• No results found

Economiseren de Nederlandse kranten?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Economiseren de Nederlandse kranten?"

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Economiseren de

Nederlandse kranten?

Een historisch onderzoek naar het framegebruik en de media-agenda in NRC Handelsblad en De Telegraaf in de periode 1982-2006

(2)

Colofon

Economiseren de Nederlandse kranten? Een historisch onderzoek naar het framegebruik en de media-agenda in

NRC Handelsblad en De Telegraaf in de periode 1982-2006

(3)

Inhoud

0

Voorwoord 4

Inleiding 5

1 Economische journalistiek in Nederland 11

“Voor den handel” 11

De Telegraaf en NRC Handelsblad nu 14

2 Communicatiewetenschap & economische journalistiek 21

Macht, media en publiek 22

Voorbeelden 29

3 Economie als onderwerp 37

Methode 37

Materiaal 37

Resultaten 38

Discussie 47

4 Economie als frame 51

Methode 51

Materiaal 52

Resultaten 56

Discussie 61

5 Conclusie 63

Lijst van fi guren, grafi eken en tabellen 69

Literatuur 71

Bijlagen

Bijlage 1 E-mailconversantie Dick van Eijk Bijlage 2 E-mailconversatie Bernard Vogelsang Bijlage 3 Screenshot van Access-formulier

(4)

4

V

oorwoord

Hierbij wil ik Marcel Broersma bedanken voor de begeleiding en de tips, en ik bedank ook Huub Wijfjes als tweede lezer. Dick van Eijk en Bernard Vogelsang bedank ik voor hun informatie over respectievelijk de economische redactie van NRC Handelsblad en van De Financiële Telegraaf.

(5)

5

I

nleiding

“‘The economy’ as a public realm or public issue has been extended, affecting and increasingly dominating traditional political and cultural domains. In addition, this tendency is paralleled bij an increased media interest in economic matters gene-rally”.1 Deze zin is afkomstig uit een onderzoek over economische berichtgeving in Zweden in de jaren negentig, van de econoom en communicatieonderzoeker Håkan Lindhoff. Hij analyseerde de economische crisis in Zweden van destijds, en concentreerde zich daarbij op de zogenaamde ‘economisering van de sociale realiteit en de journalistiek’: de toenemende aandacht voor de economie in het dagelijkse leven (‘real economization’) en op tv, in de krant en op de radio (‘media economization’).2

Maar de zin had wel over Nederland kunnen gaan. Hier is in de loop van de jaren tachtig en negentig, net als in Zweden, veel veranderd wat betreft het economische systeem. In de bundel over Nederlandse geschiedenis Land van kleine gebaren van Aerts e.a. wordt die maatschappelijke beweging omschreven: “In de jaren tachtig, met het verschijnen van de malaise en de werkloosheid, gold weer [...] de hegemonie van de economie: thema’s als ‘soberheid’, ‘privatisering’ en ‘vrije marktwerking’ domineerden sindsdien de landspolitiek.”3 Hierna lijkt er ook hier meer media-aandacht te zijn gekomen voor de economie. Vanaf 2001 is er zelfs een tv zender, RTL Z, de hele dag gewijd aan economie en nieuws, net als sinds 1998 een radiostation: radiozender Business News Radio.4 Deze laatste is in 2003 een joint venture aangegaan met Het Financieele Dagblad, dat al sinds 1796 bestaat en recentelijk een succesvolle metamorfose heeft ondergaan.5

1 Håkan Lindhoff, ‘Economic journalism in the 1990s,: the ‘crisis discourse’ in Sweden’, in: Neil T. Gavin ed., The economy, Media and Public Knowledge (Leicester University Press: Londen en New York 1999), 134-155, aldaar 139.

2 Ibidem.

3 Herman de Liagre Böhl, ‘Consensus en polarisatie. Spanningen in de verzorgingsstaat 1945-1990’ in: Remieg Aerts e.a., Land van kleine gebaren. Een politieke geschiedenis van

Nederland 1780-1990 (SUN: Nijmegen en Amsterdam 1999) 263-342, aldaar 333.

4 Jerôme Inen, ‘Moet-ik-kopen-of-verkopen-tv. RTL mikt met economiezender op

kantoorkijkers en beleggers in de sportschool’, Intermediair 21 (2001) en ‘Talk Radio gaat verder als Business Nieuws’, Algemeen Nederlands Persbureau (16 september 1998). 5 Jan van de Plasse, Kroniek van de Nederlandse dagblad- en opiniepers (Otto Cramwinckel:

(6)

6

Wetenschappelijk onderzoek naar economische journalistiek, zoals dat van Lindhoff, is zeldzaam. Volgens Neil T. Gavin, in de introductie van de bundel The economy, media and public knowledge uit 1998, is dit gebrek verbazingwekkend, gezien het belang van de economie voor de politiek.6 Terwijl “political issues come and go”, elke dag een ander politiek onderwerp op het toneel verschijnt, is dat volgens Gavin veel minder het geval met economie. “The economy is always with us – both as an issue of public concern and as a regular object of news coverage”, stelt hij.7 Gebeurtenissen zoals economische verdragen, rentestanden, aande-lenhandel, werkgelegenheid en infl atiecijfers zijn algemene en terugkerende thema’s in het nieuws – niet in de laatste plaats omdat de politieke barometers er sterk door beïnvloed worden, beargumenteert Gavin.8 In de afgelopen 30 jaar zijn er echter wel wat studies over economische journalistiek verschenen, maar daar zet Gavin weer inhoudelijke kanttekeningen bij. Een van kritiekpunten die Gavin in 1998 uitte in zijn bundel op het tot dan toe verschenen onderzoek, was de gebrekkige aansluiting op de algemene communicatiewetenschap.9

Het onderwerp van deze scriptie is de ‘economisering’ van de Nederlandse media – geïnspireerd door en vrij vertaald naar de door Lindhoff geïntroduceerde term economization. Dit is in Nederland nog nooit onderzocht. Deze scriptie is echter geen kopie van Lindhoff’s onderzoek met een ander ruimtelijk onderzoeksgebied. De methodologie die wordt gebruikt zal worden afgeleid van algemeen commu-nicatieonderzoek, zoals Gavin al aanraadde. De twee aspecten van Lindhoff’s onderzoek – hoe vaak kwam economie als onderwerp voor in de media en hoe werd economie vervolgens omschreven in de betreffende artikelen – worden ingebed in twee bestaande concepten: de media-agenda en het frame. Deze zijn onderdeel van theorieën uit de communicatiewetenschap over de beïnvloeding van het publiek door media, agenda-setting en framing. De eerste theorie gaat er vanuit dat door een bepaalde onderwerpkeuze (de media-agenda) beïnvloed wordt waarover mensen nadenken. De hypothese van de tweede theorie is dat het benadrukken van bepaalde kenmerken van een onderwerp (een bepaald frame) in een artikel beïnvloedt hoe het publiek dat onderwerp beoordeelt (vanuit dat frame). Deze twee concepten zijn sinds hun ontstaan in de jaren zeventig van de vorige eeuw uitgebreid getoetst op andere onderwerpen dan de (Nederlandse) economie.

