• No results found

De doelstellingen van het Kabinet-De Ouay

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De doelstellingen van het Kabinet-De Ouay "

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zaterdag 13 febr. 1960 - No. 573

en DEMOCIATIE

Het nieuwe 'Woningbouwbeleid

(Zie pag. 7)

De doelstellingen van het Kabinet-De Ouay

l(ritiek en politieke "koude oorlog"'·propagt!nda

W

ie de doeleinden van het nieuwe Kabinet, zoals dat in mei van het vorige jaar is opgetreden, overziet, kan als V.V.D.-er geen twijfel voelen aan welke kant hij in beginsel heeft te staan.

Die doeleinden zijn te vinden in de nog in dezelfde maand in de Tweede Kamer afgelegde Regeringsverklaring, in de nota van eind juni . van het vorige jaar inzake enige onderdelen van het sociaal-economisch beleid, in de Troonrede, waarmee H.M. de Koningin in september de nieuwe zitting van de Staten-Generaal opende en tenslotte eveneens in een aantal principiële beschouwingen, voorkomend in de in november j.l. ingediende nota over "de hoofdlijnen van het in de eerstkomende jaren te voeren beleid ter bevordering van de vorming van duurzaam

persoonl~jk bezit in brede kring".

Reeds uit de principiële beschouwingen in de Regeringsverklaring van 26 mei 1959 sprak duidelijk de betekenis van de verkiezingsuitslag en van de aanwezigheid van liberale ministers in het Kabinet,. met uitschakeling van de jarenlang gedomineerd hebbende socialistische strevingen in de Regering.

D

e Regering stelde op de voorgrond haar overtuiging, dat een essentiële voor- waarde voor een goede samenleving is gelegen in de eerbiediging en de bevordering van de vrijheid van de menselijke persoon en van diens persoonlijke en maatschappelijke verantwoor- delijkheid, uiteraard onder erkenning van de eigen verantwoordelijkheid van de in het maat- schappelijk verkeer optredende privaatrechte- lijke en publiekrechtelijke instituties.

Aldus moest, naar het oordeel der Regering, in de samenleving aan zelfontplooiing in vrij- heid een eerste plaats worden gegeven.

Zag zij het enerzijds als haar plicht, voor- waarden te scheppen, die het de mens mogelijk maken door eigen inspanning in welvaart en welzijn te leven, anderzijds zou zij steeds die voorwaarden nastreven, die gericht zijn op de voorziening in de behoeften van maatschappe- lijk en economisch zwakkeren.

Wat het financieel en economisch beleid be- treft kondigde de Regering het streven aan, een evenwichtige groei van de economie te bevorderen.

De daarop volgende Troonrede gewaagde van het vaste voornemen zowel om voort te gaan

ATTENTIE! ATTENTIE!

Luistert vrijdag, 19 februari a.s., over de zender Hilversum 11 ( 298 m l, van 19.30-19.40 uur. naar

.,DE STEM VAN DE V.V.D."

Spreker: Mr. H. van Riel, Voorzitter van de Eerste Kamerfractie

van de V.V.D.

met de verwijdering van kunstmatige elèmen- ten uit ons economisch bestel, als om bij te dragen tot een verantwoorde verdeling van de vruchten van de economische vooruitgang.

De Regering verklaarde zich daarbij ervan bewust, dat het interne monetaire evenwicht een van de fundamentele voorwaarden is voor het bereiken van de in sociaal en economisch opzicht zo belangrijke waardevastheid van het geld.

W

at de belastingdruk betreft werd met zoveel woorden toegegeven, dat deze in ons land wel zeer zwaar was geworden.

Verlichting zou niettemin slechts mogelijk zijn indien en voor zover de groei van het nationale inkomen de toeneming van de omvang van het staatsbudget overtreft. Op dit doel zou het Regeringsbeleid dan ook mede zijn gericht.

In een zodanig fiscaal beleid zou prioriteit moeten worden gegeven enerzijds aan verlaging van de belastingdruk waar deze onevenredig hoog moet worden geacht (bijv. het toen be- staande en inmiddels verlaagde speciale tarief voor ongehuwden bij loon- en inkomstenbelas- ting), anderzijds aan structuurverandering in de belastingwetgeving, teneinde knelpunten voor de economische groei weg te nemen.

Aangekondigd werd een uitbreiding van de woningvoorziening en woningexploitatie door het particulier initiatief, ook op het gebied van arbeiderswoningen en goedkope middenstands- woningen, een geleidelijke liberalisatie op het stuk van het bouwen, de vesti-

ging en het verhuren, zomede een nieuwe huurverhoging (met redelijke compensaties), ten- einde de afstand tussen de huren van oud- en nieuwbouw verder te verkleinen en aldus scheef- getrokken verhoudingen -weer wat rechter te trekken.

Afschaffing van het consu- mentensubsidie op melk, ernsti- ge bezinning op het landbouw- vraagstuk, invoering van een stelsel van gedifferentieerde loonvorming in plaats van dat der uniforme algemene loon- ronden, bevordering van ge- zonde concu:rrentie door middel van het prijs- en kartelbeleid en maatregelen ter bevordering van de particuliere bezitsvor- ming (duurzaam persoonlijk bezit) werden aangekondigd.

se boeien verloste samenleving, waarbij onder- tussen allen, die gewend zijn reëel en nuchter te denken, wel begrepen dat- zoals ook mr. Van Riel het in zijn jongste belangwekkende rede heeft gesteld - iedere omzetting niet anders dan geleidelijk kan plaats vinden en dat de balans daarvan pas na enkele jaren kan worden opgemaakt.

Het is ondertussen goed eens met nadruk vast te stellen, dat het Kabinet tot nu toe deze grote lijn heeft vastgehouden en dat thans, nog slechts negen maanden na zijn eerste op- treden, op de meeste van deze punten concrete voorstellen reeds zijn uitgewerkt en ten dele zelfs al in werking zijn getreden.

Het belastingtarief voor de ongehuwden is verlaagd, het nieuwe stelsel van gedifferenti- eerde loonvorming is in volle uitvoering, de grote lijnen van de woningbouwpolitiek zijn bij de jongste begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer aanvaard, ontwerpen tot wijziging van de Huurwet en tot opheffing van de huur- blokkering zijn ingediend, met de verlaging der consumentensubsidies is een begin gemaakt.

A

lvorens, in een volgend artikel, aandacht te wijden zowel aan de oppositionele kritiek van socialistische zijde als aan die, welke - op andere wijze - ook wel elders wordt geleverd, leek het ons goed, de principi-

(Zie vervolg pag. 4),

H

et waren geluiden, zoals men die in overgrote meerderheid jarenlang wel van de oppositie, maar nimmer van de regeringstafel had vernomen.

