van de steekproef (Hoitash, 2009, 849-850). Is dit niet het geval dan wordt de waarde 0 toegekend aan de desbetreffende component.De som van de waarden bepaald de invloed die de raad van commissarissen uit kan oefenen binnen de onderneming. De invloed die de raad van commissarissen uit kan oefenen met het model van Hoitash et al (2009, p. 849-850) heeft een minimumwaarde van 0 en een maximale waarde van 5.

Het concretiseren van de invloed door Hoitash et al (2009, p. 849-850) is deels gebaseerd op de manier waarop Dhaliwal et al ( 2008, p. 1-32) de invloed binnen hun onderzoek vastgesteld hebben. De karakteristieken in het onderzoek van Dhaliwal et al (2008, p. 13-14) om de invloed te meten zijn de grootte, de onafhankelijkheid en het aantal vergaderingen van de raad van commissarissen. Voor het meten van de invloed van de raad van commissarissen van dit onderzoek is gekozen voor het gebruiken van de index van Dhaliwal et al (2009, p. 839-867), omdat deze index geheel vastgesteld kan worden met publiek beschikbare data. In navolging van Hoitash et al (2009, p. 849-850) worden de karakteristieken grootte, onafhankelijkheid en aantal vergaderingen vergeleken met de mediaan van de steekproef.

Zoals uiteengezet in het theoretisch kader wordt een kleinere raad van commissarissen geacht beter toezicht te houden, doordat minder sprake is van slechte communicatie en besluitvorming (Guest, 2009, p. 23). Schnake en Williams (2008, p. 3) geven in hun onderzoek aan dat een kleinere raad meer betrokken is bij de besluitvoering en dat de commissarissen zich verantwoordelijker voelen. In navolging hiervan krijgt een raad van commissarissen kleiner dan de mediaan van de steekproef de waarde 1, de raad groter of gelijk aan de mediaan de waarde 0 (Dhaliwal et al, 2008, p. 13-14). Een onafhankelijke raad van commissarissen zal de toezichthoudende rol binnen de onderneming beter uit kunnen voeren, omdat geen sprake is van belangenverstrengeling bij het uitvoeren van de taken binnen de raad van commissarissen (Dalton et al, 2011, p. 9). Post et al (2011, p. 205) tonen in hun onderzoek aan dat ondernemingen met een onafhankelijke raad van commissarissen beter ondernemingsprestaties behalen. Naar aanleiding hiervan krijgt de raad van commissarissen met een hoger percentage onafhankelijke commissarissen dan de mediaan van de steekproef de waarde 1, indien dit niet het geval is wordt de waarde 0 toegekend. Als laatste variabele

(21)

21 wordt gekeken naar het aantal vergaderingen gehouden door de raad van commissarissen. Meer vergaderingen betekent meer mogelijkheden voor de commissarissen om invloed uit te oefenen. Daarom krijgen raden met meer vergaderingen dan de mediaan van de steekproef de waarde 1, raden met minder of een gelijk aantal vergaderingen de waarde 0. De invloed van de raad van commissarissen ligt tussen de minimumwaarde van 0 en de maximumwaarde van 3.

3.3.2 DE INVLOED VAN DE AUDITCOMMISSIE

De tweede onafhankelijke variabele van dit onderzoek is de invloed van de auditcommissie. De auditcommissie bestaat uit leden van de raad van commissarissen. Voor het bepalen van de invloed die de auditcommissie uit kan oefenen binnen een onderneming wordt daarom gebruik gemaakt van dezelfde index als ook gebruikt bij het bepalen van de invloed van de raad van commissarissen.

De keuze voor het gebruiken van de index van Dhaliwal et al (2008, p. 13-14) wordt onderstreept door het onderzoek van Zaman et al (2011, p. 176). In dat onderzoek wordt de effectiviteit van de auditcommissie aan de hand van vergelijkbare karakteristieken gemeten als in het onderzoek van Dhaliwal (2008, p. 13-14), Zaman et al (2011, p. 176) bepalen de effectiviteit van de auditcommissie aan de hand van de grootte van de commissie, het aantal vergaderingen, de onafhankelijkheid en het aanwezig zijn van financiële expertise binnen de commissie.

Indien de auditcommissie groter is dan de mediaan van de steekproef wordt de waarde 1 toegekend, anders de waarde 0. Een commissie bestaande uit meer onafhankelijke leden dan de mediaan van de steekproef krijgt de waarde 1, anders de waarde 0. Als laatste variabele wordt het aantal vergaderingen van de auditcommissie vergeleken met de mediaan van de steekproef, waar een commissie met meer vergaderingen dan de mediaan de waarde 1 krijgt, anders de waarde 0. De invloed van de auditcommissie komt hiermee tussen de 0 en 3 te liggen.