6 Neil T. Gavin, ‘Introduction’ in: Idem ed., The economy, media and public knowledge (Leicester University Press: Londen en New York 1998) 1-9, aldaar 2.

7 Idem, 1. 8 Ibidem.

(7)

7 Hoewel in deze scriptie alleen media-uitingen worden onderzocht, en niet de

ontvangst daarvan bij het publiek, geven de theorieën agenda-setting en framing wel relevantie aan dit onderzoek. Uit verschillende internationale onderzoeken is namelijk gebleken dat de manier waarop de media berichten over de econo-mie, inderdaad van invloed is op het consumentenvertrouwen. Dat is weer van invloed op de reële economie.10 Ook in Nederland is dit verband geconstateerd, in een onderzoek uit 2004 door de Nederlandsche Bank en de Rijksuniversiteit Groningen: “Nederlandse kranten beïnvloeden het optimisme en pessimisme van consumenten” aldus het bericht hierover in de Volkskrant.11 Onderzoek naar de onderwerpenagenda en naar frames in artikelen kan het aandeel van de media in deze processen blootleggen.

De hypothese van dit onderzoek is: Economie heeft in de afgelopen 25 jaar een steeds grotere rol gekregen in de Nederlandse landelijke dagbladen. Die grotere rol zou zowel te zien moeten zijn in de onderwerpkeuze (meer artikelen over economische onderwerpen) als in de manier waarop nieuwsonderwerpen worden behandeld (algemene onderwerpen worden steeds vaker vanuit een economisch frame behandeld).

In deze scriptie worden de Nederlandse landelijke kranten vertegenwoordigd door NRC Handelsblad en De Telegraaf. Ervoor gekozen is om deze twee algemene kranten te onderzoeken, en niet het in economie gespecialiseerde Het Financieele Dagblad. De reden hiervoor is dat in algemene kranten alle onderwerpen aan bod kunnen komen, naast economie ook bijvoorbeeld binnenlandse en buitenlandse politiek, sport, cultuur en wetenschap. Meer aandacht voor het onderwerp econo-mie in die krant betekent dan ook dat er een redactionele keuze gemaakt is. Voor specifi ek De Telegraaf en NRC Handelsblad is gekozen omdat zij veel ruimte bieden aan economisch nieuws: naast het katern over algemeen nieuws hebben beide een apart katern met economisch nieuws. Daarnaast zijn beide kranten twee uitersten binnen de landelijke Nederlandse dagbladen. Op het spectrum van serieuze tot populaire kranten, zoals dat wordt gebruikt om de signatuur van kranten in te delen, geldt De Telegraaf als vertegenwoordiger van de populaire media zoals ook het AD dat is.12 NRC Handelsblad vertegenwoordigt de meer serieuze kranten, zoals de Volkskrant en Trouw dat ook zijn.13 Hierdoor kunnen op basis van het onderzoek naar deze twee ook uitspraken gedaan worden over economische verslaggeving in landelijke dagbladen in het algemeen.

10 Paul van der Cingel, Economie in het nieuws (Boom onderwijs: Zonder plaats 2007) 19. 11 Zoals weergegeven in: Ibidem. Link naar onderzoekspaper: http://irs.ub.rug.

nl/ppn/268628270

12 Stuart Allan, News Culture (2e druk; Open University Press: Berkshire 2004) 223.

(8)

8

Om de hypothese te staven worden er twee onderzoeksvragen gesteld:

Q1: Wordt in de kranten NRC Handelsblad en De Telegraaf vaker gekozen voor het onderwerp ‘economie’ in de afgelopen vijfentwintig jaar?

Q2: Worden onderwerpen in de twee genoemde kranten in de afgelopen vijf-entwintig jaar vaker behandeld vanuit een economisch frame?

In dit gehele onderzoek wordt gebruik gemaakt van de ‘constructed week’-methode om een sample te bepalen. Dit is een niet-willekeurige steekproef van voorpagina’s van verschillende dagen van de week, verspreid over het jaar: de eerste maandag uit januari, de eerste dinsdag uit februari, helemaal tot de eerste zaterdag uit juni. Hierbij worden alle dagen van de week gedekt, waardoor niet één dag wordt oververtegenwoordigd in de resultaten.14 Als bijvoorbeeld maandag vaker zou voorkomen dan andere dagen – zoals kan gebeuren bij een random samengestelde sample – dan zou ‘Sport’ als onderwerp hoogstwaarschijnlijk oververtegenwoordigd zijn op de voorpagina. De vele sportevenementen van het weekend worden op maandag doorgaans verslagen. Volgens een statistisch onderzoek van Riffe, Aust en Lacy uit 1993 is de geconstrueerde week veruit de betrouwbaarste methode om een sample uit kranten samen te stellen, als de analyse over meer dan alleen de onderzochte dagen geldig moet zijn.15 Eén geconstrueerde week kan daarbij iets zeggen over één halfjaar, twee weken over een geheel jaar.

Om een historische ontwikkeling te kunnen ontdekken, zal er in meerdere jaren een geconstrueerde week worden samengesteld: in 1982, 1994 en 2006 voor de beide kranten. Voor de beantwoording van vraag Q1 zijn dit er zelfs twee per jaar (de tweede uit juli tot en met december). Hierdoor is het aantal bestudeerde voorpagina’s groter, waardoor de resultaten per jaar een iets grotere betrouwbaarheid hebben. Voor vraag Q2 wordt daarentegen alleen de eerste geconstrueerde week gebruikt. De resultaten uit dit onderzoek zeggen dus alleen iets over de eerste zes maanden van elk onderzoeksjaar. In dit gedeelte van het onderzoek zijn de resultaten afkomstig uit de analyse per artikel, en niet per voorpagina. Twee gesamplede weken hadden daarbij wel een iets grotere betrouwbaarheid, maar ook een dubbele tijdsinvestering betekend.16 Riffe, Aust en Lacy beargumenteerden in hun onderzoek dat “…for a population of six months of editions, one constructed week was as effi cient as four.”17

14 Daniel Riffe, Charles F. Aust en Stephen R. Lacy, ‘The effectiviness of random, consecutive day and constructed week sampling in newspaper content analysis’, Journalism Quarterly 1 (1993) 133-139, aldaar 139.

15 Ibidem.

(9)

9 Voordat de twee onderzoeksvragen worden behandeld, zal eerst in het hierop

volgende hoofdstuk 1 Economische journalistiek in Nederland het ontstaan van economische journalistiek (in Nederland) worden omschreven. Ook worden de geschiedenis en kenmerken van de twee onderzochte kranten omschreven. In hoofdstuk 2 Communicatiewetenschap en economische journalistiek wordt vervolgens onderzoek naar media-agenda en frames, en de algemene communicatietheorieën agenda-setting en framing waaruit deze termen afkom-stig zijn, behandeld. Direct daarna volgen voorbeelden van onderzoek die wat betreft onderwerp of methodologie overeenkomen met dit onderzoek.

