• No results found

De invloed van de auditcommissie op verslaggeving over interne beheersing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de auditcommissie op verslaggeving over interne beheersing"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van de auditcommissie op

verslaggeving over interne beheersing

Masterscriptie Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde 02-07-2015 Inge Gerrits s1967398 Tiendstraat 6 3513EB Utrecht Tel: 06-57230951 E-mail: inge_gerrits@live.nl Begeleider: prof. dr. J.A. van Manen

(2)

Samenvatting

In dit onderzoek wordt gekeken naar de invloed van de auditcommissie op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Het onderzoek wordt uitgevoerd bij Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen in het verslagjaar 2013. De kwaliteit van verslaggeving wordt vastgesteld aan de hand van een Internal Control Disclosure-index. Deze index bestaat uit elf categorieën die zijn samengesteld op basis van de Nederlandse Corporate Governance Code. De kenmerken van de auditcommissie die zijn onderzocht betreffen de aanwezigheid van een financieel expert in de auditcommissie, de onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie en het aantal vergaderingen van de auditcommissie. Uit de data-analyse blijkt dat deze kenmerken geen invloed hebben op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Om de resultaten van de data-analyse in een context te plaatsen zijn interviews afgenomen met accountants van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Hieruit blijkt dat de aanwezigheid van een financieel expert en de onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie vereisten zijn voor goed toezicht. Omdat de kwaliteit van verslaggeving wel variatie vertoonde maar deze niet verklaard kan worden door de drie onderzochte kenmerken van de auditcommissie is er door middel van exploratief onderzoek gekeken of er andere verklarende factoren zijn. Hieruit blijkt dat ondernemingen met een hogere kwaliteit van verslaggeving vaker een aparte auditcommissie hebben aangesteld, een CFO of voormalig CFO als lid van de auditcommissie hebben, over een interne accountantsdienst beschikken, het hoofdkantoor in Nederland gevestigd hebben, geen beursnotering in het buitenland hebben en een two tier-board model hebben. Uit de interviews blijkt dat er nog een aantal verbeterpunten zijn voor auditcommissies, zo dienen zij zich ook te richten op niet-financiële risico’s, moeten zij voldoende kritisch zijn en moeten zij zelf verdieping opzoeken bij de discussies binnen de auditcommissie. De auditcommissie van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen voldoet in de meeste gevallen aan randvoorwaarden voor goed toezicht, desondanks zijn er verschillen in de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Het gaat nu nog te vaak mis in de praktijk om te kunnen stellen dat auditcommissies het verschil maken bij verslaggeving over interne beheersing.

(3)

Voorwoord

Geachte lezer,

Voor u ligt de masterscriptie ‘De invloed van de auditcommissie op verslaggeving over interne beheersing’. Deze scriptie heb ik geschreven ter afronding van MSc Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Met veel plezier heb ik het afgelopen half jaar bij PwC Utrecht onderzoek gedaan naar de invloed van de auditcommissie op de verslaggeving over interne beheersing bij Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen.

Tijdens mijn studie vond ik corporate governance altijd een interessant vakgebied. Door het uitvoeren van het onderzoek dat voor u ligt is mijn enthousiasme over dit onderwerp verder gegroeid. Ik heb me verdiept in de taak van de auditcommissie en de risicoverslaggeving bij Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Mijn kennis over deze onderwerpen is tijdens het uitvoeren van dit onderzoek erg toegenomen. Door de interviews die ik heb afgenomen bij accountants van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen heb ik een link tussen de theorie en de praktijk gelegd, hierdoor is het onderwerp meer gaan leven. Tijdens deze gesprekken kwam ik erachter dat de bevindingen uit de literatuur niet altijd aansluiten bij de praktijk, dit heeft nieuwe vragen over het functioneren van auditcommissies en de Raad van Commissarissen opgeroepen bij mij. Deze vragen zijn niet allemaal beantwoord in dit onderzoek. Ik hoop dat ik in de toekomst de kans krijg om op zoek te gaan naar antwoorden op deze vragen.

Ik wil mijn begeleider vanuit de universiteit, Jaap van Manen, bedanken voor zijn fijne begeleiding gedurende mijn scriptietraject en zijn waardevolle feedback en adviezen. Door de prettige begeleidingsgesprekken is mijn enthousiasme voor mijn scriptieonderwerp verder gegroeid en ben ik extra gemotiveerd geraakt om me in te zetten voor een zo goed mogelijk eindresultaat. Daarnaast wil ik mijn begeleider vanuit PwC, Allard Schimmel, bedanken voor het prettige contact en de snelle en inhoudelijke feedback. Tot slot wil ik de respondenten van de interviews bedanken voor de interessante gesprekken en de tijd die zij hiervoor genomen hebben. Door de open gesprekken heb ik veel nieuwe inzichten gekregen en een link tussen de theorie en praktijk kunnen leggen.

Ik wens u veel leesplezier toe! Inge Gerrits

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 5

1.1 Aanleiding 5

1.2 Wetenschappelijke bijdrage 6

1.3 Structuur van het rapport 7

2. Theorie 8

2.1 Agency theory 8

2.2 Efficiënte markttheorie 8

2.3 Corporate governance codes 9

2.3.1 De Nederlandse Corporate Governance Code 9

2.3.2 Best practices auditcommissie in de Nederlandse Corporate Governance Code 9 2.4 Verslaggeving over interne beheersing en de auditcommissie 10

2.4.1 Financieel expert 12 2.4.2 Onafhankelijkheid 13 2.4.3 Aantal vergaderingen 13 3. Methode 14 3.1 Steekproef 14 3.2 Afhankelijke variabele 14 3.3 Onafhankelijke variabelen 16 3.4 Controlevariabelen 16 3.5 Statistisch model 17 4. Resultaten 17 4.1 Beschrijvende statistieken 17 4.2 Correlatie 18 4.3 Lineaire regressie 19 4.4 Conclusie 21 5. Interviews 22 5.1 Opzet 22 5.2 Bevindingen 22

5.2.1 Verslaggeving over interne beheersing 22

5.2.2 Verbeterpunten verslaggeving over interne beheersing 24

5.2.3 Redenen om niet transparant te zijn 25

5.2.4 Auditcommissie 25

5.2.5 Verbeterpunten auditcommissie 26

5.2.6 Samenstelling en vergaderingen van de auditcommissie 28 5.2.7 Invloed van de auditcommissie op verslaggeving over interne beheersing 30

5.3 Conclusie 30

6. Exploratief onderzoek 32

6.1 Aanleiding en opzet 32

6.2 Variabelen 32

6.2.1 Raad van Bestuur 32

6.2.2 Raad van Commissarissen 33

6.2.3 Auditcommissie 34

(5)

6.3 Bevindingen 36

6.4 Conclusie 37

7. Discussie en conclusie 38

7.1 Discussie 38

7.1.1 Verslaggeving over interne beheersing 38

7.1.2 Hypothesen 39

7.1.3 Verbeterpunten auditcommissie 41

7.1.4 Invloed van de auditcommissie op verslaggeving over interne beheersing 41

7.1.5 Andere verklarende factoren 41

7.2 Conclusie 42

7.3 Beperkingen en vervolgonderzoek 44

8. Literatuur 46

9. Bijlagen 48

(6)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

In het recente verleden hebben er enkele grote boekhoudschandalen plaatsgevonden, zoals Enron, WorldCom, Tesco en de Amerikaanse dochteronderneming van Ahold, US Foodservice. Een harde waarheid kwam boven tafel. Het bleek dat de jaarverslagen van bedrijven niet klopten; er waren inkomsten verantwoord die niet bestonden of afgesloten leningen werden niet verantwoord in de financiële stukken. Als gevolg van de schandalen is het vertrouwen van aandeelhouders in de financiële verslaggeving van ondernemingen sterk gedaald. Door de toenemende complexiteit van de ondernemingsstrategie, bedrijfsprocessen en wet- en regelgeving wordt het steeds lastiger voor aandeelhouders om de financiële cijfers te begrijpen als hier geen toelichting op wordt gegeven (Marston & Shrives, 1991). De gebruikers van de jaarverslagen beoordelen de financiële gezondheid van een onderneming niet alleen op basis van de financiële cijfers, maar kijken ook naar de achtergrondinformatie die door het management wordt gegeven (Erickson et al., 2011). Aandeelhouders hebben behoefte aan meer informatie dan alleen de harde cijfers. Ondernemingen voldoen aan deze behoefte door een strategisch rapport, informatie over de inrichting van de corporate governance van de onderneming en een risicoparagraaf op te nemen in het jaarverslag. Aan het begin van deze eeuw zijn veel corporate governance codes opgesteld om goed ondernemingsbestuur af te dwingen en op die manier schandalen in de toekomst te voorkomen. Dit moet het vertrouwen in de financiële verslaggeving vergroten.