Zij openden, met de als algemeen ideaal aangegeven decentrali- satie, waar mogelijk, van het staatsbestuur, het uitzicht op

een geleidelijk uit zijn na-oorlog- .... De Regeringsverklaring ...•

(2)

VRIJHEID EN DEMOCRÁTIE 13 FEBRUARI 1960 - PAG. 2

. v.d. A. wil Nieuw-Guinea weer op even

Ofschoon reeds meermalen is gebleken dat de grote meerderheid van de Tweede Kamer geen wijziging wenst in de politiek ten aanzien van Nieuw-Guinea omdat Nederland de consequenties van de verantwoordelijkheid voor dit gebied nu eenmaal heeft te aanvaarden, blijft de PvdA krampachtig volhouden het Neder- landse gezag over Nieuw-Guinea in ~wijfel te stellen en daardoor onzekerheld en moeilijkheden op te roepen.

Vorige week, bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken, deed de PvdA bij monde van dr. C. L. Patijn weer de suggestie in de Verenigde Naties het voorstel aanhangig te maken Nieuw- Guinea onder beheerschap van de V.N. te stellen. Daarbij zou dan tev.ens het naïeve voorstel moeten worden gedaan het trust- schap gedurende tien jaar aan Nederland op te drag.en. Na die tien jaar zou de trustschapsraad van de V.N. een voorstel n1oeten doen aan de assemblee over de toekomstige status van Nieuw-Guinea.

Het gevaarlijke van zo'n voorstel is na- tuurlijk dat de indruk wordt gewekt dat Nederiand van Nieuw-Guinea af wil, waardoor het eerst recht een speelbal wordt in de internationale politiek. Maar het "verleidelijke" school in het voorstel het beheerschap nog gedurende· tien jaar aan Nederland op te dragen. Sommigen menen dat in die periode Nieuw-Guinea ook tot zelfbestuur kan zijn gibracht.

Onze woordvoerster, mevrouw Stoffels- Van Haaften, stelde op haar bekende wij- ze echter de nuchtere vraag:

"Denkt de heer Patijn, die de verhou- dingen in de Verenigde Naties zo goed kent, dat op het ogenblik een trustschap inderdaad aan Nederland zou worden op- gedragen?" ..

Die simpele vraag was vernietigend,

·want isdereen weet dat dit uitgesloten is.

* * •

Volgens het handvest van de Verenig- de Naties moet over een trust- schap eerst overeenstemming worden be- reikt tussen de direct betrokken staten, waartoe ook Indonesië behoort.

Het is uitgesloten, constateerde mr. P.

A. Blaisse als woordvoerder van de KVP, dat Indonesië met een trustschap ak- koord zou gaan omdat het dan zou er- kennen dat Nieuw-Guinea geen Indone- sisch gebied is. Bovendien is goedkeuring nodig van de Assmnblee met een meer- derheid van twee-derden van de stemmen en Indonesië heeft voldoende bondgeno- ten in de V.N. om het behalen van die meerderheid te blokkeren. Ten slotte zou de bevolking van Nieuw-Guinea en van Australië het voorstei-Patijn niet begrij- pen.

Het is fnuikend voor de werklust en het initiatief van degenen die aan de op- bouw van Nieuw-Guinea werken, klaagde de heer F. H. v. d. Wetering (CH), wan- neer de PvdA bij herhaling on.ze taak in Nieuw-Guinea in twijfel trekt. Het ver- zwakt alleen maar onze internationale positie.

De praktische verwezenlijking van het denkbeeld-Patijn heeft in de Verenigde Naties geen schijn van kans, concludeerde mr. B. W. Biesheuvel (AR). Ds. P. Zandt

(SGP) wilde er niet eens over praten.

De grote meerderheid van de Tweede Kamer is het dU:s nog steeds eens met het regeringsstandpunt (destijds verdedigd door dr. Drees) dat gericht is op zelfbe- stuur van de bevolking. De regering moet echter wel oog hebben voor de stormach- tige ontwikkeling in de wereld, waar- schuwde de heer Biesheuvel, die het daar- om best mogelijk achtte dat we nog wel- eens een hogere versnelling moeten in- schakelen.

• * •

Voor de aandachtige krantelezer le- vert het debat over de buitenlandse politiek in ons parlement niet veel nieuwe gezichtspunten op.

Hoe verheugend en nuttig het intensie- vere contact tussen Oost en West ook is, het is zaak uitermate voorzichtig en waakzaam te blijven, waarschuwde me- vrouw Stoffels-Van Haaften, die de steun aan de economische ontwikkeling van de minder ontwikkelde landen reëel werken voor een werkelijke vrede noemde.

Deze gebieden moeten sterk worden ge- maakt, niet om daar direct een politieke beïnvloeding mee te bereiken, maar opdat deze gebieden zich vrij voelen en daar- door ook weerstand kunnen bieden aan ongewenste politieke druk.

Er is echter meer coördinatie nodig bij de internationale hulpverlening.

* * *

O

ok onze geestverwant mr. dr. C.

Berkhouwer vroeg zich af of er langzamerhand niet teveel fondsen ko- men en te weinig geld voor de hulp aan minder ontwikkelde gebieden in de we- reld.

Grote meerderheid in Tweede Kamer afwiizend - Simpele, ver- nietige11de vraag van mevr. mr. J. M. Stoffels-van Haaften • lnA ternationale hulp aan minder ontwikkelde gebieden • Mr. dr. C.

Berkhouwer: Indonesië moet verplichtingen nakomen • Mr. F. G.

van Diik: Europa moet openbliiven voor de wereldhandel - Minis- ter luns loopt achter • Mevr. Stoffels verlangt opruiming van antiquiteiten - Verhoging van het kiikgeld.

tegenover Indonesië tot gelding te bren- gen. De schade bedraagt naa1· ruwe schat- ting 5 à 6 miljard gulden, maar daarbij lwmt nog de schade van particulieren, o.a. door verloren gegane effekten.

Indonesië is blijkbaar zelf zo overtuigd van zijn onrechtmatigheid dat het inter- nationale rechtspraak niet aandurft.

De heer Berkhouwer vroeg van de rege- ring wat meer sympathie voor Formosa (waar hij is geweest) dat in Azië een op- dringen van het communisme naar het Zuiden tegenhoudt.

• • *

Op het terrein van de Europese zaken pleitte onze geestverwant mr. F. G.

van Dijk in de eerste plaats voor een her- stel van de relatie tussen de EEG en de kleine Europese vrijhandelszone onder leiding van Engeland.