3.4 CONTROLEVARIABELEN

3.4.1 VERMOGENSSTRUCTUUR

Allereerst wordt gecontroleerd voor de vermogensstructuur (Merkl-Davies en Brennan, 2007, p. 613; Zaman et al, 2011, p. 177). Merkl-Davies en Brennan ( 2007, p. 613) controleren voor de vermogensstructuur aangezien ondernemingen met een hoger percentage vreemd vermogen meer neigen naar het toepassen van impressiemanagement. Zo zal een onderneming met veel vreemd vermogen geneigd zijn om meer te rapporteren over het milieu, dit om de vermogensverschaffers positief te beïnvloeden. Zaman et al (2011, p. 177) nemen eveneens de vermogensstructuur mee in hun onderzoek naar de invloed van de auditcommissie. De vermogensstructuur wordt berekend aan de hand van de volgende formule (Brealey, Myers en Marcus, 2007, p. 467-468):

totaal vreemd vermogen totale activa

(22)

22

3.4.2 ONDERNEMINGSGROOTTE

Als tweede wordt gecontroleerd voor de ondernemingsgrootte. De grootte van de onderneming zal effect hebben op de invloed die de raad van commissarissen en de auditcommissie kunnen uitoefenen binnen de onderneming (Hoitash et al, 2009, p. 850). Voor de raad van commissarissen en de auditcommissie zal het moeilijker worden om toezicht te houden indien de onderneming groter, en waarschijnlijk complexer zal zijn (Hoitash et al, 2009, p. 850). De aandacht van de commissaris zal meer verdeeld zijn over de verschillende activiteiten van de onderneming, waardoor minder diep op de zaken kan worden ingegaan en het voor de commissaris moeilijk wordt om invloed uit te oefenen (Hoitash et al, 2009, p. 850). De grootte van de onderneming wordt bepaald aan de hand van de omzet van de onderneming (Hoitash et al, 2009, p. 850). Om de grote verschillen tussen de omzet van de verschillende ondernemingen tegen te gaan, worden de data aangepast aan een bandbreedte van 3 keer plus/min de standaarddeviatie van de gemiddelde omzet binnen de steekproef. Van deze waardes wordt de logaritme genomen en deze waardes wordt verder meegenomen in het onderzoek.

3.4.3 SECTOR

In onderzoek naar de milieueffecten van de bedrijfsvoering is het belangrijk om te controleren voor de sector (Post et al, 2011, p. 201). Ook in onderzoek op het gebied van de invloed van de raad van commissarissen en de auditcommissie wordt de sector als controlevariabele meegenomen (Zaman et al, 2011, p. 177; Dhaliwal et al, 2008, p. 18). Per sector zal meer of minder sprake zijn van effecten van de bedrijfsvoering op het milieu. Hierdoor zal meer aandacht besteedt worden aan het reduceren van de milieueffecten van de bedrijfsvoering, waarbij het eveneens invloed heeft op de mate van rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering. De ondernemingen uit de steekproef worden aan de hand van het rapport ‘Environmental Accounts of the Netherlands 2009’ van het CBS (p. 110) ingedeeld in sectoren die

milieuvervuilend produceren en sectoren die minder milieuvervuilend produceren12. De sectoren

die als milieuvervuilend aangemerkt kunnen worden (transport; bouw en maritiem, energie, olie

en gas; technologie)12 krijgen de waarde 1, de andere sectoren worden gecodeerd met de waarde

(23)

23

4. RESULTATEN

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek uiteengezet. Allereerst is een overzicht opgesteld over de variabelen van de steekproef. Als tweede wordt de multicollineariteit bepaald, gevolgd door het uitvoeren van de regressieanalyse. Afsluitend wordt bepaald of de opgestelde hypotheses aangenomen kunnen worden of verworpen moeten worden.

In tabel 1 is een overzicht opgenomen van de variabelen van de steekproef. Het gemiddelde van de milieu-index binnen de steekproef is 2,149. Met een maximale waarde van 6 die de milieu-index aan kan nemen is het gemiddelde van 2,149 aan de lage kant. Zoals verwacht nemen de waarden binnen de index toe met de jaren. In 2009 was de gemiddelde waarde van de milieu-index binnen de steekproef 1,88, in 2010 was dit 2,15 en in 2011 was de gemiddelde waarde van de milieu-index 2,42. De verwachting is dat het rapporten over de milieueffecten van de bedrijfsvoering de komende jaren blijft stijgen.

Het gemiddelde van de invloed van de raad van commissarissen bedraagt 1,338. De gemiddelde invloed van de auditcommissie is hoger, namelijk 1,426. De waardes van de gemiddelde invloed van beide commissies zijn aan de lage kant wat betreft de invloed die uitgeoefend kan worden, aangezien beide variabelen maximaal de waarde van 3 kunnen aannemen.

Voordat begonnen wordt met het uitvoeren van de regressie is het belangrijk om de multicollineariteit te bepalen. Dit om de zorgen dat de correlatie tussen de onafhankelijke variabelen niet te hoog is. In tabel 2 is een overzicht opgenomen van de multicollineariteit. Alle waarden liggen onder de waarde van | 0,7 | waardoor geconcludeerd kan worden dat de onderlinge correlatie tussen de variabelen geen probleem op gaat leveren.