Door de financiële crisis die in 2008 ontstond in de Verenigde Staten en oversloeg naar de rest van de wereld, zijn veel ondernemingen failliet gegaan. Deze ondernemingen werden blootgesteld aan risico’s waar ze niet op gerekend hadden of niet tegenop gewassen waren. Het management heeft de risico’s verkeerd ingeschat en kon hier niet mee om gaan. De aandeelhouders willen sinds de financiële crisis steeds meer informatie over de risico’s die de ondernemingsdoelstellingen bedreigen en de manier waarop deze risico’s worden beheerst. Het beheersen van de risico’s van een onderneming gebeurt via het interne beheersingssysteem. Dit is het proces, opgezet door het management, om een redelijke mate van zekerheid te krijgen bij het bereiken van efficiënte en effectieve bedrijfsprocessen en om betrouwbare financiële verslaggeving en naleving van wet- en regelgeving te bewerkstelligen (Petrovits et al., 2010). Door het openbaar maken van informatie over het interne beheersingssysteem kan het management de aandeelhouder informeren over hoe de risico’s die de onderneming loopt worden beheerst. Hoe hoger de kwaliteit van de verslaggeving over interne beheersing is, hoe beter de aandeelhouder een oordeel kan vormen over de financiële gezondheid van de onderneming.

De auditcommissie is een subcommissie van de Raad van Commissarissen en heeft als taak toezicht te houden op het interne beheersingssysteem en de hieraan gerelateerde verslaggeving (Klein, 2002; Owusu-Ansah & Ganguli, 2010). Een effectieve auditcommissie zal zorg dragen voor een goed werkend intern risicobeheersingssysteem en goede verslaggeving hierover. In een recentelijk rapport van de AFM (2015) wordt gesteld dat kapitaalverschaffers een steeds groter belang hechten aan het goed functioneren van auditcommissies in de interne governance van ondernemingen. Auditcommissies staan niet onder direct toezicht van de AFM, maar krijgen wel hun nadrukkelijke aandacht als onderdeel van de beleggersbescherming waar de AFM voor staat. Met dit verkennende onderzoek tracht de AFM een bijdrage te leveren aan een meer diepgaande dialoog met auditcommissies. Ook hoopt de AFM dat dit onderzoek bijdraagt aan de bredere bewustwording over de rol en taakinvulling van leden van auditcommissies in

(7)

het licht van de recentelijk wettelijk vastgelegde nadere eisen aan en de toegenomen verwachtingen over auditcommissies.

De rol en de samenstelling van de auditcommissie is volop onder de aandacht van de toezichthouder en de maatschappij. Dit onderzoek speelt hierop in door te kijken naar de invloed van de auditcommissie op de kwaliteit van de verslaggeving over interne beheersing. De kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing kan op twee manieren benaderd worden. Aan de ene kant kan gekeken worden naar de hoeveelheid informatie die wordt gegeven en aan de andere kant naar de rijkheid van de inhoud van de informatie (Beretta & Bozzolan, 2004). In het eerste deel van het onderzoek wordt door middel van kwantitatief onderzoek gekeken naar de hoeveelheid informatie die wordt gegeven. De kenmerken die meegenomen worden in het eerste deel zijn de aanwezigheid van een financieel expert in de audit commissie, de onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie en het aantal vergaderingen van de auditcommissie in een verslagjaar. In het tweede deel van het onderzoek zal door middel van interviews een vertaalslag naar de rijkheid van de inhoud van deze informatie worden gemaakt en wordt onderzocht wat de invloed van de auditcommissie op de verslaggeving over interne beheersing is. De hoofdvraag die in dit onderzoek beantwoord zal worden luidt als volgt:

Wat is de invloed van de auditcommissie op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing?

1.2 Wetenschappelijke bijdrage

In dit onderzoek wordt de invloed van de auditcommissie op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing onderzocht. Dit wordt gedaan door enerzijds de hoeveelheid informatie en over welke onderwerpen wordt gerapporteerd in het jaarverslag te analyseren en anderzijds door middel van interviews met accountants te kijken naar hun visie op de manier waarop de auditcommissie een bijdrage levert aan de verslaggeving over interne beheersing. Chen & Nowland (2011) stellen dat de invoering van corporate governance codes nieuwe corporate governance mechanismen creëert omdat het topmanagement wordt gedwongen na te denken over hoe zij hun ondernemingsbestuur inrichten. Het topmanagement moet beslissen hoe zij willen rapporteren over interne beheersing van de onderneming en hoe ze de kwaliteit van deze rapportage kunnen waarborgen. In eerdere onderzoeken zijn andere corporate governance mechanismen die invloed hebben op de kwaliteit van verslaggeving over de interne beheersing onderzocht. Zo is uit onderzoek van Abraham & Cox (2007) gebleken dat een hoge mate van onafhankelijkheid van de Raad van Commissarissen de mate van risicoverslaggeving verhoogd. Linsley & Shrives (2006) hebben onderzoek gedaan naar de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Zij vonden een relatie tussen de grootte van de onderneming en de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Onderzoek van Deumes & Knechel (2008) heeft aangetoond dat er minder wordt gerapporteerd over interne beheersing wanneer er sprake is van een hoge externe aandeelhoudersconcentratie. Uit dit onderzoek bleek ook dat de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing lager is als de mate van management ownership hoger is. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk en in Nederland.

De relatie tussen de auditcommissie en de interne beheersing is ook in eerdere onderzoeken onderzocht. Zo deed Goh (2009) onderzoek naar de relatie tussen kenmerken van de auditcommissie en het verhelpen van tekortkomingen in de interne beheersing. Zhang et al. (2007) en Hoitash et al. (2009) hebben onderzoek gedaan naar kenmerken van de auditcommissie op de kwaliteit van verslaggeving over material weaknesses in de interne beheersing. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in de Verenigde Staten, waar de verslaggeving

(8)

over interne beheersing verplicht is en dit dus in hogere mate aanwezig is. Deze resultaten zijn daarom niet zonder meer toepasbaar op landen waarin de verslaggeving over interne beheersing op een andere manier is verankerd in de wet. Uit onderzoek van Felo et al. (2003) is gebleken dat de samenstelling van de auditcommissie, dat wil zeggen de aanwezigheid van een financieel expert en de onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie, en de grootte van de auditcommissie een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de financiële verslaggeving. Onder de financiële verslaggeving valt ook de verslaggeving over interne beheersing. Dit onderzoek is ook uitgevoerd in de Verenigde Staten, waardoor deze resultaten wederom niet toepasbaar zijn in landen waar de verslaggeving over interne beheersing op een andere manier in de wet geregeld is. Het eerste deel van het onderzoek dat voor u ligt, speelt hierop in door de invloed van kenmerken van de auditcommissie op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing te onderzoeken in Nederland. In Nederland is de verslaggeving over interne beheersing op een andere manier in de wet verankerd dan in de Verenigde Staten. Naar mijn weten is hier niet eerder onderzoek naar gedaan.

In veel onderzoeken naar kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing is de hoeveelheid informatie in het jaarverslag de indicator voor de kwaliteit. Hierbij wordt de aanname gedaan dat de informatie over de interne beheersing in het jaarverslag juist en volledig is, terwijl dit in de praktijk niet altijd zo is. Om ook de rijkheid van de inhoud van de informatie over interne beheersing aan het licht te brengen, zal naast de data-analyse door middel van interviews de rijkheid van de inhoud van de verslaggeving over interne beheersing worden onderzocht. In eerdere onderzoeken is deze kant van kwaliteit van de verslaggeving vaak niet belicht, waardoor dit onderzoek tot nieuwe inzichten leidt op dit gebied.

Dit onderzoek draagt bij aan de literatuur over de kwaliteit van de verslaggeving over interne beheersing, omdat er naar mijn weten in Nederland niet eerder onderzoek is gedaan naar de relatie tussen de kenmerken van de auditcommissie en de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Het onderzoek wordt uitgevoerd in Nederland, waar de verslaggeving over interne beheersing op een andere manier is verankerd in de wet dan in de Verenigde Staten. Het onderzoek belicht de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing van twee kanten, namelijk de kwantiteit van de informatie in het jaarverslag enerzijds en de visie van accountants over hoe de auditcommissie het beste bij kan dragen aan de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing anderzijds. Hierdoor geeft het onderzoek niet alleen inzicht in hoe ervoor gezorgd kan worden dat er meer informatie in het jaarverslag opgenomen wordt, maar ook in hoe de auditcommissie ingericht moet worden om de inhoud van deze informatie waardevol te laten zijn. Het onderzoek wordt uitgevoerd over het jaar 2013. De data waar gebruik van wordt gemaakt is dus zeer recentelijk, wat het onderzoek ook relevant maakt.

