• No results found

[Uitzending 493: 1 Korinthiërs 11:4 t/m 16]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 493: 1 Korinthiërs 11:4 t/m 16]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 493: 1 Korinthiërs 11:4 t/m 16]

In de vorige uitzending hebben we gelezen dat de apostel in vers 3 met een nieuw thema begint. In 1Kor.11 begon de apostel met te zeggen dat hij blij was dat de Korinthiërs steeds aan hem dachten en nog precies weten welk onderwijs Paulus en de andere apostelen hebben doorgegeven. In 1Kor.11:3 schrijft de apostel dat hij op iets wil wijzen dat de Korinthiërs moeten weten.

Christus is het hoofd van elke man, de man is het hoofd van zijn vrouw en God is het hoofd van Christus.

Om misstanden op te ruimen legt de apostel de principes uit waarop zijn onderwijs is gebaseerd. Uit het vervolg zal blijken dat het hier niet gaat om de verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk, maar om principes met betrekking tot de plaats van man en vrouw in de christelijke gemeente.

Uit vers 8 en 9 blijkt dat de rangorde tussen man en vrouw gebaseerd is op de scheppingsorde (zowel de scheppingsvolgorde, als het feit dat de vrouw uit de man is genomen). Het woord ‘hoofd’ moeten we in vers 3 dan ook verstaan in de zin van ‘eerste in rangorde’ en in verband brengen met de oorsprong van het menselijke bestaan.

Christus is het hoofd van Zijn gemeente. De man was er eerst en de vrouw is uit hem geschapen (Gen.2). Daarom noemt Paulus de man het ‘hoofd van de vrouw’, in die zin dat de man ‘de eerste in rangorde’ is, waarmee niet alleen de oorsprong is aangegeven, maar ook een gezagsverhouding. Om de volgorde compleet te maken voegt Paulus toe: ‘het hoofd nu van Christus is God’. Christus is van God de Vader uitgegaan en verricht Zijn werk namens Hem. 1 Korinthiërs 11 vers 4:

Als een man bidt of Gods Woord doorgeeft met iets op zijn hoofd, maakt hij zijn hoofd te schande. Uitgaande van het principe dat Christus het hoofd is van iedere man, redeneert Paulus dat wanneer een man in de samenkomst van de gemeente zijn lijfelijke hoofd onteert door met een hoofdbedekking op te bidden, hij tevens zijn geestelijk hoofd, Christus, te schande maakt.

De woorden als een man bidt of Gods Woord doorgeeft wijzen op een situatie in de eredienst of samenkomst van de gemeente. Bidden kan natuur- lijk ook thuis.

(2)

Maar profeteren (geïnspireerd spreken in de naam van de Here) door de Heilige Geest (1Kor.12:10) en ter bemoediging of vermaning van anderen (1Kor.14:1-5) wijst op een samenzijn van meerdere gelovigen.

Paulus wisselt hier de letterlijke en overdrachtelijke betekenis van het woord hoofd af. De uitdrukking met iets op zijn hoofd kan wijzen op het dragen van lang haar (vs.14). Dit werd voor wat betreft de mannen in de Oudheid meestal gezien als onmannelijk (verwijfd) en daarom als schandelijk of schaamteloos.

Maar, het kan ook een omschrijving zijn van het bedekken van het hoofd met een mantel of een doek. Dat dit ‘zijn hoofd’ te schande maakt, lezen we in vs.7 en 14.

Binnen het Jodendom wordt voorgeschreven dat mannen het hoofd moeten bedekken. Godsdienstige Joodse mannen dragen meestal de hele dag een keppel, anderen alleen als zij bidden. Het dragen van de keppel is een teken van eerbied voor God. De Hebreeuwse term is kippah.

Het gebruik, om het hoofd (tijdens het gebed) te bedekken is waarschijnlijk van later datum. Het was oorspronkelijk een teken van rouw, daarna van verootmoediging, en tenslotte werd het een teken van ware vroomheid en eerbied voor God.

