Vraag nr. 339 van 20 juni 2003
van de heer ANDRE MOREAU
Basismobiliteit – Openbaar vervoer naar industrie-terreinen
In het kader van de basismobiliteit heb ik reeds vaak gehoord en gelezen dat het mobiliteitsdecreet garandeert dat elke burger in de buurt (op maxi-mum 750 m afstand) van zijn/haar woning een bus kan nemen.
In een krantenartikel van 3 juni 2003 las ik dat de minister aanwezig was op het recentelijk gehouden "Opvolgingscongres Armoedebestrijding" in Has-s e l t . De woordvoerderHas-s van armenorganiHas-satieHas-s ver-telden daar onder meer aan de minister dat het mobiliteitsdecreet straks wel garandeert dat ze in de buurt van hun woning een bus kunnen nemen, maar dat dit nog niet impliceert dat ze daarmee tot op hun werk geraken. Veel (de meeste) industrie-terreinen zijn tot nu toe niet met het openbaar ver-voer bereikbaar.
Het spijtige gevolg daarvan is dat het voor veel (kans)armen niet mogelijk is om op bepaalde werkaanbiedingen in te gaan.
1. Gaat de minister ervan uit dat onderhavige op-merking van de woordvoerders van de armen-organisaties terecht is ?
2. Zo ja, bestaat er een mogelijkheid om onderha-vig mobiliteitsprobleem voor de (kans)armen op te lossen ?
Vermoedelijk zal er een stappenplan moeten worden uitgewerkt. Wat zal de eerste stap zijn ? 3. Tegen wanneer mag worden verwacht dat de
meeste industrieterreinen met het openbaar vervoer te bereiken zullen zijn ?
Antwoord
1 en 2. In het decreet betreffende de organisatie van het bezoldigd personenvervoer over de weg is een garantie op mobiliteit voor eenieder op-g e n o m e n . Het uiteindelijke doel van basismobi-liteit is een grotere maatschappelijke betrok-kenheid voor alle lagen van de bevolking, w a a r-bij in het r-bijzonder kan gedacht worden aan ( k a n s ) a r m e n . Bij deze sociale functie staat de beschikbaarheid van het openbaar vervoer cen-t r a a l . Basismobilicen-teicen-t kan worden opgevacen-t als
een recht van de gebruikers op een minimu-maanbod aan geregeld vervoer.
Aan het recht op basismobiliteit voor eenieder zijn beperkingen in de ruimte gesteld om rede-nen van doelmatigheid en efficiëntie. Het recht op een minimumaanbod aan openbaar vervoer geldt enkel in de in gewestplannen aangegeven w o o n g e b i e d e n . De Vlaamse regering bakent de s t e d e l i j k e, r a n d s t e d e l i j k e, kleinstedelijke en bui-tengebieden af. De bedieningsfrequentie stijgt naarmate het stedelijk karakter van een gebied t o e n e e m t . Ook de haltes worden ingeplant naargelang het karakter van het bedieningsge-b i e d . De maximale loopafstanden zijn het kleinst in de stedelijke gebieden en het grootst in de buitengebieden.
Bij de ontwikkeling van de projecten "basismo-biliteit" zal De Lijn binnen de gegeven moge-lijkheden de bediening van zoveel mogelijk at-t r a c at-t i e p o l e n , dus ook indusat-trieat-terreinen, o p n e-men.
3. Het Vlaams Parlement schreef in zijn resolutie met betrekking tot het ontwerp van Mobiliteits-plan Vlaanderen aan De Lijn een centrale rol toe als makelaar in duurzame mobiliteit. H e t oprichten en uitbouwen van een reeks mobili-teitscentrales (één per Vlaamse provincie) vormt de eerste operationele stap in de uitvoe-ring van die opdracht.
De mobiliteitscentrales gelden als mobiliteitsad-viseur voor bedrijven, s c h o l e n , administraties en andere organisaties die een duurzame oplossing zoeken voor het herkomst-b e s t e m m i n g s v e r k e e r van hun personeel, s c h o l i e r e n , s t u d e n t e n ,b e z o e-kers, klanten, ...
Het succes van de mobiliteitscentrales hangt af van hun mogelijkheid om een duurzaam alter-natief voor het "autosolisme" aan te bieden, waarbij gebruik wordt gemaakt van de aan de specifieke mobiliteitsvraag meest aangepaste (combinatie van) vervoermiddelen. Een part-nerschap met de diverse aanbieders van duurza-me vervoermodi is hierbij wenselijk. Ook duurza-met de provincies is een partnerschap aangewezen, vermits in het kerntakendebat tussen het Vlaams Gewest, de provincies en de steden en gemeenten op het vlak van bedrijfsvervoer een coördinerende functie toegewezen is aan het provinciale bestuursniveau.
derdebetalersystemen en carpooling bij organi-saties promoten en verkopen. Tot hun taken-pakket behoort ook het verstrekken van alge-meen reisadvies en andere mobiliteitsinforma-t i e. De mobilimobiliteitsinforma-teimobiliteitsinforma-tsconsulenmobiliteitsinforma-ten zullen uimobiliteitsinforma-teraard deel uitmaken van de bovenvermelde mobili-teitscentrales.