Vraag nr. 295 van 11 mei 2000
van de heer FRANCIS VERMEIREN Windturbineparken – Vergunningen
De Vlaamse regering heeft in haar regeringsverkla-ring het voornemen kenbaar gemaakt over te scha-kelen naar hernieuwbare energiebronnen, w a a r o n-der windenergie. Zij heeft trouwens ook haar doel-stelling bevestigd om te streven naar een productie van drie procent groene energie en zelfs een boete vastgelegd van vijf frank per niet-geproduceerde kilowattuur (kWh).
De energiesector is blijkbaar bereid op dit vlak een inspanning te leveren, maar deelt mee dat reeds drie jaar wordt getracht bij de Vlaamse regering de toelating te krijgen voor de oprichting van windtur-b i n e p a r k e n . Het achterwege windtur-blijven van de nodige vergunningen zou de realisatie ervan in de weg staan.
1. Sedert wanneer werden de aanvragen voor de aanleg van windturbineparken ingediend ? Hoeveel bedraagt het streefdoel inzake groene energie ?
2. Wat staat momenteel het afleveren van de nodi-ge vergunninnodi-gen nog in de weg ?
Werd dienaangaande tussen de overheid en de energieproducenten reeds overleg gepleegd ? 3. Is de aanleg van windturbineparken opgenomen
in het Ruimtelijk Structuurplan V l a a n d e r e n (RSV) ?
Met andere woorden, is het nodig daarvoor het RSV in herziening te stellen ?
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media.
Gecoördineerd antwoord
Door de energiesector, met name de grote elektri-c i t e i t s p r o d u elektri-c e n t e n , werden de laatste jaren naar mijn weten geen formele aanvragen voor de aanleg van nieuwe windturbineparken ingediend.
Het eerste windturbinepark van Vlaanderen werd in werking gesteld in Zeebrugge, op basis van een exploitatievergunning die dateert van 25 maart
1 9 8 6 . Het huidige vermogen van het windturbine-park van Zeebrugge bedraagt 5,1 megawatt (MW), wat overeenkomt met een productie van 10 giga-wattuur op jaarbasis. Er bestaan concrete plannen om dit park uit te breiden tot 18 MW geïnstalleerd vermogen.
Daarnaast zouden nog een aantal projectontwikke-l a a r s, w i n d c o ö p e r a t i e s, e n e r g i e p r o d u c e n t e n , d i s t r i-butiemaatschappijen en particulieren concrete plannen hebben om, al dan niet in onderlinge sa-m e n w e r k i n g s v e r b a n d e n , bijkosa-mende grootschalige windturbineparken te ontwikkelen.
Ik kan enkel vaststellen dat er, sinds het windturbi-nepark van Zeebrugge, een aantal individuele in-stallaties werden vergund (met een maximum van drie windturbines per site). Het totaalvermogen aan vergunde windturbines in Vlaanderen (Zee-brugge en de verschillende individuele installaties) is daardoor opgelopen tot minstens 8,5 MW. D e prognose is dat tegen het einde van het jaar 2000 de productie van elektriciteit uit windenergie zou oplopen tot minstens 18,26 GWh op jaarbasis. Rekening houdende met zowel de bestaande als de geplande projecten, kan worden gesteld dat de groei van de Vlaamse windmarkt in een versnelling z i t . Eén van de belangrijkste impulsen hiervoor is de verplichting voor de elektriciteitsleveranciers om tegen 2004, zoals opgelegd door het Electrici-teitsdecreet dat definitief werd goedgekeurd door de Vlaamse regering op 28 april 2000, drie procent van hun elektriciteitsleveringen te betrekken uit hernieuwbare energiebronnen.
Voor het realiseren van de norm van drie procent groene stroom tegen 2004 zal er ongeveer 918 G Wh elektriciteit uit hernieuwbare energiebron-nen moeten worden betrokken (met uitsluiting van de klassieke afvalverbranding).
De grootste bijdrage (tweederde) zou afkomstig kunnen zijn van windenergie, waarvan een groot gedeelte offshore. Een realistisch scenario is dat er tegen 2004 150 MW op land (375 GWh/jaar) en 100 MW op zee (300 GWh/jaar) aan windenergiepro-jecten worden gerealiseerd.
proble-men die zij op het terrein ondervinden en/of ver-oorzaken.
De werkzaamheden van deze werkgroep hebben geresulteerd in een voorstel van ruimtelijk afwe-gingskader voor de aanleg van windturbineparken en individuele windturbines. Momenteel wordt het voorstel besproken door de bevoegde kabinetten, wat uiteindelijk dient te resulteren in het uitvaardi-gen van een omzendbrief dienaangaande.
Voor grotere windturbineparken is het duidelijk dat deze momenteel slechts in een beperkt aantal g e w e s t p l a n b e s t e m m i n g e n , zoals industriegebied, kunnen worden vergund, op voorwaarde dat zij de realisatie van de bestemming niet hypothekeren. Voor windturbineparkinitiatieven in gebieden met een andere bestemming is evenwel een bestem-mingswijziging noodzakelijk. Hiervoor zullen, naargelang de schaal van het windmolenpark, g e-westelijke dan wel provinciale ruimtelijke uitvoe-ringsplannen moeten worden opgemaakt.
Logischerwijze dienen deze windturbineparken bij voorkeur te worden aangelegd op plaatsen waar de mogelijkheden het grootst zijn. Het in opmaak zijnde Windplan Vlaanderen zal terzake inzicht verschaffen.
Eens met de opmaak van gewestelijke en provin-ciale ruimtelijke uitvoeringsplannen wordt gestart, lijkt een samenwerking met de elektriciteitsprodu-centen vanzelfsprekend.