In hoofdstuk 3 Economie als onderwerp zal Q1 worden behandeld. Het vaststellen van de media-agenda, waarin economie één van de mogelijke onder-werpen is, zal plaatsvinden door middel van het tellen van het aantal artikelen dat op de voorpagina gewijd is aan een bepaald onderwerp.18 Om de artikelen in te delen wordt gebruik gemaakt van deelonderwerpen, die onder een aantal hoofd-onderwerpen vallen. De categorieën zijn afgeleid van acht onderwerpcategorieën uit het artikel ‘Framing politics at the launch of the euro’ van De Vreese, Peter en Semetko uit 2001.19 In hun crossnationale onderzoek wordt de media-agenda vastgesteld om te kunnen zien of het gebruik van frames verschilt per onderwerp. De auteurs hebben de acht mogelijke onderwerpen al van een beperkt aantal voorbeelden (deelonderwerpen) voorzien. Onder ‘Economie’ vallen bijvoorbeeld werkgelegenheid, begrotingen, winsten en loon.20

Omdat deze lijst te kort was – elke rij werd afgesloten met ‘etc.’ – is de lijst van mogelijke deelonderwerpen aangevuld met de 33 van Philip Gaunt uit 1990 (uit: Choosing the news. The profi t factor in news selection).21 Deze twee lijsten gecombineerd en aangevuld zorgen voor 36 deel- en 8 hoofdonderwerpen (zie bijlage 4). Als een artikel bijvoorbeeld een van de deelonderwerpen ‘Handelsover-eenkomsten’, ’Internationale handel en import-export’, ‘Economische prestaties’, ‘Prijzen van goederen/kosten levensonderhoud’, ‘Industriële projecten’, ‘Werkge-legenheid en arbeidsovereenkomsten en -confl icten’ of ‘Monetaire aangelegen-heden en valutakoersen’ behandelde, was dit een artikel dat als hoofdonderwerp ‘Economie’ had.

Na de presentatie van de kwantitatieve resultaten zullen er kwalitatieve vergelijkingen van voorpagina’s uit de drie onderzoeksjaren en de twee onder-zochte kranten worden gemaakt, op basis van plaats, illustraties, en genre. De plaatsing aan de bovenkant van de voorpagina bijvoorbeeld, en het gebruik van

18 Voor het invoeren van de gegevens is gebruik gemaakt van databaseprogramma MS Access, voor een screenshot van het formulier zie bijlage 3.

19 Onderwerpen overgenomen van: Claes H. de Vreese, Jochen Peter en Holli A. Semetko, ‘Framing politics at the launch of the euro: a cross national comparative study of frames in the news’, Political communications 2 (2001) 107-122, aldaar 120 (noot 4).

20 De Vreese, Peter en Semetko, ‘Framing politics at the launch of the euro’ 120.

(10)

10

foto’s en grafi eken, kunnen artikelen nog meer belang geven op de voorpagina. Aan de hand van close reading van een aantal voorpagina’s worden de gevonden resultaten verduidelijkt.

In hoofdstuk 4 Economie als frame komt Q2 aan bod. De resultaten van dit gedeelte van het onderzoek worden kwantitatief gepresenteerd. Aan de hand van de artikelen van cultuur- en sportpagina’s wordt onderzocht of het economische frame vaker is gaan voorkomen in de afgelopen dertig jaar. Voorbeelden hiervan zouden kunnen zijn dat in artikelen over voetballers er vaker over hun verdiensten wordt geschreven, en bij stukken over toneel of musea regelmatiger de hoogte van subsidies wordt besproken.

Gekozen is om de artikelensample voor dit gedeelte van het onderzoek uit de secties cultuur en sport van de kranten te halen. Artikelen uit deze secties zijn in principe vanuit verschillende frames te behandelen. Meer dan bijvoorbeeld artikelen op de economiepagina’s of de artikelen over politiek zal hierbij de keuze voor een frame niet zijn afgeleid van ‘de werkelijkheid’, is daarbij de veronder-stelling in deze scriptie. De uitwerking van het onderwerp in de krant impliceert dan ook echt een keuze: ziet de auteur van het stuk het onderwerp bijvoorbeeld als een confl ict, gaat het over de verantwoordelijkheid van de hoofdpersonen of meer over de winsten of verliezen die zijn gemaakt?

Wat een economisch frame precies is, is voor dit onderzoek vooraf vast-gesteld. Hierdoor is er vergelijking mogelijk tussen media en jaren. Er wordt gebruik gemaakt van het onderzoeksapparaat dat in ‘Framing european politics’ door communicatiewetenschappers Semetko en Valkenburg is gebruikt om het gebruik van frames tussen media en per onderwerp te kunnen vergelijken.22 Zij hebben geconstateerd dat er vijf veel voorkomende frames zijn en vervolgens hebben zij een methodologie ontwikkeld om deze frames te ontdekken in een tekst. Door middel van een aantal vaste analysevragen wordt vastgesteld van welk frame gebruik wordt gemaakt in een artikel. Het economisch frame uit de onderzoeksvraag wordt gelijk gesteld aan het frame dat door Semetko en Valkenburg ‘economische consequenties’ is genoemd. De drie vragen die bij dit frame horen gaan over winsten en verliezen, kosten en uitgaven en de economi-sche consequenties van handelingen. De overige veelvoorkomende frames zijn: toewijzing van verantwoordelijkheid, confl ict, human interest, en moraliteit.23

(11)

11

1

Economische journalistiek in Nederland

In de historische monografi e The power of the fi nancial press van D.W. Parsons uit 1989, over de ontwikkeling van de fi nanciële pers in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, stelt de auteur dat de groei van economische communicatie een voorwaarde is voor de kapitalistische ontwikkeling van economieën. “Bij defi nitie is het prijssysteem en de markteconomie afhankelijk van het bestaan van een informatienetwerk”, schrijft hij.24 Een van de manieren waarop economi-sche communicatie plaatsvindt is via de verspreiding van kranten. Dit onderzoek concentreert zich op de al dan niet economisering – het belangrijker worden van economie – in de algemene dagbladen De Telegraaf en NRC Handelsblad tussen 1982 tot 2006. In de volgende paragrafen wordt het ontstaan van De Telegraaf en van de voorgangers van NRC Handelsblad beschreven, met daarbij de histo-rische context van het ontstaan van dagbladen in het algemeen. In de paragraaf ‘De Telegraaf en NRC Handelsblad nu’ wordt de huidige context van deze twee kranten geschetst en worden de kenmerken van de kranten en hun economische bijlagen besproken.

“Voor den handel”

De oudste bekende krant verscheen in 1618 in Nederland: Courante uyt Italien, Duytslandt, etc.25 Dit was, net als kranten die in dezelfde tijd ontstonden, een opvolger van nieuwsbrieven, zogenaamde ‘nieuwstijdingen’, waarin per post nieuws uit handelscentra als Hamburg, Londen en Antwerpen werd verspreid.26 De berichten van de eerste kranten waren vooral afkomstig uit het buitenland, over zaken waar de Nederlandse handel belang bij had. Er was nieuws over bewegingen van schepen, stormen, etc.27 “De koopman moet immers zijn plan-nen richten naar oorlog of vrede, naar geslaagde of mislukte oogsten, naar veilige of gevaarlijke transportwegen, anders verzuimt hij een kans op een gunstige conjunctuur”, schrijft F.C.H. Meeuwsen in een – niet onomstreden –

persge-24 D.W. Parsons, The Power of the Financial Press: Journalism and Economic Opinion in

Britain and America (Edward Elgar Publishing: Aldershot 1989) 1.

