• No results found

De invloed van de kenmerken van de auditcommissie bij de Nederlandse woningcorporaties op de accountantshonoraria

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de kenmerken van de auditcommissie bij de Nederlandse woningcorporaties op de accountantshonoraria"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van de kenmerken van de auditcommissie bij

de Nederlandse woningcorporaties op de

accountantshonoraria

Master’s Thesis Accountancy (EBM869B20)

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie & Bedrijfskunde Naam: Jordy Krone

Studentnummer: S2801981 Opleiding: Master Accountancy Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit: Economie en Bedrijfskunde Adres: Het Loo 24, 7641 SB Wierden

Telefoonnummer: +31 6 57 35 61 67 E-mail: j.g.krone@student.rug.nl

Begeleider: drs. D.P. Tavenier 2e beoordelaar: drs. M.M. Bergervoet

(2)

2

Voorwoord

Ter afsluiting van de master accountancy is onderzoek gedaan naar de invloed van kenmerken van de auditcommissie op de accountantshonoraria. Dit onderzoek biedt inzichten in de relatie tussen de auditcommissie bij (semi-)publieke instellingen, namelijk de woningcorporaties en de accountantshonoraria voor controlediensten en niet controlediensten die worden afgenomen bij de accountantsorganisatie welke de jaarrekening controleert. Na een periode van studeren komt er nu een eind aan mijn tijd als student en tegelijkertijd is dit het begin van mijn carrière in de accountancy waar ik erg naar uitkijk.

De master’s thesis zou niet tot stand zijn gekomen zonder enkele personen. Maar allereerst wil ik PwC bedanken voor de mogelijkheid voor het schrijven van een scriptie op kantoor. Daarnaast wil ik de collega’s van kantoor Zwolle en Enschede bedanken voor de hulp en steun de afgelopen maanden. In het bijzonder wil ik mijn begeleiderster mevrouw Schmidt van PwC bedanken voor haar kritische blik en behulpzame feedback. Als laatste wil ik graag de heer Tavenier bedanken, als begeleider vanuit de Rijksuniversiteit Groningen. De keuzevrijheid in een onderwerp binnen de woningcorporatie sector en de snelle feedback op de ingeleverde stukken hebben mij erg geholpen bij het schrijven van de master’s thesis.

Januari 2016,

(3)

3

Abstract

In de verantwoording van de parlementaire enquête wordt sterke kritiek geuit op de raden van commissarissen alsmede de rol van de auditcommissies bij de woningcorporaties. Daarnaast wordt kritiek geuit op de rol van de accountants bij de schandalen die zich voor hebben gedaan bij de woningcorporaties. In dit onderzoek is de relatie tussen de kenmerken van de auditcommissie bij de Nederlandse woningcorporaties op de accountantshonoraria onderzocht.

De kenmerken: ‘omvang’, ‘financiële expertise’, ‘het aantal bijeenkomsten’ en ‘geslachtsdiversiteit’ van de auditcommissie zijn opgenomen in het onderzoek. Op basis van een regressieanalyse wordt getoetst wat de invloed is van de kenmerken op de accountantshonoraria voor controlediensten en niet controlediensten. De resultaten van het onderzoek tonen aan dat de mate van financiële expertise en geslachtsdiversiteit in de auditcommissie een negatieve invloed hebben op de accountantshonoraria voor controlediensten. De mate van financiële expertise in de auditcommissie heeft een negatieve relatie met de accountantshonoraria voor niet controlediensten.

Op basis van het onderzoek kan een aanbeveling worden gedaan met betrekking tot, de bezetting van de auditcommissies bij de Nederlandse woningcorporaties. De aanwezigheid van financiële expertise in de auditcommissies kan leiden tot een betere monitoring van de onafhankelijkheid van de accountant. De mate van financiële expertise in de auditcommissies bij woningcorporaties leiden tot lagere accountantshonoraria voor niet controlediensten bij de accountantsorganisatie welke ook de jaarrekening controleert. Een aanbeveling ter versterking van de Governancecode Woningcorporaties (2015) is het opstellen van een bepaling met de definiëring van financiële expertise in de Governancecode Woningcorporaties. De definiëring van financiële expertise in de Governancecode Woningcorporaties moet aan de volgende vier voorwaarden voldoen. 1) Een financieel expert moet kennis hebben ten aanzien van NL-GAAP. 2) Een financieel expert moet ervaring hebben met het opstellen, controleren, analyseren en evalueren van financiële verslaggeving. 3) Een financieel expert moet ervaring hebben met beheersingsmaatregelen binnen een organisatie. 4) Een financieel expert moet kennis hebben van de rol en verantwoordelijkheden van een auditcommissie. Hierdoor zou pressie vanuit de overheid ten aanzien van aanscherping van de wet- en regelgeving voor (semi-)publieke organisaties, die worden gefinancierd met publiek geld en/of een groot maatschappelijk belang dienen minder noodzakelijk worden.

(4)

4

Inhoudsopgave

1 Introductie ... 6

1.1 Aanleiding ... 6

1.2 Probleemstelling ...7

1.3 Relevantie ... 8

1.4 Onderzoeksopbouw ... 9

2 Theorie ... 10

2.1 Woningcorporaties ...10

2.2 Corporate Governance ... 11

2.2.1 Agency theorie ... 12

2.3 Legitimatie theorie en institutionele theorie ... 12

2.4 Accountantshonoraria ... 14

2.4.1 Accountantshonoraria voor controlediensten ... 14

2.4.2 Accountantshonoraria voor niet controlediensten ... 16

2.5 Raad van commissarissen ... 18

2.6 Auditcommissie ... 18

2.6.1 De omvang van de auditcommissie ... 20

2.6.2 De financiële expertise van de auditcommissie ... 21

2.6.3 Het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie ... 22

2.6.4 De aanwezigheid van geslachtsdiversiteit in de auditcommissie ... 23

2.7 Conclusie theorie ... 25

3 Methode ... 27

3.1 Data ... 27

3.2 Variabelen ... 28

3.2.1 Afhankelijke variabelen ... 28

3.2.2 Onafhankelijke variabelen ... 28

3.2.3 Controle variabelen ... 28

3.3 Modellen ... 28

(5)

5

4 Resultaten ... 29

4.1 Beschrijvende statistiek ... 29

4.2 Multicollineariteit ... 32

4.3 Resultaten regressieanalyse ... 32

4.3.1 Model 1 ... 32

3.3.2 Model 2 ... 35

4.4 Additionele analyse model 2 ... 38

5 Conclusie ... 40

5.1 Conclusie ... 40

5.2 Aanbeveling ... 42

5.3 Beperkingen ... 43

Referenties ... 45

Bijlage I Overzicht woningcorporaties ... 50

Bijlage II Overzicht variabelen ... 51

Bijlage III Beschrijving variabelen ... 52

Bijlage IV Overzicht accountantshonoraria Nederlandse woningcorporaties ... 57

Bijlage V Normaliteit residu waarden model 2 ... 58

(6)

6

1 Introductie

1.1 Aanleiding

De afgelopen jaren zijn de woningcorporaties veelvuldig negatief in het nieuws geweest. Enkele ‘hot issues’ in de media waren de financiële schandalen bij de woningcorporaties Vestia, Woonbron en Rochdale1. Naar aanleiding van de financiële schandalen bij de Nederlandse woningcorporaties, heeft de Tweede Kamer besloten een parlementaire enquête te houden naar het stelsel van woningcorporaties. Een parlementaire enquête is het zwaarste onderzoeksmiddel van het parlement (Van Vliet et al. 2014).

In het hoofdrapport van de parlementaire enquête woningcorporaties (Van Vliet et al. 2014) zijn richtinggevende handvaten voor verbetering van de governance binnen woningcorporaties beschreven. De aanbevelingen zijn gericht op het versterken en professionaliseren van de governance binnen de woningcorporatie sector. Een maatregel uit het hoofdrapport die moet leiden tot een beter intern toezicht, is het aanstellen van auditcommissies bij woningcorporaties door de raad van commissarissen (RvC). Een auditcommissie is een subcommissie van de RvC. De auditcommissies worden in de literatuur omschreven als belangrijk onderdeel van de corporate governance (Chafran & O’Sullivan, 2013). De auditcommissies bij Nederlandse woningcorporaties zijn verantwoordelijk voor het toezicht op het financiële verslaggevingsproces. Daarnaast heeft de auditcommissie de taak om het selectieproces van een accountant en de bijbehorende accountantshonoraria voor te bereiden voor de besluitvorming van de raad van commissarissen (DeZoort et al. 2002; Turley & Zaman, 2004; Knechel & Willekens, 2006; Hay et al. 2008; Zaman et al. 2011).