De gehele verhouding is zo, dat het in- derdaad nuttig en nodig is dat wij in het belang van de Europese zaak de EEG krachtig opbouwen en ons vooral bezig- houden met de oplossing van de vraag- stukken die op het ogenblik in de EEG op te lossen zijn. Er zijn er genoeg.

Mevr. Mr. !. M. STOFFELS·v. HAAFTEN .... .. antiqzûteiten opruimen ...

Flitsen van het

Binnenhof (I)

l

In oprichting is thans de International Development Assocfation en het schijnt de bedoeling te zijn dat Nederland in de- ze wereldhulpbank in vijf jaar tijds 100 miljoen zal bijdragen.

Maar zijn er waarborgen gesteld dat er g-een gelden zullen worden verstrekt aan landen die hun financiële verplichtingen niet nakomen, zoals Indonesië? Laat Ne- derland dat als voorwaarde tot zijn toe- treding stellen.

Anderzijds zullen wij er zeker rekening mee moeten houden dat het belang van Nederland ook meebrengt dat wij de blik naar buiten blijven richten. Wij zijn in de EEG in het gezelschap van twee grote producerende landen. Nederland is een handelspartner in deze Gemeenschap.

11

'Wij moeten niet aflaten onze rechten

.Deze Burger

heeft zo juist een stukje zitten lezen in een grote katholieke krant.

Geschreven door een grote katholieke poLiticus. Ik noem geen namen maar hij heeft een mooi-vlezig, mooi-rose gezicht, een briL op en zijr:, naam begint met een R. En het stukje 1·icht zich tegen een grote socia- listische politicus wiens naam op -urger eindigt en die vroege1· in Dordrecht ad'1?ocaat·was, (als u het raadt moet u het niet direct zeggen:

de anderen zttten er nog om te denken, misschien komen zij er met

combineren en deduceren, óók wel op). '

Nu, die eerste meneer geeft een fijn, sarcastisch stukje polemiek weg teg.en de tweede meneer. Ik twijfel er niet aan dat Tweede meneer Eerste meneer wel van heb-ik-me-jou-daar van antwoord zal dienen.

Ik zit al te popelen om dat fijne, sarcastische stukje van Tweede menee1·

tegen Eerste meneer in een .~ocialistisch dagblad te lezen. Sarcqstische stukjes zij1_1 altijd fijn. Zij zijn het teentje knoflook in de sla; de pap1·ika op_ de schmtzel; het snippertje ui in het gehakt. Zij geven juist dat vleugje bt)zondere smaak aan het leven, dat het leven het leven wam·d maakt.

Zonder Eerste meneer en Tweede meneer zouden schnitzel, gehakt en sla nèt niet dàt zijn wat zij nu zijn. ,

Ik hoop, dat u begrijpt wat .ik bedoel, want het is geweldig belangrijk.

·wann~er Eerste menee1· en Tweet~e meneer samen stoeien, staat gans een bezersvolk ademloos toe te zien rondom d'arena.

Het enige wat ik nooit begrijp is, dat zulke meneren daar nu nooit eens genoeg van krijgen. En dat ze het almaar-door, vrijwel een mensen- leven lang, en altijd met duidelijk plezie1·, b I ij v en doen. Zonder dat zij daarvoor naar een opticiën behoeven te gaan, weten zij samen precies wat een bril kost en wanneer u mosterd bij dat balletje van zo-even wilt hebben - zij kunnen u onmiddellijk zeggen aan welk adres u die kunt halen. Doo1·gefourneerde oudgedienden en toch nog altijd tierig en stoeis.

Ditmaal ging het om het kabinet De Quay. Tweede meneer vindt daar niks aan en EeTSte meneer vindt er zóveel aan, dat hij Tweede meneer, zó maar, midden in de krant van "hol gedaas" beschuldigt. Nou, als een meneer zo iets in het gelaat slingert van een andere menee1·, dan beg1·ijpt u wel hoe hoog het allemaal zit, hoe hartstochtelijk het bij dat stoeien toegaat en met hoeveel spanning ik, over de 1·and van mijn loge, in de m·ena zit te kijken.

En met hoeveel b ë w o n de ring voor de onvermoeibare stoeilt~st

na al die jaren.

Ik zou dat niet kunnen opbrengen. Ik zou een wandeling gaan maken, of een duivenhok gaan timme1·en, of naar een voetbalmatch gaan kijken en denken "ik ken dat nu al zo lang; ik weet het nu zo langzamerhand wel; lamasitte".

Maar dat is natuurlijk een geheel ve1·kee1·de gedachtengang. En daarom is e1· nooit een Eerste meneer gegroeid uit ·

Al ben ik Cl' van overtuigd, aldus de heer Van Dijk, dat wij nuttig en goed doen in die gemeenschap mee te werken opdat er inderdaad een integratie in Europa mogelijk zij, anderzijds behoeven wij toch niet het nationale belang, dat zich zeker ook op de handelszijde richt, te negeren en zullen wij moeten trachten het daarheen te leiden dat de Gemeen- schap een zo open mogelijke politiek naar de buitenwereld blijft voeren.

In het kader van de Europese zaken heeft mevrouw Stoffels gepleit voor een verdere verhoging van de subsidie aan de

Europese Beweging in ons land.

* * *

Een aardig punt in het debat was het

~ ve1··\vijt van n1.evrou\V StoffeL"3-\l"an Haaften aan het adres van minister Luns, die in de buitenlandse dienst de vrouw achterstelt bij de man.

Artikel 103 van het reglement voor de buitenlandse dienst schrijft voor dat "de n1annelijke ambtenaar", die voornemens is in het huwelijk te treden, verplicht is onverwijld van dat voornemen kennis te geven aan de minister.

Maar in artikel 104 staat dat dè vrou- welijke ambtenaar van de buitenlandse dienst die in het huwelijk treedt, met in- gang van de dag, volgend op haar huwe- lijk, eervol ontslag wordt verleend.

Dit artikel staat in een reglement dat geldt voor ambtenaren van de Nederland- se Staat. Deze discriminatie hebben wij in het gewone Rijksambtenarenreglement allang afgezworen, aldus mevrouw Stof- fels. Ik zou de minister dus Willen vragen onverwijld maatregelen te nemen om aan deze antiquiteit een einde te maken.

Minister Luns interrumpeerde: De vrouw volgt haar man!

