Vraag nr. 147
van 5 september 2001
van de heer JOHAN MALCORPS
P r ovinciaal Structuurplan Antwerpen – N19 en N171
In het ministerieel besluit van 10 juli 2001 tot goed-keuring van het Provinciaal Structuurplan A n t w e r-pen wordt vermeld dat bij de uitwerking van de streefbeelden voor de N19 en de N171 "een weer-stand of filtereffect moet worden ingebouwd om te voorkomen dat beide secundaire wegen type 1 de facto als primaire wegen zouden functioneren". 1. Wat wordt daar precies onder verstaan ? Gaat
het om rotondes, drempels (!), v e r s m a l l i n g e n ,. . . ? 2. Klopt het dat het nu aan de provincie toekomt
om zelf een interpretatie te geven aan deze mi-nisteriële opdracht ?
3. Betekent dit in het kader van de provinciale au-tonomie dat elke interpretatie goed is ?
4. Wie stemt overigens in met de bedoelde streef-beeldstudies : is dit een verantwoordelijkheid van de provincie of van de minister bevoegd voor Mobiliteit, of van beide ?
5. De vraag ten gronde is natuurlijk of dergelijke w e e r s t a n d s- of filterelementen geen doekjes voor het bloeden zijn. Het verkeer tussen pri-maire assen zal sowieso zijn weg zoeken, ook al zijn er enkele "filters" ingebouwd. Te vrezen valt dat het verkeer niet zal worden ontmoedigd door dergelijke "filters".
Is het standpunt dat de minister innam dan niet louter formalistisch : de provincie mag in het kader van de subsidiariteit wegen plannen ? Het gewest moet er enkel op toezien dat die wegen niet de vorm krijgen van een primaire weg. D u s de provincie mag bijvoorbeeld geen 2 x 2-e x-presweg opnemen in haar structuurplan. M a a r dus wel een 2 x 1-weg met bultjes, r o t o n d e s, e n-zovoort, ... ?
6. Wie heeft nu het laatste woord : de provincie of het gewest ?
7. In welke mate wordt het publiek nog bij de de-finitieve uitwerking op het terrein betrokken ?
Antwoord
1. Onder "een filter of een weerstand" op een se-cundaire weg worden infrastructurele maatrege-len begrepen, zoals rotondes, k r u i s p u n t e n ,a a n-gepaste wegprofielen, specifiek materiaalge-bruik en andere inrichtingsaspecten, die ervoor zorgen dat de kwaliteit van de verkeersdoor-stroming ondergeschikt wordt aan de leefbaar-heid van de omgeving.
2. Het komt de provincie niet toe een eigen inter-pretatie te geven van hetgeen is vermeld in het ministerieel besluit. Het komt de provincie wel toe om voor de secundaire wegen het ruimte-lijk beleid uit te werken.
Zij houden daarbij rekening met de ruimtelijke opties van de Vlaamse overheid inzake de weg-categorisering zoals aangegeven in het Ruimte-lijk Structuurplan V l a a n d e r e n . Het zijn deze op-ties die nogmaals uitdrukkelijk worden ver-meld in het ministerieel besluit bij de goedkeu-ring van het provinciaal ruimtelijk structuur-plan.
3. De provincie kan weliswaar eigen provinciale klemtonen leggen bij het uittekenen van het ruimtelijk beleid voor de secundaire wegen, maar steeds binnen de krijtlijnen die in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zijn aan-gegeven.
Het ministrieel besluit heeft deze krijtlijnen voor deze specifieke wegen nogmaals aangege-ven.
4. Het streefbeeld voor een weg is in de eerste plaats een instrument.
Om een maximale betrokkenheid van alle acto-ren te verkrijgen, staat een procesmatige aan-pak bij de opmaak van het streefbeeld voorop. Het zijn evenwel de producten die volgen uit het streefbeeld die aan goedkeuringsprocedures worden onderworpen. Deze producten zijn onder meer de stedenbouwkundige vergunning voor de weg, waar ik de bevoegdheid over heb, het milieueffectenrapport, waar de Milieuadmi-nistratie de bevoegdheid over heeft, en de uit-voering van het wegproject, waar de minister bevoegd voor Openbare Werken de nodige fi-nanciële middelen voor moet vrijmaken.
5. Het komt inderdaad de provincie toe om het ruimtelijk beleid voor de weg uit te tekenen en al dan niet hiervoor de noodzakelijke verorde-nende plannen op te maken, de zogenaamde provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen. Deze verordenende plannen moeten evenwel een ministeriële goedkeuring krijgen. D a a r n a a s t moet ook de bouwvergunning nog beoordeeld w o r d e n , rekening houdende met de opties van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en het ministerieel besluit. Ook de uitvoerder, m e t name de administratie Wegen en Ve r k e e r, z a l het project beoordelen en de minister van Openbare Werken en Mobiliteit moet zijn be-slissing voor financiering ook nemen binnen de opties van het Ruimtelijk Structuurplan V l a a n-deren en het ministerieel besluit.
6. Niemand heeft als dusdanig het laatste woord bij de aanleg en de inrichting van deze wegen; zowel de Vlaamse overheid als de provincie hebben beide een andere rol. Het ministerieel besluit en het Ruimtelijk Structuurplan V l a a n-deren geven het kader aan waarbinnen die rol moet worden ingevuld.