De parlementaire enquête woningcorporaties (Van Vliet et al. 2014) concludeert dat: “accountants op basis van de laagste prijs werden gekozen”. Francis (2004) stelt in zijn onderzoek dat “hogere accountantshonoraria voor controlediensten, een hogere kwaliteit van de controlediensten impliceert”. Accountantsorganisaties zijn commerciële organisaties waarbij mogelijk disfunctionaliteit kan optreden als gevolg van het aanbieden van controlediensten voor een (te) lage prijs. Het aanbieden van controlediensten voor een (te) lage prijs staat bekend als ‘lowballing’. Op deze wijze probeert de accountant nieuwe klanten te winnen of oude klanten te behouden, om de concurrentie voor te zijn. Een (te) lage prijs voor controlediensten zou mogelijk kunnen impliceren dat er onvoldoende controlewerkzaamheden zijn uitgevoerd bij woningcorporaties in het verleden. De implicatie wordt ondersteund door onderzoeken van de Autoriteit Financiële markten (AFM)2. In 2012 heeft de AFM een onderzoek gedaan naar de kwaliteitsmaatregelen die de Big 4-accountantsorganisaties zelf hebben ingezet om de kwaliteit van wettelijke controles bij woningcorporaties te waarborgen. In het onderzoeksrapport van de AFM worden tekortkomingen in de interne kwaliteitsbeheersing van Big 4- accountantsorganisaties geconstateerd ten aanzien van de accountantscontroles bij woningcorporaties.

1 http://www.nrcq.nl/2014/06/04/sorry-sorry-sorry-voor-deze-zeven-schandalen, geraadpleegd op 28 september. 2 http://www.afm.nl/nl-nl/nieuws/2012/mei/accountantsonderzoek-woningcorporaties, geraadpleegd op 28 september.

(7)

7 In een ander onderzoek uit 2014 van de AFM3 zijn veertig controledossiers van Big 4-accountantsorganisaties gecontroleerd. In totaal zijn er 18 controledossiers als ‘onvoldoende’ aangemerkt door de AFM. Het aantal ‘onvoldoende’ wettelijke controles varieert van drie tot zeven per Big 4- accountantsorganisatie. In de wettelijke controles hebben de externe accountants naar het oordeel van de AFM niet voldoende en geen geschikte controle-informatie verkregen om hun oordeel over de jaarrekening als geheel te onderbouwen.

De huidige governance maatregelen binnen woningcorporaties, gericht op het toezicht en de controle op het financiële verslaggevingsproces door de auditcommissie en accountant blijken momenteel nog onvoldoende effectief. Deze stelling wordt ondersteund door de financiële schandalen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan binnen de woningcorporatie sector. Inmiddels hebben de parlementaire enquête woningcorporaties (Van Vliet et al. 2014), de Algemene Rekenkamer, de Autoriteit Financiële Markten, en onderzoekers van de Erasmus Universiteit de suggestie gedaan voor aanscherping van de wet- en regelgeving met betrekking tot de accountantscontrole bij organisaties die worden gefinancierd met publiek geld en/of een groot maatschappelijk belang dienen4. De aanscherping van de wet- en regelgeving met betrekking tot de accountantscontrole zou mogelijk implicaties kunnen hebben voor de woningcorporaties. In de huidige literatuur is op dit moment nog weinig onderzoek gedaan naar de mate van governance en accountantshonoraria bij (semi-)publieke instellingen. Dit onderzoek creëert inzichten in de mate van governance in relatie met de accountantshonoraria voor controlediensten en niet controlediensten bij de Nederlandse woningcorporaties.

1.2 Probleemstelling

De actualiteiten maken het interessant om de rol van governance, gemeten in: ‘de omvang’, ‘de mate van financiële expertise’, ‘het aantal bijeenkomsten’ en ‘de mate van geslachtsdiversiteit’ binnen de auditcommissie, in relatie met de accountantshonoraria te onderzoeken. De accountantshonoraria kunnen worden onderverdeeld in 2 onderdelen, namelijk: accountantshonoraria voor controlediensten en accountantshonoraria voor niet controlediensten. Op grond van artikel 2:382a BW moeten de accountantshonoraria in de jaarrekening worden toegelicht. De dienst: ‘onderzoek van de jaarrekening’ valt onder accountantshonoraria voor controlediensten. De diensten: ‘andere controleopdrachten’, ‘adviesdiensten op fiscaal terrein’ en ‘andere niet-controlediensten’ vallen onder de accountantshonoraria voor niet controlediensten. De hoofdvraag van het onderzoek is als volgt geformuleerd:

“Wat is de invloed van de omvang, de mate van financiële expertise, het aantal bijeenkomsten en geslachtsdiversiteit van de auditcommissie op accountantshonoraria van controlediensten en niet controlediensten bij Nederlandse woningcorporaties?”

3 http://www.afm.nl/nl/nieuws/2014/sep/rapport-controles-big4.aspx, geraadpleegd op 28 september.

4 https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2015/06/26/meer-instellingen-aangemerkt-als-organisatie-van-openbaar-belang, geraadpleegd op 25 september 2015.

(8)

8 De volgende deelvragen dienen gezamenlijk de hoofdvraag van het onderzoek te beantwoorden:

1. In welke mate heeft de omvang van de auditcommissie invloed op de accountantshonoraria, uitgesplitst in controlediensten en niet controlediensten?

2. In welke mate heeft de aanwezigheid van financiële expertise in de auditcommissie invloed op de accountantshonoraria, uitgesplitst in controlediensten en niet controlediensten?

3. In welke mate heeft het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie invloed op de accountantshonoraria, uitgesplitst in controlediensten en niet controlediensten?

4. In welke mate heeft de aanwezigheid van geslachtsdiversiteit in de auditcommissie op de accountantshonoraria, uitgesplitst in controlediensten en niet controlediensten?

1.3 Relevantie

Dit onderzoek levert op de volgende punten een wetenschappelijke bijdrage. Ten eerste is de huidige literatuur omtrent de auditcommissies voornamelijk gericht op de Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk en Australië (Chafran & O’Sullivan, 2013). De generaliseerbaarheid van de resultaten is beperkt omdat de Verenigde Staten sinds 2002 beschikt over de SOX wetgeving. Nederland beschikt over de corporate governance code Tabaksblat (2003) voor Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. De woningcorporaties beschikken over een afgeleide governancecode van de code Tabaksblat namelijk de Governancecode Woningcorporaties. In Nederland is sprake van principes en best practice bepalingen bij beide governance codes. Het onderzoek van Zaman et al. (2011) doet de aanbeveling naar onderzoek in landen waar sprake in van minder rigide wetgeving op het gebied van governance.

Ten tweede, in de literatuur is veel aandacht voor auditcommissies. Echter wordt in de huidige literatuur enkel ‘de aanwezigheid’ van auditcommissies meegenomen. Door het enkel onderzoeken van de aanwezigheid van een auditcommissie is er beperkt aandacht in de literatuur voor de samenstelling en specifieke kenmerken binnen de auditcommissies (Turley & Zaman, 2004). In enkele voorgaande onderzoeken is wel aandacht besteed aan de mate van effectiviteit binnen de auditcommissie. De effectiviteit binnen de auditcommissie is gemeten aan de hand van de kenmerken: ‘onafhankelijkheid’, ‘omvang’, ‘de financiële expertise’ en ‘het aantal bijeenkomsten’ (Zaman et al. 2011). In de literatuur zijn nog andere kenmerken die de effectiviteit van een auditcommissie mogelijk kunnen verklaren. Enkele voorbeelden zijn: de aanwezigheid van vrouwen in de auditcommissie (Ittonen et al., 2014) en de inschatting van de accountant van een effectieve auditcommissie (Contessotto & Moroney, 2014). De kenmerken: ‘onafhankelijkheid’, ‘financiële expertise’, ‘de omvang’ en ‘het aantal bijeenkomsten’ van de auditcommissie zijn het meest onderzochte kenmerken in de literatuur. Op basis van de principes en best practice bepalingen uit de Governancecode woningcorporaties (2015) en de huidige literatuur is gekozen om de meest relevante kenmerken van de auditcommissie voor woningcorporaties te onderzoeken namelijk: ‘de omvang’, ‘de mate van financiële expertise’, ‘het aantal bijeenkomsten’ en ‘geslachtsdiversiteit’.

(9)

9 Ten derde, het onderzoek van Ittonen et al. (2010) toont aan dat bij de S&P 500 ondernemingen5, een significante relatie aanwezig is tussen de aanwezigheid van vrouwen in de auditcommissie en de accountantshonoraria voor controlediensten. Een auditcommissie waar meer vrouwen aanwezig zijn, betalen significant minder accountantshonoraria voor controlediensten. Het onderzoek kan mogelijk nieuwe inzichten creëren in de relatie tussen de mate van geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissies van Nederlandse woningcorporaties en de accountantshonoraria voor controlediensten en niet controlediensten. In de huidige literatuur is nog geen onderzoek gedaan naar de relatie tussen geslachtsdiversiteit binnen auditcommissies en de accountantshonoraria voor niet controlediensten.