1 Korinthiërs 11 vers 5:

Maar als een vrouw bidt of namens God spreekt met onbedekt hoofd, is dat een schande voor haar hoofd. Dan staat zij gelijk aan een vrouw die kaalgeschoren is.

Nadat Paulus over het gedrag van de man heeft gesproken (vs.4), wordt nu dat van de vrouw behandeld. Opnieuw gaat het Paulus om een situatie in de eredienst of samenkomst van gelovigen, waar ook de vrouwen in de gelegen- heid zijn hardop te bidden of te profeteren (1Kor.14:34; Hand.21:9).

Paulus wil dat onder christenen het door God gegeven onderscheid tussen man en vrouw zichtbaar blijft. Door zonder gepaste kleding (hoofdbedekking) te bidden of te profeteren, doet een vrouw ‘haar hoofd’ schande aan (zowel het eigen hoofd als, gelet op de scheppingsorde, dat van haar man; vs.3).

(3)

1 Korinthiërs 11 vers 6:

Als een vrouw niets op haar hoofd wil dragen, kan zij net zo goed haar haren laten afknippen. Maar als zij dat onfatsoenlijk vindt, moet zij iets op haar hoofd dragen.

Als een vrouw toch niet van plan is om het haar of de hoofdbedekking naar behoren te dragen (waarmee het verschil met een man en de rangorde wordt uitgedrukt), dan kan ze net zo goed het haar (net als een man) laten kortknip- pen of het hoofd laten kaalscheren. Aangezien een dergelijke mannelijke haarstijl voor een vrouw als schandelijk werd gezien, concludeert Paulus dat de vrouw in het openbaar (tenminste in de eredienst) de gebruikelijke haar- dracht en hoofdbedekking moet dragen. De achterliggende reden voor sommige vrouwen om met ongedekt hoofd de eredienst te bezoeken, is waarschijnlijk dat zij dat zagen als een uiting van vrijheid en geestelijke volwassenheid. Blijkbaar zeiden sommige vrouwen van de gemeente in Korinthe: Alles is mij toegestaan en daarom wil ik mijn hoofd niet bedekken.

Paulus schrijft dat zij hun hoofd wel moeten bedekken, omdat het een teken van onderwerping is aan de HERE, en een getuigenis van Zijn scheppings- orde. Ze doen het niet voor hun man, ook niet voor de gemeenteleden of de kerk, maar voor de HERE.

Laten we nog een paar Bijbelgedeelten lezen die meer over deze dingen zeggen. Bijvoorbeeld, 1Tim 2:8 t/m 10: Daarom wil ik dat als mannen hun handen opheffen om te bidden, zij eerlijk en oprecht zijn, zonder enige twijfel of bitterheid in hun hart. En de vrouwen moeten bescheiden zijn, nuchter en netjes in hun kleding en gedrag. Gelovige vrouwen moeten opvallen door hun vriendelijkheid en goedheid, niet door opvallende kapsels, sieraden of dure kleren.

Het gaat Paulus vooral om het innerlijk en spreekt mannen en vrouwen aan.

Hij geeft een voorschrift over hoe een vrouw zich dient te sieren met een waardige houding: fatsoenlijk, bescheiden en ingetogen. In de Bijbel wordt een goede verzorging en sierlijke kleding voor de vrouw niet afgekeurd, maar het is zeker niet de bedoeling dat zij door kostbare sieraden, luxueuze kleding en opvallende kapsels alle aandacht op zich vestigt (Jes.3:16-24).

(4)

In de erediensten moeten zusters niet opvallen door hun kapsel, sieraden of dure kleding.

In 1 Petrus 3 vers 1 t/m 4 lezen we nog meer over dit onderwerp: Vrouwen, doe wat uw man van u vraagt, ook als u een man hebt die zelf niet doet wat God van hem vraagt. Als hij ziet hoe zuiver u leeft en hoeveel ontzag u voor God hebt, zal hij zonder woorden voor de HERE gewonnen

worden. Daarbij moet u niet te veel aandacht aan uw uiterlijk besteden.

