• No results found

Een onderzoek naar de invloed van de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen op de leesbaarheid van integrated reporting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een onderzoek naar de invloed van de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen op de leesbaarheid van integrated reporting"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afstudeeronderzoek master Accountancy

Een onderzoek naar de invloed van de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen op de leesbaarheid van integrated reporting

Auteur: Koen ter Braack

Afstudeeronderzoek master Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen, 6 april 2014

(2)

Integrated reporting

Een onderzoek naar de invloed van de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen op de leesbaarheid van integrated reporting.

Auteur: Koen ter Braack

06 – 53 82 15 54

koen.ter.braack@nl.pwc.com

Studentnummer: 1383280

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit: Economie & Bedrijfskunde Opleiding: Master Accountancy

Eerste begeleider: Dick de Waard Tweede beoordelaar: Paul van Asperen

Datum: 6 april 2014

(3)

Voorwoord

Deze scriptie schrijf ik ter afronding van de master Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Een opleiding die ik in 2008 ben begonnen en nu, in 2014, eindelijk ga voltooien. Hoewel ik de reguliere vakken allemaal in 1 keer heb gehaald, bleek het schrijven van mijn master scriptie lange tijd een brug te ver. Noem het verstandig of niet, maar per 1 maart 2009 begon ik fulltime met werken bij PwC kantoor Utrecht. Met een gezonde dosis overmoed dacht ik dat ik ‘die scriptie’ er in de avonduren wel bij zou schrijven. Met de kennis van nu redelijk ambitieus en ondoordacht te noemen. Hoewel ik van mijn keuze nooit spijt heb gehad, gebiedt de eerlijk te zeggen dat ik de afgelopen jaren wel enkele nachten heb wakker gelegen van de consequenties van deze keuze. De afgelopen 5 jaar heeft het schrijven van deze scriptie altijd door mijn hoofd gezworven. In drukke tijden wat minder, in de relatief rustige periode des te meer. Maar altijd was er een rationale, een reden om maar niet te beginnen. Werk, klussen in huis, die welverdiende vakantie, maar ook minder prettige, persoonlijke, omstandigheden. Tot ik mij afgelopen zomer realiseerde dat het ook gewoon een kwestie van doen is. Even door de zure appel heen bijten en even nog iets minder vrije tijd. Nu lijkt de afronding dan toch nabij te zijn en kan ik met een goed gevoel een punt zetten achter mijn master opleiding. Mijn ouders kunnen eindelijk tevreden concluderen dat het betaalde collegegeld in de periode 2003-2008 niet voor niets is geweest.

Via deze weg wil ik PwC bedanken voor de beschikbare tijd en middelen. Daarnaast wil ik ze nog meer bedanken voor het vertrouwen wat ze in mij hebben en de kansen die ze mij de afgelopen jaren hebben geboden. Tot slot wil ik ze bedanken voor het begrip dat ze hebben getoond in het lange traject van afstuderen. Natuurlijk hebben zij ook de vruchten geplukt van de keuze om de studie enkele jaren op een lager pitje te zetten.

Tevens wil ik mijn begeleider, Dick de Waard en mijn 2 vorige begeleiders, Wilmar de Munnink en Dick van Offeren bedanken. Vooral Wilmar de Munnik en Dick van Offeren zullen af en toe het gevoel hebben gehad aan een dood paard te moeten trekken.

In het bijzonder bedank ik Eefje voor haar getoonde begrip als ik weer eens chagrijnig was of tot laat achter de laptop bezig was voor mijn scriptie. De afgelopen maanden heb ik het weliswaar minder druk gehad met mijn werk, maar zijn alle vrije uren voornamelijk in de scriptie gestoken. Ik hoop dat hiermee ook een periode van meer rust is aangebroken.

Last but not least wil ik mijn ouders bedanken. Bedankt voor alles wat ze hebben moeten laten in de

periode dat ik studeerde.

(4)

Samenvatting

Integrated reporting krijgt steeds meer aandacht in de maatschappij. Uit onderzoek van het financieel dagblad blijkt dat drie kwart van de top 40 Nederlandse bedrijven een soort van integrated jaarverslag op (Financieel Dagblad, 15 november 2012). Wereldwijd rapporteert zelfs 95% van de 250 grootste bedrijven over duurzaamheid (KPMG). Ook aandeelhouders en andere stakeholders krijgen steeds meer interesse voor integrated reporting. Zij verwachten dat ondernemingen meer verantwoording afleggen over hun waarde creatie, hun maatschappelijke impact en de wijze waarop een onderneming deze impact probeert te beheersen (PwC, 2012). Naast de traditionele financiële informatie willen zij ook niet-financiële informatie meewegen in hun investeringsbeslissing (Admiraal, 2010). Integrated reporting wordt gezien als een manier om de informatiekloof tussen de onderneming en haar stakeholders te dichten.

Integrated reporting kent in de wetenschap verschillende definities, maar kenmerkt zich door het samenbrengen van financiële en niet-financiële informatie. In de kern moet integrated reporting de onderneming in staat stellen verantwoording af te leggen aan de maatschappij over haar waarde creatie. Centraal staat het samenbrengen van informatie ten aanzien van de strategie, governance, financiële prestaties en de sociale en duurzame impact op de omgeving waarin zij opereert. De IIRC definieert integrated reporting als volgt:

‘Integrated Reporting is a process that results in communication by an organization, most visibly a periodic integrated report, about value creation over time. An integrated report is a concise communication about how an organization’s strategy, governance, performance and prospects, in the context of its external environment, lead to the creation of value over the short, medium and long term.’

Integrated reporting is dus meer dan alleen het samenbrengen van al bestaande (sociale) verslagen tot één verantwoordingsdocument. Er is nog zeer beperkt onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van integrated reports. De vraag is of het samenbrengen van informatie in één verantwoordingsdocument leidt tot een beter leesbaar verslag. En wat is daarbij de invloed van de Raad van Bestuur of Raad van Toezicht? Mijn onderzoek richt zich op de leesbaarheid van integrated reporting, waarbij ik antwoord wil geven op de volgende hoofdvraag:

“In welke mate heeft de samenstelling van de Raad van Bestuur (RvB) en Raad van Commissarissen (RvC) invloed op de leesbaarheid van integrated reporting?”

Om deze hoofdvraag te beantwoorden heb ik de integrated reports van de ondernemingen die zijn aangesloten bij de pilot groep van de IIRC onderzocht. In totaal heb ik voor 54 organisaties de leesbaarheid van het integrated report bepaald. De mate van invloed van de bestuurders is heb ik onderzocht op basis van de volgende zes hyptoheses:

- H1: De leesbaarheid van het integrated report is afhankelijk van de omvang van de board.

- H2: De leesbaarheid van het integrated report neemt toe naarmate het aandeel vrouwen in de board toeneemt.

- H3: De leesbaarheid van het integrated report neemt toe naarmate het verschil in leeftijd tussen de leden van de board hoger is.

- H4: De leesbaarheid van het integrated report is hoger wanneer de bestuurders

voornamelijk uit common law landen afkomstig zijn.

(5)

- H6: De leesbaarheid van het integrated report neemt toe naarmate het aantal bijeenkomsten van de board hoger is.

De leesbaarheid van het integrated report heb ik gemeten aan de hand van de The Flesch Reading Ease formule. Deze formule is ontwikkeld door Rudolf Flesch in 1948. Het is een kwantitatieve methode om de leesbaarheid van een tekst te meten. De Flesch Reading Ease formule bepaalt de leesbaarheid van een tekst op basis van twee variabelen, namelijk de lengte van de woorden en de lengte van de zinnen (Klare, 1974). De Flesch Reading Ease formule kent een range van 0 tot 100 en bepaalt de leesbaarheid van de tekst. Hoe lager de score, des te moelijker de tekst leesbaar is.

De leesbaarheid van het integrated report integrated report is bepaald door de gemiddelde leesbaarheid te berekenen uit de secties van het integrated report waar de Chairman introduction, de stakeholder Engagement en de corporate governance zijn opgenomen.

Uit mijn onderzoek is gebleken dat de leesbaarheid van de integrated reports gemiddeld genomen zeer moeilijk is. Dit ligt in lijn met de reeds beschikbare wetenschappelijke onderzoeken. Zhang et al.

(2009), (Miller, 2010), Rennekamp (2010), Li (2008), Subramanian (1998) en Jones (1988). Voor ondernemingen is er nog een hele weg te gaan om de leesbaarheid van de integrated reports te verbeteren. Zowel ondernemingen, wetgevers als accountants kunnen hier in de toekomst positief aan bijdragen.