Ten vierde, in eerder onderzoek is voornamelijk gekeken naar de relatie tussen de karakteristieken van de auditcommissie en de accountantshonoraria voor controlediensten of niet controlediensten van ondernemingen (Abbott et al. 2003a; Abott et al. 2003b; Goodwin-Stewart & Kent, 2006). Zaman et al (2011) hebben de accountantshonoraria voor controlediensten en de accountantshonoraria voor niet controlediensten van ondernemingen onderzocht. In tegenstelling tot het onderzoek van Zaman et al. (2011), dat gericht is op de UK FTSE-350 ondernemingen6, zal dit onderzoek zich richten op (semi-) publieke instellingen in Nederland namelijk de woningcorporaties.

1.4 Onderzoeksopbouw

Hoofdstuk 2 omvat de literatuurstudie naar de relatie tussen corporate governance gemeten in specifieke kenmerken van de auditcommissie en accountantshonoraria. Hoofdstuk 3 omschrijft de methode van het onderzoek. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten van het onderzoek uitgewerkt. Als laatste wordt in hoofdstuk 5 afgesloten met de conclusies, aanbevelingen en beperkingen van het onderzoek.

5 De 500 grootste Amerikaanse bedrijven gemeten naar hun marktkapitalisatie (uitstaande aandelen * aandelenkoers) zijn opgenomen in deze index.

6 De 350 grootste bedrijven aan de London Stock Exchange gemeten naar hun marktkapitalisatie (uitstaande aandelen * aandelenkoers) zijn opgenomen in deze index.

(10)

10

2 Theorie

In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de belangrijkste theorieën en begrippen van het onderzoek. Het ‘hoofdstuk 2.1 Woningcorporaties’ beschrijft een theoretisch kader rond de woningcorporaties. In ‘hoofdstuk 2.2 Corporate Governance’ wordt het begrip corporate governance gedefinieerd. In ‘hoofdstuk 2.3 Legitimatie theorie en institutionele theorie’ wordt vanuit het coërcief isomorfisme de pressie beschreven om te voldoen aan wet- en regelgeving. In ‘hoofdstuk 2.4 Accountantshonoraria’ wordt het begrip accountantshonoraria ingekaderd en in ‘hoofdstuk 2.5 Raad van Commissarissen’ een korte theoretisch inkadering over de rol van de RvC binnen de woningcorporaties. In ‘hoofdstuk 2.6 Auditcommissie’ worden de specifieke kenmerken van de auditcommissie beschreven en worden de hypothesen van het onderzoek uitgewerkt. In ‘hoofdstuk 2.7 Conclusie’ wordt de theorie samengevat en worden de relaties gevisualiseerd in het conceptueel model.

2.1 Woningcorporaties

De Governancecode Woningcorporaties (2015) definieert woningcorporaties als volgt: “Woningcorporaties staan voor het huisvesten van mensen met een bescheiden inkomen en voor kwetsbare groepen. [Een groot onderdeel hiervan zijn de sociale huurwoningen in Nederland]. De zorg voor een leefbare omgeving hoort daarbij. Woningcorporaties zijn maatschappelijke ondernemingen. Het zijn private ondernemingen die met een maatschappelijke opdracht een volkshuisvestelijke taak uitvoeren”. In 2015 telde Nederland 378 woningcorporaties (CFV 2015). Ze dienen een publiek voorgeschreven kerntaken uit te voeren. Verder geldt een bestemmingsplicht op hun vermogen. Zij zijn opgericht om mensen te huisvesten die daar niet zelfstandig toe in staat zijn.

Het aantal huurwoningen in Nederland telt ongeveer 3,13 miljoen wooneenheden voor verhuur, ongeveer 2,2 miljoen wooneenheden zijn in bezit van de Nederlandse woningcorporaties7. De gezamenlijke activa zoals opgenomen in de balans in 2013 van de Nederlandse woningcorporaties was ongeveer 143 miljard euro. Op basis van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) 645 ‘Toegelaten instellingen volkshuisvestiging’, hebben woningcorporaties verschillende waarderingsgrondslagen voor de activa op de balans. Wanneer sprake is van sociaal vastgoed hebben woningcorporaties de mogelijk om de activa op basis van het kostprijsmodel te waarderen of op basis van het actuele waarde model. De gezamenlijke schuldenlast in 2013 van de woningcorporaties was 98 miljard euro en het eigen vermogen van de woningcorporaties bedroeg ongeveer 45 miljard euro. In de woningcorporatie sector zijn ongeveer 26.000 mensen werkzaam. De omvang van de woningcorporatie sector maakt het maatschappelijk belang van de woningcorporatie sector zeer omvangrijk.

(11)

11 De taken van woningcorporaties waren vastgesteld in het Besluit beheer sociale huursector (Bbsh) door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. In het voorjaar van 2015 stemde de Eerste Kamer in met de herziene Woningwet. Daarmee zijn per 1 juli 2015 de activiteiten van de woningcorporaties naar aanleiding van de uitkomsten van de parlementaire enquête woningcorporaties (Van Vliet et al. 2014) ingeperkt en is een onafhankelijke Autoriteit Woningcorporaties opgericht, die bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is ondergebracht.

De Autoriteit Woningcorporaties is een samenvoeging van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV), dat al sinds 2014 was ondergebracht bij het ILT en het financieel toezicht van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De financiële schandalen zijn aanleiding voor de toegenomen regelgeving omtrent bestuur, verantwoordelijkheid en verantwoording (Chan et al. 2013). Een voorbeeld van de toenemende regelgeving is de invoering van de Sarbanes-Oxley (SOX) na de financiële schandalen in de Verenigde Staten. In navolging van de Sarbanes-Oxley Act is de Nederlandse corporate governance code (code Tabaksblat) eind 2004 voor Nederlandse beursgenoteerde bedrijven van toepassing geworden. De vereniging voor woningcorporaties, Aedes en de vereniging van toezichthouders in woningcorporaties (VTW), ontwierpen in 2006 de Governancecode voor de woningcorporaties. De code is afgeleid van de code Tabaksblat en bevat normen voor goed bestuur, integriteit, transparantie en een adequate maatschappelijke verantwoording8. In de volgende paragraaf zal een verdere inkadering van (corporate) governance worden behandeld.

2.2 Corporate Governance

Corporate governance kan worden gedefinieerd als: ‘deugdelijk ondernemingsbestuur’ (Nederlandse Corporate Governance Code, 2003). Woningcorporaties worden omschreven als: “private ondernemingen die met een maatschappelijke opdracht een volkshuisvestelijke taak uitvoeren” (Governancecode Woningcorporaties, 2015). De Nederlandse Corporate Governance Code (2003) alsmede de Governancecode Woningcorporaties (2015) geven richting aan de wijze waarop bestuur en RvC functioneren en de wijze waarop zij verantwoording afleggen over hun resultaten. Het is belangrijk het verschil te duiden tussen corporate governance binnen beursgenoteerde organisaties en governance binnen de (semi-)publieke instellingen. Een groot verschil tussen beursgenoteerde ondernemingen en woningcorporaties is het verschil in de relatie tussen leiding en eigendom. Binnen de (semi-)publieke instellingen is het eigendom vaak in handen van de overheid. Een belangrijke theorie die inzicht geeft in de relatie tussen eigendom en leiding is de agency theorie. De agency theorie kan worden gezien als één van de belangrijkste theorieën binnen de (corporate) governance.

8 http://www.aedes.nl/content/dossiers/governance-en-integriteit.xml#Praktischedocumentatie, geraadpleegd op 28 september 2015.

(12)

12 2.2.1 Agency theorie

De agency theorie beschrijft de scheiding van eigendom (de aandeelhouders, principaal) en leiding (het management, de agent) (Jensen & Meckling, 1976). Het agency probleem vindt ook plaats bij woningcorporaties omdat er sprake is van scheiding tussen de leiding (agent) en het eigendom (principaal). Woningcorporaties hebben geen aandeelhouders. De principaal bij woningcorporaties is de samenleving, waarbij het Ministerie van Binnenlandse Zaken als toezichthouder functioneert namens de samenleving9. De Autoriteit Wonen is de financieel toezichthouder namens de minister van Infrastructuur en Milieu (voorheen waren dit het CFV en het WSW). De accountantscontrole kan worden gezien als een belangrijke manier om agency problemen en informatie asymmetrie te mitigeren (Watts en Zimmerman, 1990; Voeller et al. 2013).

Het geven van zekerheid aan de financiële verslaggeving door een externe accountant vermindert de informatiekloof tussen het management en stakeholders van de onderneming (Becker et al. 1998). De scheiding tussen leiding en eigendom, belangentegenstellingen en informatieasymmetrie kunnen een verklaring zijn voor de financiële schandalen bij de woningcorporaties. Een mogelijke oorzaak zou kunnen liggen in het feit dat niet altijd duidelijk is wie de principaal bij de woningcorporaties is. De principaal bij woningcorporaties zou mogelijk kunnen worden omschreven als de maatschappij. Het feit dat er onduidelijkheid heerst rond de principaal maakt de agency theorie ondergeschikt aan de legitimatie theorie en de institutionele theorie. Het bestaansrecht van de woningcorporatie sector is te danken aan de maatschappij (Diender, 2015). Het is daarom van belang dat organisaties constant verantwoording afleggen aan de maatschappij (Smyth, 2012). De legitimatie theorie en de institutionele theorie behandelen de verantwoording aan de maatschappij en worden hieronder toegelicht.