Mevrouw Stoffels: Dat staat niet meer in ons Burgerlijk Wetboek. Het is ge- schrapt. Het enige dat van deze antiqui- teiten in ons B.W. is overgebleven, is, dat de man het hoofd van de echtvereniging is, maar dit heeft geen enkele juridische betekenis meer.

Het was (figuurlijk) zo'n dreun op het hoofd van de minister dat men bijna ·voor een nieuwe hersenschudding moest vre- zen.

* * *

Mevrouw Stoffels sprak ook nog over een andere antiquiteit. Naar mijn overtuiging, zei zij, kan een land als Ne- derland niet eeuwig· nalaten tot de con- ventie inzake de politieke rechten van de vrouw toe te treden.

Wij kunnen niet eeuwig doorgaan in de commissie vöor de i•echtstoestand van de vrouw, in de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties, in de as- semblee van de Verenigde Naties, steeds te pleiten vóór de politieke rechten van de vrouw en er dan tegelijkertijd bi:j te vertellen dat wij tot die conventie niet kunnen toetreden omdat onze binnenland- se wetgeving zich daartegen verzet.

Het is mij persoonlijk nooit gelukt. al- dus mevrouw Stoffels, aan een buiten- lander dit subtiele onderscheid duidelijk te maken zonder dat Nederland daarbij op dit punt bijzonder achterlijk leek. De minister moet nog eens contact opnemen met zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken, want onze binnenlandse wetgeving behoeft zich niet te verzetten tegen toe- treding tot deze conventie.

M

et bijna algemene stemmen (alleen de communisten waren tegen) heeft de Tweede Kamer aan het eind van de vorige week het wetsontwerp aange- nomen, waarbij aan de regering de be- voegdheid is verleend het kijkgeld te ver- hogen van 30 gulden tot ten hoogste 40 gulden per jaar. Men weet dat het de be- doeling is in de loop van dit jaar het kijk- geld voorlopig te verhogen tot 36 gulden.

Met de verhoging van het kijkgeld zal gepaard gaan een uitbreiding van. de zendtijd, die 1 januari jl. reeds is ver- ruimd van 15 tot 18 uur per week, waar- na 1 oktober a.s. een verdere uitbreiding volgt tot 22 uur per week. Daarna wordt in twee etappes de zendtijd nog uitgebreid tot 30 uur per week met ingang van 1 oktober 1962.

Die ontwikkeling vergt natuurlijk meer financiële middelen en daarom moet het

!{ijkgeld omhoog. Dat is geen prijsstijging, zei staatssecretaris Scholten, want er wordt meer voor geboden.

* * ~=

Onze woordvoerster, mevrouw Haya van Somer•en-Downer, vond het lo- gisch dat voor de ontwikkeling van een duur medium als de televisie moet war-

(Vervolg op pag. 3, 1e kol. onderaan)

(3)

VRIJHEID EN DEMOCRATIE

eze

Bij de troonsbestijging van koningin Wilhelmina bood de redactie van het toenmalige Nieuws van den Dag haar le.

zers als premie aan het tweedelige boek- werk ":Sen Halve Eeuw". De destijds bekwaamste mannen gaven in dat ge- denkboek een zo veelzijdig mogelijk over- zicht van de ontwikkelingen, die zich in de 50 jaren na Thorbeeke's hervorming van ons staatswezen in ons land op aller- lei gebied hadden voltrokken.

Elseviers Weekblad heeft zijn lezers voor 1960 bij wijze van premie op tijdige betaling van het jaarabonnement e.ven- eens een boekwerk aangeboden, waarin de nu jongste halve eeuw hun als in vo- gelvlucht voorbij zou moeten gaan. Het zou onbillijk zijn, van 'n werkje van een 150 pagina's in pocketbaak-formaat even veel te verwachten als zijn tweedelige voorganger, een zestig jaar geleden bood.

De opzet reeds is trouwens een andere geweest: overeenkomstig de behoeften van ons vluchtiger levende, op het visuele gerichte geslacht, wilde Elsevier de peri- ode 1909-1959 voor zijn lezers doen her- leven in een verzameling foto's. En het vroeg zijn redacteur, de heer H. A. Luns- hof een voorrede te schrijven bij dit aan- tal ,,oude albumbladen", waarvan uiter- aard vele nog niet zo héél oud zijn, zo- dat het wat overdreven mag heten, wan- neer genoemde redacteur dan dadelijk spreekt van ,.vergeelde documenten van een vervlogen tijd". Dit eerste zinnetje is tekenend voor de pathetische stijl, die al Lunshofs schriftuur kenmerkt.

Dat hij een vlot, boeiend en veelszins zelfs meeslepend auteur is, komt mis- schien in zijn grotere werken nog duide- lijker tot uitdrukking dan in zijn jour- nalistieke arbeid. Zijn driedelige poli- tieke geschiedenis van Engeland bijv.

schijnt als in één vaart geschreven, het getuigt van een grote feitenkennis, waar- bij de auteur uit een enorm herinnerings- vermogen slag op slag anecdotische bij- zonderheden weet op te diepen, die zelfs zo "droge" stof als "geschiedenis" pleegt te zijn tot een brok leesbare en levendige litteratuur maken. Over de objectieve waarde kan uiteraard slechts de des- kundige oordelen, maar ons als ,,leek"

bood het gretig genoten lectuur.

Dit kunnen wij, helaas, niet getuigen van de voorrede, die Lunshof schreef bij het aantal oude albumbladen, dat "deze vijftig jaren" voor Elseviers lezers moest oproepen. Deze voorrede dijde uit tot (Vervolg van pag. 2)

den betaald. Haar persoonlijke voorkeur ging uit naar verbetering van de kwaliteit van de programma's boven uitbreiding van de zendtijd en verheugend zou zij het vinden als de kijkers (via de commerciële televisie) keus zouden krijgen.

Staatssecretaris Scholten antwoordde dat door hogere inkomsten het verlangen naar betere programma's en meer zend- tijd tegelijkertijd verwezenlijkt moet wor- den. De verhoging van het kijkgeld loopt op geen enkele wijze vooruit op reclame- televisie. Die twee zaken heeft hij zorg- vuldig gescheiden willen houden. Aan de nota over de commerciële televisie wordt nog intensief gewerkt.

Verheugd was mevrouw Van Someren over de mogelijkheid bepaalde groepen vrij te stellen van het betalen van Kijk- geld. Zij drong er op aen niet te lang te wachten met de vrijstelling van bejaar- den beneden een bepaalde inkomens- grens. Nu het kijkgeld wordt verhoogd vroeg zij tevens of het mogelijk is de retributie in meer dan twee termijnen te innen.