25 Joan Hemels, ‘De krant koning?’ in: Jo Bardoel en Jan Bierhoff ed., Media in Nederland.

Feiten en structuren (9e druk; Wolters Noordhoff: Groningen 1997) 68-84, aldaar 69

26 K.W.P. Klaassen, ‘Van tijdinghe tot dagblad’ in: H.A. Goedhart ed., De Pers in Nederland (Nederlandse uitgeverij “Opbouw”: Amsterdam 1943) 9-24, aldaar 12. Deze uitgave is omstreden, want verschenen onder en goedgekeurd door de Duitse bezetter in de Tweede Wereldoorlog.

(12)

12

schiedenisbundel uit het oorlogsjaar 1943.28 Het eerste bericht in de Courante kwam uit de stadsrepubliek Venetië, destijds de heerser over de Middellandse Zee-handel.29

De eerste algemene ‘moderne’ kranten verschenen hier in de voorindustriële tijd ten tijde van het opkomende kapitalisme. “Met een koopkrachtige burgerij als stuwende kracht, is de krant toch voornamelijk het product van de industriële revolutie”, schrijft Joan Hemels in de bundel Media in Nederland.30 Het eerste landelijke dagblad dat nu nog (weliswaar gefuseerd met de NRC) verschijnt is het Amsterdamse Algemeen Handelsblad, waarvan het eerste nummer uitkwam in 1828. Zoals de titel van deze liberale krant al zegt was deze krant mede opgericht ten bate van de handel.

In De Papieren Spiegel van voormalig hoofdredacteur W. Visser uit 1953, waarin de eerste 125 jaar van het Handelsblad wordt beschreven, worden de beweegredenen van de oprichter J.W. van der Biesen, die zelf in dienst was geweest bij een handelshuis, gegeven: “Hij wil openbaarheid, er moet een opleving komen in deze stad, waar veele huizen leeg staan en een zeer groot aantal bedeelden leeft. Publiciteit schept contacten, kennis van feiten kan de vonk geven, die bij de handel dadendrang ontsteekt”.31

De eerste ‘redactie economie’ bestond vooral uit kooplieden. “Dat gedeelte van het, de Redactie dezer Courant uitmakende gezelschap, hetwelk bijzonder zich met het vak van Handel en Nijverheid zal belasten, bestaat eeniglijk uit kooplieden, wier zucht en doel geen ander is, dan om onzen Handel, onze Nijver-heid en Kunstvlijt en de daarop berustende welvaart van den Staat, op meest mogelijk wijzen te bevorderen…” stond te lezen in het eerste hoofdartikel.32

Scheepsnieuws (de aankomsttijden van handelswaren van over zee) en berichten over verzekeringen, handelsprocessen, effectenkoersen en oogsten vulden de rubrieken van de eerste krant.33 In de tweede uitgave pas was er een bericht dat niet over handel ging.34 Al snel daarna, rond de tumultueuze gebeur-tenissen in 1830, toen België zich afscheidde van het Koninkrijk der Nederlanden, kwam er meer aandacht voor politieke gebeurtenissen.35

Het Amsterdamse Algemeen Handelsblad ontwikkelde zich tot een leidende landelijke krant. Om niet achter te blijven werd in 1844 in Rotterdam eveneens een op handel gerichte, liberale krant opgericht: de Nieuwe Rotterdamsche

28 F.C.H. Meeuwsen, ‘De redacteur-economie’ in : Goedhart, De Pers in Nederland 122-132, aldaar 122.

29 Hemels, ‘De krant koning?’ 69. 30 Hemels, ‘De krant koning’ 69.

31 W. Visser, De papieren spiegel. Honderd-vijf-en-twintig jaar Algemeen Handelsblad

1828-1953 (Algemeen Handelsblad: Amsterdam 1828-1953) 43.

32 Zoals weergegeven in: Goedhart, De Pers in Nederland 124. 33 Visser, De papieren spiegel 44.

34 Visser, De papieren spiegel 44.

35 Jaco Schouwenaar, Tussen beurs en Binnenhof. J.W. van den Biesen en de politieke

(13)

13 Courant (NRC).36 In het eerste nummer motiveerde uitgever Nijgh de oprichting

door te wijzen “op de noodzakelijkheid dat Rotterdam als tweede stad des lands, ter behartiging van de stedelijke belangen, in het bijzonder die van de handel, de beschikking over een eigen orgaan behoorde te hebben”.37 In het eerste hoofd-artikel, ‘Aan het publiek!’ genaamd, kwam het liberale standpunt naar voren: “Wij leven in een land waar de handel de zenuw der algemeene welvaart is. De belangen des handels zullen ons derhalve onder hunnen sterkste voorstanders rekenen. Al wat den handel belemmert, al wat diens bloei in den weg staat, al wat diens vrije vlugt belet of dreigt te beletten, zal met alle inspanning van krachten door ons bestreden worden”.38

In Journalistiek in Nederland schrijft Huub Wijfjes over de Nederlandse econo-mische journalistiek van rond 1900 dat, door professionalisering van de pers, het gewone publiek geen toegang meer had tot de beursvloer. In plaats van zelf een kijkje nemen op het Damrak, kon het publiek ontwikkelingen op de beurs vanaf dat moment alleen nog te weten komen door te lezen wat journalisten daarover schreven. Deze journalisten waren in dienst van de gespecialiseerde kranten, maar ook van de algemene dagbladen.39 Naast de NRC en het Handelsblad gingen ook andere kranten aan het einde van de negentiende eeuw meer aandacht besteden aan economische journalistiek, ‘gedwongen door de groei van de wereldhandel’, aldus Meeuwsen in 1943.40 Ook ging het bedrijfsleven zelf nieuws aan de kranten leveren, om invloed uit te oefenen op wat er geschreven werd over economische zaken.41

Zowel de NRC als het Handelsblad zijn gericht op de ‘liberaal denkende maatschappelijke bovenlaag’.42 In het laatste kwart van de negentiende eeuw ontstonden er in Nederland verschillende nieuwe kranten. Naast de richtingbla-den, die waren gericht op een eigen christelijke of ideologische ‘zuil’, kwamen er ook een aantal populaire, neutrale kranten, zoals Het Nieuws van de Dag en De Telegraaf, die mikten op het grote publiek.43 De laatste kwam voor het eerst uit op 1 januari 1893, en werd uitgegeven door Henry Tindal, die al meerdere populaire kranten uitgaf, zoals De Amsterdammer.44 De krant was sterk gericht

36 K. Baschwitz, ‘The history of the daily press in the Netherlands’, Bulletin of the

international committee of historical sciences 10 (1938) 96-113, aldaar 109.

37 Zoals weergegeven in: Maarten Schneider en Joan Hemels, De Nederlandse krant

1618-1978. Van ‘nieuwstydinghe’ tot dagblad (4e druk; Het Wereldvenster: Baarn 1979) 157.