1.3 Structuur van het rapport

In het volgende hoofdstuk wordt de theorie achter de probleemstelling uiteengezet en worden de hypotheses van dit onderzoek opgesteld. Vervolgens zal in hoofdstuk 3 de methode van het van het onderzoek worden behandeld. In hoofdstuk 4 worden de resultaten en de conclusie van deze data-analyse weergegeven. In hoofdstuk 5 wordt eerst de methode van de interviews besproken en vervolgens de bevindingen en de conclusie van de interviews. In hoofdstuk 6 wordt het exploratieve onderzoek behandeld. Hoofdstuk 7 zal bestaan uit een discussie van de resultaten van de data-analyse en de bevindingen van de interviews en het exploratieve onderzoek. Tevens komen in dit laatste hoofdstuk de conclusie van het onderzoek en de beperkingen en aanbevelingen voor vervolgonderzoek aan bod.

(9)

2. Theorie

2.1 Agency theory

De agency theory is een belangrijk concept binnen de corporate governance. Een agency relatie is de relatie waarbij één of meerdere personen, de principalen, een ander persoon, de agent, aanstelt om voor hen taken uit te voeren. Daarbij hoort ook het delegeren van de bevoegdheid om bepaalde besluiten te nemen (Jensen & Meckling, 1976). Door de scheiding van eigendom en leiding van een onderneming ontstaat er een agency relatie, namelijk tussen de aandeelhouders en het management. Aandeelhouders zijn de kapitaalverschaffers van ondernemingen en het management is verantwoordelijk voor het effectief besteden van dit kapitaal. Aandeelhouders investeren in ondernemingen en streven vaak naar winstmaximalisatie. Dit doel zou het management ook moeten nastreven. De aandeelhouders en het management kunnen echter tegengestelde belangen hebben (Jensen & Meckling, 1976). De agency theorie stelt dat wanneer de belangen van de agent en de principalen conflicteren, de agent kan handelen op een manier die niet in het belang van de principaal is (Eisenhardt, 1989). Door de scheiding van eigendom en leiding ontstaat er informatieasymmetrie. Het topmanagement van een onderneming beschikt over meer en betere informatie over de onderneming die zij leiden dan de aandeelhouders. Managers kunnen met deze informatie strategische zetten doen die henzelf ten goede komen ten koste van de aandeelhouders (Ndofor et al., 2013). De tegenstelde belangen van de aandeelhouders en het management kunnen worden verminderd door het management bepaalde drijfveren te geven om in het belang van de aandeelhouders te handelen (Jensen & Meckling, 1976). Dit kan bijvoorbeeld door de beloningsstructuur zo in te richten dat de tegengestelde belangen worden gemitigeerd.

In Nederland zijn de zogenaamde structuurvennootschappen verplicht om een Raad van Commissarissen aan te stellen, waardoor het agency probleem kan worden verkleind. De belangrijkste functie van Raad van Commissarissen is namelijk ervoor te zorgen dat het management in het belang van de aandeelhouders handelt (Fama, 1980). Als subcommissie van de Raad van Commissarissen moet de auditcommissie dit ook nastreven, specifiek op het gebied van interne beheersing en de daaraan gerelateerde verslaggeving. Het management kan de informatieasymmetrie tussen zichzelf en de aandeelhouders verkleinen door meer informatie openbaar te maken, waardoor het agency probleem zal verkleinen. De auditcommissie moet erop toezien dat het management voldoende informatie openbaar maakt om de aandeelhouders in staat te stellen een goed oordeel te kunnen vormen.

2.2 Efficiënte markttheorie

De efficiënte markttheorie stelt dat de markt alle beschikbare informatie en toekomstverwachtingen verwerkt in de prijs van aandelen (Fama, 1970; Ball, 2009). De financiële verslaggeving van een onderneming is cruciaal voor het functioneren van een efficiënte kapitaalmarkt (Healy & Palepu, 2001). Wanneer de kapitaalmarkt volledig efficiënt is, worden de risico’s van verkeerde waardering van aandelen opgeheven en bestaan alleen nog de onderneming specifieke risico’s. Deze risico’s kunnen beleggers elimineren door portfoliodiversificatie (Nocco & Stulz, 2006). In een efficiënte markt hoeven ondernemingen hun onderneming specifieke risico’s dus niet te reduceren, omdat de aandeelhouders dit zelf al doen. In een efficiënte markt zal er geen vraag zijn naar informatie over hoe de onderneming haar onderneming specifieke risico’s beheerst, omdat dit niet relevant is voor de aandeelhouders. In de praktijk zijn markten echter niet efficiënt. Niet alle informatie over een onderneming wordt naar buiten gebracht, omdat het verzamelen, verwerken, beoordelen en verspreiden van deze informatie kosten met zich meebrengt. Daarnaast is een belangrijke reden dat informatie niet naar buiten wordt gebracht, is het feit dat deze informatie waardevol kan

(10)

zijn voor concurrenten (Verrecchia, 2001). Wanneer een onderneming meer informatie vrijgeeft, zal er meer informatie in de prijs van het aandeel verwerkt worden en zal de prijs van het aandeel meer overeenkomen met de werkelijke waarde van het aandeel. Als er ook informatie over het risicomanagement van een onderneming in de verslaggeving verwerkt wordt, zal de waarde van een aandeel nog beter ingeschat kunnen worden door beleggers. 2.3 Corporate governance codes

Aan het einde van de jaren ’70 van de vorige eeuw vonden er veel fusies en overnames plaats in de Verenigde Staten. Als gevolg daarvan werd daar de eerste corporate governance code ingevoerd (Salacuse & Braker, 2002). Na de publicatie van het Cadbury Report in het Verenigd Koninkrijk in 1992 traden er steeds meer nationale corporate governance codes in werking (Hillier & McColgan, 2006). Werder et al. (2005) stellen dat de corporate governance codes zijn ontwikkeld om met de zwakke punten van de corporate governance om te gaan en randvoorwaarden te stellen waaraan het management en de Raad van Bestuur aan moet voldoen om de transparantie en hun verantwoordelijkheden te verbeteren (Fernandez-Rodriguez et al., 2004). Uit onderzoek van Cromme (2005) blijkt dat er in 2005 ongeveer vijftig corporate governance codes in Europa waren. In de Verenigde Staten vonden rond de eeuwwisseling veel schandalen plaats. Als reactie hierop is op 30 juli 2002 de Sarbanes-Oxley wet (hierna SOx) in werking getreden. De SOx heeft als doel om een deugdelijk ondernemingsbestuur te bewerkstelligen en hierdoor nieuwe schandalen te voorkomen. De belangrijkste artikelen uit de SOx zijn artikel 302 en artikel 404. Deze artikelen vereisen dat ondernemingen rapporteren over de effectiviteit van interne beheersing voor financiële verslaggeving. In de Verenigde Staten is het wettelijk vastgelegd dat ondernemingen moeten rapporteren over hun interne beheersing.

2.3.1 De Nederlandse Corporate Governance Code

Op 30 december 2004 trad in Nederland de Nederlandse Corporate Governance Code, ook wel de code-Tabaksblat genoemd, in werking. Op 1 januari 2009 werd een geactualiseerde versie van deze code van kracht. De code is erop gericht om de transparantie van de jaarrekening te bevorderen, een betere verantwoording aan de Raad van Commissarissen te bewerkstelligen en de zeggenschap en bescherming van de aandeelhouders te versterken. De code-Tabaksblat geldt voor alle vennootschappen met een statutaire zetel in Nederland en waarvan aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot in de officiële notering van een van overheidswege erkende effectenbeurs. De code is niet van toepassing op beleggingsinstellingen die als financiële producten kunnen worden aangemerkt. Een beleggingsinstelling is derhalve in beginsel uitgezonderd van verplichte toepassing van de code (De Nederlandse Corporate Governance Code, 2008). Artikel 391, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verplicht ondernemingen om in hun jaarverslag de naleving van de Nederlandse Corporate Governance Code op te nemen. Daarbij geldt het comply-or-explain principe. Dit houdt in dat ondernemingen aan de bepalingen uit de code moeten voldoen en wanneer ze dit niet doen dit gemotiveerd toegelicht dient te worden in het jaarverslag. Het naleven van de code is dus verplicht, maar ondernemingen mogen afwijken van de bepalingen die zijn opgenomen in de code mits dit voldoende wordt toegelicht. Het instellen van een auditcommissie is één van de bepalingen in de corporate governance codes. In de Nederlandse Corporate Governance Code zijn een aantal best practice bepalingen opgenomen over de auditcommissie. Deze zullen in de volgende paragraaf worden besproken.