Dit laatste achtte de staatssecretariii!

niet mogelijk omdat dan de inningskosten door meer administratie zoveel stijgen dat een groot deel van de hogere opbrengst verloren gaat.

Het verzoek omtrent de bejaarden wil- de hij gaarne met sociale bewogenheid in overweging nemen, maar hij kon niet zeg-

gen op welk moment hij aan het verlan- gen tegemoet zou kunnen komen. De ont- Wikkeling van de- televisie moet even Worden afgewacht. V. v. D.

•• •

I I

een soort cultuurhistorLche schets van deze periode, waarin de schrijver zijn lust tot pathetiek de vrije teugel liet, tot schade van de objectiviteit die men van een cultuurhistoricus mocht verwachten.

Pathetisch is het o.i. al dadelijk, wan- neer de auteur reeds op de eerste blad- zijde gewaagt van een diepe wrevel en wrok en een verachting voor wat wij cultuur noemen, om het feit dat het onze civilisatie voorbehouden bleef zoveel mil- joenen in concentratiekampen te doen ondergaan. Juist waar hij "cultuur" en ,.civilisatie" blijkbaar toch wel onder- scheidt en dus weet dat tal van cultuur- historici en cultuurcritici ons sinds lang de ogen hebben geopend voor de pro- blemen, die hier liggen, is het pure pa- thetiek te zeggen, dat het verbazingwek- kende in deze is, dat haar (der cultuur) gebreken zo zelden gezocht worden en dat wij nog steeds voortgaan meningen aan te hangen, die een wredere tijd dan de onze door daden heeft weerlegd. Wie het waarachtig om de cultuur te doen is, zal niet van wrok, wrevel en minachting jegens haar vervuld raken om hetgeen anti-culturele machten aan haar misdre- ven.

Hinderlijk in Lunshofs cultuurhisto- rische vogelvlucht over deze vijftig jaren is zijn volslagen gemis aan objectiviteit.

Hij schrijft van een vast- parti-pris uit en deinst voor geen aprodictische uit- spraken terug, die de waarde van zijn boekje in sterke mate reduceren. Men kan het bijv. met hem eens zijn, dat Ger- retson en Werumeus Buning heus wel een pJaatsje verdiend hadden in ,.een mengeling van gedecoreerden", maar waaraan Lunshof de autoriteit ontleent, op grond waarvan wij deze beiden als de grootste dichters van onze dagen zouden hebben te erkennen, is ons niet duidelijk.

Belangrijker - en tevens erger in een- zijdigheid - wordt het, wanneer Lunshof

Jaren

komt te spreken over het geestelijke le- ven in het midden der negentiende eeuw.

"Het Reveil" zo constateert hij kort en goed (l) "was de enige werkelijke ver- nieuwingsbeweging, die Holland in die eeuw heeft gekend". Verwijt hij de mo- dernere filosofie en theologie, dat ze hun impulsen slechts uit het buitenland ver- kregen, hij verzwijgt dat ook het Reveil niet denkbaar is zonder de invloed van buitenlandse stromingen. Dat de "ver- nieuwers" - Lunshof doelt hier op de Leidse theologische faculteit dier dagen - voor het Reveil slechts spot over had- den, zouden we op Lunshofs gezag zeker niet -zonder nader bewijs accepteren, vooral niet omdat ,,Leiden" zich minder keerde _tegen de humanitair-christelijke, maatschappelijke en sociale tendenties van 't Reveil dan tegen de theologie van deszelfs voormannen. Heel de wijze trou- wens waarop Lunshof over de grote fi- guren der moderne theologie oordeelt is in haar eenzijdigheid zo hautain, dat hierover een gedachtenwisseling met hem onmogelijk is. Bij haar voormannen speurt hij enkel afbraak en twijfel. De besten en eerlijksten - zo gaat het ver- der - gingen over op het breken met de kerk. Scholten, Kuenen, Reville e.t.q. - dat weten we nu meteen - behoorden tot de besten en de eerlijksten niet!

Hoe onecht, opzettelijk en daarom pathe- tisch dit alles aandoet, blijkt missshien nergens duidelijker dan waar hij in dit verband een van de meest bekende Bij- belteksten (Joh. XIV : 6) onjuist citeert.

Maar zulke zelfverzekerde uitspraken, maken wel duidelijk, dat men in Luns- hof moeilijk de cultuurhistoricus· kan erkennen, als hoedanig hij zich in dit boekje opwerpt.

Ons volk - leert Lunshof - kon na- tionaal noch internationaal een rol spe len, omdat wij geen geestkracht meer bezaten, het geloof verzaakt hadden en

... + ~··· ... . .

: t

t + AGENDA t +

+ +

+

t van de jaarlijkse Algemene Vergadering van de Vereniging van Staten- t

+ .

t en Raadsleden van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, te hou- t

+ +

t den op zaterdag 12 maart 1960, om 11.30 uur voormiddags in Hotel :

+

t Kurhaus te Scheveningen. t

+ +

+ +

+

i 1. Opening en mededelingen door de Voorzitter. i

i 2. Notulen van de jaarlijkse Algemene Vergadering van 10 okt. 1959. i

+

+ +

t 3. Ingekomen stukken. t

+

i 4. Jaarverslag van de Secretaresse.

i

: '

·.

t 5. Jaarverslag van de Penningmeesteresse. +

+

i 6. Verslag van de Kascommissie over het jaar 1959. i

: 7. Benoeming van de Kascommissie voor het jaar 1960. t

: :

t 8. Verkiezing van bestuursleden. t

t Aan de beurt van periodieke aftreding zijn: t

+

t mevrouw G. A. A. Holzmüller-Teengs te Alkmaar; t

+

t mr. dr. H. K. de Langen te Meppel; t

t meJ'· mr. M. M. F. van Everdingen te 's-Gravenhage. t

i Alle aftredenden stellen zich herkiesbaar. Tegenkandidaten kunnen i

i ter vergadering worden gesteld. i

: d :.

: 9. Ron vraag. +

i Circa 12.30 uur gemeenschappelijke koffiemaaltijd. ·:

: :

t 10. Om 14.00 uur inleiding door Z.E. mr. E. H. Toxopeus, minister van

i

Binnenlandse Zaken, over "Gemeentelijke vraagstukken". ~

Î Na afloop van de inleiding zal gelegenheid bestaan tot het stellen i

: van vragen. :

: :

i

11. Sluiting. ~

t

t N.B. :Oe vergadering zal een strikt besloten karakter dragen. t

: :

t - .

.

... ..