** Correlatie is significant op niveau 0,01 (2-zijdig) * Correlatie is significant op niveau 0,05 (2-zijdig)

Tabel 1: Beschrijvende Statistiek

Gemiddelde Standaarddeviatie Minimum Maximum

Milieu 2,149 2,048 0 6 Invloed RvC 1,338 0,813 0 3 Invloed Auditcommissie 1,426 0,757 0 3 Omzet (miljoen) 14.153 41.615 3 363.377 Vermogensstructuur 0,471 0,471 0,49 3,71 Sector 0,291 0,456 0 1 Tabel 2: Multicollineariteit

Milieu Invloed RvC Invloed

Auditcommissie Omzet Vermogens-structuur

Milieu Invloed RvC -0,198* Invloed Auditcommissie 0,069 0,141 Omzet 0,440** -0,427** 0,055 Vermogensstructuur -0,196* 0,191* 0,121 -0,299** Sector 0,369** -0,065 0,053 0,119 -0,029

(24)

24 Na het uitvoeren van de multicollineariteitstest kan de regressie uitgevoerd worden. De eerste hypothese van dit onderzoek is de mate van invloed van de raad van commissarissen op de mate waarin gerapporteerd wordt over de milieueffecten van de bedrijfsvoering. In tabel 3 is een overzicht opgenomen van de uitkomsten van de regressieanalyse. De eerste hypothese is niet significant bewezen (β=0,002, ns), de mate van invloed van de raad van commissarissen is niet van invloed op de mate van rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering. Hypothese 1 wordt daarom verworpen.

De tweede hypothese onderzoekt de relatie tussen de mate van invloed van de auditcommissie en de mate van rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering. De uitkomst van de regressie is eveneens niet significant bewezen (β=0,110, ns). De mate van invloed van de auditcommissie is niet van invloed op de mate van rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering. Hypothese 2 wordt eveneens verworpen.

De derde en tevens laatste hypothese neemt de mate van invloed van de raad van commissarissen en mate van de invloed van de auditcommissie mee op het rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering. De invloed van de raad van commissarissen en de invloed van de auditcommissie versterken elkaar, aangezien hier wel een significant resultaat gevonden wordt (β=0,314, σ=0,05). De invloed van de raad van commissarissen en de auditcommissie tezamen zijn van invloed op de mate van rapporteren over de milieueffecten van de bedrijfsvoering. Hypothese 3 wordt aangenomen.

Tabel 3: Lineaire regressie

Model 1 Model 2 Model 3 Model 4

β σ β σ β σ β σ Constante -1,309 0,186 -1,303 0,245 -1,384 0,167 -1,157 0,296 Vermogensstructuur -0,315 0,323 -0,315 0,326 -0,342 0,290 -0,360 0,261 Omzet 1,019** 0,000 1,018** 0,000 1,009** 0,000 0,970** 0,000 Sector 1,447** 0,000 1,447** 0,000 1,438** 0,000 1,347** 0,000 Invloed RvC --- --- -0,002 0,991 --- --- -0,036 0,854 Invloed Auditcommissie --- --- --- --- 0,110 0,567 0,087 0,651 Invloed RvC x invloed auditcommissie --- --- --- --- --- --- 0,314* 0,021 Aangepaste R2 0,286 0,281 0,282 0,299 Verandering R2 0,300 0,000 0,002 0,028 F-waarde 20,606** 15,347** 15,465** 11,467**

** Correlatie is significant op niveau 0,01 (2-zijdig) * Correlatie is significant op niveau 0,05 (2-zijdig)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat opvalt in kolom 5 is dat het percentage vrouwen in de RvB geen significante invloed heeft op het publiceren van een IR, als het percentage outside directors in de RvC en de

Voor het gehanteerde datamodel verwijs ik naar bijlage meet ik aan de hand van het totaal aantal vrouwen in de een one tier bestuursmodel is dit het aantal vrouwelijke executive en

De resultaten uit de laatste hypothese 4a/b zijn verschillende, hieruit blijkt dat de omvang van de Raad van Bestuur wel invloed heeft op de mate van informatie over zorg en

In paragraaf vijf werd aangegeven dat de basisbezol- diging de belangrijkste bezoldigingscomponent van de commissaris is, dit komt overeen met de gevonden gegevens. Bijna

2.1 Fiscale voordelen voor kleine vennootschappen

Amendement A 2, alle fracties: : € 14.500 ten laste van post onvoorzien structureel accommodatie ONDO/DOS Stemming: Voor 15 en tegen 0

(Investerings- plan project BMV en Woonserviceont- wikkeling Heusden 2011), op verzoek van het college van de agenda afge- voerd vanwege nader vooroverleg met partijen die

Volkshuisvesting Arnhem (Volkshuisvesting) is een woningcorporatie die in de gemeente Arnhem actief is, als maatschappelijke partner, met het bouwen en beheren van woningen