2.3.2 Best practices auditcommissie in de Nederlandse Corporate Governance Code In de Nederlandse Corporate Governance Code staan bepalingen waaraan een auditcommissie zou moeten voldoen. Dze bepalingen zijn opgesteld om een goede werking van de

(11)

auditcommissie af te dwingen. Allereerst zijn er een aantal bepalingen opgenomen in de corporate governance code die van toepassing zijn op alle subcommissies van de Raad van Commissarissen. In deze bepalingen is opgenomen dat de Raad van Commissarissen uit zijn midden een auditcommissie moet instellen indien de Raad van Commissarissen uit meer dan vier leden bestaat. De taak van deze subcommissie is het voorbereiden van de besluitvorming van de Raad van Commissarissen. In het verslag van de Raad van Commissarissen rapporteert de Raad over de uitvoering van de taakopdracht van de commissies in het boekjaar. De Raad van Commissarissen stelt een reglement op voor de auditcommissie, waarin de rol, de verantwoordelijkheid en de samenstelling van de auditcommissie en de wijze waarop de auditcommissie haar taak uitvoert, staat beschreven. Dit reglement kan toelaten dat maximaal één lid van de auditcommissie niet onafhankelijk is. Het verslag van de Raad van Commissarissen vermeldt de samenstelling van de auditcommissie, het aantal vergaderingen en de belangrijkste onderwerpen die hierin aan de orde zijn gekomen. De auditcommissie overhandigt de Raad van Commissarissen een verslag van hun beraadslagingen en bevindingen. De bepalingen die specifiek zijn opgesteld voor de auditcommissie bevatten regelingen over de taak, de samenstelling en de vergaderingen van de auditcommissie. De auditcommissie heeft als taak zich in ieder geval op het toezicht op het bestuur te richten ten aanzien van de volgende gebieden: de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen, financiële informatieverschaffing door de vennootschap, de naleving van aanbevelingen en opvolging van opmerkingen van de interne en externe accountants, de rol en het functioneren van de interne accountantsdienst, het beleid van de vennootschap met betrekking tot tax planning, de relatie met de externe accountant, de financiering van de vennootschap en de toepassingen van de informatie- en communicatietechnologie. De auditcommissie is het eerste aanspreekpunt van de externe accountant wanneer deze onregelmatigheden constateert in de inhoud van de financiële berichten. Over de samenstelling van de auditcommissie zijn twee specifieke bepalingen opgenomen. Allereerst mag het voorzitterschap van de auditcommissie niet worden vervuld door de voorzitter van de Raad van Commissarissen, noch door een voormalig bestuurder van de vennootschap. Daarnaast moet er ten minste één financieel expert zitting hebben in de auditcommissie. Tot slot zijn er twee bepalingen over de vergaderingen van de auditcommissie opgenomen in de code. De auditcommissie bepaalt of en wanneer de voorzitter van het bestuur, de bestuurder verantwoordelijk voor financiële zaken, de externe accountant en de interne auditor bij haar vergaderingen aanwezig zijn. Daarnaast overlegt de auditcommissie zo vaak als zij dit noodzakelijk acht, doch ten minste eenmaal per jaar, buiten de aanwezigheid van het bestuur met de externe accountant.

2.4 Verslaggeving over interne beheersing en de auditcommissie

Om de kwaliteit van de verslaggeving over interne beheersing te waarborgen, kan het management de corporate governance van een onderneming zo inrichten dat er een orgaan belast is met het toezicht hierop. In de corporate governance code is de auditcommissie aangewezen als het orgaan dat belast is met het toezicht houden op de interne beheersing en de hieraan gerelateerde verslaggeving. De auditcommissie moet de belangen van de aandeelhouders behartigen op het gebied van interne beheersing en de daaraan gerelateerde rapportage (Fama, 1980; Klein, 2002; Owusu-Ansah & Ganguli, 2010). In deze paragraaf zal eerst worden uiteengezet waarom het in het belang van de aandeelhouders is dat de onderneming rapporteert over interne beheersing. Vervolgens worden de kenmerken van de auditcommissie die invloed kunnen hebben op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing besproken.

(12)

Het doel van de verslaggeving in het jaarverslag is het verschaffen van informatie aan de verschillende gebruikers van het jaarverslag om de ondernemingsprestaties te analyseren en hen te helpen in hun zakelijke en economische besluitvorming. De gebruikers van de jaarverslagen beoordelen de financiële gezondheid van een onderneming niet alleen op basis van de financiële rapportage, maar kijken ook naar de achtergrondinformatie die door het management wordt gegeven (Erickson et al., 2011). Het Conceptual Framework van IFRS stelt dat het jaarverslag zo moet worden ingericht dat het voldoet aan de behoefte van de kapitaalverschaffers, omdat zij de primaire gebruikers van het jaarverslag zijn. Hieruit blijkt dat de aandeelhouders behoefte hebben aan informatie over de interne beheersing van een onderneming om een oordeel over de financiële gezondheid van de onderneming te vormen. Hierover moet ook gerapporteerd worden.

Zoals in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk is uiteengezet bestaat er een agency probleem tussen het management en de aandeelhouders. Er is sprake van informatieasymmetrie omdat het management niet alle informatie openbaar maakt. Door deze informatieasymmetrie ontstaat de behoefte van aandeelhouders om het management te monitoren om erop toe te zien dat managers in het belang van de aandeelhouders handelen. Aandeelhouders kunnen het management echter niet constant monitoren, daarom moeten zij informatie aangeleverd krijgen van het management. Sloan (2001) stelt dat het financiële verslaggevingssysteem één van de manieren is waarop kapitaalverschaffers het management kunnen monitoren. Door het agency probleem en de daarmee samenhangende informatieasymmetrie ontstaat er vraag naar financiële verslaggeving en de toelichting hierop (Healy & Palepu, 2001). Financiële verslaggeving en toelichting zijn belangrijke kanalen waarmee het management de aandeelhouders op de hoogte kan brengen van de ondernemingsprestaties en de governance van de onderneming (Healy & Palepu, 2001). Als de auditcommissie de kwaliteit van de verslaggeving over interne beheersing waarborgt, zullen de aandeelhouders het management beter kunnen monitoren. Hierdoor wordt het agency probleem kleiner.

Het verminderen van het agency probleem heeft als gevolg dat de cost of capital wordt verlaagd. Linsley & Shrives (2000) stellen dat de verlaging van de cost of capital het belangrijkste potentiële voordeel van verslaggeving over interne beheersing is. Wanneer er meer informatie over de interne beheersing openbaar gemaakt wordt, neemt de informatieasymmetrie af, waardoor het risico dat de aandeelhouders lopen bij het voorspellen van de toekomstige uitbetalingen kleiner wordt (Barry & Brown, 1985). Hoe lager het risico is dat de investeerders lopen, hoe lager de vergoeding is die ze zullen vragen voor het beschikbaar stellen van kapitaal. Door de investeerders meer informatie te geven over interne beheersing en daarmee over het beheersen van de risico’s die het behalen van de organisatiedoelstellingen bedreigen, wordt het risico van de investeerders kleiner en zal de cost of capital ook lager worden. De markten zullen hierdoor efficiënter worden. Tegelijkertijd zullen ook de kosten van leningen afnemen, omdat de financier meer informatie heeft over hoe het management met risico’s omgaat, waardoor zij minder risico lopen en ook zij een minder hoge vergoeding zullen vragen (Sengupta, 1998). De verlaging van de cost of capital is een beweegreden voor het management om vrijwillig te rapporteren over de interne beheersing en de effectiviteit hiervan (Healy & Palepu, 2001). Wanneer de auditcommissie zorg draagt voor de kwaliteit van de verslaggeving over interne beheersing, zal de cost of capital structureel lager worden. Dit is in het voordeel van de aandeelhouders.

Uit bovenstaande blijkt dat het in het belang van aandeelhouders is om de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing hoog te krijgen en te houden. Uit onderzoek is gebleken dat aandeelhouders zich niet alleen op financiële gegevens van de onderneming richten als zij

(13)

een oordeel vormen over de financiële gezondheid van een onderneming, maar dat aandeelhouders ook kijken naar de niet-financiële informatie in het jaarverslag, onder andere de verslaggeving over interne beheersing. Daarnaast reduceert de verslaggeving over interne beheersing het agency probleem en zorgt het ervoor dat de cost of capital daalt. Het is dus in het belang van de aandeelhouder dat het management informatie geeft over de interne beheersing in het jaarverslag. De auditcommissie moet de belangen van de aandeelhouders wat betreft de interne beheersing en de daaraan gerelateerde verslaggeving behartigen. Wanneer een auditcommissie effectief is, zal ze haar taak beter uitvoeren; het toezicht houden op het interne beheersingssysteem en de hieraan gerelateerde verslaggeving. Hierdoor zal de kwaliteit van verslaggeving over de interne beheersing toenemen.