13 FEBRUARI 1960- PAG. 3

Prof. mr. P.J. Oud spreekt voor Kamer-Centrale

Dordrecht

Op vrijdag 19 februari a.s., zal onze Partij-Voorzitter, Prof. Mr. P.

J. Oud, voor de Kamer - Centrale Dordrecht spreken in de afdeling Rhoon.

Dèze openbare vergadering zal worden gehouden in de zaal van het Ned. Hervormd Centrum, aanvang 8 uur.

Prof. Oud zal spreken over het onderwerp: "De V.V.D. en het Ka- binet". Na de pauze gelegenheid tot het stellen van vragen.

---~ ons niet tot een nieuwe filosofie konden bekeren. Maar even later wordt ons dui- delijk gemaakt, dat het Nederlandse volk welvarend geworden is door een aantal feiten en omstandigheden, grotendeels on- afhankelijk van zijn wil. C'est ainsi qu'on écrit l'histoirel Voor alle zekerheid wordt daar nog bij gesteld, dat het oor- zaak en gevolg verwisselen is, te menen dat de algemene welvaart afnankelijk is van het algemeen stemrecht. Dat hadden wij nu juist altijd gedacht, - zou men op zulk een waarheid als een koe geneigd zijn te antwoorden. En ge moogt - ver- zekert ons alweer Lunshof - vooral niet de ontwikkeling van de negentiende eeuw danken aan sprookjes van vooruitgang, ethiek, sociale vrijzinnigheid of liefde voor zijn medemensen, alsmede het vrou- wenkiesrecht! Ook dit hadden wij (zie voren).

Halve waarheden vindt men in dit boekje bladzijde aan bladzijde. En daarin schuilt het grote gevaar b een beschou- wing, die door de argeloze lezer als cul- tuurhistorisch zou worden opgevat.

Soms rammelt het, bijv. wanneer op de ene bladzijde wordt verteld dat Wilhelm II geen vriend van Nederland en zeker geen vriend van ons Koningshuis was en op de volgende dat· het plan-V on Schlief- fen vervangen werd door het plan-Von Moltke (waarbij in 1914 onze grenzen werden ontzien) omdat de tweede Wil- helm om sentimentele en familieredenen niet gaarne de Oranjes noch Nederland voor het hoofd wilde stoten.

En wat te zeggen van een bewering als deze: De politieke partijen in Nederland zijn gesticht door denkers en dichters :- op zich zelf alweer een waarheid als een koe, die echter alle waarde verliest, om- dat de schrijver dan Troelstra, Kuyper, Schaapman en Lohman prijzend ten to- nele voert, maar doet alsof er geen libe- rale partij bestond.

-"Ter linkerzijde" weet hij alleen van dichters in de Nieuws Gidsbeweging, en de Kroniek van Tak, die hun werk gedaan hadden. Maar dat er ook een Van Houten, een Borgesius, een Drucker e.

t.q. geweest zijn, verneemt de lezer niet.

Van Wilhelm II zegt de schrijver, dat men hem het beste kan karakteriseren als een journalist. "Hij was een man met een snel bevattingsvermogen, een scherp oordeel en een tong, die hij niet in be·

dwang kon houden" Zou de heer Lunshof in deze enkele regels niet tevens zichzelf getekend hebben? Een journalist, met vele kwaliteiten, maar bepaald niet die van de cultuurhistoricus,

DeR.

(4)

· TRIJHEID EN DEMOCRATIE lS FEBRUARI 1960 - l" AG. 4

aarschuwing tegen e overbesteding

Er heerst een optimistische bedrijvig·

heid in het economische leven.

Daarmee gaan gepaard loonsverhogingen die de koopkracht versterken. Dat prik- kelt tot investeringen om de produktie uit te breiden. Vele aanschaffingen moeten in het buitenland worden gedaan en voor·

zover de nationale produktie tekortschiet, wordt meer in het buitenland gekocht ten .nadele van de betalingsbalans.

De grote vraag naar arbeidskrachten brengt de stabiliteit van het loon• en prijspeil in gevaar (inflatie). Daartegen- over is het verbod van doorberekenen van loonsverhogingen in de prijzen maar een zwak dijkje dat gemakkelijk door een te ver gaande stijging van de bestedingen zal kunnen worden overspoeld.

Om een evenwichtige ontwikkeling te kunnen bereiken, zal het daarom nood·

zakelijk zijn de stijging van de totale vraag te beperken en het beleid er op te richten dat de stijging van de vraag de stijging van de produktie zo weinig mo- gelijk zal overtreffen.

Maar de verwachtingen van het Cen- traal Planbureau wijzen er op dat dit niet zal gebeuren. Het Centraal Planbu- reau verwacht dat de bestedingen in 1960 met 8,5 procent zullen stijgen, terwijl de produktie maar met 5,5 procent zal toe- nemen. Het invoeroverschot zal dienten- gevolge met een miljard gulden toene- men.

Onder deze omstandigheden vroeg on- ze geestverwant, prof. dr. H. J. Witte- veen, zich vorige week in de Eerste Ka- mer met zorg af, bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken, of handhaving van de investeringsaftrek ter aanmoediging van investeringen, nog wel _verantwoord is. Hij vond daarbij prof.

mr. H. J. Helierna (AR) en ir. H. Vos (PvdA) aan zijn zijde.

O

nze kapitaalbehoeften, zei prof. Wit- teveen, zijn groter dan de bespa- ringen en hebben telkens de neiging deze te overtreffen; een teken dus dat de nei- ging tot investeren ruimschoots groot ge- noeg is. Dan is het de vraag of het struc~

tureel nu wel zo gewenst is door de in- vesteringsaftrek juist de rieiging tot in- vesteren nog te prikkelen.

Als de verwachtingen juist zijn, zal dit jaar een sterke vraagstijging ontstaan; . de spanningen op de arbeidsmarkt zullen weer worden opgeroepen en dus is het gewenst de vraagstijging af te remmen.

Het moment waarop dit noodzakelijk wordt, kan niet veraf zijn.

Men moet bedenken dat voor het ver- lenen van de investeringsaftrek het mo- ment van bestelling geldt. Als de investe- ringsaftrek wordt geschorst, werkt het conjunctureel effekt van de investerings- prikkel dus nog lange tijd na. Men moet daarvoor toch gauw een half jaar reke- nen.

Dat betekent dus, dat als wij tegen het einde van het jaar deze stimulans niet meer willen hebben, wij dan tegen de helft van het jaar zouden moeten schor- sen. Niemand wenst van de minister dat hij een scherp deflatoire politiek zal gaan voeren. Maar het wegnemen van een kunstmatige stimulans in een periode waarin inflatoire dreigingen aan alle kanten de kop opsteken, is dat niet.