Het gaat niet om een mooi kapsel, dure sieraden of schitterende kleren.

Het gaat om uw innerlijk, om een vriendelijk en evenwichtig karakter. Dat is een onvergankelijk sieraad dat voor God grote een blijvende waarde heeft. De goede wandel (1Petr.1:15) van de gelovige vrouw heeft tot doel om de ongelovige echtgenoot te winnen voor Christus. Het ‘winnen’ van de ongelovige man kan plaatsvinden, als de gelovige vrouw een gedrag vertoont dat aantrekkelijk is en heen wijst naar Christus. Als de niet gelovige echtge- noot dan opmerkt hoe zijn vrouw zich gedraagt, zal haar gelovige manier van leven hem kunnen winnen.

De apostel maakt duidelijk dat de innerlijke gezindheid van de vrouw van grotere waarde is dan haar uiterlijk. Hij schrijft deze woorden tegen de achtergrond van de toenmalige wereld, waar luxe en schoonheid, overdaad, weelde en decadentie belangrijke elementen van de samenleving waren.

Vrouwen besteedden dan ook veel tijd aan hun uiterlijk. Kunstige kapsels, ja zelfs pruiken kwamen er aan te pas, net als het dragen van gouden sieraden als oorringen, armbanden, vaak ingelegd met juwelen en het dragen van kostbare, modieuze gewaden waarbij purper erg in trek was. Een vrouw die zich alleen of voornamelijk bekommert om haar uiterlijk, heeft geen oog voor haar hoge roeping tegenover God en haar ongelovige echtgenoot. Ook hierbij moeten we zeggen dat het onjuist is om uit deze verzen de conclusie te trek- ken dat vrouwen geen aandacht aan hun uiterlijk zouden mogen besteden.

Maar het uiterlijk van de vrouw moet een afspiegeling zijn van haar innerlijk, de gezindheid van haar hart.

Er worden ook zeker dingen tegen mannen gezegd. 1 Petrus 3 vers 7:

En wat de mannen betreft: u moet voorzichtig met uw vrouw omgaan. U

(5)

Geef haar de eer die haar toekomt, omdat God haar net als u het eeuwige leven geeft. Anders zal er een belemmering in uw gebedsleven optreden.

In de antieke wereld had de vrouw meestal alleen maar plichten, de man alle (voor)rechten. Het geloof in Christus daarentegen moet leiden tot een nieuwe verhouding in het huwelijksleven, gebaseerd op liefde en toewijding.

De mannen moeten ‘voorzichtig’ met hun vrouw omgaan, hetgeen wil zeggen:

begrijpend en met inzicht in de gevoelens van hun echtgenote (Ef.5; Kol.3).

Deze gezindheid moet het hele huwelijksleven bepalen, inclusief de seksuele relatie. Omdat God haar net als u het eeuwige leven geeft laat zien dat met betrekking tot het geloof in Christus man en vrouw gelijk zijn (Gal.3:28) en daarom zijn beiden erfgenamen van Christus (Rom.8:17). Waar gelovige mannen de in dit vers verlangde gezindheid gestalte geven, wordt het bidden niet verhinderd. In veel christelijke gezinnen wordt het gezamenlijk gebed verhinderd omdat vader en moeder het niet eens zijn met elkaar.

We gaan terug naar 1Kor.11. Paulus komt in vers 7 t/m 9 terug op wat hij in vers 4 en 5 schreef over mannen die met gedekte hoofden bidden.

1 Korinthiërs 11 vers 7 t/m 9: Een man hoort niets op zijn hoofd te hebben, hij is een afdruk en de afspiegeling van God. Maar de vrouw is de afspie- geling van haar man, want de vrouw is uit de man gemaakt en niet omge- keerd. God heeft immers de vrouw voor de man gemaakt en niet de man voor de vrouw.

