Vraag nr. 107 van 20 januari 1998
van de heer LUDO SANNEN
Leerlingeninformatie – Jagers in Brugse basissch o-len
De lokale schoolraden beschikken over een zeer grote autonomie inzake het invullen van het eigen pedagogisch project en het aantrekken van occa-sionele externe medewerkers om deze projecten uit te werken of in te vullen. Toch is dit ook gebon-den aan bepaalde regels die door de termen van het leerplan en de onderrichtingen van het bevoeg-de inspectie- of begeleidingsteam zijn vastgesteld. De leeftijdscategorie waar de basisschoolkinderen onder vallen, is op vele gebieden trouwens zeer kwetsbaar.
Eind '97 werden verschillende Brugse basisscholen bezocht door een Brugse jager die er de basis-schoolkinderen kwam "voorlichten" over de rol van de weidelijke jagers in het Vlaams natuurbe-h e e r. Daarbij werden de individuele jacnatuurbe-htstandpun- jachtstandpun-ten ook in verband gebracht met zowel politieke als ethische standpunten, waarover de V l a a m s e overheid ofwel een eigen brochure uitgeeft, o f w e l zeer specifieke onderrichtingen heeft. Zo werd bij de kinderen met name het doden van dieren g e p r o m o o t , een totaal andere visie over de vos naar voren gebracht dan die welke in de A m i n a l-brochures daaromtrent is opgenomen, en zelfs met beschuldigende vinger gewezen naar de milieuacti-visten die vossen zouden "uitzetten".
1. Is de minister op de hoogte van deze feiten, vooral wat de controversiële opvattingen betreft die terzake aan de kinderen werden voorge-steld ?
2. Behoort de inhoud van de voorlichting volledig tot de verantwoordelijkheid van de lokale schoolraad ?
3. Aan welke officiële pedagogische eisen moeten "externe voorlichters" van kinderen in de basis-scholen eventueel voldoen ?
4. Is het bevoegde inspectie- of begeleidingsteam gerechtigd deze situatie te evalueren en zo ja, op basis van welke onderrichtingen ? We l k e gevolgen kan dit eventueel hebben ?
Antwoord
1. Het is onmogelijk om op de hoogte te zijn van alle initiatieven genomen door scholen waarbij een beroep wordt gedaan op externen, op per-sonen die niet tot het onderwijzend personeel behoren.
Overigens is de inschakeling van een externe persoon vaak wenselijk om het onderwijs levensechter te maken. Daardoor worden de motivering en de betrokkenheid verhoogd. O p te merken valt dat de mening of de visie van een externe persoon vaak het vertrekpunt is voor bespreking en discussie. U i t e i n d e l i j k gebeurt de duiding door een leerkracht.
De inspectie heeft geen kennis van de concrete inhouden die in dergelijk verband aan de leer-lingen worden aangeboden. Slechts bij louter t o e v a l , bijvoorbeeld ter gelegenheid van een schooldoorlichting, kan zulks ter kennis van de inspectie komen.
2. Het inhoudelijke van het onderwijs behoort inderdaad tot de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Natuurlijk dient rekening te wor-den gehouwor-den met de algemene eisen zoals ver-meld in de leerplichtwet (elk onderwijs moet een opvoedend gehalte hebben) en het onder-wijs mag niet in tegenspraak zijn met de na te streven ontwikkelingsdoelen en de te bereiken eindtermen.
In het kader van het onderdeel milieueducatie heeft de Vlaamse overheid een eindterm opge-legd die luidt :
"1.19
De leerlingen kunnen met concrete voorbeel-den uit hun omgeving illustreren hoe mensen op negatieve maar ook positieve wijze omgaan met het milieu en dat aan een milieuprobleem vaak tegengestelde belangen ten grondslag liggen." Een brede interpretatie van die eindtermen leidt tot de mening dat het getuigt van een goed schoolbeleid indien bij controversiële materies de verschillende standpunten op gelijkwaardige wijze worden bekendgemaakt. Of dit in de ver-melde gevallen is gebeurd, is mij niet bekend.
3. Er worden, aansluitend op wat al gezegd werd in 1 en 2, vooraf geen expliciete pedagogische eisen gesteld aan externen die meewerken aan een onderwijsproject. Er is geen censuur vooraf. Er kan logischerwijze worden verwacht dat elk schoolbestuur de onderwijskwaliteit bevordert en derhalve zal met zorg een externe worden aangesproken.
4. De begeleidingsteams kunnen de scholen advies geven bij het uitwerken van pedagogische pro-j e c t e n . De inspectie controleert de onderwipro-js- onderwijs-k w a l i t e i t . Dit gebeurt hoofdzaonderwijs-kelijonderwijs-k via de schooldoorlichting. De gebruikte methoden val-len buiten de doelstellingen van een doorlich-ting.
Een schoolbestuur verkrijgt erkenning en finan-ciering/subsidiëring voor zijn scholen indien vol-daan is aan de bepalingen van de artikelen 62 tot en met 70 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997. Een voorwaarde daarin is het toepassen van een leerplan dat door de regering werd goedgekeurd. Het respecteren van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen is een voorwaarde voor goedkeuring van het leer-p l a n . De uitvoering van het leerleer-plan gebeurt onder de verantwoordelijkheid van het school-bestuur, dat zich daarbij kan laten bijstaan door de pedagogische begeleidingsdienst van het eigen net.Externe voorlichters en wat ze zeggen e v a l u e r e n , ligt niet in de directe opdrachten-sfeer van de begeleidingsteams zoals die in arti-kel 88 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begelei-dingsdiensten is vastgelegd.
De inspectiediensten hebben onder meer als opdracht na te gaan of de goedgekeurde leer-plannen worden toegepast. Indien dit niet het geval is, kan een schoolbestuur de erkenning en de financiering/subsidiëring geheel of gedeelte-lijk verliezen ingevolge de bepalingen van arti-kel 71 van voornoemd decreet basisonderwijs. B i j g e v o l g, indien het leerplan daar niets over z e g t , kan de interpretatie van eindterm 1.19 onder sub 2 enkel aanleiding geven tot een aan-b e v e l i n g, maar geen sanctionering tot gevolg hebben.