Wanneer gekeken wordt naar de invloed van het bestuur dan blijkt dat het aandeel vrouwen in de board een significant positief effect heeft op de leesbaarheid van integrated reporting. Dit sluit aan met eerder wetenschappelijk onderzoek van Brennan & McCafferty, (1997), Kang et al. (2007), Barnardi et al. (2002) en Guadagno & Cialdine (2007). De reden voor deze relatie kan worden gevonden in de sociale hoek. Onderzoek van Guadagno & Cialdine (2007) heeft aangetoond dat mannen meer gebruik maken van impressiemanagement. Dit is een methode van presenteren van informatie. Impressiemanagement leidt tot een vermindering van de leesbaarheid van teksten, omdat met woorden en zinnen de feitelijke prestaties worden verbloemd of aangedikt. Omdat vrouwen minder gebruik maken van prestatie management kan dit mogelijk een verklaring zijn voor de positieve relatie tussen het aantal vrouwen in de board en de leesbaarheid van het integrated report.

Er is geen significante relatie gevonden tussen de leesbaarheid van integrated reports en de omvang van het bestuur, het leeftijdsverschil binnen het bestuur, de afkomst van bestuursleden, de onafhankelijkheid van het bestuur en aantal malen samen komen door het bestuur.

Op basis van mijn uitgevoerde onderzoek zie ik enkele mogelijkheden voor vervolg onderzoek.

Allereerst verklaart mijn regressie analyse slechts 34 % van de leesbaarheid van integrated reporting.

Dit houdt in dat 66 % van de leesbaarheid van integrated reporting wordt beïnvloed door andere

variabelen. Vervolgonderzoek moet aantonen welke variabelen dit zijn. Op basis van literatuur

verkenning en uitkomsten van eerder onderzoek vermoed ik dat het gerealiseerde resultaat een

variabele is in de bepaling van de leesbaarheid van het integrated report. Daarnaast kan het

interessant zijn om te onderzoeken of de leesbaarheid afhankelijk is van wettelijke verankering. In

Zuid Afrika is integrated reporting wettelijk verankerd, terwijl het in andere landen een vrijwillige

rapportage vorm is. Een wettelijke verankering zorgt voor een harde, eenduidige norm. Mogelijk kan

de aanwezigheid van deze norm de leesbaarheid positief beïnvloeden. De ondernemingen die

vrijwillig een integrated report opstellen, hebben nog de keuze tussen de GRI index of het model zoals

opgesteld door de IIRC.

(6)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ...8

1.1. Probleemstelling...9

1.2. Relevantie ... 10

1.2.1. Wetenschappelijke relevantie ... 10

1.2.2. Maatschappelijke relevantie ...11

1.3. Leeswijzer ...11

Deel 1: Literatuurstudie ... 12

2. Literatuurstudie ... 13

2.1. Integrated reporting... 13

2.1.1. Aanleiding voor integrated reporting ... 13

2.1.2. Wat is Integrated reporting?... 14

2.2. Disclosure motieven ... 14

2.2.1. Waarom publiceren organisaties informatie?... 15

2.2.2. Voluntary disclosure theorie en integrated reporting ... 16

2.3. Leesbaarheid ... 16

3. Hypotheses ... 18

3.1. Corporate Governance ... 18

3.2. Board of directors... 18

3.2.1. Omvang van board of directors... 19

3.2.2. Diversiteit binnen de board of directors... 19

3.2.3. Onafhankelijkheid van board of directors ... 21

3.2.4. Aantal vergaderingen van board of directors ... 21

3.2.5. Controle variabelen ...22

3.3. Conceptueel model ...23

Deel 2: Onderzoek ontwerp ... 24

4. Onderzoeksmethodiek ...25

4.1. Afbakening...25

4.2. Flesch Reading Ease formule ...25

4.3. Afhankelijke variabele...26

4.4. Onafhankelijke variabelen ...26

4.5. Controle variabele ... 27

4.6. Data verzameling... 27

4.7. Regressiemodel ...28

(7)

5. Resultaten...30

5.1. Beschrijvende statistiek ...30

5.1.1. Leesbaarheid ... 31

5.1.2. Samenstelling board of directors ...32

5.2. Correlatie ...32

5.3. Hypotheses ...33

5.3.1. Omvang van het bestuur ...34

5.3.2. Geslacht van het bestuur...34

5.3.3. Leeftijdsverschil in het bestuur...35

5.3.4. Afkomst van het bestuur ...35

5.3.5. Onafhankelijkheid van het bestuur ...35

5.3.6. Aantal malen samenkomen van het bestuur ...35

6. Conclusie, beperkingen en aanbevelingen... 37

6.1. Conclusie ... 37

6.2. Beperkingen van het onderzoek...38

6.3. Mogelijkheden voor vervolgonderzoek...39

Referenties...40

Bijlagen ...44

1. Overzicht geselecteerde ondernemingen ...44

2. Dataset ... 45

3. Output SPSS Correlatiematrix ... 47

4. Output SPSS regressie analyse...48

(8)

1. Inleiding

Integrated reporting krijgt steeds meer aandacht in de maatschappij. Integrated reporting is een initiatief om het traditionele jaarverslag te combineren met het duurzaamheidsverslag en overige, niet financiële verslagen. Dit initiatief komt voort uit de behoefte van ondernemingen om verantwoording af te leggen over niet-financiële onderwerpen aan haar stakeholders. Deze behoefte is ontstaan, omdat financiële informatie gebaseerd is op het verleden en het daarom beperkt inzicht biedt in de toekomstige financiële prestaties. (Eccles, 1991; Eccles & Dipiazza, 2002). In 2011 stelde drie kwart van de top 40 Nederlandse bedrijven een soort van integrated jaarverslag op (Financieel Dagblad, 15 november 2012). Wereldwijd rapporteerden 95% van de 250 grootste bedrijven over duurzaamheid (KPMG).

Ook bij aandeelhouders en andere stakeholders groeit het draagvlak voor integrated reporting. Zij verwachten dat ondernemingen meer verantwoording afleggen over hun waardecreatie, hun maatschappelijke impact en de wijze waarop een onderneming deze impact probeert te beheersen (PwC, 2012). Naast financiële informatie willen gebruikers van het jaarverslag ook niet-financiële informatie ontvangen, zodat zij in staat zijn een weloverwogen analyse te kunnen maken van de waarde van een onderneming (Admiraal, 2010). Integrated reporting is een manier om deze informatiekloof tussen de onderneming en haar stakeholders op te vullen.

Integrated reporting kent verschillende definities, maar kenmerkt zich door het samenbrengen van financiële en niet financiële informatie. In de kern moet integrated reporting de onderneming in staat stellen verantwoording af te leggen aan de maatschappij over haar waarde creatie. Centraal staat het samenbrengen van informatie ten aanzien van de strategie, governance, financiële prestaties en de sociale en duurzame impact op de omgeving waarin zij opereert. Integrated reporting moet een duidelijk inzicht geven in hoe een onderneming nu en de toekomst waarde creëert. Het geeft stakeholders een beter inzicht in de wijze waarop de onderneming haar strategie uitvoert en welke impact zij heeft op haar omgeving (IIRC, 2012).

De duurzaamheid van een onderneming komt steeds meer centraal te staan in de maatschappij, omdat men zich begint te realiseren dat onze bronnen niet oneindig zijn. Jaarrekeningmodellen zijn ontwikkeld in een tijd dat duurzaamheid geen prioriteit had. Echter, de opkomst van economieën zoals China maakt duidelijk dat er een beperkte voorraad water, voedsel en grondstoffen is.

Daarnaast dragen ondernemingen bij aan klimatologische en sociologische ontwikkelingen welke in de media breed worden uitgemeten; Shell in Nigeria, BP voor de kust van Amerika. Dit leidt er toe dat ondernemingen in toenemende mate moeten gaan rapporteren over hun sociale en klimatologische footprint. Het jaarrekeningmodel voorziet niet in deze behoefte. Dit heeft geleid tot zogenaamde duurzaamheids- of maatschappelijke verslagen, waarin ondernemingen verantwoording af leggen over de drie P’s (people, planet en profit). Integrated reporting moet al deze afzonderlijke verslagen samenbrengen tot een overzichtelijk geïntegreerd verantwoordingsdocument.

Ook internationaal krijgt integrated reporting steeds meer aandacht. Enkele jaren geleden is de International Integrated Reporting Council (hierna: IIRC) opgericht. De IIRC heeft als doel om een internationaal geaccepteerd integrated reporting framework te ontwikkelen. Als onderdeel van dit doel is de IIRC in 2011 een pilot groep gestart met ruim 100 ondernemingen. Ondernemingen konden zich vrijwillig aanmelden bij deze pilot. De IIRC wil met deze pilot de acceptatie van het IIRC framework bevorderen. Daarnaast biedt de IIRC de mogelijkheid gerichte feedback te ontvangen op het door haar ontwikkelde framework.