Nu volgt een nadere uitleg van waarom een man met onbedekt en een vrouw met bedekt hoofd de eredienst of samenkomst zou moeten bezoeken. Het gaat er in deze verzen om dat de man zich niet aan de vrouw gelijk maakt.

Paulus grijpt terug op Gen.1:26 en 27, waar we lezen dat de mens is gescha- pen naar het beeld van God. In 1Kor.11 zegt Paulus dat de man een afdruk en de afspiegeling van God is. Hij wil hiermee aangeven dat de man vanwe- ge zijn wijze van ontstaan (naar het beeld van God) nu zelf ‘beeld Gods’ mag zijn, d.w.z. het karakter van God toont, maar in afgeleide zin.

De man is ook de afspiegeling van God. Het is opmerkelijk dat Paulus m.b.t.

de vrouw niet over beeld van de man spreekt, maar alleen zegt dat zij de af- spiegeling van de man is.

(6)

Daaruit blijkt ten eerste dat Paulus niet ontkent dat ook de vrouw beelddrager van God is. Ten tweede dat de man als afspiegeling van God, ook dat moet doen wat God verheerlijkt, wat Hem tot eer strekt. De vrouw daarentegen is de

‘eer van de man’, omdat zij uit en om de man werd geschapen (vs.8,9;

Gen.2:18vv). De consequentie van het door Paulus gestelde onderscheid tussen man en vrouw is, dat de man deze ‘afspiegeling’ of ‘eer’ niet moet verbergen door het hoofd te bedekken in de eredienst, waar men voor het aangezicht van de HERE staat.

Ook blijkt hier dat Paulus de plaats van man en vrouw in de gemeente niet baseert op de manvrouw verhouding in het huwelijk, maar deze terugvoert op de schepping. De volgorde waarin, de wijze waarop (vs.8), en de reden waarom (vs.9) de HERE man en vrouw heeft geschapen, houdt tegelijkertijd een zekere rangorde in. Let wel: dat is niet een verschil in waarde of waardig- heid (vs.11,12; Gal.3:28). 1 Korinthiërs 11 vers 10: Als teken daarvan, en ter wille van de engelen, moet een vrouw haar hoofd bedekken.

In vs.7 gaf Paulus de reden waarom de man in de samenkomst het hoofd niet

‘behoort’ te bedekken. Nu bespreekt hij wat de vrouw ‘behoort’ te doen.

De verwachting op grond van vs.5 en 6 is dat de vrouw in de samenkomst wel het hoofd ‘behoort’ te bedekken, maar dat staat hier niet zonder meer. De juiste interpretatie van dit vers hangt samen met de vertaling van het Griekse woord exousia (wat ‘gezag, zeggenschap en bevoegdheid’ betekent) daar- naast met de betekenis van de uitdrukking ‘ter wille van de engelen’. Het vers kan op verschillende manieren worden gelezen. Daarmee is 1Kor.11:10 een van de weinige verzen in het NT, waarvan het heel moeilijk is de bedoe- ling te achterhalen.

Het argument ‘ter wille van de engelen’ zal in deze context in ieder geval bedoeld zijn om het pleidooi van Paulus voor een geordende ‘hoofdbedekking’

te ondersteunen. De vrouw moet haar hoofdbedekking dragen ‘ter wille van de engelen’, d.w.z. vanwege de door God ingestelde scheppingsorde, waarover Gods engelen waken (1Kor.4:9; 1Tim.5:21; Heb.1:14). Deze engelen zien toe op de goede orde in het Koninkrijk van God, waaronder ook de eredienst valt.

(7)

1 Korinthiërs 11 vers 11:

Maar vergeet nooit dat in het leven met de Here de vrouw niets is zonder haar man en de man niets zonder zijn vrouw.