2.4.1 Financieel expert

In de Nederlandse Corporate Governance Code is opgenomen dat een auditcommissie ten minste één financieel expert als lid moet hebben. De aanwezigheid van een financieel expert in de auditcommissie moet de inhoudelijke bijdrage die de auditcommissie kan leveren vergroten en verhoogt daarmee ook de effectiviteit van de auditcommissie. Ondernemingen worden steeds complexer, waardoor de verslaggeving over deze ondernemingen ook toeneemt in complexiteit. De financiële expertise van ten minste één lid is vooral belangrijk voor het kunnen omgaan met de complexiteit van financiële verslaggeving (Kalbers & Fogarty, 1993). Door de financiële expertise zal de auditcommissie beter in staat zijn om de interne beheersing te doorgronden en de kwaliteit van de daaraan gerelateerde verslaggeving te waarborgen. De accountant doet onderzoek naar de interne beheersing van een onderneming om te beoordelen of zij hierop kunnen steunen bij de controle van de jaarrekening. Wanneer de accountant ernstige tekortkomingen in de interne beheersing tegenkomt zal hij hierover rapporteren aan de Raad van Bestuur via het accountantsverslag en aan de Raad van Commissarissen via de management

letter. DeZoort & Salterio (2001) stellen dat een auditcommissie met een financieel expert

eerder het oordeel van de accountant zal begrijpen en steunen dan een auditcommissie zonder financiële experts. De verwachting is dat een financieel expert de eventuele bedenkingen over de interne beheersing van de accountant beter zal begrijpen en hier zorgvuldiger mee om zal gaan en dit ook in de rapportage over de interne beheersing naar voren laat komen. Felo et al. (2003) hebben bewijs gevonden dat de aanwezigheid van een financieel expert in de auditcommissie de kwaliteit van de financiële verslaggeving verhoogd. Indien de interne beheersing op orde is, zal een auditcommissie met een financieel expert dit herkennen en is het waarschijnlijk dat zij hierover rapporteren. Dit verhoogt de kwaliteit van de verslaggeving over interne beheersing. Wanneer de interne beheersing van een onderneming niet op orde is, zal dit door een auditcommissie met een financieel expert eerder gesignaleerd worden. De auditcommissie kan er dan voor kiezen om dit op te nemen in de verslaggeving van de onderneming om zichzelf in te dekken. Aan de andere kant kan de auditcommissie er ook voor kiezen om de tekortkomingen niet naar buiten te brengen omdat zij de onderneming niet in diskrediet willen brengen bij investeerders. In het eerste geval zal de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing toenemen, in het tweede geval afnemen. Een auditcommissie waar geen financieel expert in zit zal de tekortkoming minder snel ontdekken en hier ook niks over opnemen in het jaarverslag. De kans is hoger dat de verslaggeving over interne beheersing beter is bij een auditcommissie met een financieel expert. Uit onderzoek van Krishnan (2005) is gebleken dat het bij ondernemingen met een auditcommissie met financiële expertise minder waarschijnlijk is dat er problemen zijn met de interne beheersing. Onderzoek van Dhaliwla et al. (2010) en Bédard et al. (2004) wijst uit dat een auditcommissie met financieel onderlegde leden effectiever is in het uitvoeren van haar taak, wat zou betekenen dat het toezicht op de interne beheersing beter is en dat de verslaggeving hierover ook op een hoger niveau wordt getild. Er wordt verwacht dat de financieel onderlegde leden van de

(14)

auditcommissie de kwaliteit van interne beheersing goed bewaken en dat zij dit ook zullen doen bij de verslaggeving over interne beheersing en dat een auditcommissie met leden met financiële expertise de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing zullen verhogen. Op basis van het bovenstaande wordt de volgende hypothese opgesteld:

H1: De aanwezigheid van een financieel expert in de auditcommissie heeft een positieve invloed op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing.

2.4.2 Onafhankelijkheid

De onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie moet ertoe bijdragen zij een objectief oordeel kunnen vormen zonder dat zij worden beïnvloed door het management of andere belanghebbenden. De Nederlandse Corporate Governance Code staat toe dat één van de leden van de Raad van Commissarissen niet onafhankelijk is. Het is mogelijk dat dit afhankelijke lid plaats neemt in de auditcommissie. Dowell et al. (2011) stellen dat het voor het topmanagement lastiger is om een onafhankelijke Raad van Commissarissen te domineren. Een onafhankelijke auditcommissie zal ook lastiger te domineren zijn, gezien het feit dat deze onderdeel is van de Raad van Commissarissen. Uit dit onderzoek blijkt ook dat een onafhankelijke Raad van Commissarissen eerder beslissingen neemt in het nadeel van het topmanagement ten behoeve van de aandeelhouders. Een onafhankelijke Raad van Commissarissen en daarmee dus ook de onafhankelijke auditcommissie zal kritischer naar het beleid van het topmanagement kijken en dus ook naar interne beheersing en de hieraan gerelateerde verslaggeving. Onderzoek van Judge & Zeithaml (1992) toont aan dat een onafhankelijke Raad van Commissarissen meer betrokken is bij het vaststellen en evalueren van het beleid. Als subcommissie van de Raad van Commissarissen zal de auditcommissie ook meer betrokken zijn als deze onafhankelijk is. Dit verhoogt de effectiviteit van de auditcommissie, omdat er dan met een kritische blik wordt gekeken naar de interne beheersing en de daaraan gerelateerde verslaggeving. Dit wordt ondersteund door onderzoek van Beasley et al. (2000) waaruit blijkt dat bij ondernemingen met een auditcommissie met onafhankelijke leden minder vaak fraude voorkomt. Klein (2002) vindt empirisch bewijs dat er een negatieve relatie is tussen de onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie en de mate van earnings management van een onderneming. Een onafhankelijke auditcommissie draagt er dus aan bij dat er minder resultaatsturing plaatsvindt, waarvoor er een beter beeld gevormd kan worden over de financiële situatie van een onderneming. Dit suggereert wederom dat een onafhankelijke auditcommissie beter in staat is haar taak uit te voeren. Onderzoek van Bédard et al. (2004) ondersteunt dit. Uit dit onderzoek is gebleken dat een auditcommissie waarvan alle leden onafhankelijk zijn haar taken effectiever uitvoert. Hieruit volgt de volgende hypothese:

H2: De mate van onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie heeft een positieve invloed op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing.

2.4.3 Aantal vergaderingen

In de Nederlandse Corporate Governance Code wordt, behalve de regeling dat de auditcommissie wordt geacht minimaal eenmaal per jaar buiten aanwezigheid van het bestuur met de externe accountant te vergaderen, geen minimum gesteld voor het aantal vergaderingen die de auditcommissie moet hebben. In het verslag van de Raad van Commissarissen moet worden gerapporteerd over het aantal vergaderingen dat de auditcommissie heeft. Uit onderzoeken van McMullen & Raghunandan (1996), Archambeault & DeZoort (2001), Beasley et al. (2000) en Farber (2005) blijkt dat ondernemingen waarvan de auditcommissie minder vaak vergadert eerder een financial restatement zullen doen, door de SEC terechtgewezen worden, met fraude te maken hebben of om verdachte redenen van accountant wisselen. Dit

(15)

suggereert dat een auditcommissie die vaker vergadert haar taak beter uitvoert. Onderzoek van Karamanou & Vafeas (2005) toont aan dat ondernemingen waarvan de auditcommissie vaker vergadert meer vrijwillige toelichting opneemt in het jaarverslag. Dit suggereert dat er ook meer informatie over de interne beheersing wordt opgenomen in het jaarverslag. Onderzoek van Xie et al. (2003) stelt dat een auditcommissie die vaker vergadert haar taak effectiever uitvoert. Wanneer de auditcommissie haar taak beter uitvoert, zal de interne beheersing meer op orde zijn en zal de verslaggeving hierover ook van hoger niveau zijn. Een auditcommissie die meer vergadert investeert ook meer tijd in het toezicht houden op de interne beheersing. De auditcommissie zal beter op de hoogte zijn van de zaken waarover gerapporteerd moet worden, waardoor de kwaliteit van de verslaggeving over interne beheersing beter gewaarborgd kan worden. Uit bovenstaande volgt de volgende hypothese:

H3: De frequentie van de vergaderingen van de auditcommissie heeft een positieve invloed op de kwaliteit van de verslaggeving over interne beheersing.