Vanuit de wetgevers in diverse landen is tevens een toenemende aandacht op integrated reporting

waarneembaar. Sinds 2010 is integrated reporting verplicht gesteld voor Zuid-Afrikaanse

ondernemingen welke genoteerd zijn aan de Johannesburg Stock Exhange. Voor niet-beurs

genoteerde Zuid-Afrikaanse ondernemingen geldt een ‘comply or explain’-regeling. Vanuit Frankrijk

komen ook signalen om integrated reporting in de wet te verankeren. Het is de bedoeling dat

(9)

integrated report moeten opstellen. Frankrijk gaat hierin nog een stapje verder dan Zuid Afrika, want het verplicht ondernemingen de niet-financiële informatie te laten verifiëren door een onafhankelijke derde.

Mede door het initiatief van Frankrijk heeft integrated reporting daar ook impact op de accountant.

Van de accountant zal worden verwacht dat hij zekerheid geeft bij het integrated report, net zoals een accountant dat nu doet bij de jaarrekening. Op 9 december 2013 heeft de IIRC haar framework voor integrated reporting gepubliceerd. Op basis van dit framework zullen de accountants een assurance richtlijn moeten gaan opstellen. Hierbij zullen vragen centraal moeten staan als ‘hoe waardeer en presenteer je niet-financiële waarden’ en ‘op welke wijze bepaal je de relevantie van niet-financiële waarden’. (PwC, 2012). De accountant moet voorkomen dat integrated reporting een document wordt waarbij de onderneming alleen positieve informatie opneemt en ongunstige informatie bewust niet opneemt of verhuld.

Naast uitdagingen biedt integrated reporting ook kansen voor de accountant. Recente boekhoudschandalen (Ahold, Enron, Paramalat, Vestia) hebben de geloofwaardigheid en relevantie van accountants geen goed gedaan. Ook politiek liggen de accountants onder een vergrootglas. Dit heeft in Nederland onder meer geleid tot de verplichte kantoorroulatie van beursgenoteerde ondernemingen na 8 jaar. Ook binnen de beroepsgroep wordt de discussie rondom de relevantie van de accountant/het accountantsberoep gevoerd. Naast zekerheid bij de jaarrekening moet de accountant ook inzicht geven in de belangrijkste risico’s van een onderneming. Men is zoekende naar de concrete invulling hiervan. Integrated reporting kan hier een eerste aanzet voor geven.

1.1. Probleemstelling

Bovenstaande maakt duidelijk dat integrated reporting een actueel, veel besproken onderwerp is. De IIRC definieert integrated reporting als volgt:

‘Integrated Reporting is a process that results in communication by an organization, most visibly a periodic integrated report, about value creation over time. An integrated report is a concise communication about how an organization’s strategy, governance, performance and prospects, in the context of its external environment, lead to the creation of value over the short, medium and long term.’

Integrated reporting is meer dan alleen het samenbrengen van reeds bestaande (sociale) verslagen tot een verantwoordingsdocument. Hoewel er al voldoende onderzoek is gedaan naar de leesbaarheid van jaarverslagen, is nog zeer beperkt onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van integrated reports.

De vraag is of het samenbrengen van informatie in één verantwoordingsdocument leidt tot een beter leesbaar verslag. En wat is daarbij de invloed van de Raad van Bestuur of Raad van Toezicht?

Mijn onderzoek richt zich op de leesbaarheid van integrated reporting, waarbij ik antwoord wil geven op de volgende hoofdvraag:

“In welke mate heeft de samenstelling van de Raad van Bestuur (RvB) en Raad van Commissarissen (RvC) invloed op de leesbaarheid van integrated reporting?”

Om antwoord te geven op deze hoofdvraag heb ik enkele deelvragen opgesteld:

1. Wat wordt verstaan onder integrated reporting?

2. Welke wetenschappelijk bewijzen zijn er voor de invloed van de samenstelling van de RvB en RvC op de leesbaarheid van verslaggeving?

3. Hoe meet je de leesbaarheid van verslaggeving?

(10)

1.2. Relevantie

Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw is relatief veel onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van het jaarverslag. In paragraaf 1.2.1. ga ik in op de wetenschappelijke relevantie van mijn onderzoek en in paragraaf 1.2.2 beschrijf ik de maatschappelijke relevantie.

1.2.1. Wetenschappelijke relevantie

Hoewel ondernemingen steeds meer aandacht schenken aan integrated reporting, is er wetenschappelijk nog vrij weinig onderzocht. Mede omdat de initiatieven rondom integrated reporting pas recent zijn gestart, is wetenschappelijk onderzoek zeer beperkt beschikbaar. Daarnaast is er nog geen harde norm voor integrated reporting. Er zijn verschillende frameworks (IIRC, GRI) in omloop en de wettelijke verankering van integrated reporting is nog zeer beperkt.

Tegenwoordig brengen steeds meer organisaties een duurzaamheidsverslag, MVO verslag ect. uit naast het traditionele jaarverslag (KPMG, PwC, 2012). Organisaties doen dit omdat het traditionele jaarverslag onvoldoende aansluit bij de informatiebehoefte van aandeelhouders en overige stakeholders. Studies van Holder-Webb et al. (2007;2009) en Simnet et al (2009) tonen aan dat de huidige, wettelijk verplichte, verslaggevingseisen onvoldoende inzicht bieden in de onderneming en teveel gericht zijn op de korte termijn. Uit onderzoek van Lev & Zarowin (1999) en Graham et al.

(2005) volgt zelfs dat de huidige verslaggeving teveel gefocust is op de financiële kant van de onderneming en daardoor geen compleet plaatje van de onderneming schetst. Adams et al. (2011) onderschrijven deze conclusies en stellen dat het traditionele verslaggevingsdocument onvoldoende inzicht geeft in de sociaal maatschappelijke informatie behoefte.

Bovenstaande onderzoeken tonen aan dat de traditionele verslaggevingsdocumenten een te sterke focus hebben op financiële informatie en onvoldoende aansluiten op de informatiebehoefte van aandeelhouders en overige stakeholders. Een belangrijke vraag die daarbij kan worden gesteld is: ‘In welke informatiebehoefte dient een onderneming te voorzien?’.

Cohen et al. (2011) hebben onderzocht welke informatie stakeholders uit de retail sector het meest relevant vinden. Dit onderzoek wees uit dat stakeholders voornamelijk geïnteresseerd waren in niet- financiële informatie die gericht is op de toekomstige kasstromen. Ander onderzoek wijst uit dat er een positief verband is tussen de milieubelasting van een onderneming en de verslaggeving hierover.

Onderzoek naar de 191 meest vervuilende ondernemingen in Amerika wees uit dat ondernemingen die milieuvriendelijk produceren, hierover uitgebreider verslag doen, dan minder milieuvriendelijk producerende ondernemingen (Clarkson et al, 2008).

Weer ander onderzoek wees uit dat het vrijwillig toelichten van niet-financiële informatie leidt tot een lagere kost van capital, omdat investeerders beter in staat zijn een inschatting te maken van de toekomstige waarde van de onderneming (Coram et al. 2009). Deze conclusie is gebaseerd op de voluntary disclosure theorie en vormt een belangrijke basis voor mijn onderzoek, omdat het de incentive verklaart waarom ondernemingen vrijwillig informatie zouden willen verschaffen.

Vrijwillige informatievoorziening kan de informatie asymmetrie tussen beleggers en de directie van een onderneming verkleinen (Narayana et al. 2000). Dit stelt beleggers in staat om de waarde van een onderneming beter in te schatten. Integrated reporting kan een middel zijn om deze vrijwillige informatievoorziening praktische handvaten te geven.

In hoeverre een verantwoordingsdocument kan voorzien in de informatiebehoefte van de stakeholder

hangt af van de begrijpbaarheid van het document (Courtis, 1998). In de wetenschap wordt dit de

leesbaarheid genoemd. Op dit vlak is voldoende onderzoek beschikbaar ten aanzien van reguliere

verslaggeving en duurzaamheidsverslaggeving. Uit deze onderzoeken blijkt dat de kwaliteit van

verslaggeving een sterk verband houdt met ondernemingskarakteristieken. Zo is wetenschappelijk

aangetoond dat de omvang van de onderneming (Cerf, 1961;Buzby, 1975, Inchausti, 1997) en een

beursnotering (Singhvi & Desai, 1971) een positieve relatie hebben met de kwaliteit van verslaggeving

(11)

1994;McNally et al., 1982) en het accountantskantoor (Malone et al., 1993; Courtis, 1979) wisselende relaties laten zien. De omvang van de onderneming is gemeten aan de hand van totale boekwaarde, de marktwaarde, de omzet of het aantal stakeholders van de onderneming. Weer ander onderzoek laat zien dat de omvang en samenstelling van de Raad van Bestuur invloed heeft op de kwaliteit van verslaggeving. (Abraham & Cox, 2007). Mogelijk kan dit een aanknopingspunt zijn voor het onderzoek naar de kwaliteit van integrated reporting.