In de oudere handschriften wordt de vrouw als eerste genoemd, wat erop wijst dat Paulus de grenzen van haar vrijheid (vs.10) wil aangeven. Anderzijds zou de uitspraak van vs.9, dat de vrouw terwille van de man is geschapen, kunnen leiden tot een onderwaardering van de vrouw. En dat is beslist niet de

bedoeling van Paulus.

In het leven met de Here hoort bij het hele vers en betekent ‘in verbonden- heid met de Here’, ofwel ‘in het Koninkrijk van God’. Hoewel het waar is dat de vrouw de eer van de man is (vs.7) en geschapen is terwille van de man (vs.9), zegt Paulus nu dat dit niet betekent dat de vrouw alleen leeft om als onderge- schikte ten dienste van de man te staan. Integendeel, de HERE heeft het zo bepaald, dat in het leven met de Here de één niet zonder de ander kan.

Dit betekent natuurlijk niet dat elke christen (man of vrouw) getrouwd moet zijn (het gaat in dit gedeelte niet over het huwelijk), maar dat zij als gelovigen in het lichaam van Christus (Zijn Gemeente) wederzijds afhankelijk zijn van elkaar. 1 Korinthiërs 11 vers 12: Want hoewel de eerste vrouw uit de man is genomen, wordt iedere man uit de vrouw geboren. En de oorsprong van alles is God. Het doel van Paulus’ vermaning is het bevorderen van de onder- linge harmonie en het besef van wederzijdse afhankelijkheid. Enerzijds is de vrouw uit de man, daarmee verwijst Paulus naar de schepping van de vrouw uit een rib van de man. Anderzijds wordt iedere man uit de vrouw geboren, wat verwijst naar de voortplanting, waarbij de man toch uit de vrouw (zijn moeder) is geboren. Maar beiden, zowel man als vrouw, vinden samen met alle dingen hun oorsprong en eenheid in de HERE.

1 Korinthiërs 11 vers 13:

Zeg nu zelf, broeders en zusters: is het fatsoenlijk dat een vrouw zonder hoofdbedekking tot God bidt?

Paulus komt nu tot zijn derde argument om de Korinthiërs ervan te overtuigen dat de vrouw in de eredienst de gepaste kleding (hoofdbedekking) moet dragen.

(8)

Het eerste argument (de man is het hoofd van de vrouw; vs.3) en het tweede argument (de vrouw is de afspiegeling en eer van de man; vs.7) worden nu gevolgd door een argument uit de ‘natuur’ (vs.14). Omdat de natuurlijke verhoudingen, zoals die zowel onder Joden als onder Grieken en Romeinen golden, een gemeenschappelijk element is voor alle mensen, beroept Paulus zich op het beoordelingsvermogen van de Korinthiërs (1Kor.10:15). Hij doet dat met een aantal retorische vragen.

De redenering is als volgt: aangezien ‘de natuur’ al aangeeft dat de vrouw (in tegenstelling tot de man) een bedekking in de vorm van lang haar hoort te hebben, is een hoofdbedekking ook gepast. Dat ligt in het verlengde van wat de natuur aangeeft. De eerste retorische vraag luidt: ‘Is het fatsoenlijk dat een vrouw zonder hoofdbedekking tot God bidt? Net als in vs.5 gaat het om bidden in het openbaar, dat wil zeggen in de eredienst of samenkomst.

Paulus verwacht dat de Korinthiërs voldoende gevoel hebben voor wat fat- soenlijk is. Zij zullen (misschien zonder dat ze het direct kunnen uitleggen) van mening zijn dat dit onbehoorlijk en niet netjes is.