2.3 Legitimatie theorie en institutionele theorie

Legitimiteit wordt door Suchman (1995) omschreven als: ”legitimiteit is een generaliseerbare perceptie of aanname dat de acties van de entiteit, wenselijk, juist of passend zijn en overeenstemming zijn met de normen, waarden, overtuigingen en definities binnen de sociale omgeving waarin de entiteit opereert”. Legitimiteit kan worden verkregen door te luisteren naar belanghebbenden, positie te kiezen en maatschappelijke prestaties zichtbaar te maken. Het creëren van legitimiteit kan ex ante (vooraf) en ex post (achteraf) gebeuren.

Het creëren van legitimiteit ex ante kan worden verklaard vanuit het institutionele perspectief. De institutionele theorie stelt de relatie van een organisatie en de maatschappelijke omgeving centraal (Suchman, 1995; Deegan, 2002). De institutionele theorie stelt dat organisaties hun acties aanpassen en vormgeven door middel van isomorfisme.

9 http://www.aedes.nl/content/feiten-en-cijfers/corporatiestelsel/toezicht-op-woningcorporaties/toezicht-op woningcorporaties.xml, geraadpleegd op 6 oktober 2015.

(13)

13 Het isomorfisme kan worden gedefinieerd als een beperkend proces dat één organisatie dwingt om te zijn zoals andere die zich in deze omgevingsomstandigheden bevinden (DiMaggio & Powell, 1983). Binnen het institutioneel isomorfisme kan onderscheid worden gemaakt tussen coërcief, mimetisch en normatief isomorfisme (DiMaggio & Powell, 1983).

Het coërcief isomorfisme kan worden omschreven als de beïnvloeding van organisaties door regelgeving of door pressie vanwege bijvoorbeeld overheidsinstanties. Het mimetisch isomorfisme kan worden omschreven als de beïnvloeding van het gedrag door gedragingen van organisaties van hun ‘peer group’. Organisaties in een sector kijken naar elkaar en zijn op zoek naar ‘best-practice’ –voorbeelden. Dit kan leiden tot kopieergedrag. Het normatief isomorfisme kan worden omschreven als de aanwezigheid van gelijkgestemdheid binnen groepen mensen. In dit onderzoek zal de legitimatie theorie verder worden beschreven vanuit het coërcief isomorfisme. Slack & Hinings (1994) stellen dat het coërcief isomorfisme vaak wordt ingezet door veranderingen in het beleid van de overheid. Vanuit het coërcief isomorfisme proberen woningcorporaties in overeenstemming met gewijzigde wet- en regelgeving te handelen. De afgelopen jaren hebben veel wijzigingen ten aanzien van de wet- en regelgeving voor woningcorporaties plaatsgevonden.

Een voorbeeld van de wijziging in wet- en regelgeving is gepubliceerd in Staatscourant 4335 op 17 februari 201410. De accountant controleerde vroeger enkel de jaarrekening van een woningcorporatie en verstrekte een controleverklaring bij de jaarrekening van de woningcorporatie. Tegenwoordig dient de accountant voorgeschreven accountantsverklaring, -mededelingen en –rapportages te verstrekken bij de jaarrekening, volkshuisvestingsverslag, de prospectieve informatie (dPi) en de verantwoordingsinformatie (dVi). De pressie vanuit de overheid en de toezichthouders ten aanzien van de wet- en regelgeving zou mogelijk verklarend kunnen zijn voor een stijging van de accountantshonoraria.

In het onderzoek van Van Vliet et al. (2014) wordt de rol van de financiële toezichthouder, de borgsteller en accountants bij de woningcorporaties als volgt omschreven: “Naast de financiële toezichthouder en de borgsteller blijken ook de controlerend accountants niet altijd de rol te spelen die van hen wordt verwacht. In de Vestia-casus onderkennen de accountants bijvoorbeeld de financiële risico’s van derivatenportefeuilles onvoldoende. Zij geven mede daardoor te weinig signalen aan de interne en externe toezichthouders en andere belanghebbenden. In de andere casussen speelt de accountant in waarschuwende sfeer geen of nauwelijks een rol van betekenis”. Op basis van de beschrijving van Van Vliet et al. (2014) kan worden geconcludeerd dat er discrepantie is ontstaan tussen de beschrijving van de rol van accountants bij de Nederlandse woningcorporaties en de verwachting van de creatie van legitimiteit voor de Nederlandse woningcorporaties.

Een mogelijke verklaring zou kunnen liggen in de beschikbare accountantshonoraria voor onderzoek en/of de diepgang van de voorgeschreven accountantsverklaring, -mededelingen en-rapportages. Een belangrijke

10 https://www.nba.nl/Documents/Vaktechnisch-thema/Copro/BZK/COPRO14050- BBSHprotocol2013definitief.pdf, geraadpleegd 10 oktober 2015.

(14)

14 taak van de auditcommissie is de voorbereiding ten aanzien van de besluitvorming voor het selecteren en behouden van de accountant door de RvC en het monitoren van de onafhankelijkheid van de accountant. De kenmerken van de auditcommissie kunnen mogelijk implicaties hebben voor de accountantshonoraria. De kenmerken van de auditcommissie kunnen mogelijk bijdragen aan de reductie van de discrepantie tussen de verwachting van de legitimiteit en de rol van de accountants die Van Vliet et al. (2014) benoemen in het onderzoek.

2.4 Accountantshonoraria

De accountantshonoraria kunnen worden onderverdeeld in 2 onderdelen, namelijk: accountantshonoraria voor controlediensten en accountantshonoraria voor niet controlediensten. In artikel 2:382a BW geeft aan dat organisaties de accountantshonoraria van het afgelopen boekjaar moeten toelichten in de jaarrekening. Het artikel 2:382a is opgenomen in afdeling 5 van Titel 9 Boek 2 BW en van toepassing op woningcorporaties. Op grond van RJ 645.302 kunnen woningcorporaties geen beroep doen op vrijstellingen op grond van de omvang van de woningcorporatie. Elke woningcorporatie, ongeacht de omvang, dient de accountantshonoraria derhalve op te nemen in de toelichting op de jaarrekening. Op grond van artikel 2:382a worden de honoraria in de toelichting gesplitst in:

1) onderzoek van de jaarrekening;

2) andere controleopdrachten (bijvoorbeeld controle van de dPi en dVi); 3) adviesdiensten op fiscaal terrein;

4) andere niet-controlediensten.

In paragraaf 2.3.1 zullen de honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening (accountantshonoraria voor controlediensten) worden behandeld. Vervolgens worden in paragraaf 2.3.2 de honoraria voor andere controleopdrachten, adviesdiensten op fiscaal terrein en andere niet-controlediensten (accountantshonoraria voor niet controlediensten) behandeld.

2.4.1 Accountantshonoraria voor controlediensten

De honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening (accountantshonoraria voor controlediensten) zijn te beschouwen als een kostenpost voor de woningcorporaties die ontstaan als gevolg van de agent-principaal relatie (Jensen & Meckling, 1976). Het onderzoek van de jaarrekening is een assurance-opdracht. Een assurance-opdracht wordt door de Nederlandse Beroepsorganisatie Accountants (NBA) in de begrippenlijst van de Nadere Voorschriften en Controle- en Overige Standaarden (NV COS) omschreven als: “Professionele dienst waarbij een accountant een conclusie formuleert die beoogt het vertrouwen van de gebruiker, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van de evaluatie of de toetsing van het object van onderzoek ten opzichte van de van toepassing zijnde criteria te versterken. De uitkomst van de evaluatie of de toetsing van het object van onderzoek is de informatie die het gevolg is van de toepassing van omschreven criteria”.

(15)

15 Wanneer de accountantscontrole is afgerond formuleert de accountant zijn conclusies in een controleverklaring. De controleverklaring bij het jaarverslag moet legitimiteit genereren bij de maatschappij ter verantwoording van de resultaten.

Het onderzoek van Simunic (1980) vormt de basis voor onderzoek naar de accountantshonoraria voor controlediensten. Het onderzoek van Simunic (1980) toont de relatie tussen de omvang, complexiteit, winstgevendheid, cliënt specifieke risico’s en de accountantshonoraria voor controlediensten. De hogere accountantshonoraria voor controlediensten kan mogelijk op twee manieren worden verklaard door Francis (2004). Ten eerste kan een hoger accountantshonoraria voor controlediensten worden verklaard omdat de accountant meer manuren moet inzetten. Ten tweede kunnen de hogere accountantshonoraria voor controlediensten worden verklaard omdat de accountant meer specialisten met een hoger uurtarief moet inzitten voor de accountantscontrole. Daarnaast geeft een groter budget voor de accountantscontrole de accountant meer mogelijkheden om een diepgaander onderzoek te verrichten op het object van onderzoek (Collier & Gregory, 1996; Abbott et al. 2003; Turley & Zaman, 2004; Zaman et al. 2011). Op basis van de theorie is in figuur 1 de ontwikkeling van de accountantshonoraria voor controlediensten schematisch weergegeven. De schematische weergave biedt geen inzichten in de onuitputbare mogelijkheden en factoren die invloed zouden kunnen hebben op de accountantshonoraria voor controlediensten. De schematische weergave dient enkel inzichten te creëren in de relatie tussen legitimatie, (corporate) governance en de rol van wet- en regelgeving en verslaggevingsvereisten op de accountantshonoraria voor controlediensten in dit onderzoek.