Integrated reporting wordt gezien als een oplossing om de informatiekloof tussen de onderneming en haar stakeholders te verkleinen. Het NBA

1

stelt dat het traditionele jaarverslag onvoldoende aansluit op de informatiebehoefte van de huidige gebruiker van het verslag (NBA, 2013). Uit voorgaande alinea’s is gebleken dat er in het verleden voldoende onderzoek is uitgevoerd naar de leesbaarheid van jaarverslagen en duurzaamheidsverslagen. Tot op heden is nog zeer beperkt onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van integrated reports. Er is nog onvoldoende antwoord op de vraag hoe leesbaar integrated reports zijn. Dit benadrukt de wetenschappelijke relevantie van mijn onderzoek.

1.2.2. Maatschappelijke relevantie

In de voorgaande paragraaf ben ik ingegaan op de wetenschappelijke relevantie van mijn onderzoek.

Naast wetenschappelijke relevantie heeft dit onderzoek ook maatschappelijke relevantie. Integrated reporting zal voornamelijk gebruikt gaan worden door de stakeholders van een onderneming. Zij zullen het integrated reporting document gebruiken om betere investeringsbeslissingen te maken over de onderneming. Mijn onderzoek zal inzicht bieden in de leesbaarheid van het integrated report.

De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikers van het integrated rapport inzicht bieden in de variabelen die van invloed kunnen zijn op de leesbaarheid van integrated reporting. Het maakt de lezers van het integrated report bewust van de invloed van de raad van bestuur en raad van commissarissen op de leesbaarheid en de mogelijke risico’s die deze samenstelling met zich meebrengt. Het onderzoek moet bijdragen aan de bewustwording dat de leesbaarheid van informatie beïnvloedt kan worden door de raad van bestuur en raad van commissarissen.

1.3. Leeswijzer

Dit onderzoek is ingedeeld in drie delen. In deel één behandel ik de wetenschappelijke theorieën voor informatieverschaffing. Dit doe ik aan de hand van de agency theorie, het begrip informatie asymmetrie en de voluntary disclosure theorie. Daarnaast sta ik kort stil bij het begrip integrated reporting. Tot slot formuleer ik in deel één aan de hand van wetenschappelijke literatuur hypotheses.

Het onderzoekontwerp en de onderzoeksmethodologie staan centraal in deel twee. In dit deel beschrijf ik op welke wijze ik de hypotheses ga meten en werk ik het begrip leesbaarheid verder uit. In deel drie presenteer ik de onderzoeksresultaten en behandel ik de conclusies op basis van de onderzoeksresultaten. Tot slot ga ik in op de beperkingen van het onderzoek en verken ik mogelijkheden tot vervolgonderzoek.

1

NBA = Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

(12)

Deel 1: Literatuurstudie

(13)

2. Literatuurstudie

Waarom publiceren organisaties informatie? Welke belangen heeft een organisatie bij het afleggen van zowel financiële als niet financiële-verantwoording? Voordat ik onderzoek kan doen naar integrated reporting is het van belang stil te staan bij enkele, voor dit onderzoek relevante, verslaggevingsmotieven. Door middel van de agency theorie verklaar ik waarom een organisatie informatie over haar bedrijfsvoering publiceert. Op basis van de voluntary discolsure theorie probeer ik aanknopingspunten te vinden voor de vrijwillige vorm integrated reporting. Tot slot behandel ik het begrip leesbaarheid en de mogelijkheden die bestaan om door middel van impressiemanagement informatie te sturen. Maar eerst sta ik stil bij het begrip integrated reporting.

2.1. Integrated reporting

2.1.1. Aanleiding voor integrated reporting

Ik wil onderzoek doen naar de leesbaarheid van integrated reporting. Om inzicht te krijgen in de leesbaarheid van integrated reporting, moet eerst in kaart worden gebracht wat integrated reporting is en hoe dit begrip is ontstaan.

Het concept integrated reporting kent zijn oorsprong in twee ontwikkelingen uit de jaren 90 van de vorige eeuw. Allereerst kregen aandeelhouders in de jaren 90 meer behoefte aan overige, niet- financiële informatie zoals klantinformatie, duurzaamheid, HR beleid en innovatie. Deze informatiebehoefte ontstond omdat financiële informatie is gebaseerd op het verleden. Hierdoor biedt het enkel inzicht in de prestaties van een afgelopen periode en geeft het onvoldoende inzicht in de toekomstige financiële prestaties, terwijl niet-financiële informatie wel op de toekomst gericht kan zijn (Eccles, 1991; Eccles & Dipiazza, 2002).

Daarnaast ontstond het idee dat organisaties informatie over hun sociale en omgevingsprestaties zouden moeten rapporteren aan al hun belanghebbenden, en niet alleen aan hun aandeelhouders, zelfs als aandeelhouders niet geïnteresseerd waren in deze informatie. Met andere woorden, organisaties moesten gaan rapporteren over hun “Corporate Social Responsibilty”. Dit leidde in 1997 tot de oprichting van de Global Reporting Initiative (GRI). De GRI had als doel ondersteuning te bieden aan organisaties. Ook moest de GRI richtlijnen opstellen die organisaties kunnen volgen wanneer zij over duurzaamheid willen rapporteren. In 2010 gaven 1861 organisaties een duurzaamheidsrapport uit, gebaseerd op de G3 richtlijn van de GRI. (Leo et al., 2011).

Door de toenemende belangstelling voor duurzaamheid en overige niet-financiële informatie en om wildgroei in verslaggevingsstandaarden te voorkomen, is in augustus 2010 de International Integrated Reporting Council

2

(IIRC) opgericht door de Global Reporting Initiative (GRI), de Inernational Federation of Accountants (IFAC) en The Prince’s Accounting for Sustainability Project (A4S) het. De missie van de IIRC luidt:

“To create a globally accepted integrated reporting framework which brings together financial, environmental, social and governance information in a clear, concise, consistent and comparable format in order to help business to take more sustainable decisions and enable investors and other stakeholders to understand how an organization is really performing” (www.theiirc.org)

De IIRC bracht in september 2011 zijn eerste discussiepaper uit en startte kort daarna een tweejarig pilotprogramma. Dit pilotprogramma heeft als doel bedrijven samen te brengen en ervaringen in het toepassen van integrated reporting te delen. In november 2012 heeft de IIRC een concept framework gepubliceerd waarin de IIRC uiteenzet uit welke elementen een integrated report moet bestaan. Dit concept framework heeft in december 2013 geleid tot een definitief framework voor integrated reporting.

2

IIRC: voorheen International Integrated Reporting Committee

(14)

2.1.2. Wat is Integrated reporting?

Op 9 december 2013 heeft de IIRC zijn definitieve versie van het internationaal integrated reporting framework gepubliceerd. Een integrated report zou op basis van dit framework moeten worden opgesteld. Het framework is principle based en dus opgesteld in algemene beginselen. Dit biedt zowel voor- als nadelen. Een voordeel is dat het framework in de toepassing ruimte biedt voor professionele oordeelsvorming van de opstellers. Een nadeel is dat gebruikers van het framework eenzelfde gebeurtenis anders kunnen toepassen binnen het framework.

In het framework definieert de IIRC integrated reporting als “An integrated report is a concise communication about how an organization’s strategy, governance, performance and prospects, in the context of its external environment, lead to the creation of value over the short, medium and long term.” Uit deze definitie blijkt dat een integrated report zich niet alleen richt op financiële, maar ook op niet-financiële gegevens. Integrated reporting stelt de financiële en niet-financiële waardecreatie op de korte, middellange en lange termijn van een onderneming centraal.

Het doel van de IIRC is dat integrated reporting de norm wordt voor ondernemingen. De IIRC ziet integrated reporting als een verslaggevingscyclus waarin ondernemingen verslag doen over hun waardecreatie en de duurzame allocatie van productiefactoren, de zogenaamde capitals. De doelen van integrated reporting zijn:

 Het verbeteren van de kwaliteit van de beschikbare informatie voor stakeholders, zodat zij de beschikbare capitals efficiënter en effectiever kunnen inzetten;

 Het beschikbaar stellen van een eenduidig model waarin een onderneming verantwoording kan afleggen over al haar belangrijke productiefactoren en de mate waarin deze

productiefacturen bijdragen aan de creatie van waarde door de onderneming;

 Ondersteunen van het ‘integrated’ denken in het besluitvormingsproces met als focus de waardecreatie op de korte, middellange en lange termijn.