38 Zoals weergegeven in: A. Stempels, ‘Gedachten bij en na de oprichting van de NRC’ in: Idem ed., Kijk in een jarige krant (Nieuwe Rotterdamse Courant, Rotterdam 1969) 16. 39 Huub Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000. Beroep, cultuur en organisatie

(Boom: Amsterdam 2004) 52.

40 Meeuwsen, ‘De redacteur-economie’ 127. 41 Ibidem

42 Joan Hemels, ‘De wankele krant. Dagbladen op de drempel van de informatiemaatschappij’ in: Jo Bardoel en Jan Bierhoff ed., Media in Nederland. Feiten, analyses (6e druk; Wolters

Noordhoff: Groningen 1990) 89-110 aldaar 93. 43 Hemels, ‘De wankele krant’ 93.

(14)

14

op het maken van winst.45 Volgens Wijfjes in Journalistiek in Nederland werd deze krant opgericht uit onvrede met de saaie berichtgeving van het eveneens Amsterdamse Algemeen Handelsblad.46 Het bleek een gat in de markt, omdat het blad neutraal was en ’s ochtends werd uitgebracht.47 Lezers in de middenklasse werden hierdoor aangesproken, en mede daardoor werd De Telegraaf uiteindelijk in de twintigste eeuw een enorm succes.48

Voor Tindal was de krantenuitgeverij echter de ondergang, hij werd in 1901 failliet verklaard en stierf korte tijd later.49 De Telegraaf was toen lang niet meer zo omvangrijk en goed opgemaakt als in de beginjaren en de lezersaantallen waren fl ink geslonken – mede doordat Tindal had besloten te bezuinigen.50 Diegene die De Telegraaf overnam, H.M.C. Holdert, maakte de krant uiteindelijk succesvol.51 Daarnaast vormde hij begin twintigste eeuw een krantenconcern, door andere populaire dagbladen aan te kopen. Het slotstuk daarvan was in 1923 de aankoop van Het Nieuws van de Dag, dat veel meer lezers had dan De Telegraaf. De oplage van De Telegraaf schoot in deze tijd omhoog, van 5.412 in 1902 tot 86.382 in ’24.52

Alhoewel De Telegraaf niet speciaal gericht was op handel, bevatte de krant vanaf het begin nieuws over handel, nijverheid en scheepvaart. In de eerste uitgave van 1 januari 1893 is een ‘Prijscourant opgemaakt door de vereeniging voor den effectenhandel’ afgedrukt, met recente beursstanden. Daarnaast staan de rubrieken ‘Binnenlandsche Markt- en Vischberichten’, ‘Scheepstijdinghen’ en ‘De Amerikaanse markten’ in de kolommen.53 In een uitgave van De Telegraaf zelf uit 1987 schrijft J.N. Theunissen dat de aanwezigheid van deze rubrieken een van de redenen was voor het succes van de krant.54

De Telegraaf en NRC Handelsblad nu

Anno 2003 bestonden er in Nederland zeven algemene landelijke dagbladen.55 In 1980 waren dit er nog tien: naast de twee onderzochte kranten en de Volkskrant, het Algemeen Dagblad, Trouw, het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad kwamen destijds ook nog Het Parool (nu regionaal), De Courant/Nieuws van de Dag en De Waarheid uit. De Telegraaf en NRC Handelsblad zijn als

45 Hemels, ‘De wankele krant’ 93. 46 Wijfjes, Journalistiek in Nederland 40.

47 J.N Theunissen. Het verhaal van een krant. De krant: spiegel en vergrootglas van de

wereld (De Telegraaaf/De Courant Nieuws van de Dag: Amsterdam 1987) 19.

48 Schneider en Hemels, De Nederlandse krant 252. 49 Idem 269.

50 Ibidem.

51 Jan van de Plasse, ‘Een eeuw De Telegraaf. Episoden uit het bestaan van een honderdjarige krant (deel 1)’, De Journalist 22 (4 december 1992) 26-30. 52 Van de Plasse, ‘Een eeuw De Telegraaf, deel 1’ 28.

53 De Telegraaf, zondag 1 januari 1893 (Koninklijke Bibliotheek Den Haag). 54 Theunissen, Het verhaal van een krant 19.

(15)

15 vertegenwoordigers gekozen van deze landelijke kranten. Ze zijn op basis van

inhoud en uiterlijk gekozen als vertegenwoordigers van respectievelijk de popu-laire en de serieuze pers. Ook internationaal wordt dit onderscheid gemaakt op basis van inhoud, het ontwerp en de invulling van nieuws. Serieus staat daarbij meestal gelijk aan feitelijk, waardig, en ‘upmarket’ in tabloidvorm (half formaat), en populair voor sensationeel, oppervlakkig, ‘downmarket’, en doorgaans in broadsheetgrootte.56

In Nederland is dit onderscheid echter niet zo duidelijk. Ten eerste verschijnt De Telegraaf op broadsheetformaat, en Trouw inmiddels juist in tabloidvorm. Ten tweede, wat betreft de onderwerpkeuze en de invulling van het nieuws ,verschil-len de Nederlandse kranten niet duidelijk van elkaar. Brants en McQuail stel,verschil-len in een bundel over media in West-Europa uit 1997 zelfs dat: “alle Nederlandse dagbladen als ‘kwaliteitspers’ zouden moeten worden gekarakteriseerd, omdat tabloids en hun gerichtheid op sensatie niet bestaan in Nederland als men een vergelijking maakt met Duitse of Britse kranten”.57

Er is echter wel degelijk enig onderscheid wat betreft inhoud en vormgeving tussen populaire en serieuze kranten in Nederland. Volgens Addy Kaiser, in haar studie uit 1990 over de werkwijze en het uiterlijk van de Nederlandse krant, zijn er globaal vier categorieën te onderscheiden wat betreft mogelijke inhoud van een krant: beleidsinformatie (over politiek, economie, etc.), praktische informatie (weer, beursnieuws, etc.), human interest en ten slotte verstrooiing (puzzels bijvoorbeeld). In populaire media is meer aandacht voor de laatste drie categorieën dan in serieuze kranten, die op hun beurt weer meer kolommen inruimen voor de eerste categorie.58 Maar sinds de jaren zestig, toen vele kranten het moeilijk hadden door de ontzuiling en de opkomst van de tv als advertentie-medium, veranderden de Nederlandse serieuzere kranten. Zij bevatten sindsdien meer verstrooiende elementen en zijn wat betreft fotogebruik en opmaak visueel aantrekkelijker geworden.59

Als men de oplages van de twee onderzochte kranten vergelijkt valt op dat NRC Handelsblad in de drie onderzoeksjaren steeds een minder grote oplage heeft dan De Telegraaf (zie grafi ek 1), die op haar beurt de grootste krant van Nederland is in deze jaren.

56 Allan, News culture 205.

57 Kees Brants en Denis McQuail, ‘The Netherlands’ in: Bernt Stubbe Østergaard ed., The

media in Western Europe. The Euromedia handbook (2e druk; SAGE Publications: Londen,

Thousand Oaks en New Delhi 1997) 153-167, aldaar 158.