De financiële schandalen zijn vaak aanleiding voor een toename van regelgeving omtrent bestuur, verantwoordelijkheid en verantwoording (Chan et al. 2013). Het coërcief isomorfisme beschrijft de beïnvloeding van een organisatie om te voldoen aan de pressie vanuit de overheid om te voldoen aan de wet- en regelgeving (Slack & Hinings, 1994). De pressie van de overheid kan leiden tot aanscherping van wet- en regelgeving en versterking van de governance maatregelen in een sector. De toezichthouder moet vervolgens toezicht houden op de naleving van wet- en regelgeving, verslaggevingsvereisten en governance maatregelen. Daarnaast is er een onderlinge relatie tussen de governance maatregelen en de naleving van wet- en regelgeving. De mate van governance, wet- en regelgeving en verslaggevingsvereisten kunnen mogelijk een gezamenlijk effect op de accountantshonoraria voor controlediensten hebben. Een toename van wet- regelgeving en verslaggevingsvereisten zou kunnen leiden tot meer toetsing van het object van onderzoek op de van toepassing zijnde criteria door de accountant. Daarnaast zouden mogelijk meer objecten van onderzoek op de van toepassing zijnde criteria door de accountant moeten worden getoetst.

(16)

16 Een toename van de objecten van onderzoek en/of het toetsen van de van toepassing zijnde criteria kan leiden tot een effect op de accountantshonoraria voor controlediensten.

Figuur 1: Visualisatie accountantshonoraria voor controlediensten. 2.4.2 Accountantshonoraria voor niet controlediensten

De honoraria voor andere controleopdrachten, adviesdiensten op fiscaal terrein en andere niet-controleopdrachten (accountantshonoraria voor niet niet-controleopdrachten) zijn te beschouwen als kostenpost voor de woningcorporatie. In de literatuur zijn twee theorieën die de relatie tussen de accountantshonoraria voor niet controlediensten beschrijven. De eerste theorie is de kennisverspillingstheorie (Simunic, 1984). Bij het uitvoeren van de accountantscontrole ontstaat er veel kennis bij de accountantsorganisatie over de gecontroleerde organisatie. De kennisverspillingstheorie beschrijft dat er bij het enkel aanbieden van controlediensten of niet controlediensten veel kennis verloren gaat (Simunic, 1984). Het is meetbaar maken van de verloren kennis is moeilijk en daarom is de kennisverspillingtheorie moeilijk te operationaliseren voor onderzoek (Tepalagul & Lin, 2015). De tweede theorie is de economische binding theorie. De economische binding theorie beschrijft de afname van adviesdiensten naast het uitvoeren van de jaarrekeningcontrole. De onafhankelijkheid kan mogelijk worden aangetast omdat er naast de jaarrekeningcontrole andere adviesdiensten worden geleverd.

De afgelopen jaren hebben de parlementaire enquête woningcorporaties (Van Vliet et al. 2014), de Algemene Rekenkamer, de AFM en onderzoekers van de Erasmus Universiteit de suggestie gedaan om instellingen, die worden gefinancierd met publiek geld en/of een groot maatschappelijk belang dienen aan te merken als organisatie van openbaar belang (OOB)11. Een gevolg van het aanmerken van organisaties als OOB is dat meer kwaliteitsbeheersings- en controlemaatregelen door de externe accountant moeten worden uitgevoerd. Daarnaast geldt bij OOB cliënten een verbod op het leveren van controlediensten en niet controlediensten door de extern accountant (Wta artikel 24b lid 1). Een reden voor de scheiding tussen controlediensten en niet controlediensten is dat het leveren van beide diensten mogelijk een bedreiging kan vormen voor de onafhankelijkheid van de accountant (Simunic, 1984; Dunmore & Shao, 2006).

11 https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2015/06/26/meer-instellingen-aangemerkt-als-organisatie-van-openbaar-belang, geraadpleegd op 7 oktober 2015.

Pressie vanuit overheid

of externe omgeving Toezichthouder

Governance maatregelen Wet- en regelgeving en verslaggevingsvereisten Effect op de accountantshonoraria voor controlediensten

(17)

17 De onafhankelijkheid van de accountant is moeilijk te operationaliseren voor onderzoek en daarom wordt vaak de accountantshonoraria voor niet controlediensten als graadmeter voor de onafhankelijkheid van de accountant gebruikt (Blay & Geiger, 2013). Een primaire functie van de auditcommissie is het adviseren van de RvC bij het selecteren en behouden van de externe accountant en het monitoren van de onafhankelijkheid van de externe accountant (Birkett, 1986).

Het monitoren van de onafhankelijkheid van de accountant kan op twee manieren gebeuren door de auditcommissie. Een auditcommissie kan direct of indirect invloed uitoefenen op de accountantshonoraria voor de niet controlediensten (Abbott et al. 2003b). Een auditcommissie kan mogelijk direct betrokken zijn bij het proces van de afname van de niet controlediensten bij de accountant en kan dan direct de invloed op de onafhankelijkheid van de accountant monitoren (Abbott et al. 2003b). Het is niet verplicht voor een auditcommissie om direct betrokken te zijn bij de afname van niet controlediensten bij de accountant. De niet controlediensten kunnen bijvoorbeeld worden afgenomen door het management van een organisatie. De auditcommissie zou via de indirecte manier achteraf een vrijwillige daling van de niet controlediensten kunnen vragen aan de accountant om de onafhankelijkheid te waarborgen (Abbott et al. 2003b). Dit kan worden gezien als waarborging van de onafhankelijkheid van de accountant welke het onderzoek van de jaarrekening verricht. In de huidige literatuur is nog weinig bekend over de relatie tussen de auditcommissie en accountantshonoraria voor niet controlediensten (Turley & Zaman, 2004).

De accountantshonoraria voor niet controlediensten moeten enkel worden toegelicht in de jaarrekening wanneer de niet controlediensten worden afgenomen bij de accountantsorganisatie welke tevens de wettelijke jaarrekeningcontrole uitvoert. Dit betekent dat er geen inzichten in de totale kosten van niet controlediensten van een woningcorporatie kunnen worden gecreëerd maar enkel in de niet controlediensten die worden afgenomen bij de accountantsorganisatie welke de jaarrekeningcontrole verricht. Op basis van de huidige literatuur kan de relatie tussen kenmerken van de auditcommissie en de accountantshonoraria voor niet controlediensten die worden afgenomen bij de accountantsorganisatie welke ook de jaarrekeningcontrole uitvoert als volgt worden weergegeven.

Figuur 2: Visualisatie accountantshonoraria voor niet controlediensten.

Specifieke kenmerken binnen de auditcommissie

Direct toezicht door auditcommissie op de niet

controlediensten

Indirect toezicht door auditcommissie op de niet

controlediensten

Het effect op de accountantshonoraria voor niet

(18)