Volgens de IIRC is integrated reporting gebaseerd op drie fundamenten, namelijk het gebruik van productiefactoren, de waardecreatie van een onderneming en de verantwoording naar haar stakeholders. Het framework van de IIRC kent zes productiefactoren namelijk:

1. Financial capital.

2. Manufactured capital, 3. Intellectual capital, 4. Human capital,

5. Social en relationship capital, 6. Natural capital.

Een integrated report dient inzicht te geven in hoe een onderneming om gaat met de bovengenoemde capitals. Een onderneming moet verslag doen over de mate waarin zij controle en invloed heeft op de capitals, de mate waarin de capital aan verandering onderhevig is en de mate waarin de capitals elkaar beïnvloeden (White 2010). Mijn onderzoek richt zich niet over de mate van verantwoording over deze capitals. Daarom ga ik verder niet inhoudelijk in op deze capitals.

2.2. Disclosure motieven

In de vorige paragraaf heb ik het begrip integrated reporting behandeld. Voordat ik hypotheses kan

gaan formuleren is het goed stil te staan bij enkele belangrijke disclosure theorieën. Deze theorieën

dragen bij aan de formulering van de hypotheses in hoofdstuk 3.

(15)

2.2.1. Waarom publiceren organisaties informatie?

De agency theorie gaat in op de economische relatie tussen twee verschillen partijen. Deze theorie is voor het eerst beschreven door Jensen & Meckling (1976) en is ontstaan uit de scheiding van de leiding (agent) en het eigendom (principaal) van een organisatie. Deze scheiding is voortgekomen uit de financieringsbehoefte van een organisatie. Door aandelen uit te geven zijn ondernemingen in staat andere financieringsbronnen aan te trekken dan het aangaan van leningen of het uitgeven van obligaties. Gevolg hiervan is de scheiding van eigendom en bestuur. De agency theorie beschrijft dat de bestuurder van een onderneming andere belangen kan nastreven dan de aandeelhouder. Dit leidt tot tegengestelde belangen tussen de principaal en de agent. Een voorbeeld van dit tegengesteld belang is dat een principaal een lage vergoeding voor de agent nastreeft, terwijl de agent een hoge vergoeding voor zijn werkzaamheden nastreeft (Healy and Palepu, 2001).

Een afgeleide van de agency theorie is informatie asymmetrie. De agency theorie beschrijft de twee partijen rolverdeling, waarbij de principaal het kapitaal verschaft en de directe leiding van de organisatie bij de agent ligt. Deze rolverdeling heeft als gevolg dat de aandeelhouder van een onderneming niet over dezelfde hoeveelheid en kwaliteit informatie beschikt als het management van een onderneming. Immers, het management is, in tegenstelling tot de aandeelhouder, dagelijks betrokken bij het besturen van de onderneming. Hierdoor heeft het management een beter inzicht in de informatie binnen de onderneming dan de aandeelhouder. Binnen de Financial accounting theorie wordt dit informatie asymmetrie genoemd. Er worden twee soorten informatie asymmetrie benoemd;

adverse selection en moral hazard (Scott, 2006, p. 11).

Adverse selection ontstaat wanneer er bij een zakelijke transactie een of meerdere partijen een informatievoordeel hebben ten opzichte van andere partijen (Scott, 2006, p. 11). In dit geval beschikken bestuurders, managers of andere personen binnen een organisatie over meer informatie ten aanzien van het presteren van de organisatie en haar toekomstperspectieven dan aandeelhouders.

Dit stelt het bestuur in staat om het gedrag van aandeelhouders te beïnvloeden. Scott stelt dat bestuurders aandeelhouders kunnen beïnvloeden door bepaalde informatie achter te houden of juist extra te benadrukken. De aandeelhouder houdt in zijn investeringsbeslissing rekening met het feit dat informatievoorziening subjectief kan zijn. Dit heeft als gevolg dat de kapitaalmarkten niet juist functioneren (Scott, 2006, p. 11).

De tweede vorm van informatie asymmetrie is moral hazard. Het moral hazard probleem volgt uit de scheiding tussen het eigendom en de leiding van de onderneming (Scott, 2006, p.12). De aandeelhouder wil dat de leiding van de organisatie alles in werking stelt om aandeelhouderswaarde te creëren. Maximale aandeelhouderswaarde leidt tot het maximale rendement op de investering.

Door de scheiding van eigendom en leiding is het voor aandeelhouders praktisch niet mogelijk de inspanningen van bestuurders en managers te observeren. Deze situatie leidt tot een informatievoordeel bij de leiding van de onderneming ten opzichte van de aandeelhouder. Scott definieert moral hazard als een informatievoordeel die zich voordoet bij een zakelijk transactie waarbij een of meerdere partijen de inspanningen om een zakelijk transactie succesvol af te ronden kunnen observeren, terwijl de andere partij dat onmogelijk kan (Scott, 2006, p.12).

De oplossing voor informatie asymmetrie ligt in de publicatie van interne informatie ook wel verslaggeving genoemd. Door het systematisch publiceren van informatie wordt de informatiekloof tussen de aandeelhouder en de leiding van een organisatie verminderd (Verrecchia, 2001). Verrecchia stelt hiervoor twee redenen. Allereerst vergroot het de publieke informatie voorziening en vermindert het daarmee de kans dat er aandeelhouders zijn die beter zijn geïnformeerd. Daarnaast leidt meer disclosure tot een vermindering van de onzekerheid over de waarde van de onderneming. Daarbij hoeft het niet zo te zijn dat de aandeelhouder en de bestuurder van een onderneming dezelfde informatiebehoefte hebben. De aandeelhouder is vooral gediend met informatie gebaseerd op reële waarde. Dit stelt de aandeelhouder in staat op basis van up-to-date informatie een investeringsbeslissing te maken. Tegenovergesteld is het in het belang van een bestuurder dat de informatie voornamelijk een beeld geeft van de inzet die zij hebben getoond voor de onderneming.

Informatie gebaseerd op reële waarde is schattingsgevoelig en daarnaast bewegelijk. Dit heeft als

(16)

gevolg dat een bestuurder van de onderneming een voorkeur zal hebben voor informatieverstrekking gebaseerd op historische kostprijs. Deze informatie weerspiegelt beter de inspanning die in het verleden is geleverd. Deze tegenstrijdigheid in informatiebehoefte wordt binnen de Financial accounting theorie het fundamentele probleem genoemd en is beschreven door Gjesdal (1981).

2.2.2. Voluntary disclosure theorie en integrated reporting

Een oplossing voor informatie asymmetrie ligt in informatievoorziening. Dit kan zowel een vrijwillige vorm als een verplichte vorm van informatievoorziening zijn. Voorbeelden van externe verslaggeving zijn persberichten, jaarrekeningen of een belastingaangifte. Voor middelgrote en grote organisaties is de informatievoorziening in de vorm van een door de accountant goed gekeurd jaarverslag bij wet verplicht gesteld. Recente schandalen (Ahold, Enron, Parmalat) hebben aangetoond dat deze informatie tekort schiet, waardoor het vrijwillig rapporteren van zowel financiële als niet-financiële informatie toeneemt.

In een perfecte markt zal op basis van vraag en aanbod een niveau van informatievoorziening worden bepaald op basis van het evenwicht tussen de kosten en opbrengsten van vrijwillige informatievoorziening. Zonder informatievoorziening is het voor investeerders onmogelijk om verschillen tussen een goede en slechte onderneming te identificeren. Als gevolg hiervan zullen zij bedrijven gelijkwaardig waarderen. Beleggers lopen het risico hierdoor goede ondernemingen te laag te waarderen en slechte ondernemingen te hoog te waarderen. Ondernemingen die als gevolg hiervan te laag worden ingeschat, zullen eerder geneigd zijn informatie naar buiten te brengen over de werkelijke waarde van de onderneming. Zodra deze informatie bekend is, zullen beleggers goede bedrijven hoger waarderen en slechte bedrijven lager waarderen. Dit zal vervolgens aanhouden tot een evenwicht is bereikt waarin geen informatie meer verstrekt kan worden die invloed heeft op de waardering van ondernemingen. Dit evenwicht leidt tot een efficiëntie informatievoorziening waarbij de kost van additionele informatie niet meer opweegt tegen de opbrengst van deze informatie (Grossman, 1981, Grossman and Hart, 1980, Lev, 1992).

Onderzoek heeft uitgewezen dat vrijwillige informatievoorziening de kapitaalmarkt beïnvloedt.

Vrijwillige informatievoorziening leidt tot een verbetering van de liquiditeit van aandelen, omdat het de informatie asymmetrie vermindert (Verrecchia 1991, 1994). Hierdoor verwachten beleggers dat deze aandelen tegen eerlijkere prijzen worden verhandeld, waardoor de omvang van de transacties in deze aandelen toeneemt (Heavy et al, 1999). Tevens leidt een vermindering van de informatie asymmetrie tot een lager rendementseis, waardoor vrijwillige informatieverschaffing leidt tot lagere kapitaalskosten. (Botosan, 2000)

Een ander argument voor vrijwillige verantwoording kan worden gezocht in de psychologische hoek.

