Vraag nr. 73 van 5 maart 2004
van mevrouw MARIJKE DILLEN Motie spijbelgedrag – Stand van zaken
Het Vlaams Parlement heeft aan de Vlaamse rege-ring in de zitting van 12 november 2003 gevraagd om op basis van het spijbelrapport van de onder-wijsinspectie na te gaan hoe en in welke mate het spijbelbeleid dient te worden bijgestuurd (Stuk 1886 (2003-2004) – Nr. 2).
1. Wat is de stand van zaken ?
Zijn er reeds conclusies getrokken uit het spij-belrapport van de onderwijsinspectie ?
Welke initiatieven heeft de minister genomen teneinde een bijsturing van het spijbelbeleid uit te voeren ?
2. Er lopen in verschillende steden diverse projec-ten om de spijbelproblematiek aan te pakken. Worden deze verschillende projecten geëvalu-eerd ?
Wat is hier de stand van zaken ?
Zijn er reeds besluiten getrokken uit de evalu-atie van de onderscheiden projecten ?
Antwoord
De onderwijsinspectie startte dit schooljaar met een onderzoek omtrent het opvolgen van spijbelaars in de scholen en CLB's (centra voor leerlin -genbegeleiding – red.). Aangezien het onderzoek nog niet afgerond is, kunnen nog geen conclusies worden getrokken.
De projecten die in verschillende steden lopen, worden niet gefinancierd door het departement O n d e r w i j s. Het departement Onderwijs is derhalve niet verantwoordelijk voor de opvolging en de eva-luatie van die projecten. De evaeva-luatie en opvolging behoren toe aan de lokale overheden en initiatief-nemers.
Momenteel lopen er, bij wijze van experiment, v i e r t i m e-o u t p r o j e c t e n . Deze projecten worden geza-menlijk gesubsidieerd door het departement We l-z i j n , Volksgel-zondheid en Cultuur en het departe-ment Onderwijs.
Heel recentelijk startte onder leiding van Nicole Vettenburg en professor Bouverne-De Bie een O B P WO-onderzoek (onderwijskundig beleids- e n p r a k t i j k g e r i cht wetenschappelijk onderzoek – r e d . ). In dit onderzoek evalueert men time-o u t p r o-jecten op hun preventieve waarde voor dreigende schooluitval.
Het onderzoek beoogt :
– een inventaris op te maken van alle time-o u t i n i-tiatieven in Vlaanderen,
– de werkvorm time out te evalueren op zijn pre-ventieve effecten, namelijk de reïntegratie van de jongere en preventiegerichte veranderingen bij de school en
– de positionering van de time-outprojecten te verduidelijken binnen het geheel aan begelei-d i n g s- en sanctioneringsmaatregelen in begelei-de school en op het continuüm van zorg binnen de integrale jeugdhulpverlening.