18

2.5 Raad van commissarissen

De rol van de RvC bij Nederlandse woningcorporaties wordt omschreven door Aedes als: “Houdt toezicht op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken in de woningcorporatie. De RvC geeft het bestuur gevraagd en ongevraagd advies en benoemt de externe accountant”. In het onderzoek van Van Vliet et al. (2014) wordt geconcludeerd dat: ”Bij vrijwel alle onderzochte incidenten is de raad van commissarissen niet in staat om voldoende tegenkracht te bieden aan de bestuurder (Vestia, Servatius, Rochdale, Woonbron)”. De Governancecode Woningcorporaties (2015) benoemd in principe 3B: ”De (leden van de) RvC is (zijn) geschikt voor hun taak”. In practice 3.16 van de Governancecode Woningcorporaties (2015) is opgenomen: “Een evenwichtig samengestelde RvC betekent verscheidenheid”. Bij verscheidenheid moet gedacht worden aan geslacht, leeftijd, beroepsgroepen, kennis en expertise, etnische afkomst en persoonlijkheidskenmerken (Governancecode Woningcorporaties, 2015). Ter bevordering van de verscheidenheid stelt de RvC een profielschets op. In de profielschets worden eisen gesteld aan de samenstelling van de RvC. Daarnaast moeten de eisen waarborgen dat de RvC naast een diverse samenstelling ook de juiste kennis en ervaring in huis heeft. Hierbij kan worden gedacht aan ervaring in de volkshuisvesting, financiële kennis en ervaring, deskundigheid op het gebied van personeel & organisatie, bestuurlijke ervaring bij naar omvang gelijkwaardige of grotere organisaties, relevante vastgoedexpertise en juridische kennis (Governancecode Woningcorporaties, 2015). Het onderzoek van Carcello et al. (2002) is uitgevoerd bij de Fortune-1000 ondernemingen12 en beschrijft de relatie tussen specifieke kenmerken van de RvC en de kwaliteit van de accountantscontrole gemeten aan de hand van de accountantshonoraria voor controlediensten. Op basis van een regressieanalyse concludeert het onderzoek van Carcello et al. (2002) dat de mate van onafhankelijke leden in de RvC en het aantal bijeenkomsten van de RvC een positieve associatie hebben met de kwaliteit van de accountantscontrole (gemeten in ($) aan de hand van de accountantshonoraria voor controlediensten). In de Governancecode Woningcorporaties, (2015) staat in practise 3.29: “De RvC kan subcommissies instellen ter ondersteuning van het toezicht”. Enkele voorkomende subcommissies binnen de RvC zijn: de auditcommissie, renumeratiecommissie en aanstellingscommissie. De taak van de commissies is om de besluitvorming van de raad van commissarissen voor te bereiden. In het jaarverslag van de woningcorporaties doet de raad van commissarissen verslag van de uitvoering van de taakopdracht van de commissies in het boekjaar (Governancecode Woningcorporaties 2015).

2.6 Auditcommissie

De auditcommissie is primair verantwoordelijk voor het toezicht op het financiële verslaggevingsproces. Birkett (1986) concludeert in zijn onderzoek dat de auditcommissie daarnaast primair verantwoordelijk is voor het selecteren of behouden en het monitoren van de onafhankelijkheid van de externe accountant. Diverse onderzoekers hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen een auditcommissie en de kwaliteit van de accountantscontrole (Collier & Gregory, 1996; Abbott et al. 2003b; Turley & Zaman, 2004).

(19)

19 Collier & Gregory tonen bij de FTSE All Share Index13 met behulp van een regressieanalyse dat ondernemingen met een auditcommissie significant meer accountantshonoraria voor controlediensten betalen dan organisaties die niet beschikken over een auditcommissie. Abott et al. (2003b) hebben in het onderzoek 538 10-K rapporten, welke gedeponeerd waren bij de Securities and Exchange Commision (SEC)14 onderzocht en concluderen op basis van een regressieanalyse dat ondernemingen met een auditcommissie verhoudingsgewijs minder accountantshonoraria voor niet controlediensten betalen ten opzichte van de totale accountantshonoraria. In een literatuurstudie doen Turley & Zaman (2004) aanbevelingen voor meer onderzoek naar de relatie tussen de auditcommissie en de rol van de accountant. De onderzoeken van Collier & Gregory (1996), Abott et al. (2003b) en Turley & Zaman (2004) zijn voornamelijk gericht op organisaties die zijn gericht zijn op het maken van winst. De primaire doelstellingen van woningcorporaties is gericht op het huisvesten van mensen met een bescheiden inkomen en kwetsbare groepen (Governancecode Woningcorporaties, 2015). De onderzoeken zijn daarom in beperkte mate van toepassing op de Nederlandse woningcorporaties. Abbott et al. (2003a) benoemen drie acties waarmee auditcommissies invloed zouden kunnen hebben op het onderhandelingsproces voor de omvang van de accountantshonoraria. De volgende acties van de auditcommissie kunnen mogelijk leiden tot een grotere zekerheid van de accountantscontrole of een grotere omvang van de accountantscontrolecontrole. 1) Het aanbieden van een accountant met meer kennis en een betere reputatie bij de RvC. 2) De auditcommissie kan de accountant vragen om de scope van de accountantscontrole te vergroten om het object van onderzoek diepgaander te onderzoeken (Simunic en Stein, 1996). 3) Indirecte middelen waarmee de auditcommissie het niveau van de accountantshonoraria kan beïnvloeden, zoals de bedreiging van het management om de accountant te vervangen te reduceren” (Knapp, 1985). De bedreiging van Knapp (1985) kan worden gemitigeerd doordat de communicatie tussen de woningcorporatie en accountant verloopt via de auditcommissie van de woningcorporatie. Daarnaast controleert de auditcommissie de naleving van de eventuele aanbevelingen van de accountant, waarbij ze richting het bestuur (gedelegeerd vanuit de voltallige RvC) de opdrachtgever vormt voor door te voeren verbeteringen (Van Vliet et al. 2014). Uit onderzoek blijkt dat niet alle woningcorporaties een auditcommissie hebben aangesteld. Van Vliet et al. (2014) schrijft ter aanbeveling van de governance: “De RvC zou bovendien een auditcommissie uit zijn midden moeten samenstellen”. Daarnaast schrijft Van Vliet et al. (2014): “De auditcommissie bereidt de behandeling van de financiële verslaglegging in de RvC voor, waardoor de RvC beter voorbereid tot besluitvorming kan komen. Hierbij neemt de auditcommissie (samen met de accountant) ook onderwerpen als risicobeheersing, administratieve organisatie en interne controle binnen de organisatie mee. Deze onderwerpen kunnen een stiefkindje zijn binnen een woningcorporatie maar vormen een waarborg voor de juistheid van de cijfers”.

13 Financial Times All Share Index is een index op basis van markt kapitalisatie van de aandelen en bevat ongeveer 1000 van de 2000 ondernemingen die worden verhandeld aan de Londen Stock Exchange.

(20)

20 Van Vliet et al. (2014) concludeert: ”De rol van de RvC was minimaal [bij woningcorporaties]. Indien bijvoorbeeld een auditcommissie met hierin enkele leden van de RvC scherper had gekeken naar de opmerkingen en aanbevelingen van de accountant, dan was haar wellicht opgevallen dat de accountant in een aantal gevallen zijn toezeggingen in zijn managementletter niet is nagekomen”. De uitspraken van Van Vliet et al. (2014) impliceren dat auditcommissies sterk bijdragen aan de beheersing van het financiële verslaggevingsproces. Het onderzoek van Van Vliet et al. (2014) impliceert dat alle auditcommissies gelijk handelen en doet verder geen uitspraken ten aanzien van verscheidenheid in kenmerken van een auditcommissie ter bevordering van de governance. In het onderzoek van Van Vliet et al. (2014) wordt geen aandacht besteed aan de specifieke kenmerken van de auditcommissies die mogelijk het handelen van een auditcommissie kunnen verklaren. De specifieke kenmerken die mogelijk invloed kunnen hebben op de accountantshonoraria bij de Nederlandse woningcorporaties worden hierna behandeld.

2.6.1 De omvang van de auditcommissie

De Nederlandse Corporate Governance Code (2003) en de Governancecode Woningcorporaties (2015) doen geen aanbevelingen voor de minimale bezetting van het aantal personen in een auditcommissie. In de Governancecode Woningcorporaties (2015) is in practise 3.29 opgenomen: “De RvC kan subcommissies instellen ter ondersteuning van het toezicht”. In diverse andere rapporten wordt de aanbeveling gedaan dat een auditcommissie uit (tenminste) drie leden zou moeten bestaan (Blue Ribbon Commission Reports, 1999; Smith report, 2003; NYSE listed company manual, 2003).

Eerdere onderzoeken die zich hebben gericht op de relatie tussen de omvang van de auditcommissie en de hoogte van de accountantshonoraria voor controlediensten hebben een positieve relatie tussen de omvang van de auditcommissie en de accountantshonoraria voor controlediensten aangetoond (Felo et al. 2003; Hoitash & Hoitash, 2009; Zaman et al. 2011; Loukil, 2014). De resultaten van Zaman et al.(2011) tonen met een regressieanalyse een positief significant verband aan tussen de accountantshonoraria voor controlediensten en de omvang van de auditcommissie (b=0.250, p<0.01). Een mogelijke veronderstelling die hier aan ten grondslag ligt is dat een grotere auditcommissie meer middelen tot haar beschikking zouden hebben, resulterend in een verhoogde kwaliteit van toezicht. Auditcommissies zijn bovendien niet dermate groot (zelden meer dan 6 personen) waardoor er geen coördinatie problemen ontstaan (Felo et al. 2003). Een verhoogde mate van toezicht leidt tot het leveren van een verhoogde kwaliteit van de accountantscontrole (Collier and Gregory, 1996; Abbott et al. 2003b; Turley & Zaman, 2004). De verwachting is dat een grotere omvang van de auditcommissie meer kennis van de wet- en regelgeving, verslaggevingsvereisten, risicobeheersing, administratieve organisatie en interne controle heeft. De kennis kan leiden tot een hogere mate van toezicht op het financiële verslaggevingsproces. De verwachting is dat de omvang van de auditcommissie kan leiden tot hogere accountantshonoraria voor controlediensten. De hypothese is als volgt geformuleerd:

Hypothese 1A: De omvang van de auditcommissies heeft een positieve relatie met de accountantshonoraria van de controlediensten.