Wanneer ondernemingen over bepaalde onderwerpen geen verantwoording afleggen kan er maatschappelijke argwaan ontstaan (De Waard, 2011). Waarom zou deze onderneming geen verantwoording over dit onderwerp afleggen? Vrijwillige verantwoording kan deze argwaan wegnemen.

Omdat integrated reporting een beperkte wettelijke verankering kent, is de voluntary disclosure theorie zeer relevant. De wettelijke verantwoordingsmodellen, zoals het jaarverslag, kennen voornamelijk een financiële focus. Hierdoor rapporteren organisaties naast hun traditionele, financiële verantwoording meer vrijwillige rapportages zoals duurzaamheidsverslagen. Integrated reporting moet deze verschillende rapportagevormen samenbrengen tot één geheel. Op basis van de voluntary disclosure theorie bestaan voor organisaties voldoende prikkels om integrated reporting in te voeren.

2.3. Leesbaarheid

Leesbaarheid is een onderwerp dat de afgelopen jaren veelvuldig is onderzocht. Leesbaarheid wordt

als maatstaf gebruikt om te bepalen in welke mate ondernemingen in staat zijn een tekst duidelijk en

(17)

onderzoek hanteer ik de definitie van Courtis (1995). Hij definieert leesbaarheid als “de mate waarin een tekst begrijpelijk en duidelijk is geschreven”.

Om de leesbaarheid van financiële verslaggeving te bevorderen heeft de Securities and Exchange Commission (SEC) een werkgroep ingesteld. Deze werkgroep doet onderzoek naar de leesbaarheid en geeft aanbevelingen om de leesbaarheid te verbeteren en daarmee de bruikbaarheid van het rapport voor de gebruikers. Al in 1969 publiceerde de SEC aanbevelingen in het zogenaamde ‘Wheat rapport’.

Dit rapport maakte duidelijk dat de gemiddelde lezer van een jaarverslag onvoldoende in staat was de gecompliceerde teksten uit het jaarverslag voldoende te begrijpen. In 1998 vervolgde de SEC met een handboek voor het schrijven van een jaarverslag. De SEC adviseert in dit handboek gebruik te maken van ‘Plain English’. Dat wil zeggen dat ondernemingen gebruik moeten maken van korte zinnen en zo veel mogelijk alledaags taalgebruik. De SEC stelde dat het gebruik van niet alledaags taalgebruik negatieve informatie moest verhullen. Daarnaast verstoren moeilijk leesbare jaarverslagen de efficiënte kapitaalmarkt, omdat beleggers onvoldoende in staat zijn de tekst te begrijpen en hierdoor de onderneming te waarderen. Deze stelling is in 2008 door Li wetenschappelijk onderbouwd.

De afgelopen jaren is veelvuldig onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van jaarverslagen. Zo stellen Zhang et al. (2009) dat een slechte leesbaarheid van het jaarverslag een negatief effect heeft op de reactie van investeerders en de cost of capital verhoogt. Deze verhoging is het gevolg van een risico premie die beleggers vragen wanneer zij over onvolledige of onjuiste informatie beschikken. Door deze informatie achterstand zijn zij niet in staat de juiste waarde van de onderneming in te schatten.

Dit leidt tot een risico premie in de financiering welke zich uit in een lagere aandelenprijs of een hoge marktrente op een externe lening (Elliot &Jacobson, 1994). Andere studies onderschrijven dit en hebben aangetoond dat slechte leesbaarheid een vermindering van handel in aandelen tot gevolg heeft (Miller, 2010). Daarnaast heeft onderzoek van Rennekamp (2010) aangetoond dat goed nieuws in combinatie met een goede leesbaarheid een positief effect heeft op de ondernemingswaarde. Deze onderzoeken tonen aan dat leesbaarheid directe impact heeft op de ondernemingswaarde en de cost of capital.

Ook is onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van het jaarverslag in combinatie met de prestaties van een onderneming. Li (2008) toont met zijn onderzoek aan dat de leesbaarheid van een jaarverslag relatie vertoont met de prestaties van een onderneming. In zijn onderzoek zijn 55.719 jaarverslagen onderzocht over de periode van 1994-2004. Op basis van dit onderzoek heeft Li geconcludeerd dat de leesbaarheid afneemt wanneer prestaties van de onderneming slechter worden.

Een mogelijke verklaring kan liggen in impressiemanagement, waarbij ondernemingen slechte prestaties willen verhullen en hierdoor een moeilijker leesbaard verslag publiceren. Het onderzoek van Li ligt in lijn met soortgelijke conclusies van Subramanian (1998) en Jones (1988). Deze onderzoeken wezen uit dat het taalgebruik van ondernemingen afhankelijk is van de prestaties van de onderneming. Bij goede prestaties wordt meer gebruik gemaakt van positieve bewoordingen, terwijl bij een lagere netto winst de schrijfstijl moeilijker wordt. Bloomfield (2008) onderschrijft deze conclusie en combineert conclusies uit eerder wetenschappelijk onderzoek. Hij stelt dat ondernemingen slechte prestaties kunnen verhullen door de leesbaarheid van het jaarverslag te verminderen. Als gevolg van deze verminderde leesbaarheid zal de markt minder uitvoerig reageren op dit nieuws.

Bovenstaande onderzoeken geven aanleiding om aan te nemen dat ondernemingen bewust sturen op

de leesbaarheid van jaarverslagen. Courtis (1998) heeft onderzocht op welke plek in de tekst

ondernemingen slecht nieuws opnemen. Zijn onderzoek wijst uit dat ondernemingen over het

algemeen in de midden sectie van een tekst slecht nieuws opnemen. Deze sectie van de tekst is

volgens Courtis dan ook het minst goed leesbaar. Echter, vervolgonderzoek door Clatworthy & Jones

(2001) kan deze stelling niet onderschrijven. Derhalve zal ik in mijn onderzoek gebruik maken van de

volledige tekst van de hoofdstukken uit het integrated report die ik wil onderzoeken. Voor een

beschrijving van deze hoofstukken zie paragraaf 4.3.

(18)

3. Hypotheses

Mijn onderzoek richt zich op bepaalde karakteristieken van de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen waarmee ik, op basis van wetenschappelijke literatuur, een voorspelling wil doen over de leesbaarheid van vrijwillige integrated reporting. In dit hoofdstuk ga ik in op deze karakteristieken en formuleer ik aan de hand van wetenschappelijke literatuur hypotheses. Tot slot stel ik op basis van de geformuleerde hypotheses een conceptueel model op.

3.1. Corporate Governance

De wijze waarop een onderneming wordt bestuurd en de wijze waarop toezicht wordt gehouden op het bestuur wordt corporate governance genoemd. Corporate governance is een systeem van interne en externe mechanismen die een voorwaarde zijn voor de creatie en verdeling van winsten in een onderneming (Shleifer & Vishny, 1997). Deze mechanismen moeten aandeelhouders zekerheid geven dat de organisatie wordt bestuurd in het belang van de aandeelhouder. Mijn onderzoek richt zich op de board of directors. Ik heb hiervoor gekozen omdat mag worden verwacht dat de board of directors nauw betrokken is bij de ontwikkeling en de inrichting van het integrated report. (Eccles & Krzus, 2010). Voordat ik in ga op de karakteristieken van de board of directors, behandel ik eerst de verschillende bestuursmodellen.

3.2. Board of directors

De invulling van corporate governance is geregeld in zogenaamde corporate governance codes. Bijna ieder land heeft een eigen code opgesteld. Het gaat te ver om al deze corporate governance codes uit te werken. In grote lijnen is de invulling van deze codes gelijk:

- De raad van bestuur (RvB) is verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van de strategie van een onderneming;

- De raad van commissarissen (RvC) houdt toezicht op de raad van bestuur.

De scheiding van de uitvoerende taken en toezichthoudende taken komt voort uit de agency theorie en heeft als doel de informatie asymmetrie binnen een organisatie te verkleinen. Voor een beschrijving van deze theorie verwijs ik naar paragraaf 2.2.1. Onderzoek heeft uitgewezen dat de aanwezigheid van “governance” een transparante cultuur creëert (Shleifer & Vishny (1997)). Omdat de board of directors de kwaliteit van de informatieverschaffing in het integrated report bepaalt en zij verantwoordelijk is voor het integrated report, kan worden verwacht dat een hoge mate van governance een positieve relatie heeft met de leesbaarheid van het integrated report. In de volgende paragrafen beschrijf ik enkele eigenschappen van de board of directors die mogelijk een relatie vertonen met de leesbaarheid van integrated reporting. Ik sta stil bij de omvang, de verhouding man/vrouw, de leeftijdsverschillen tussen de leden, de afkomst van de leden, de onafhankelijkheid en het aantal malen dat de board samenkomt.