3. Methode

3.1 Steekproef

Het eerste deel van het onderzoek bestaat uit een data-analyse. De data hiervoor zijn afkomstig van beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Dit zijn de ondernemingen die zijn genoteerd aan de AEX, AMX en ASCX en de lokale beursfondsen. De steekproef bestaat uit 107 ondernemingen. Uit deze steekproef worden de financiële ondernemingen verwijderd. De reden hiervoor is dat deze ondernemingen vaak ver vooruit lopen wat betreft verslaggeving over interne beheersing, omdat het risicomanagement voor deze ondernemingen is geregeld in Basel III en Solvency II. Dit is in overeenstemming met het onderzoek van Hooghiemstra et al. (2015) Wanneer de financiële bedrijven worden verwijderd blijft er een steekproef van 100 bedrijven over. Het onderzoek wordt uitgevoerd over het jaar 2013.

3.2 Afhankelijke variabele

In dit onderzoek wordt de invloed van kenmerken van de auditcommissie op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing (ICRep) onderzocht. De kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing wordt vastgesteld aan de hand van de Internal Control Disclosure-index (ICD-score). Deze index is opgebouwd uit elf categorieën waarover een onderneming kan rapporteren binnen de verslaggeving over interne beheersing. Voor elke onderneming uit de steekproef wordt het jaarverslag bekeken om vast te stellen of zij al dan niet rapporteren over deze categorieën. Eerst zullen de elf categorieën uiteengezet worden, hierbij wordt vermeld hoe deze lijst tot stand is gekomen, vervolgens wordt uiteengezet hoe de score over de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing tot stand komt.

In de Nederlandse Corporate Governance Code zijn een aantal best practice bepalingen opgenomen over de verslaggeving van de Raad van Bestuur. Enkele van deze bepalingen gaan over de verslaggeving over interne beheersing. Binnen deze bepalingen zijn elf categorieën te onderscheiden waarover een onderneming moet rapporteren. Allereerst worden er in de code vier categorieën risico’s genoemd waarover de onderneming moet rapporteren. Deze categorieën stemmen overeen met het COSO Enterprise Risk Management. De vier categorieën zijn: strategische en operationele risico’s (SORisk), financiële risico’s (FinRisk), wet- en regelgevingsrisico’s (CompRisk) en financiële verslaggevingsrisico’s (FinRepRisk). Daarnaast schrijft de code voor dat er gerapporteerd moet worden over het risicoprofiel (RiskProf) van de onderneming. Dit omvat de houding ten opzichte van de genoemde risico’s, de risk appetite, en, voor zover mogelijk, de gevoeligheid van de vennootschap voor verwezenlijking van de

(16)

risico’s. Volgens de code moeten ondernemingen ook rapporteren over de opzet en de werking van de interne beheersingssystemen om op die manier informatie te geven over de effectiviteit (Effectiveness) van de interne beheersing. Hierbij moet ook gerapporteerd worden welk raamwerk (Framework) de onderneming hanteert bij de evaluatie van het interne beheersings- en controlesysteem. Tevens staat in de code voorgeschreven dat ondernemingen moeten rapporteren over de tekortkomingen in de interne beheersing (ICFail) en welke significante wijzigingen er in het afgelopen jaar zijn geweest en gepland staan (ICChange). Ook dient er gerapporteerd te worden over de communicatie met de auditcommissie en de Raad van Commissarissen over één en ander (Communication). Tot slot dient het bestuur ten aanzien van financiële verslaggevingsrisico’s in het jaarverslag te verklaren dat de interne beheersings- en controlesystemen een redelijke mate van zekerheid geven dat de financiële verslaggeving geen onjuistheden van materieel belang bevat en dat de risicobeheersings- en controlesystemen in het verslagjaar naar behoren hebben gewerkt (ReasonableAss). De waardering van de verschillende categorieën wordt in tabel 1 weergegeven.

Tabel 1 - Waardering categorieën van de ICD-score

Categorie Waardering

SORisk Gelijk aan 1 als het jaarverslag concrete informatie geeft over de strategische

en operationele risico’s.

FinRisk Gelijk aan 1 als het jaarverslag concrete informatie geeft over de financiële risico’s.

CompRisk Gelijk aan 1 als het jaarverslag concrete informatie geeft over de wet- en

regelgevingsrisico’s.

FinRepRisk Gelijk aan 1 als het jaarverslag concrete informatie geeft over de financiële

verslaggevingsrisico’s.

RiskProf Gelijk aan 1 als het jaarverslag informatie geeft over de risk appetite en de

gevoeligheid van de vennootschap voor verwezenlijking van de risico's.

Effectiveness Gelijk aan 1 als het jaarverslag informatie geeft over de opzet en de werking

van de interne beheersingssystemen.

Framework Gelijk aan 1 als het jaarverslag informatie geeft over het framework dat de

onderneming hanteert bij de evaluatie van de interne beheersingssystemen.

ICFail Gelijk aan 1 als het jaarverslag informatie geeft over tekortkomingen in de

interne beheersing.

ICChange Gelijk aan 1 als het jaarverslag informatie geeft over de significante wijzigingen en geplande verbeteringen er gepland staan voor de interne beheersingssytemen.

Communication Gelijk aan 1 als het jaarverslag informatie geeft over dat één en ander is

besproken met de auditcommissie en de Raad van Commissarissen

ReasonableAss

Gelijk aan 1 als het bestuur in het jaarverslag verklaart dat de interne beheersingssystemen een redelijke mate van zekerheid geven dat de

financiële verslaggeving geen onjuistheden van materieel belang bevat en dat de risicobeheersings- en controlesystemen in het verslagjaar naar behoren hebben gewerkt.

Voor elke hierboven genoemde categorie krijgt een onderneming een 0 als er niet over wordt gerapporteerd in het jaarverslag en een 1 als er wel over wordt gerapporteerd. Uiteindelijk krijgt elke onderneming een score van 0 tot 11 die de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing weergeeft. Alle componenten wegen even zwaar mee in de bepaling van de ICD-score, omdat voor elke gebruiker en elke gebruikersgroep een andere categorie belangrijk kan zijn, waardoor niet objectief kan worden vastgesteld welke categorie zwaarder en welke minder

(17)

zwaar zou moeten wegen. De score tussen de 0 en de 11 wordt gebruikt om de kwaliteit van de verslaggeving over interne beheersing aan te geven, waarbij een 0 een lage kwaliteit weergeeft en een 11 een hoge kwaliteit.

3.3 Onafhankelijke variabelen

De onafhankelijke variabelen in dit onderzoek zijn kenmerken van de auditcommissie, namelijk de aanwezigheid van een financieel expert (FinEx), de onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie (Indep) en het aantal vergaderingen die de auditcommissie heeft gehouden in het boekjaar (Meetings). De auditcommissie is een subcommissie van de Raad van Commissarissen, hierbij wordt uitgegaan van een two tier-board model. In de two tier-board model is de Raad van Bestuur verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de onderneming en houdt de Raad van Commissarissen toezicht op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken van de onderneming. Naast het two tier-board model bestaat er ook het one

tier-board model, waarbij de uitvoerende en toezichthoudende bestuurders één gezamenlijk

bestuur vormen. Enkele Nederlandse beursgenoteerde bedrijven volgen de one tier-board

model. Voor deze ondernemingen worden de niet-uitvoerende bestuurders van het bestuur

gezien als de Raad van Commissarissen. Niet alle ondernemingen in de steekproef hebben een auditcommissie. In die gevallen worden de kenmerken van de Raad van Commissarissen meegenomen, omdat de Raad van Commissarissen als geheel de taak heeft toezicht te houden op de interne beheersing als er geen auditcommissie is ingesteld. Een lid van de auditcommissie wordt aangemerkt als financieel expert als hij heeft gewerkt als openbaar accountant, senior executive zoals Chief Executive Officer (hierna: CEO), Chief Financial Officer (hierna: CFO) of senior vice-president en managing partner van professionele serviceorganisaties zoals accountantskantoren (Felo et al., 2003). De aanwezigheid van het aantal financieel experts in de auditcommissie wordt gemeten als percentage van het totaal aantal leden van de auditcommissie. De onafhankelijkheid wordt gemeten door te kijken naar twee factoren. Allereerst wordt er gekeken of de leden van de auditcommissie in de vijf jaar voorafgaand aan de benoeming werknemer of bestuurder van de vennootschap is geweest. Daarnaast wordt gekeken of de leden een aandelenpakket van ten minste 10% in de vennootschap houden (De Nederlandse Corporate Governance Code, 2008; Bednar, 2012). De onafhankelijkheid van de auditcommissie wordt gemeten door het percentage onafhankelijke leden van het totaal aantal leden van de auditcommissie te nemen. In de wetenschappelijke literatuur wordt deze definitie regelmatig gebruikt. Om aansluiting te vinden bij deze literatuur wordt in dit onderzoek deze definitie gevolgd en wordt er geen gebruik gemaakt van de definitie uit de Nederlandse Corporate Governance Code. De informatie om deze variabele te meten wordt uit de jaarverslagen van de ondernemingen en uit het curriculum vitae van de leden van de auditcommissie gehaald. Het aantal vergaderingen van de auditcommissie wordt aan de hand van de informatie uit het jaarverslag bepaald.