58 Addy Kaiser, ‘Een wereld van papier. Werkwijze en uiterlijk van de Nederlandse krant’ in: Bardoel en Bierhoff ed., Media in Nederland (6e druk) 111-132, aldaar 112.

(16)

16

Grafi ek 1 Aantal betaalde abonnementen per krant, per jaar.60

Avondkrant NRC Handelsblad is een product van de moeilijke jaren zestig. Voor-gangers Algemeen Handelsblad en NRC kampten in die tijd met tegenvallende oplagecijfers. Al eerder waren er plannen geweest voor samenwerking (onder andere in 1914 en begin jaren vijftig61), en beide uitgeverijen achter de kranten waren al eerder, in 1964, gefuseerd tot de Nederlandse Dagbladunie.62 Begin 1970 werd het besluit genomen tot een fusie van de twee kranten – in Twee heren vinden elkaar van Paul van de Laar uit 1989 wordt dit besluit uitgebreid besproken.63 Op 1 oktober 1970 kwam het eerste nummer uit van het nieuwe NRC Handelsblad – in Amsterdam heette deze tot 1972 Handelsblad NRC. In het begin zorgde de fusie nog tot een daling van de lezersaantallen, maar vanaf 1973 was de nieuwe combinatie uit de rode cijfers.64

Sinds de fusie is de hoofdredactie gevestigd in Rotterdam, net als de econo-mieredactie. De fi nanciële redactie huist in Amsterdam, dichtbij de beurs. De krant verschijnt van maandag tot en met zaterdag. NRC Handelsblad is, net als de voorgangers, een krant van liberale signatuur, dat zich richt op de hoger opgeleide lezer.65 Op de eigen website wordt hierover geschreven: “Wat stijl en inhoud van deze krant betreft: wij komen er eerlijk voor uit dat wij ons richten tot een publiek dat bereid is na te denken. Wij weten dat wij daardoor, vooral in een tijd waarin de aandacht van de lezer toch al door zoveel zaken in beslag wordt genomen, onszelf beperkingen qua lezerstal opleggen. Maar het is ons

60 Cijfers van het CEBUCO zoals weergegeven op: http://www.politiekcompendium.nl , aldaar Samenleving/Dag- en weekbladen/Gegevens over de krant/Oplagecijfers.

61 Paul T. van de Laar, Twee heren vinden elkaar. De fusie tussen de NRC en het Algemeen

Handelsblad bedrijfseconomisch bekeken (Waterstad: Rotterdam 1989) 27-29.

62 Idem 1. 63 Ibidem. 64 Idem 52 en 67.

(17)

17 streven niet om aan een populariteitswedstrijd mee te doen”.66 In een onderzoek

naar het lezerspubliek van kranten per inkomensklasse (verdeeld in A (hoogst), B1, B2, C en D) blijkt dat dit zich vertaalt in het bereik: de lezers van NRC Handelsblad komen vooral uit klasse A.67 In alle drie de onderzoeksjaren was NRC Handelsblad de vierde krant van Nederland qua lezersaantallen, na De Telegraaf, het Algemeen Dagblad en de Volkskrant.68

De economische rubriek heeft vanaf het begin na de fusie een belangrijke rol gekregen. Daarvoor was er al een vernieuwing doorgevoerd bij het Handelsblad waarbij er een apart economiekatern was gekomen, met een eigen voorpagina met het belangrijkste fi nancieel-economische nieuws (zie voor een recent voorbeeld fi guur 1). “De rubriek mocht zich niet alleen richten op de belegger, maar diende ook andere voorwerpen te bevatten over moderne bedrijfsvoering, fi nanciering, doorlichting van bedrijven en bedrijfstakken, en dergelijke,” aldus Van de Laar in Twee heren vinden elkaar.69 Na de fusie werden de uitgangspunten voor de nieuwe kwaliteitskrant gebaseerd op deze plannen van het Algemeen Handelsblad, “die nog niet de kans hadden gekregen te rijpen”.70 De katern heette aanvankelijk

66 Idem.

67 Kaiser, ‘Een wereld van papier’ 114-115. 68 Cijfers CEBUCO.

69 Van de Laar, Twee heren vinden elkaar 51. 70 Idem 59.

(18)

18

‘Mens en bedrijf’, heet nu ‘Economie’ en vanaf 1 maart 2001 een korte tijd ‘E’.71 In 2001 had de hoofdredactie van NRC Handelsblad ook nog een idee voor een eigen fi nanciële krant, als concurrent voor Het Financieele Dagblad, maar dat werd door de directie van PCM, het huidige uitgeversconcern, tegen gehouden.72 Vanaf 1982 is het aantal economieredacteuren verdubbeld: van tien naar eenentwintig en twintig in 1994 en 2006. Anno 2008 werken er 22 mensen.73

De titel De Telegraaf had na de Tweede Wereldoorlog een tijdelijk verschijnings-verbod wegens vermeende collaboratie met de bezetter. Dat werd in 1947 terug-gedraaid – in het proefschrift Niet voor publicatie van René Vos uit 1988 werd de krant defi nitief gerehabiliteerd.74 Amsterdam is nog steeds de zetel van de hoofdredactie. Het dagblad is een ochtendkrant, en verschijnt sinds 21 maart 2004 zeven dagen in de week. De krant is een ‘populaire’ uitgave, maar wel poli-tiek geëngageerder dan buitenlandse equivalenten. De krant wordt momenteel gelezen door zowel zakenmensen als mensen met een lagere opleiding.75 Uit het bereikonderzoek blijkt dat De Telegraaf vooral mensen uit klasse B2 (onder-laag van de middenklasse) en C (minder welgestelden) aantrekt.76 De statuten van De Telegraaf presenteren de krant als neutraal: “Het Dagblad De Telegraaf geeft onpartijdig nieuws, zonder gebonden te zijn aan enig staatkundige partij, kerkelijke richting of belangengemeenschap, uitsluitend in dienst van ’s lands belang”.77

Zoals ook in de eerste jaren van De Telegraaf blijft fi nanciële en economi-sche berichtgeving een belangrijke rol spelen in de krant. In de jaren vijftig en zestig was er bijvoorbeeld een aparte pagina – zonder aparte titel – voor dit soort berichtgeving, later kreeg dit de sectietitel ‘Financiën en economie”. Vanaf april 1975 kwam er zelfs een apart katern: De Financiële Telegraaf (DFT). Bernard Vogelsang, huidig redacteur van DFT, schrijft hierover: “Midden jaren zeventig is voor het merk ‘De Financiële Telegraaf’ gekozen om de pagina herkenbaarder te maken voor lezers en adverteerders. Ook kon op deze manier een ijzersterk merk worden opgebouwd dat duidelijk gekoppeld is aan het merk De Telegraaf. Het ontstaan van De Financiële Telegraaf sloot bovendien goed aan bij andere

71 Van de Plasse, Kroniek 137.

72 Zeger Luyendijk, ‘Europese zakenkranten fl oreren en concurreren’, De Journalist 1 (2001) 26-27, aldaar 27.

73 Bron: E-mailconversatie op 15 augustus met Dick van Eijk, momenteel chef economie bij NRC Handelsblad. Zie bijlage 1.

74 Van de Plasse, ‘Een eeuw De Telegraaf. Episoden uit het bestaan van een honderdjarige krant (deel 2)’, De Journalist 23 (18 december 1992) 26-29, aldaar 28 en René Vos,

Niet voor publicatie : de legale Nederlandse pers tijdens de Duitse bezetting (Sijthoff:

Amsterdam 1988).