Zoals men zich herinnert heeft prof.

Witteveen ook reeds kortgeleden bij de algemene financiële beschouwingen de aandacht gevestigd op de onvolkomen- heden van de investeringsaftrek en aan- vulling bepleit met een belastingvrije conjunctuurreserve.

Prikkels tot investeren ruimschoots voldoende • Schorsing in- vesteringsaftrek kan niet veraf ziin • Teveel industrialisatiekernen

·Pleidooi van prof. dr. H. J. Witteveen voor hoogovenbedriif op Rozenburg· Mr. D. A. Delprat: Nederland op menig gebied veel belangrijker dan bevolkingscantal aangeeft.

Prof. Dr. H. J. Witteveen ... grijp de kans op Rozenburg ...

Onze geestverwant, mr. D. A. Delprat, heeft er nu nog eens op attent gemaakt dat het hanteren van de investeringsaf- trek in de conjunctuurpolitiek, voor het bedrijsfleven het maken van plannen op lange . ter.mijn niet gemakkelijk maakt, want inen kan plotseling voor een schor- sing van de investeringsaftrek komen te staan.

::: * *

Min~ste~ De Pous antwoordde dat hij d1t Jaar nog geen overbesteding verwacht. De toeneming van de beste- dingen zal de nationale produktie wel overtreffen, maar dit verschil kan wor- den opgevangen met een vermindering van het overschot op de betalingsbalans.

Dat overschot zal dalen van 1800 miljoen gulden over 1959 tot ruim 700 miljoen over 1960.

Het gevaar van inflatie acht de minis- ter daarom nog niet zo groot, dat thans reeds de noodzaak aanwezig zou zijn tot schorsing van de ,jilvesteringsaftrek over te gaan. Maar indien afremmen van de bedrijvigheid geboden is, zal stellig ook schorsing van de investeringsaftrek in de beschouwingen worden betrokken.

Tegenover stijgingen van grondstoffen- prijzen en de gevolgen van de droogte in de landbouw staat het prijsbeleid uiter- aard machteloos. Voorts zal in enkele zwakke bedrijfstakken doorberekening van de huurcompensatie per 1 april a.s.

onvermijdelijk zijn.

Tegenover deze stijgingen streeft de minister naa.r prijsverlagingen in be- drijfstakken waar de toeneming van de produktiviteit zeer groot is. Deze verla- gingen zullen waarschijnlijk geen daling van de kosten van levensonderhoud tot gevolg hebben, maar in een periode van aantrekkende conjunctuur moet men het effect toch niet onderschatten.

Prof. Witteveen bleek in zijn repliek

het brede optimisme van de minister niet te kunnen delen. Verhoging van het prijs- peil zal in elk geval niet uitblijven.

* • *

Over de regionale industria~satie zei prof. Witteveen dat de werkloos- heid die niet door de conjunctuurpolitiek kan worden bestreden omdat' zij een geo- grafisch-structureel karakter heeft, het beste kan worden tegengegaan door in de betreffende gebieden een industrialisatie- proces aan de gang te brengen.

Maar de vrijheid van vestiging voor de ondernemer moet blijven bestaan en het stimuleren van de ontwikkelingskernen mag niet geschieden door te remmen in de gebieden die totnutoe juist een gun- stige ontwikkeling te zien hebben gege- ven.

Om de industriële ontwikkeling in be- paalde gebieden a.an de gang te brengen is een zekere agglomeratie nodig omdat verschillende industrieën elkaar aanvul- len, voor elkaar het klimaat scheppen door de arbeidsmarkt die ontstaat, door de diensten die men elkaar verleent, door de gehele sfeer die wordt geschapen .

Het aantal van 44 kernen die zijn aan- gewezen lijkt daarom te groot als men wil komrm tot de noodzakelijk geachte agglomeraties van 200.000 of 150.000 inwo- ners. Misschien is ook 100.000 nog vol-

doende. '

De gedachte van de reg~ring is: eerst wat meer kernen aan te wijz~n en dan maar eens te kijken waar de industrie aanslaat. Die methode heeft gvote bezwa-

l

Flitsen van het

Binnenhof (ll)

l

ren. Investeringen om toegangswegen te krijgen industrieterreinen klaar te ma- ken, een basis te leggen, kunnen na eni·

ge tijd overbodig blijken. Als eenmaal bepaalde kernen zijn aangewezen, zal het politiek tegenover deze plaatsen bijzon- der lastig zijn die weer in te trekken.

* * *

Tenslotte heeft prof. Witteveen ge- pleit voor de vestiging van een nieuw hoogovenbedrijf op Rozenburg aan de mond van de Rotterdamse Waterweg.

Bij de ontwikkeling van de Europese markt, zei hij, zal het voor onze economie van bijzonder groot belang zijn om in de concurrentie die er komt, de kansen die wij hebben met beide handen aan te grij- l)en. Hier doet zich die kans voor.

Nu wij in de Europese markt zullen gaan meespelen, zullen wij niet meer, zo- als voor de oorlog, een eiland van vrij- handel tussen protectionistische machten zijn, maar wij zullen zelf een stukje wor- den van een min of meer protectionis- tisch blok. Wij zullen daarom naar alle waarschijnlijkheid, als wij hier niet een sterk genoeg ontwikkelde eigen staal- industrie zouden hebben, in grote mate afhankelijk worden van staalindustrieën in Duitsland en Frankrijk.

Het is bekend, dat waar zulk een af- hankelijkheid bestaat, de verwerkende industrie in een bijzonder ongunstige concurrentiepositie kan geraken. Tussen de meeste grote staalproducenten bestaan relaties met bepaalde verwerkende in·

dustrieën, bestaan zekere verticale con•

centraties, waarbij men door lagere staal•

prijzen aan deze verwerkers toe te staan, de verwerkende industrie een grote voor•

sprong in het concurrentieproces ver•

schaft.

Voor onze hele industriële ontwikke·

ling is het dus van bijzonder belang dat wij de staalindustrie in belangrijke mate ontwikkelen, indien dit althans mogelijk zou zijn uit een oogpunt van kostprijzen en dus van concurrentie. Juist uit dat oogpunt bezien ligt Rozenburg gunstig.

In plaats van de vindplaatsen van het ijzererts wordt meer en meer de ver•

keersligging van belang omdat Europa hoe langer hoe meer ertsen zal moeten gaan invoeren. Rozenburg ligt tevens aan de doorvoerweg van ertsen naar het Roergebied, zodat- daar een ertshandel zou kunnen ontstaan, waar dan het staal- bedrijf een keuze zou kunnen maken uit allerlei soorten van ertsen.