3.4 Controlevariabelen

Om de hypotheses nauwkeurig te kunnen testen, wordt er gebruik gemaakt van controlevariabelen. De controlevariabelen die in dit onderzoek meegenomen worden, zijn: ondernemingsgrootte (FirmSize), aandeelhoudersconcentratie (OwnCon) en omzetgroei van de onderneming (SalesGrowth). In overeenstemming met onderzoek van Felo et al. (2003) wordt ondernemingsgrootte meegenomen als controlevariabele. Omdat de kosten van financiële verslaggeving relatief lager zijn voor een grote onderneming dan voor een kleine onderneming kan een positieve relatie tussen ondernemingsgrootte en de kwaliteit van financiële verslaggeving, waaronder de verslaggeving over interne beheersing, worden verwacht. De ondernemingsgrootte wordt gemeten aan de hand van de totale activa van de onderneming, hiervan wordt de natuurlijke logaritme genomen (Hooghiemstra et al. 2015). Deze informatie

(18)

wordt uit het jaarverslag van de onderneming gehaald. Als tweede wordt de aandeelhoudersconcentratie meegenomen als controlevariabele. Een hoge aandeelhoudersconcentratie kan er namelijk op duiden dat de aandeelhouder veel moeite stopt in het monitoren van het management en dit ook via andere kanalen als het jaarverslag kan doen, waardoor de kwaliteit van de toelichting op de jaarrekening minder zal zijn aangezien hier minder vraag naar is vanuit de aandeelhouders. De aandeelhoudersconcentratie wordt gemeten als het aantal aandeelhouders dat meer dan 5% van de aandelen in handen heeft (Deumes & Knechel, 2008). De informatie over het aantal aandeelhouders dat een belang van meer dan 5% heeft in een onderneming wordt uit het jaarverslag gehaald. Als derde controlevariabele wordt de groei van de omzet van de onderneming meegenomen. Wanneer een onderneming snel groeit kan het zijn dat de interne beheersing niet meer toereikend is en het tijd nodig heeft voordat deze aangepast kan worden aan de nieuwe situatie. Daarom kunnen aandeelhouders meer informatie over de interne beheersing vragen wanneer de omzet snel groeit. De omzetgroei over het verslagjaar 2013 wordt gemeten door de procentuele toename van de omzet in dat jaar te berekenen (Deumes & Knechel, 2008; Hooghiemstra et al. 2015). De data over deze controlevariabelen worden uit het jaarverslag gehaald.

3.5 Statistisch model

Het onderzoek zal worden uitgevoerd aan de hand van een lineaire regressie. In dit model wordt onderstaande formule gebruikt. In tabel 2 worden de gebruikte afkortingen en maatstaven toegelicht.

Kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing = β0 + β1 * FinEx + β2 * Indep + β3 *

Meetings + β4 * FirmSize - β5 * OwnCon - β6 * Sales Growth + εi

Tabel 2 - Afkortingen en maatstaf van de variabelen

Afkorting Maatstaf

ICRep Score van 0-11 op de elf componenten van de ICD-score

FinEx Percentage leden van de auditcommissie dat als financieel expert wordt aangemerkt

Indep Percentage leden van de auditcommissie dat als onafhankelijk wordt aangemerkt

Meetings Het aantal vergaderingen dat een auditcommissie heeft gehouden in het verslagjaar

FirmSize Totale activa van een onderneming

OwnCon Percentage van de aandeelhouders die wordt gehouden door externe

aandeelhouders die meer dan 5% van de aandelen in handen heeft

SalesGrowth Procentuele toename van de omzet in het boekjaar

4. Resultaten

4.1 Beschrijvende statistieken

De steekproef van dit onderzoek bestaat uit 100 Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. In tabel 3 worden de beschrijvende statistieken van de variabelen weergegeven. De afhankelijke variabele is de ICD-score, welke de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing weergeeft (ICRep). De onafhankelijke variabelen die in dit onderzoek worden meegenomen zijn de aanwezigheid van een financieel expert in de auditcommissie (FinEx), de mate van onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie (Indep) en het aantal vergaderingen van de auditcommissie (Meetings). De controlevariabelen die in het onderzoek worden meegenomen zijn ondernemingsgrootte (FirmSize), aandeelhoudersconcentratie (OwnCon) en

(19)

ondernemingsgroei (SalesGrowth). Alvorens de regressie-analyse wordt uitgevoerd, zijn de continue variabelen FirmSize en SalesGrowth gewinsorized op drie maal de standaarddeviatie om het effect van extreme waarden te verminderen. In tabel 4 wordt weergegeven hoeveel van de 100 ondernemingen uit de steekproef rapporteren over de verschillende categorieën waaruit de ICD-score is opgebouwd.

Tabel 3 - Beschrijvende statistieken

Gemiddelde St.deviatie Minimum Maximum

Afhankelijke variabele ICRep 6,79 2 1 11 Onafhankelijke variabelen FinEx 75 31 0 100 Indep 97 15 0 100 Meetings 5,44 3 2 12 Controlevariabelen FirmSize winsorized 3.589.614.759 6.518.740.022 24.000 27.223.813.237 SalesGrowth winsorized -2,78 22,73 -126,47 51,73 OwnCon 4 2 0 9 Tabel 4 - ICD-scores

Categorie Aantal keer gerapporteerd

SORisk 97 FinRisk 98 CompRisk 69 FinRepRisk 51 RiskPofile 34 Effectiveness 71 Framework 45 ICFail 22 ICChange 39 Communication 75 ReasonableAss 78 4.2 Correlatie

De correlaties tussen de verschillende variabelen worden weergegeven in tabel 5. Om de correlaties te berekenen is gebruik gemaakt van het model van Pearson. Van de variabele

FirmSize de natuurlijke logaritme genomen om de invloed van een scheve verdeling te

verminderen. Tussen de aanwezigheid van financieel experts in de auditcommissie en de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing bestaat een positieve, significante correlatie (r=0,310, p<0,05). Dit betekent dat de aanwezigheid van meer financieel experts in de auditcommissie leidt tot een hogere kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Tussen de mate van onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie en de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing bestaat eveneens een positieve, significante correlatie (r=0,285, p<0,05). Hieruit blijkt dat de mate van onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie invloed heeft op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Er bestaat geen significante correlatie tussen het aantal vergaderingen van de auditcommissie en de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing (r=-0,057, p>0,10). Dit houdt in dat het aantal vergaderingen van de auditcommissie geen invloed heeft op de kwaliteit van

(20)

verslaggeving over interne beheersing. Tussen de ondernemingsgrootte en de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing bestaat een positieve, significante relatie (r=0,499, p<0,05). Dit betekent dat de ondernemingsgrootte leidt tot een hogere kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. De correlatie tussen ondernemingsgroei en kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing is niet significant (r=0,220, p>0,10). Dit betekent dat de ondernemingsgroei geen invloed heeft op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Tussen de mate van aandeelhoudersconcentratie en de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing bestaat geen significante relatie (r=0,126, p>0,10), dit houdt in dat de mate van aandeelhoudersconcentratie geen invloed heeft op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Er is sprake van multicollineariteit bij een correlatiecoëfficiënt hoger dan 0,70. In dit onderzoek is geen enkele significante correlatiecoëfficiënt hoger dan 0,70. Er is dus geen sprake van multicollineariteit. Alle variabelen zullen worden meegenomen in het onderzoek. Tabel 5 - Correlatiematrix 1 2 3 4 5 6 7 1. 1 ICRep 2. 0,310** 1 FinEx 3. 0,285** 0,271** 1 Indep 4. -0,057 -0,096 0,151 1 Meetings 5. 0,499** 0,540** 0,361** -0,940 1 FirmSize 6. 0,220 0,259** 0,447** 0,149 0,222* 1 SalesGrowth 7. 0,126 0,036 0,135 0,201 0,033 0,150 1 OwnCon

**; Correlatie significant op het 0,05 niveau *; Correlatie significant op het 0,10 niveau

4.3 Lineaire regressie

Om de hypothesen te testen wordt gebruikt gemaakt van een lineaire regressieanalyse. In tabel 6 zijn de resultaten van deze regressieanalyse opgenomen. Binnen de lineaire regressie zijn vijf modellen gebruikt. Het eerste model bevat alleen de controlevariabelen ondernemingsgrootte, ondernemingsgroei en aandeelhoudersconcentratie. Het tweede model bevat naast de controlevariabelen de aanwezigheid van financieel experts in de auditcommissie. Het derde model bevat naast de controlevariabelen de mate van onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie. In het vierde model wordt naast de controlevariabelen het aantal vergaderingen van de auditcommissie meegenomen. In het vijfde en laatste model worden alle onafhankelijke variabelen en alle controlevariabelen meegenomen.

