Vraag nr. 165 van 4 april 2003
van mevrouw ANN DE MARTELAER Revalidatiecentra – Erkenning en subsidiëring Het Vlaams Fonds erkent een 63-tal revalidatie-centra die enkel aan ambulante revalidatie doen. Gedurende de voorbije dertig jaar hebben zij een bijdrage geleverd om personen met een handicap zoveel mogelijk in het gewone werk- en woonmi-lieu te laten functioneren, eventueel met additione-le revalidatiehulp.
De algemene erkenningsvoorwaarden van het Vlaams Fonds zijn van toepassing op de revalida-t i e c e n revalida-t r a , ofschoon er verschillende voorwaarden zijn die niet van toepassing zijn voor andere ambu-lante diensten. Zo moeten zij een reglement van orde hebben, een protocol van verblijf, o p v a n g, b e-handeling of begeleiding en een procedure voor collectieve inspraak, drie erkenningsvoorwaarden waar andere ambulante diensten niet aan moeten b e a n t w o o r d e n . Ook van een klachtenbehandeling en een procedure voor individuele inspraak wor-den deze diensten niet vrijgesteld. Tevens dienen deze centra te voldoen aan de eisen opgelegd door het kwaliteitsdecreet.
De revalidatiecentra ontvangen trimesteriële on-derhoudstoelagen van het Vlaams Fo n d s, t o e l a g e n die bij de kostenberekening door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (Riziv) af-getrokken worden. Het subsidiëren van een bijko-mend personeelslid voor de taken opgelegd door het Vlaams Fonds in plaats van het uitbetalen van o n d e r h o u d s t o e l a g e n , zou in dit kader aan de reva-lidatiecentra veel meer ruimte geven (financieel, minder administratie, grotere dienstverlening, ... ). 1. Waarom moeten revalidatiecentra als
ambulan-te diensambulan-ten voldoen aan eisen voor erkenning waar andere ambulante diensten niet aan moe-ten voldoen ?
Wordt eraan gedacht om deze eisen te wijzigen ? 2. Werd de denkpiste zoals in de vraagstelling
ge-formuleerd om personeelskosten te subsidiëren in plaats van onderhoudstoelagen, reeds geëva-lueerd ?
3. Welke plaats ziet de minister deze revalidatie-centra in het toekomstige beleid voor personen met een handicap innemen?
Antwoord
1. De revalidatiecentra zijn inhoudelijk zowel ge-richt op gezondheidszorg (het terugbrengen naar de oorspronkelijke mogelijkheden) als op de gehandicaptensector (maximale recuperatie van mogelijkheden). Gezien deze specificiteit nemen ze een aparte plaats in binnen de door het Vlaams Fonds erkende voorzieningen. In het BVR van 15 december 1993 tot vaststel-ling van algemene erkenningsvoorwaarden van voorzieningen die door het Vlaams Fonds wor-den erkend, zijn zij niet gerangschikt onder de ambulante voorzieningen (BVR : besluit van de Vlaamse regering – red.). Zeker voor de extra-murale centra kan men zich inderdaad de vraag stellen of dit niet ten onrechte is. Gelet op de besprekingen in het kader van Beter Bestuurlijk Beleid (zie 3), lijkt het niet opportuun om de bestaande reglementering op dit ogenblik te wijzigen.
2. Revalidatiecentra hangen voor financiering van de revalidatie vooral af van het Riziv (federaal). Het subsidiëren van personeelskosten door het Vlaams Fonds is nooit voorwerp van discussie geweest, aangezien de vraag nooit gesteld is. Op de begrotingspost van de revalidatiesector zitten wel voor ongeveer een derde van het to-taal de lonen vervat van ex-DAC - w e r k n e m e r s (28,5 FTE in 2002) ( DAC : D e rde Arbeidscircuit ; FTE : fulltime equivalent – red.).
3. Bij het uitstippelen van het beleid met betrek-king tot de revalidatiecentra moet rekening ge-houden worden met verschillende aspecten. De revalidatiesector omvat tal van centra ge-bonden aan ziekenhuizen. Een deel van deze "intramurale" centra richt zich tot personen met een handicap. De "extramurale" richten zich in hoofdzaak tot kinderen met een gestoor-de ontwikkeling. Het feit dat gestoor-deze centra vooral van het Riziv afhangen, mag niet over het hoofd worden gezien.