(21)

21 In de huidige literatuur zijn verschillende resultaten bekent tussen de relatie van de omvang van de auditcommissie en de accountantshonoraria voor niet controlediensten van de accountantsorganisatie welke de accountantscontrole uitvoert. Het onderzoek van Abbott et al. (2003b) concludeert dat de auditcommissie invloed heeft op de mate van de niet controlediensten die worden afgenomen door een organisatie bij de accountantsorganisatie. De verwachting is dat naarmate de auditcommissie uit meer leden bestaat, de auditcommissie beter in staat is om de onafhankelijkheid van de accountant te overzien. Dit leidt tot de volgende hypothese:

Hypothese 1B: De omvang van de auditcommissies heeft een negatieve relatie met de accountantshonoraria van de niet controlediensten.

2.6.2 De financiële expertise van de auditcommissie

In de huidige literatuur zijn er diverse onderzoeken gedaan naar de relatie tussen financiële expertise binnen de auditcommissie en de accountantshonoraria voor controlediensten (Abbott et al. 2003a; Goodwin-Stewart & Kent, 2006; Hoitash & Hoitash, 2009; Zaman et al. 2011). In de Governancecode Woningcorporaties (2015) staat beschreven dat de RvC uit een evenwichtige samenstelling moet bestaan met aanwezigheid van financiële expertise. De Governancecode Woningcorporaties (2015) en de Nederlandse Corporate Governancecode (2003) geven geen definitie van een financieel expert. In dit onderzoek wordt daarom in overeenstemming met het onderzoek van Tanyi & Smith (2015) aansluiting gezocht bij de definitie uit SOX sectie 407. Ten eerste moet een financieel expert kennis hebben van NL-GAAP. Ten tweede moet de financieel expert ervaring hebben met het opstellen, controleren, analyseren en evalueren van financiële verslaggeving van soort gelijke organisaties. Ten derde moet de financieel expert ervaring hebben met interne beheersingsmaatregelen binnen een organisatie. Ten vierde moet de financieel expert de rol en verantwoordelijkheden van een auditcommissie begrijpen. De vier elementen uit sectie 407 van SOX zijn vervolgens omgezet in meer concrete functies die voldoen aan de elementen van SOX 407. De volgende functies, die in het verleden zijn uitgevoerd of nog steeds worden uitgevoerd, komen in aanmerking om aangemerkt te worden als financieel expert:

1) registeraccountant;

2) controller;

3) financieel directeur/bankdirecteur;

4) investment bankier;

5) durf capitalist.

Uit voorgaande onderzoeken blijkt er een relatie tussen de aanwezigheid van financiële expertise en de kwaliteit van de winst gemeten aan de hand van winststuring (Het door management manipuleren of anders interpreteren van verslaggevingsregels of schuiven met overlopende posten waardoor de mogelijkheid bestaat om resultaten anders te presenteren in de jaarrekening) (Xie et al. 2003; Bédard et al. 2004; Dhaliwal et al. 2006). Hoitash & Hoitash (2009) gebruiken een sample van 2,400 Amerikaanse ondernemingen. Op basis van een regressieanalyse vinden Hoitash & Hoitash (2009) een positieve relatie tussen de accountantshonoraria en de aanwezigheid van financiële expertise in de auditcommissie.

(22)

22 Een verklaring die Hoitash & Hoitash, (2009) geven voor de hogere accountantshonoraria voor controlediensten is dat financiële expertise in de auditcommissie leidt tot een hogere mate van toezicht op het financiële verslaggevingsproces. De hogere mate van toezicht leidt tot een verhoogde vraag naar de kwaliteit van de accountantscontrole. De verwachting van dit onderzoek is dat de mate van financiële expertise in de auditcommissie leidt tot meer toezicht en kennis van administratieve organisatie en interne controle. De verwachting is dat de een hogere mate van financiële expertise zal leiden in een hogere kwaliteit van de accountantscontrole.

Hypothese 2A: Financiële expertise binnen de auditcommissie heeft een positieve relatie met de accountantshonoraria van de controlediensten.

De auditcommissie is verantwoordelijk voor het monitoren van de onafhankelijkheid van de accountant (Birkett, 1986). Daarnaast is de auditcommissie verantwoordelijk voor het toezicht op het financiële verslaggevingsproces. Voorgaande onderzoeken concluderen dat de mate van financiële expertise in de auditcommissie resulteert in een beter toezicht op de financiële verslaggeving (Xie et al. 2003; Bédard et al. 2004; Dhaliwal et al. 2006). Een hogere mate van toezicht door de auditcommissie leidt tot een hogere kennis van het financiële verslaggevingsproces van een organisatie. Een hogere mate van toezicht op de financiële verslaggeving impliceert meer direct of indirect toezicht op de accountantshonoraria voor niet controlediensten door de auditcommissie. Een mogelijk gevolg van meer direct of indirect toezicht is een afname van de accountantshonoraria voor niet controlediensten bij de accountantsorganisatie welke verantwoordelijk is voor de jaarrekeningcontrole. Eerdere onderzoeken hebben de relatie tussen financiële expertise en de accountantshonoraria voor niet controlediensten ten opzichte van de totale accountantshonoraria onderzocht bij Amerikaanse ondernemingen (Hoitash & Hoitash, 2009). De resultaten van de regressieanalyse van Hoitash & Hoitash (2009) tonen aan dat de aanwezigheid van financiële expertise in de auditcommissie leidt tot significante lagere accountantshonoraria voor niet controlediensten bij de accountantsorganisatie welke ook de accountscontrole uitvoert ten opzichte van de totale accountantshonoraria. Het onderzoek van Zaman et al. (2011) toont een significante negatieve relatie tussen de accountantshonoraria voor niet controlediensten en de mate van financiële expertise in de auditcommissie (b=-0.148, p<0.05). De verwachting in dit onderzoek is daarom dat een hogere mate van financiële expertise zal leiden tot een lagere accountantshonoraria voor niet controlediensten bij de accountantsorganisatie welke tevens de accountantscontrole uitvoert.

Hypothese 2B: Financiële expertise binnen de auditcommissie heeft een negatieve relatie met de accountantshonoraria van de niet controlediensten.

2.6.3 Het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie

In de Governancecode Woningcorporaties (2015) zijn geen bepalingen opgenomen voor het minimaal aantal bijeenkomsten van de auditcommissie. Uit eerdere onderzoeken kan worden geconcludeerd dat er een relatie is tussen het aantal bijeenkomsten door de RvC of auditcommissie en de accountantshonoraria (Abbott & Parker, 2000; Carcello, 2002; Zaman et al. 2011).

(23)

23 Het aantal bijeenkomsten wordt beschreven als graadmeter voor de mate van toezicht op het financiële verslaggevingsproces door de auditcommissie (Menon & Williams, 1994). Voorgaande onderzoeken hebben een relatie tussen het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie en de accountantshonoraria voor controlediensten aangetoond (Hoitash & Hoitash, 2009; Zaman et al. 2011; Voeller et al. 2013; Loukil, 2014). Zaman et al. (2011) toont met een regressieanalyse een positieve relatie tussen de accountantshonoraria voor controlediensten en het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie (b=0.205, p<0.01). De verwachting van dit onderzoek sluit aan bij de voorgaande onderzoeken. De hypothese is daarom als volgt geformuleerd:

Hypothese 3A: Het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie heeft een positieve relatie met de accountantshonoraria van de controlediensten.

In de huidige literatuur is weinig bekend over de relatie tussen het aantal bijeenkomsten van een auditcommissie en de accountantshonoraria voor niet controlediensten. Dit onderzoek is daarom conform het Turley & Zaman (2004) die schrijven dat meer onderzoek nodig is naar de relatie tussen de auditcommissie en de accountantshonoraria voor niet controlediensten. In het onderzoek van abbott et al. (2003b) wordt beschreven dat de auditcommissie direct en indirect invloed kan uitoefenen op de accountantshonoraria voor niet controlediensten. Een groot aantal bijeenkomsten van de auditcommissie zou gekoppeld kunnen worden aan een directe invloed op accountantshonoraria voor niet controlediensten. Een laag aantal bijeenkomsten van de auditcommissie zou kunnen worden gekoppeld aan een indirecte invloed op de accountantshonoraria voor niet controlediensten. De verwachting van dit onderzoek is dat het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie resulteert in een hogere mate van invloed op de accountantshonoraria voor niet controlediensten.

Hypothese 3B: Het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie heeft een negatieve relatie met de accountantshonoraria van de niet controlediensten.