Uit model 2 van de regressieanalyse blijkt dat aanwezigheid van financieel experts in de auditcommissie geen significant verband heeft met de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing (β=0,002, p>0,10). Deze relatie wordt ondersteund door model 5 (β=0,004, p>0,10). Dit betekent dat meer financieel experts in de auditcommissie niet leidt tot een hogere kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Hypothese 1 wordt verworpen. De uitkomst is niet in overeenstemming met onderzoek van Bédard et al. (2004) en Dhaliwla et al. (2010) waaruit

(21)

blijkt dat een auditcommissie met financieel experts beter is in het uitvoeren van haar taak en ook de verslaggeving over interne beheersing van een hoger niveau zou moeten zijn.

Tabel 6 - Lineaire regressiemodel

Afhankelijke variabele: kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing

Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 Model 5

Controle Controle + Controle + Controle + Volledig

FinEx Indep Meetings

Constant -0,524 0,447 -1,131 -0,471 -1,696 -0,740 (0,782) (0,541) (0,797) (0,476) Onafhankelijke variabelen FinEx 0,002 0,004 (H1) (0,796) (0,644) Indep 0,013 0,028* (H2) (0,364) (0,083) Meetings -0,031 -0,053 (H3) (0,666) (0,459) Controlevariabelen FirmSize 0,359*** 0,347*** 0,341*** 0,374*** 0,305** (0,000) (0,000) (0,000) (0,000) (0,002) Sales -0,008 0,355*** 0,008 0,008 0,009 (0,332) (0,000) (0,461) (0,457) (0,436) OwnCon 0,094 0,094 0,062 0,072 0,020 (0,276) (0,279) (0,478) (0,418) (0,882) Adjusted 0,215 0,208 0,217 0,217 0,236 R-squared F-waarde 10,145 7,552 7,844 7,313 5,623

***; Correlatie is significant op het 0,01 niveau **; Correlatie is significant op het 0,05 niveau *; Correlatie is significant op het 0,10 niveau

Uit model 3 blijkt dat er geen significante relatie is tussen de onafhankelijkheid van de auditcommissie en de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing (β=0,013, p>0,10). Dit houdt in dat een hoge mate van onafhankelijkheid van de auditcommissie niet leidt tot een hogere kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Op basis van de uitkomsten van dit model wordt hypothese 2 verworpen. Dit wordt echter tegengesproken door model 5 waarin er een positieve, significante relatie is tussen de mate van onafhankelijkheid van de auditcommissie en de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing (β=0,028, p<0,05). Dit betekent dat een hoge onafhankelijkheid van de auditcommissie leidt tot een hogere kwaliteit van verslaggeving. De invloed van de onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie wordt versterkt als er andere variabelen worden toegevoegd aan het model. Op basis van model 5 wordt hypothese 2 aangenomen. Naar aanleiding van onderzoek van Bédard et al. (2004) wordt verwacht dat een auditcommissie met meer onafhankelijke leden haar taak effectiever uitvoert. Dit wordt slechts summier ondersteund door de resultaten van dit onderzoek.

Uit model 4 blijkt dat er geen significante relatie is tussen het aantal vergaderingen van de auditcommissie en de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing (β=-0,031, p>0,10).

(22)

Dit wordt ondersteund door model 5 (β=-0,053, p>0,10). Dit houdt in dat de hoogte van het aantal vergaderingen geen invloed heeft op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Hypothese 3 wordt verworpen. Dit komt niet overeen met onderzoek van Xie et al. (2003) waaruit blijkt dat een auditcommissie die vaker vergadert haar taak effectiever uitvoert. Een effectieve auditcommissie zal namelijk zorg dragen voor een hoger niveau van verslaggeving over interne beheersing. Tevens stelt onderzoek van Vafeas (2005) dat een auditcommissie die vaker vergadert meer vrijwillige toelichting opneemt in het jaarverslag. De verwachting was dat dit ook zou leiden tot betere verslaggeving over interne beheersing, dit wordt echter niet ondersteund door dit onderzoek.

In het eerste model zijn alle controlevariabelen meegenomen. Er is een positieve, significante relatie tussen de ondernemingsgrootte en de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing (β=0,359, p<0,01). Dit blijkt eveneens uit model 2, 3, 4 en 5 (β= 0,347, β=0,341, β=0,374, β=0,305 respectievelijk, p<0,01). Dit betekent dat een hogere ondernemingsgrootte leidt tot een hogere kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. De controlevariabele ondernemingsgroei laat geen significante relatie zien met de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing (β=-0,008, p>0,10). Dit wordt ondersteund door model 2, 3, 4 en 5 (β=0,008, β=0,008, β=0,008, β=0,009 respectievelijk, p>0,10). Dit houdt in dat een grotere ondernemingsgroei niet leidt tot een hogere kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. De laatste controlevariabele is de aandeelhoudersconcentratie. Uit de regressie blijkt dat er geen significante relatie is tussen de mate van aandeelhoudersconcentratie en de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing (β=0,094, p>0,10). Dit is consistent met de uitkomsten van model 2, 3, 4 en 5 (β=0,094, β=0,062, β=0,072, β=0,020 respectievelijk, p>0,10). Hieruit blijkt dat een hogere aandeelhoudersconcentratie niet leidt tot een hogere kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing.

Uit model 1 blijkt dat 21,5% van de variantie in de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing wordt verklaard door de invloed van de controlevariabelen ondernemingsgrootte, ondernemingsgroei en aandeelhoudersconcentratie. Uit model 2 komt naar voren dat 20,8% van de variantie wordt verklaard door de drie controlevariabelen en de aanwezigheid van financieel experts in de auditcommissie. Model 3 laat zien dat 21,7% van de variantie in de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing wordt verklaard door de drie controlevariabelen en de onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie. In model 4 verklaren de drie controlevariabelen en het aantal vergaderingen van de auditcommissie 21,7% van de variantie in de afhankelijke variabele verklaren. Uit model 5 blijkt de algehele verklarende kracht van het model, namelijk 23,6%. Dit houdt in dat 23,6% van de variantie in de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing wordt verklaard door de aanwezigheid van financieel experts in de auditcommissie, de mate van onafhankelijkheid van de auditcommissie, het aantal vergaderingen van de auditcommissie, de ondernemingsgrootte, de ondernemingsgroei en de aandeelhoudersconcentratie.

4.4 Conclusie

In de data-analyse zijn drie hypothesen getest. De eerste hypothese is dat de aanwezigheid van een financieel expert een positieve invloed heeft op de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. De tweede hypothese is dat de mate van onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie een positieve invloed heeft op de verslaggeving over interne beheersing. De laatste hypothese die wordt getoetst is dat het aantal vergaderingen positief gerelateerd is aan de kwaliteit van verslaggeving over interne beheersing. Op basis van de data-analyse worden alle drie de hypothesen verworpen. De aanwezigheid van een financieel expert in de auditcommissie, de onafhankelijkheid van de leden van de auditcommissie en het aantal

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

This would require primacy on economic, military and socio- political spheres- and must incorporate all criteria as prescribed by the neorealist School with regards to

Dat verklaart meteen de prominente aanwezigheid van Albrecht Dürer: de drie delen van het boek zijn vernoemd naar gravures van zijn hand.. Dürer is tenslotte ondermeer bekend

Bij deze druk gaven de buizen het water gelijkmatig af door een groot aantal kleine poriën.. De ingegraven poreuze buizen zijn voortdurend gevuld gehouden met

Bij het op zaaivoor ploegen van een perceel aardappelland op zavelgrond werd de grond goed gekeerd en voldoende verkruimeld.. Het geploegde land kwam goed vlak

Omdat het doel van deze filetmonsters primair de vergelijking met de gehalten in de gehele sub- adulte vis was zijn alleen filet monsters geproduceerd voor soorten en

De voor onderzoek aanbevolen doseringen bedragen bij toepassing vóór de op- komst van peen 9 à, 12 kg geformuleerd produkt per hectare en bij aanwending over het gewas 6 à 9 kg«

voorkomen, werden standaardlijnen bepaald, waarbij het 2 reagens zo snel mogelijk, na 10 minuten en na een half uur toegevoegd werd. Er werd echter geen daling in