75 Semetko en Valkenburg, ‘Framing European politics’ 97 76 Kaiser, ‘Een wereld van papier’ 114-115.

(19)

19 deelsegmenten van De Telegraaf die midden jaren zeventig al een eigen label

hadden. Daarbij valt te denken aan Telesport, de Vaarkrant en de Woonkrant.”78 De populariteit onder zakenmensen wordt waarschijnlijk mede veroorzaakt door de berichtgeving in dit katern, dat rustiger is opgemaakt dan de voorpagina (zie fi guur 2).79 Sinds oktober 1999 heeft DFT een samenwerking met het Ameri-kaanse Wall Street Journal, en verschijnen er van dinsdag tot en met zaterdag vertaalde en bewerkte artikelen uit deze Amerikaanse zakenkrant.80

Voor adverteerders wordt DFT momenteel als volgt omschreven: “In De Financiële Telegraaf vindt de lezer het fi nanciële nieuws uit binnen- en buitenland, de belangrijkste koersen en achtergronden. Daarnaast wordt er op de fi nanciële pagina’s aandacht geschonken aan personal fi nance en human interest. Dinsdag is, daags na de eerste beursdag van de week, de belangrijkste verschijningsdag. Op vrijdag vindt de lezer op de pagina Mijn Bedrijf nieuws en praktische tips van en voor ondernemers.”81

Momenteel werken er twintig verslaggevers op de redactie van DFT, inclusief drie vertalers voor de Wall-Street-Journalpagina. In 1982 en 1994 werkten er respectievelijk twaalf en zeventien verslaggevers.82

78 Bron: e-mailconversatie op 24 en 25 augustus 2008 met Bernard Vogelsang, zie bijlage 2. 79 Verschillende edities van De Telegraaf (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag).

80 Van de Plasse, Kroniek 130.

81 ‘Advertentiemogelijkheden De Financiële Telegraaf’, http://service.telegraaf. nl/tarieven/website/?id=142.

82 Zie noot 78.

(20)

20

De verschillen tussen de economische berichtgeving in het populaire De Telegraaf en het serieuze NRC Handelsblad komen duidelijk naar voren in de twee volgende artikelen van 5 mei 2006, die over hetzelfde onderwerp handelen: minister Bot heeft in gesprekken met de Kazachstaanse president een concessie voor het Brits-Nederlandse bedrijf Shell binnengehaald betreffende olievelden.

De twee teksten zijn, ondanks hetzelfde onderwerp, nogal anders. Ten eerste verschilt de kop: ‘bezorgen’ tegenover ‘helpen’, ‘megacontract’ tegenover ‘concessie’. De Telegraaf legt hiermee in wat eenvoudigere woorden uit wat er gebeurd is, NRC Handelsblad is zakelijker. Ook verderop in de tekst in De Telegraaf wordt met ‘werelddeal’ meteen duidelijk wat voor betekenis de concessies hebben voor Shell, in NRC Handelsblad wordt er academischer gesproken over ‘een grote olie- en gasconcessie’. Dat het contract nog niet defi nitief is – zoals dat in NRC Handelsblad duidelijk wordt gemaakt in een hele paragraaf – wordt in De Telegraaf alleen duidelijk in het woordje ‘waarschijnlijk’ in de eerste zin. Over de omvang van de concessies zegt De Telegraaf dat het een minderheidsbelang van eenderde zal bedragen, NRC Handelsblad zegt dat Bot nog niet wilde zeggen hoe groot die was. Dat terwijl Ron Kerver volgens de dateline in Kazachstan was, en het artikel van NRC Handelsblad in Rotterdam is getikt. De redacteur van NRC Handelsblad heeft meer ruimte gekregen voor het artikel, en gaat daarin ook nog meer in op de achtergrond van de overeenkomst (Topman Van der Veer van Shell die Bot heeft verzocht te bemiddelen, de tegenprestaties die Bot heeft toegezegd).

Samengevat wordt het economisch onderwerp in De Telegraaf op een bondige en simpele manier aan de lezers gepresenteerd, NRC Handelsblad gaat meer in op de achtergrond van de gebeurtenis en brengt het op een meer zakelijke, academische toon.

Bot helpt Shell met concessie

DEN HAAG, 5 MEI. - Shell krijgt een grote olie- en gasconcessie in het Nursultan-veld in de Kaspische sector. Die toezegging kreeg minister Bot (Buitenlandse Zaken, CDA) gisteren van de Kazachstaanse president Nazarbajev. Shell lijkt daarmee een

biedingsstrijd van de Kazachstaanse overheid te hebben gewonnen. Er is echter geen defi nitieve overeenkomst.

Het akkoord staat onder druk van de Amerikanen, die de concessie ook graag willen hebben. Maar Bot lijkt de Amerikaanse vice-president Cheney, die vandaag voor dat doel naar de Kazachstaanse hoofdstad Astana komt, net voor.

Een woordvoerder van de oliemaatschappij zei vanochtend dat Shell “tevreden is over de voortgang” van de onderhandelingen met Kazmunaigaz, het Kazachstaanse staatsbedrijf voor de olie- en gaswinning. Ook is het bedrijf “blij” met de ondersteuning van minister Bot. Wanneer een defi nitieve beslissing te verwachten is, kan Shell nog niet zeggen.

Hoe groot de concessie precies is, wilde Bot na afl oop van het gesprek met de president niet kwijt. De hoogste baas van Shell, Jeroen van der Veer, had Bot voor zijn vertrek voor een negendaagse reis naar Centraal-Azië verzocht zijn gewicht in de schaal te leggen. Tijdens het gesprek met Nazarbajev in Astana zegde Bot toe Kazachstan te steunen in zijn ambitie om voorzitter te worden van de OVSE en om lid te worden van de WTO.

Minister Bot bezorgt Shell megacontract door Ron Korver

ASTANA (Kazachstan), vrijdag

Minister Bot (Buitenlandse Zaken) heeft gisteren in de nieuwe Kazachstaanse hoofdstad Astana waarschijnlijk een werelddeal voor Shell binnengehaald. Het gaat om een minderheidsbelang van ongeveer eenderde in wat volgens kenners wel eens “de grootste olievondst van de laatste dertig jaar buiten het Midden-Oosten” kan zijn. De overeenkomst geeft Shell het langdurig exploratierecht van het veld, ook wel het ‘N-veld’ genoemd.

Voor Shell betekenen de toezeggingen, die Bot gisteren tijdens zijn gesprek met president Nazarbajev heeft binnengehaald, groot succes in de strijd de oliereserves weer op peil te krijgen.