Mijn onderzoek richt zich op de leesbaarheid van integrated reports uit de pilotgroep van de IIRC. Dit zijn zowel Angelsaksische modellen als Rijnlandse modellen. Dit heeft invloed op mijn onderzoek omdat in het Angelsaksische model vaak sprake is van een one tier bestuursmodel. Dit is een model waarin er één board of directors is met daarin executive directors en non executive directors. De executive directors zijn te vergelijken met de raad van bestuur van het Rijnlandse two tier model. De non executive directors zijn te vergelijken met de raad van commissarissen.

Er is nog zeer beperkt onderzoek gedaan naar de invloed van de board of directors op de leesbaarheid van integrated reports. De leesbaarheid van het integrated report kan worden gezien als een vorm van impressiemanagement. Daarom heb ik voor de onderbouwing van mijn hypotheses gebruik gemaakt van vergelijkbare onderzoeken naar impressiemanagement en earningsmanagement.

Earningsmamagement en impressiemanagement zijn managementtools die kunnen worden ingezet

(19)

Tevens zal ook de voluntary disclosure theorie worden betrokken bij de hypothesevorming, aangezien integrated reporting voor het merendeel van de onderzochte ondernemingen een vrijwillige vorm van verantwoording is. Voor een uitvoerige beschrijving van de voluntary disclosure theorie verwijs ik naar paragraaf 2.2.2.

3.2.1. Omvang van board of directors

Corporate governance codes schrijven voor dat de omvang van de board groot genoeg moet zijn voor de uitvoering van zijn taken en om eventuele veranderingen in de samenstelling van de board op te kunnen vangen. Onderzoeken tonen aan dat de omvang van de board zowel positief als negatief effect heeft op de leesbaarheid. Onderzoek van Chtourou et al. (2001) en Xie et al. (2003) onderschrijven een negatie relatie tussen de omvang van de board en de mate van earningsmanagement. Hoe groter de omvang van de board, hoe minder sprake er was van earningsmanagement. Daarnaast hebben onderzoekers aangetoond dat een grotere board meer ervaring heeft en derhalve effectiever is (Dalton et al.1999). Een tegengestelde conclusie vonden Osma & Guillamón (2011). Op basis van hun onderzoek stellen zij dat een kleinere board leidt tot minder impressiemanagement. Daarnaast heeft een kleinere board een positief effect op de bereidheid tot vrijwillige informatievoorziening (Laksmana (2008)). Ander onderzoek heeft uitgewezen dat een grotere omvang van de board leidt tot een hogere mate van diversiteit. Deze diversiteit heeft vervolgens weer een positief effect op de vrijwillige informatievoorziening (Carter et al (2003), Sicaliano (1996)).

Bovenstaande onderzoeken geven geen eenduidig beeld. Er zijn zowel aanknopingspunten voor een positief als een negatief effect op de leesbaarheid van integrated reporting. Mijn eerste hypothese is daarom tweezijdig:

H1: De leesbaarheid van het integrated report is afhankelijk van de omvang van de board.

3.2.2. Diversiteit binnen de board of directors

Er zijn twee soorten diversiteit, namelijk de zichtbare en onzichtbare diversiteit (Kang et al. 2007).

Voorbeelden van zichtbare diversiteit zijn geslacht, leeftijd, nationaliteit en etnische afkomst. Niet zichtbare diversiteit is educatie en ervaring. De samenstelling van de board heeft invloed op de mate van verslaggeving. Zo leidt een meer diverse samenstelling tot een verbetering van de verslaggeving (Abraham & Cox, 2007), meer creativiteit (Carter et al. 2003) en een sterkere governance functie (Arfken et al. 2004). In mijn onderzoek richt ik me op de enkele zichtbare onderdelen van diversiteit, namelijk geslacht, leeftijd en afkomst.

3.2.2.1. Geslacht

Geslacht is zonder twijfel het meest besproken diversiteitsonderwerp van de afgelopen jaren. Het is niet alleen een graag onderzocht onderwerp in de wetenschap, maar het staat ook centraal in sociale en politieke discussies. Zo is recent in Nederland een wet aangenomen welke grote ondernemingen verplicht een toelichting in de jaarrekening op te nemen ten aanzien van de verhouding man/vrouw in de raad van bestuur. Uitgangspunt is dat minimaal 30% van de raad van bestuur en raad van commissarissen vrouw moet zijn. Is dit niet het geval dan moet de onderneming toelichten waarom zij hier niet aan voldoet en hoe zij dit in de toekomst wil gaan realiseren.

Vanuit de wetenschap is er voldoende bewijs dat vrouwen in de board een positief effect hebben op de waarde van een onderneming (Brennan & McCafferty, 1997). Ander onderzoek door de Michigan Business School (Kang et al. 2007) wees uit dat een beursgang significant succesvoller was wanneer het bedrijf vrouwelijke bestuursleden had. Ook heeft de aanwezigheid van vrouwen in de board een positief effect op de kwaliteit van de corporate governance (Barnardi et al. 2002). Mogelijke verklaringen schuilen volgens Kang et al. (2007) in het feit dat vrouwen geen deel uitmaken van het

‘old boys network’ en het feit dat vrouwen beter de klantbehoefte kunnen inschatten.

Ook vanuit sociaal oogpunt heeft diversiteit in geslacht een positief effect op impressiemanagement.

Guadagno & Cialdine (2007) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen geslacht en het gebruik

van impressiemanagement. Hieruit bleek dat mannen meer assertieve en dominante tactieken

(20)

gebruiken, zoals zelfpromotie en intimidatie, terwijl vrouwen meer gebruik maken van tactieken zoals minder ownership nemen voor (zowel positieve als negatieve) uitkomsten en meer een mening verkondigen. Vertaald naar impressiemanagement kan worden verwacht dat mannen meer gebruik maken van manipulatie van integrated reports, omdat uit sociaal oogpunt zij geneigd zijn meer gebruik te maken van assertieve en dominante tactieken. Echter, vrouwen hebben meer de neiging bescheiden tactieken te gebruiken. Onderzoek naar duurzaamheidsverslaggeving heeft uitgewezen dat ondernemingen waar tenminste drie vrouwen in de directie zitten significant meer rapporteren over duurzaamheid (Ferhandez-Feijoo et al, 2012).

Op basis van bovenstaande onderzoeken blijkt dat vrouwen een positieve invloed hebben op de kwaliteit van verslaggeving. Daarom verwacht ik dat het aandeel vrouwen in de board een positief effect heeft op de leesbaarheid van integrated reporting. Mijn tweede hypothese luidt:

H2: De leesbaarheid van het integrated report neemt toe naarmate het aandeel vrouwen in de board toeneemt.

3.2.2.2 Leeftijd

Het is niet ongebruikelijk om te denken dat de leden van de board bestaan uit goed opgeleide, volwassen en ervaren mensen. Hoewel traditioneel de leeftijd van leden van de board tussen de 55 en 65 jaar ligt (Gilpatrick, 2000) is langzaam een verschuiving zichtbaar naar een meer diverse verdeling van leeftijd. Een diverse mix van leeftijden draagt bij aan een betere invulling van de taken van de board. Oudere leden dragen zorg voor ervaring en kennis, terwijl jongere leden zorg dragen voor hernieuwde energie, drive voor succes en toekomstplanning (Houle, 1990).

Toch is er weinig wetenschappelijk bewijs dat diversiteit van leeftijd kan leiden tot betere prestaties van een onderneming. Wel is leeftijd diversiteit een belangrijke variabele voor de samenstelling van de board (Kang et al. 2007). Enerzijds komt dit omdat steeds meer het besef komt dat de leden van de board een afspiegeling moeten vormen van de stakeholders van de onderneming (Huse & Rindova, 2001). Hierdoor is een onderneming beter in staat om zich te verplaatsen in de belangen van een stakeholder. Anderzijds blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat een board die voornamelijk bestaat uit oudere leden meer tijd nodig heeft om beslissingen te nemen. (Westphal & Zajac, 1995). Dit geeft ondernemingen met een relatieve jonge board een competitief voordeel, omdat ze sneller beslissingen kunnen nemen. Daarnaast heeft onderzoek van Erhardt et al. (2003) aangetoond dat ondernemingen met meer variatie in de leeftijd van hun leden van de board een competitief voordeel hebben ten opzichte van hun concurrenten.