Wanneer men daarbij nog bedenkt dat hier een hypermodern geautomatiseerd bedrijf zou kunnen worden ingericht, dan is te verwachten dat de kosten daar bui·

tengewoon laag kunnen zijn. Overigens was prof. Witteveen van mening dat wij zowel een uitbreiding van de hoogovens in IJmuiden als een bedrijf op Rozen- burg nodig zullen hebben. Hij baseerde zich daarvoor op een studie van zijn collega's Klaassen en Kroft, gepubliceerd in Economisch-Statistische Berichten.

Minister De Paus staat niet afwijzend tegenover Rozenburg. ·

* •j: *

O

nze geestverwant mr. D. A. Delprat heeft zich verzet tegen het argu- ment in internationale kringen, dat er een zekere verhouding zou dienen te be- staan tussen de grootte van onze bevol- king en de omvang van ons handels- en meer speciaal ons dienstenverkeer.

Wij zijn nu eenmaal een klein land, zei hij, en wij kunnen niet op tegen de 45 miljoen inwoners van Frankrijk of de 54 miljoen van Duitsland. Dat neemt echter niet' weg dat wij op menig gebied veel belangrijker zijn dan ons bevolkingsaan·

tal proportioneel aangeeft.

De beginselen van het EEG-verdrag kunnen alleen worden verwezenlijkt in- dien het principe van een zekere taak- verdeling tot richtsnoer dient. Voor de economie van ons land is het betreurens·

waardig dat het nog niet is gelukt een brug te slaan tussen de Zes van de EEG en de Zeven van de kleine vrijhandels- zone.

Wat betreft de exportbevordering meende onze woordvoerder dat wij niet moeteri volstaan met alleen financiering

· en kredietverzekering. Voor het behoud van onze c.ommerciële positie is het ook noodzakelijk over vestigingen in het bui- tenland te beschikken. Wij zullen in vreemde landen nederzettingen moeten hebben die zich de belangen van onze handel, industrie en _scheepvaart aan- trekken. Het is mogelijk dat hierbij be- langstelling van de regering niet kan ontbreken.

Minister De Pous verklaarde dat de Nederlandse regering steeds heeft ge- streefd naar een zo open mogelijke poli·

tiek in de EEG tegenover derde landen.

Met enige vobrzichtigheid kan worden gezegd dat onze partners begrip beginnen te tonen voor de voordelen daarvan.

V.v.D.

lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll

(Vervolg van pag. 1)

ele doelstellingen van het Kabinet-De Quay op het sociaal-economische en financiële terrein nog eens in het kort weer te geven.

Tegen de hoofdlijnen daarvan kan uit liberaal gezichtspunt stellig weinig of geen bezwaar worden gemaakt. In tegendeel, zij kunnen, naar het ons voorkomt, in belangrijke mate worden

~~d~rschreven .. Zij tonen duidelijk aan, dat de liJn mderdaad IS omgebogen en dat een prin- cipieel andere koers wordt gevaren.

Het ernstig:ste verwijt, dat men een Regering kan maken, IS, dat zij haar eigen doeleinden verloochent; dat haar daden niet in overeen- stemming zijn met haar woorden. D a t verwijt hebben wij tot nu toe echter nog van geen

enkele zijde gehoord. .

Welis-wij noemen in dit verband met name prof. Witteveen - vooral van onze zijde ge- waarschuwd dat, wanneer zij niet oppast, ook

haar de monetaire situatie wel eens uit de hand zou kunnen lopen en ook haar beleid zou kunnen worden doorkruist door het intreden van een periode van overbesteding.

* *

N

og een geheel andere waarschuwing is, naar het ons voorkomt, echter op haar plaats. Een waarschuwing niet aan het adres van de Regering, maar aan dat van hen, bij wie het Kabinet zijn steun hoopt te vinden.

In het rumoer van de strijd loopt men name- lijk wel eens het gevaar, de eigen doeleinden uit het oog te verliezen en het slachtoffer te worden van de koude-oorlog-methoden van de tegenstander.

Bij een beschouwing van de op de Regering geleverde kritiek zal men dus wel moeten onder- scheiden tussen kritiek op de gestelde doel- einden (het goede recht vooral van de oppositie,

mits op juiste wijze toegepast) en andere kri- tiek, welke zowel op de wijze van optreden als op de personen, de daadkracht van bepaalde ministers betrekking kan hebben.

Men zal zich herinneren, dat in de tweede wereldoorlog naast de gewapende strijd de wederzijdse propaganda, gericht op het in ver- warring brengen van de bevolking in hBt andere land (het z.g. "thuisfront"), een hoogst belang- rijke rol speelde.

De Partij van de Arbeid voert op het politieke vlak, vooral buiten het parlement, o.a. voor de radio en televisie, zulk een koude oorlog tegen het Kabinet en tegen de groeperingen, waar het op zou moeten steunen.

Wij zullen ons, als "thuisfront", daardoor niet van de wijs mogen laten brengen, ons e i g e n oordeel moeten laten spreken en onze nuchterheid niet mogen verliezen.

A.W. A.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Conventie betreffende de Rechten van de Mens, toch hebben de eerste twee punten volgens H. geen':·waarde, zolang de Eur~ese burger zi~n finan- ciële

Nu weet ik niet, aldus pater Stokman, waarin dit ge- brek aan belangstelling precies heeft be- staan of waaruit het is gebleken, maar ik ben mij er wel van

dachten kwamen als die boze V.V.D.-ers. die zei: WÎ.Î geven een veel te groot deel van het nationaal inkomen aan Overheidsuitga- ven uit. Zij had- den allen

gen zien, waarvoor ze evenmin éen oplossing weten als hun dakloze geestverwanten. Zij blijven slechts ia het partijverband, omdat ze net als prof. Donkersloot,

Een vierde punt. Een van Prof. Rommes ernstigste grieven is, dat de liberale frac. tie in de Tweede Kamer zich gekeerd heeft tegen de door de Minister van

Maar juist dit bewustzijn legt ons allen dan ook de verplichting op, ons voortdurend te bezinnen op die fundamentele vragen, die Thorbecke centraal stelde en

J. o e Commissie voor het Statuut van de Vrouw heeft onlangs haar 6de bijeenkomst te Genève gehouden. Deze Commissie is een onderdeel van de Economische en Sociale

T en aanzien van het Duitse herstel is de auteur minder optimistisch. Hij verwacht in Duitsland in de eerste jaren geen aanzienlijke verruiming van de exportmogelijkheden,