1 Korinthiërs 11 vers 14: Leert de natuur zelf niet hoe het hoort? Het is voor de man een schande lang haar te hebben.

De volgende retorische vraag in vers 14 komt bij ons misschien vreemd over, omdat de ‘natuur zelf’ zowel bij mannen als bij vrouwen het hoofdhaar lang laat groeien en daaraan geen argument kan worden ontleend. Verder wordt in sommige culturen lang haar voor de man als eervol beschouwd. De ‘natuur zelf’ is hier dan ook niet de natuurwet, maar het besef voor wat natuurlijk en normaal is. Het is bekend (uit beelden, mozaïeken en persoonsbeschrijvingen) dat in de Grieks-Romeinse cultuur het haar van de man werd geknipt en dat lang haar als onmannelijk (verwijfd) werd aangemerkt. Binnen de Grieks- Romeinse cultuur had men het gevoel dat lang haar bij een man onnatuurlijk, abnormaal en oneervol was. 1 Korinthiërs 11 vers 15:

Maar als een vrouw het haar lang draagt, is het een eer voor haar, want het lange haar is voor de vrouw een natuurlijke sluier.

(9)

De Griekse vrouw droeg het lange haar in het openbaar niet los, maar binnenskamers of op de eigen binnenplaats kon zij het haar wel los laten hangen. De reden waarom het lange haar eervol is, luidt: het lange haar is voor de vrouw een natuurlijke sluier. Het is Paulus’ bedoeling, dat de vrouwen op eervolle wijze in de eredienst verschijnen en niet vanuit een vermeende christelijke vrijheid zich door hun uiterlijk te schande maken. Dat niet in iedere cultuur of tijdsperiode dit te schande maken dezelfde inhoud heeft, is duidelijk. Maar het aan deze richtlijnen ten grondslag liggende principe van onderscheid en gepastheid is onveranderlijk.

1 Korinthiërs 11 vers 16: Als het over deze dingen gaat, moet u niet per se gelijk willen hebben. Daar gaat het ons ook niet om, net zomin als de andere gemeenten.

Paulus vermoedt dat niet iedereen in Korinthe zich door zijn argumenten wil laten overtuigen. Het gaat dan om mensen die zelf vinden dat ze gelijk hebben, maar in de ogen van de apostel zijn het mensen ‘die gelijk willen hebben’. Paulus zegt dan: het is bij ons niet de gewoonte dat vrouwen met ongedekt hoofd de erediensten bezoeken. Paulus heeft zoiets ook nooit eerder geaccepteerd. Hij wil aan het onderscheid tussen man en vrouw vast- houden (net zoals de andere gemeenten) omdat daarin de speciale plaats naar voren komt die de HERE, aan mannen en vrouwen heeft toegewezen.

In de volgende uitzending lezen we verder in 1Kor.11:17 t/m 34.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het streven om door middel van de gaven van de Heilige Geest de gemeente te dienen, betekent voor degene die in klanktaal spreekt, dat hij of zij zich ook moet uitstrekken naar

Als de prediking over Christus nu inhoudt dat Hij lichamelijk uit de doden is opgestaan, een prediking die door alle gelovigen is aanvaard en voor waar is aangenomen, waarop

Paulus en Apollos hebben niet zelf besloten wat voor functie zij in Korinthe zouden willen bekleden, maar de HERE heeft hen naar Zijn plan gebruikt in de verkondiging van

2 woorden waarvan de betekenis in relatie tot andere woorden duidelijk wordt:.. vader, zoon,

Met de woorden maar kan zelf op zijn beurt niet door de natuurlijke mensen worden doorzien worden, bedoelt Paulus dat geen enkel natuurlijk mens in staat is om een geestelijk mens

In vers 23 geeft Paulus de reden voor de verandering van zijn reisplan en het niet doorgaan van zijn extra bezoek.. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt voor de Korinthiërs, het was

• De man neemt initiatief zonder rekening te houden met gevolgen voor sfeer en voor de gevoelens van anderen. • De krijger wordt een strijder voor een niet spiritueel doch

Geheel in overeenstemming daarmee is één van de meest bekende teksten uit de Bijbel, uit Joh.3 vers 16: Want God heeft zoveel liefde voor de wereld dat Hij Zijn enige Zoon