Vanuit de voluntary disclosure theorie kan worden verwacht dat een, op basis van leeftijd, meer gevarieerd bestuur eerder zal besluiten integrated reporting in te voeren. Op basis van bovenstaand onderzoek is aangetoond dat meer variatie in leeftijd een positief effect heeft op de prestaties van een onderneming. Ik verwacht een soortgelijke relatie ten aanzien van de leesbaarheid van het integrated report. Mijn derde hypothese luidt:

H3: De leesbaarheid van het integrated report neemt toe naarmate het verschil in leeftijd tussen de leden van de board hoger is.

3.2.2.3 Afkomst

Hope meet het juridische systeem aan de hand van common en code law volgens de indeling van La

Porta et al., 1998). In common law landen is relatief weinig wetgeving in het land zelf aanwezig. Er

wordt voornamelijk gestuurd op jurisprudentie. Typische common law landen zijn Australië, Canada,

het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten (Ball et al., 2000). Ook hebben aandeelhouders veel

invloed op ondernemingen in common law landen (Ball et al., 2000). In code law landen heeft

regelgeving veel invloed op ondernemingen. In deze landen staat het geschreven recht centraal en

wordt er minder gestuurd op jurisprudentie. Volgens Ball et al. (2000) zijn alle landen in Europa,

(21)

Het onderzoek van Hope heeft aangetoond in common law landen informatiestromen worden gevoed door de informatiebehoefte van de investeerders, terwijl in code law landen deze informatie al door de onderneming wordt gerapporteerd op basis van richtlijnen en regelgeving. Onderzoek van Jaggie

& Low (2000) toont aan dat ondernemingen uit common law landen meer informatie verstrekken dan ondernemingen uit code law landen. Kanttekening bij dit onderzoek is dat Hope, Jaggie & Low hebben gekeken naar de herkomst van de onderneming. Er is nog onvoldoende onderzoek gedaan naar de herkomst van de leden van de board. Echter, op basis van bovenstaande onderzoeken kan worden verwacht dat de herkomst van de leden van de board invloed hebben het integrated report.

Ik verwacht dat de hoeveelheid directieleden afkomstig van common law landen een positief effect heeft op Integrated Reporting. Mijn vierde hypothese luidt:

H4: De leesbaarheid van het integrated report is hoger wanneer de bestuurders voornamelijk uit common law landen afkomstig zijn.

3.2.3. Onafhankelijkheid van board of directors

Binnen de governance structuren kennen ondernemingen uitvoerende (RvB) en toezichthoudende (RvC) bestuurders. Beide typen hebben een andere rol binnen de onderneming. De uitvoerende bestuurders zijn belast met de uitvoering van de strategie en beleid van de onderneming, terwijl de toezichthoudende bestuurders belast zijn met houden van toezicht op de uitvoering van de taken van de uitvoerende bestuurders. Hun doel is om de agency conflicten te minimaliseren door het verbeteren van de transparantie en integriteit van financiële verslaggeving (Blue Ribbon Committee, 1999). De aanwezigheid van toezichthoudende bestuurders zou derhalve moeten leiden tot vermindering van impressiemanagement en dus ook tot een verbetering van leesbaarheid. Diverse onderzoeken onderschrijven deze verwachting. Een meer onafhankelijke board leidt tot een verlaging van earningsmanagement door de onderneming (Mercer, 2004). Onafhankelijkheid van de board is in deze onderzoeken gemeten in de verhouding uitvoerende bestuurders versus toezichthoudende bestuurders. Een soort gelijke conclusie vonden Mather en Ramsay (2007) in hun onderzoek naar impressiemanagement in jaarverslagen.

Omdat integrated reporting in veel landen nog geen wettelijke verankering kent is de bereidheid tot vrijwillige informatievoorziening ook een belangrijk aspect voor dit onderzoek. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat een positieve relatie bestaat tussen de bereidheid tot vrijwillige informatie voorziening en de mate van onafhankelijkheid van de board (Barros et al., 2013; Cheng

&Courtenay, 2006; Lim et al., 2007).

Bovenstaande onderzoeken tonen aan dat een negatieve relatie is te verwachten tussen de onafhankelijkheid van de board en de mate van impressiemanagement. Omdat leesbaarheid een vorm van impressie management is verwacht ik dat de mate van onafhankelijkheid van de board een positief effect op de leesbaarheid van het integrated report heeft. Mijn vijfde hypothese luidt:

H5: De leesbaarheid van het integrated report neemt toe naarmate de onafhankelijkheid van de board hoger is.

3.2.4. Aantal vergaderingen van board of directors

De board dient vaak genoeg samen te komen om zijn taken effectief uit te voeren. Over het algemeen wordt aangenomen dat naarmate het aantal bijeenkomsten van de board toeneemt, de governance functie beter wordt. Onderzoek van Vafeas (1999) toont aan dat de waarde van een onderneming toeneemt naarmate de board vaker bij elkaar komt. Op basis van dit onderzoek hebben Osma &

Guillamón-Saorín (2011) vervolgonderzoek uitgevoerd. Zij hebben onderzocht of een relatie bestaat

tussen het aantal malen dat de board bij elkaar komt en de mate waarin zij impressiemanagement

toepassen. Uit dit onderzoek bleek dat er minder sprake is van impressie-management wanneer het

aantal bijeenkomsten van de board toeneemt. Zhang et al (2007) hebben op basis van onderzoek

aangetoond dat het aantal bijeenkomsten van de board positief bijdraagt aan de kwaliteit van de

interne controle van een onderneming. Ook earningsmanagement neemt af naarmate het aantal

(22)

vergaderingen van de board toeneemt (Xie et al. (2003). Tot slot heeft onderzoek van Barros et al.

(2003) en Laksmana (2008) aangetoond, dat de bereidheid tot vrijwillige informatievoorziening een positieve relatie vertoond met het aantal vergaderingen van de board.

Bovenstaande onderzoeken tonen aan dat er een positieve relatie is te verwachten tussen het aantal vergaderingen van de board en de mate van impressiemanagement. Omdat leesbaarheid een vorm van impressie management is, verwacht ik dat het aantal vergaderingen van de board een positief effect op de leesbaarheid van het integrated report heeft. Mijn zesde hypothese luidt:

H6: De leesbaarheid van het integrated report neemt toe naar mate het aantal vergaderingen van de board hoger is.

3.2.5. Controle variabelen

In paragraaf 3.2.1 tot en met 3.2.4 ben ik ingegaan op de samenstelling van de raad van bestuur en raad van commissarissen. Echter, het is niet onaannemelijk om te verwachten dat ook andere variabelen van invloed kunnen zijn op de leesbaarheid van het integrated report. Het begrip integrated reporting is onvoldoende wetenschappelijk onderzocht, waardoor er geen direct wetenschappelijk bewijs is tussen ondernemingsvariabelen en integrated reporting. Echter, soortgelijk onderzoek naar de bereidheid tot vrijwillige verslaggeving biedt wel aanknopingspunten.

Onderzoek door Courtis & Ahmed (1999) heeft aangetoond dat ondernemingsgrootte een positief effect heeft op vrijwillige verslaggeving.

Daarnaast is de omvang van de onderneming een voorspeller van de mate van diversiteit van de raad van bestuur en raad van commissarissen. Uit onderzoek is gebleken dat hoe groter de omvang van de onderneming, hoe hoger de mate van diversiteit in het bestuur (Siciliano (1996)).

Op basis van bovenstaande onderzoeken neem ik de omvang van de onderneming mee als controle

variabele in mijn onderzoek. Ik meet de omvang van de onderneming aan de hand van de omzet.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

28$ van de zoons heeft geen enkele vorm van voortgezet dagonderwijs genoten (bijlage 30). De buiten de landbouw werkende zoons. De belangstelling van de afgevloeide zoons is

Bij kruisinoculatie, uitgevoerd door Schnathorst, Crogan & Bardin, (1958) blijken de volgende planten vatbaar voor de echte meeldauw van Lactuca sativa:

In de eerste plaats moet het vaccin ervoor zorgen dat de dieren niet meer ziek worden, legt Bianchi uit, maar ook moet duidelijk worden of het virus zich via de ge

Monster 3 bevat vrij veel in water oplosbare stikstof, veel fosfaat en zeer veel kali* In ver­ gelijking met monster 3 bevat monster 4 vat minder stikstof en iets meer fosfaat*

In hierdie hoofstuk is die navorsingsproses waarvolgens hierdie studie uitgevoer is, bespreek. Die interprevistiese paradigma het die studie gerig en ‘n

Asked why their demands turned political, many participants echoed Maluleke’s (2016) assertion that the shutting down of universities in the context of student protests

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

De te beantwoorden kennisvraag draait om het habitatverlies dat voor vijf zeevogelsoorten (duikers, te weten Roodkeel- en Parelduikers (samen genomen), Jan-van-Gent, Grote