2.6.4 De aanwezigheid van geslachtsdiversiteit in de auditcommissie

Geslachtsdiversiteit in het bestuur en commissies kan worden gedefinieerd als de aanwezigheid van een vrouw of meerdere vrouwen in besturen en commissies. Op basis van de voorgaande onderzoeken kan worden geconcludeerd dat geslachtsdiversiteit binnen besturen en commissies bijdraagt aan een betere monitoring van de taken en bijdraagt aan de effectiviteit van het bestuur (Adams & Ferreira, 2009). Op basis van het onderzoek van Carter et al. (2010) dat is uitgevoerd op basis van een sample van totaal 2,572 observaties van de Fortune-500 ondernemingen15 kan worden geconcludeerd dat de aanwezigheid van geslachtsdiversiteit leidt tot hogere ondernemingsprestaties (ondernemingsprestaties gemeten aan de hand van de Tobin’s q). Een verklaring die wordt gegeven door Carter et al. (2010) is dat geslachtsdiversiteit bijdraagt aan de verwerking van informatie en adviezen en het creëert nieuwe inzichten in waardevolle informatie voor het bestuur en de managers.

(24)

24 In de Governancecode Woningcorporaties (2015) is opgenomen dat er verscheidenheid aanwezig moet zijn en aandacht moet worden geschonken aan geslachtsdiversiteit. Het onderzoek van Ittonen et al. (2010) onderzoekt de relatie tussen de aanwezigheid van vrouwen in de auditcommissie en de accountantshonoraria voor controlediensten. Het onderzoek van Ittonen et al. (2010) vinden met een regressieanalyse bij S&P 500 ondernemingen, een negatieve relatie tussen de accountantshonoraria voor controlediensten en de mate van geslachtsdiversiteit (b=-0.136, p<0.01). Ittonen et al. (2010) beschrijft vanuit twee perspectieven de relatie tussen geslachtsdiversiteit en de accountantshonoraria voor controlediensten. Als eerste wordt vanuit het ‘demand perspectief’ geredeneerd. Volgens Ittonen et al. (2010) kunnen de lagere accountantshonoraria voor controlediensten worden verklaard omdat vrouwelijke auditcommissie leden zorgen voor een stijging van de effectiviteit van de auditcommissie. Een hogere effectiviteit van de auditcommissie resulteert in lagere accountantshonoraria voor controlediensten. Ten tweede kunnen de verminderde accountantshonoraria voor controlediensten worden verklaard door het ‘supply-side perspectief’. De accountant maakt een lagere risico inschatting van het accountantscontrolerisico16. Een lagere inschatting van het accountantscontrolerisico kan worden verklaard door een effectievere interne controle, een verbeterde communicatiestructuur met de externe accountant en hogere mate van integriteit in het financiële verslaggevingsproces als gevolg van geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie. In dit onderzoek is de hypothese als volgt geformuleerd:

Hypothese 4A: Geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie heeft een negatieve relatie met de accountantshonoraria van de controlediensten.

De relatie tussen geslachtdiversiteit binnen de auditcommissie en accountantshonoraria voor niet controlediensten is in de huidige literatuur nog niet onderzocht. In de huidige literatuur zijn echter wel bestaande theorieën die de relatie en richting mogelijk zouden kunnen verklaren. Ten eerste worden in diverse onderzoeken verklaard dat een hogere mate van geslachtsdiversiteit in besturen en commissies leidt tot een verbetering van de effectiviteit, de monitoring en toezicht houdende activiteiten (Adams & Ferreira, 2009; Carter et al. 2010). Een verhoging van de monitoring van de onafhankelijkheid van de accountant door de auditcommissie kan leiden tot een vermindering van de niet controlediensten door de auditcommissie of een hogere toezicht op het management bij afname van niet controlediensten bij de accountant welke de jaarrekeningcontrole uitvoert. Het gevolg van het leveren van minder niet controlediensten is een lagere accountantshonoraria voor niet controlediensten bij de accountant welke ook de jaarrekening controleert. De hypothese is in dit onderzoek op de volgende wijze geformuleerd:

Hypothese 4B: Geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie heeft een negatieve relatie met de accountantshonoraria van de niet controlediensten.

16 Het accountantscontrolerisico is het risico dat de accountant een onjuiste accountantsverklaring verstrekt bij een jaarrekening die onjuistheden of omissies van materieel belang bevat. Accountantscontrolerisico is samengesteld uit drie componenten: het inherent risico, het intern beheersingsrisico en het ontdekkingsrisico.

(25)

25

2.7 Conclusie theorie

De Nederlandse woningcorporaties zijn zeer omvangrijk en van groot maatschappelijk belang. De Nederlandse Corporate Governancecode (2003) en Governancecode Woningcorporaties (2015) geven richting aan de wijze waarop bestuur en RvC functioneren en de wijze waarop zij verantwoording afleggen over hun resultaten. De verantwoording met betrekking tot de resultaten worden gepresenteerd in de jaarverslagen van de woningcorporaties. De agency theorie beschrijft het principaal-agent probleem (Jensen & Meckling, 1976). Een mogelijke oorzaak ligt in het feit dat niet altijd duidelijk is wie de principaal bij de woningcorporaties is. Het feit dat er onduidelijkheid heerst rond de principaal maakt de agency theorie ondergeschikt aan de legitimatie theorie. Het ex ante creëren van legitimiteit kan worden beschreven vanuit de institutionele theorie. Het coërcief isomorfisme beschrijft de pressie om te voldoen aan de wet- en regelgeving. Ten aanzien van de accountantscontrole bij woningcorporaties hebben de afgelopen jaren diverse wijzigingen in wet- en regelgeving plaatsgevonden. Op basis van de theorie is de relatie tussen accountantshonoraria voor controlediensten, wet- en regelgeving en verslaggevingsvereisten en governance schematisch weergegeven. Op basis van de economische binding theorie kan de relatie tussen de accountantshonoraria voor niet controlediensten en de onafhankelijkheid van de accountant welke de jaarrekeningcontrole uitvoert worden beschreven. Birkett (1986) concludeert dat de auditcommissie primair verantwoordelijk is voor het selecteren of behouden en het monitoren van de onafhankelijkheid van de externe accountant.

Op basis van de huidige theorie op het gebied van (corporate) governance kan worden geconcludeerd dat er een relatie is tussen de auditcommissie en de accountantshonoraria. In dit onderzoek worden de specifieke kenmerken van de auditcommissie onderzocht in relatie met de accountantshonoraria. De accountantshonoraria kan worden opgesplitst in accountantshonoraria voor controlediensten en accountantshonoraria voor niet controlediensten.

Tabel 1 Verwachting van de relatie tussen de kenmerken van de auditcommissie en de accountantshonoraria voor controlediensten

Tabel 2 Verwachting van de relatie tussen de kenmerken van de auditcommissie en de accountantshonoraria voor niet controlediensten

Hypothese: Kenmerk/variabele: Verwachting

1B Omvang van de auditcommissie Negatief

2B De mate van financiële expertise in de auditcommissie Negatief

3B Het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie Negatief

4B De aanwezigheid van geslachtsdiversiteit Negatief

Hypothese: Kenmerk/variabele: Verwachting

1A Omvang van de auditcommissie Positief

2A De mate van financiële expertise in de auditcommissie Positief

3A Het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie Positief

(26)

26 Op basis van de verwachtingen van het onderzoek op het gebied van (corporate) governance en de accountantshonoraria kan een conceptueel model van het onderzoek worden opgesteld. Het conceptueel model is hieronder weergegeven.

Kenmerken binnen de auditcommissies bij Nederlandse woningcorporaties H1: De omvang van de auditcommissie. H2: De mate van financiële expertise H3: Het aantal bijeenkomsten van de auditcommissie. H4: Geslachtsdiversiteit binnen de auditcommissie.

Een mogelijk effect op de accountantshonoraria. De accountantshonoraria voor controlediensten De accountantshonoraria voor niet controlediensten

Figuur 3: Conceptueel model. H1A,H2A&H3A:+

H4A:-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Sylvia Verschueren en Stef Mermuys Bij deze Afzettingen is een enquête over excursies en web-..

Omdat deze beweging in het pad toch al moet worden gemaakt, is stereo vision de eenvoudigst toepasbare technologie om 3D-beelden te realiseren, door ter plekke van een plant

Uitdagingen Realisatie van maximaal energetische rendement elektrisch en thermisch in combinatie met zonwering: minimale warmte toetreding met behoud van lichtdoorlaat... Scheiding

Uit de data-analyse blijkt dat de drie onderzochte kenmerken van de auditcommissie, namelijk de aanwezigheid van een financieel expert, de mate van onafhankelijkheid van de leden

Het doel van dit onderzoek was het onderzoeken of er een verband bestaat tussen de sterkte van de demografische faultline in een auditcommissie en earnings management enerzijds

De kenmerken van een auditcommissie die in dit onderzoek meegenomen worden zijn: het aantal bijeenkomsten, het aantal leden, de onafhankelijkheid van de leden,

Maar het gebruik van deze twee variabelen blijft een beperkte selectie, de omvang en prestaties zijn niet de enige factoren die invloed hebben op de relatie tussen de

Naast de relatie tussen coaching en competentieontwikkeling in het algemeen wordt in de literatuur ook gerapporteerd over onderzoek naar de relaties tussen de vier dimensies