(21)

21

2

Communicatiewetenschap &

economische journalistiek

Zoals in de inleiding al werd verteld, uit Neil T. Gavin in de introductie van zijn bundel The economy, media and public knowledge zijn verbazing over het weinige onderzoek dat naar economische journalistiek is gedaan. Er zijn de afgelopen dertig jaar echter wel degelijk onderzoeken verschenen naar economische jour-nalistiek, meestal in de vorm van een kritische discourse analyse. Deze vorm van analyse is afgeleid van taalonderzoek door van Teun A. van Dijk. Zijn theorie gaat er vanuit dat er een verband bestaat tussen het gebruik van taal in mediateksten en het bestaan van ideologieën - resulterend in het ontstaan van een ongelijke samenleving.83 Pionierswerk werd rond 1980 verricht door de Glasgow University Media Group (GUMG). Zij voerden een tekstanalyse uit naar hoe in de media werd bericht over de stijgende infl atie in Groot-Brittannië in de eerste vier maanden van 1975. In kranten en op tv werd in deze periode, zo bleek uit hun onderzoek, maar één oorzaak aangewezen: de stijging van lonen. Alternatieven, zoals geste-gen olieprijzen, werden amper in beschouwing geste-genomen. Er werd dan ook volop kritiek geuit op de vakbonden in de media.84 En dat terwijl de lonen helemaal niet gestegen waren in de onderzoeksperiode, zo constateerden de auteurs.85

In de jaren na het onderzoek van GUMG verschenen nog een handvol onder-zoeken naar economische journalistiek. Socioloog Mike Emmison voerde een discourse analyse uit naar de opkomst van de term ‘de economie’ in de twintigste eeuw, aan de hand van het gebruik ervan in Britse media.86 Zijn conclusie was dat ‘de economie’ steeds meer wordt geportretteerd als een “object or entity beyond human control – a portrayal that has important political implications”.87 John Rae en John Drury, twee Britse discourseonderzoekers, deden een soortgelijk onderzoek naar de term ‘economie’ als Emmison, rond de recessie in Groot-Brittannië in het laatste kwart van 1990.88 Zij constateerden dat in de media

83 Barbie Zelizer, Taking journalism seriously. News at the academy (SAGE Publications: Thousand Oaks, Londen en New Delhi 2004) 123.

84 Greg Philo, Peter Beharell and John Hewitt, ‘Reasonable men and responsible citizens’: economic news’ in: Greg Philo ed., Glasgow media group reader, volume 2. Industry,

economy, war and politics (Routledge: Londen en New York) 21-36, aldaar 21.

85 Idem 29.

86 M. Emmison, ‘’The economy’: its emergence in media discourse’ in: Howard Davis en Paul Walton ed., Language, image, media (Basil Blackwell: Oxford 1983) 139-155.

87 Gavin, ‘Introduction’ 3.

(22)

22

‘economie’ als een wezen zonder menselijke controle wordt geportretteerd, door middel van metaforen, zoals “a recession that could cut right into the bone” of “The hurricane of high interest rates”. Een van de recentere discourse analyses is dat van Lindhoff, de aanleiding voor deze scriptie. Zijn onderzoek bevatte naast het discourse-onderzoek ook nog een kwantitatief en kwalitatief element.

Gavin vermeldt in zijn introductie kritiek op deze studies. Vaak is in zijn visie de empirische focus te krap: een te korte tijdsperiode waarin onderzoek werd gedaan, of juist een te oppervlakkige studie over een grote periode van onderzoek. Daarnaast is er kritiek op de gebruikte kaders, omdat alleen de inhoud wordt onderzocht en niet de processen achter de krantenartikelen en tv- en radioprogramma’s. Analyseapparaten uit de communicatiewetenschap, zoals onderzoek naar de journalistieke praktijk in de redactieruimte, of theorieën zoals agenda-setting en framing, zijn amper toegepast op de economische journalis-tiek, zo constateerde Gavin in 1998.89

Deze twee theorieën gaan, zoals in de inleiding als is toegelicht, over de machtsrol van de media. Om de relevantie van media-agenda en frames, de centrale termen uit deze scriptie die zijn afgeleid van eerder genoemde theorieën, te laten zien wordt in dit hoofdstuk de werking en ontwikkeling van beide theo-rieën geschetst. Daarna zal soortgelijk onderzoek naar (economische) journalis-tiek worden weergegeven, om de wetenschappelijke context van het onderwerp te laten zien en de methodologie van deze scriptie te onderbouwen.

Macht, media en publiek

Figuur 4 Vereenvoudigd één-op-éénmodel van communicatie90

De invloed van de media op politiek en de publieke opinie is een belangrijk onderwerp van onderzoek naar journalistiek. Volgens Barbie Zelizer in haar bibli-ografi sche bundel Taking journalism seriously komt dit door de al lang bestaande

329-356.

89 Gavin, ‘Introduction’ 3. Opvallend is dat Gavin in 1997 nog een artikel schreef over verkiezingen en de economie dat niet aan zijn eigen kritiek voldoet, omdat het geen gebruik maakt van de algemene communicatietheorieën (maar louter close reading) en maar een korte tijdperiode onderzoekt (GB tussen ’92 en ’97). Zie: Neil T. Gavin en David Sanders, ‘The economy and voting’, Parliamentary affairs 4 (1997) 631-640.

90 Dietram Scheufele en David Tewksbury, ‘Framing, Agenda Setting, and Priming: The evolution of three media effects models’, Journal of Communication 1 (2007) 9-20, aldaar 10.

Zender Ontvanger

(23)

23 verwachtingen dat de nieuwsmedia in een democratie als een ‘vierde macht’

kunnen dienen.91

Eerste theorieën over de relatie tussen media-aandacht voor een onderwerp en de publieke opinie daarover ontstonden in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw: het injectienaald-model en ‘magic-bullet’-model, waarin een één-op-éénrelatie werd verondersteld tussen verzender en ontvanger (zie Figuur 4).92 “De media ‘prikken’ en ‘steken’ volgens dit concept voortdurend in het ‘passieve lichaam’ van de ontvanger”, zo omschrijven De Boer en Brennecke deze theorieën in hun overzichtsbundel over communicatiewetenschappen.93

Deze simpele voorstellingen van de publiek-mediarelatie werd na de Tweede Wereldoorlog vervangen door theoretisch en methodologisch meer ‘sophisticated’ modellen.94 “Media effects were much more complex in nature than previously assumed […] and depended heavily on people’s homogenous networks and their selective informational diets, which reinforced existing attitudes rather than changed them”, zo omschreven communicatiewetenschappers Scheufele en Tewksbury de bevindingen van de eerste onderzoekers van de Amerikaanse Columbia University die deze modellen ontwikkelden, in hun korte historiografi -sche artikel over framing en agenda-setting uit 2007.95

In de jaren zeventig van de vorige eeuw was er nog een ‘paradigm-shift’, zoals Scheufele en Tewksbury de veranderingen noemen in het onderzoeksveld van politiek-communicatieonderzoek. Twee onderzoekers, Noelle-Neumann en George Gerbner, kwamen vrijwel tegelijkertijd tot de conclusie dat de massa-media zeer machtig zijn: “Both assumed that mass massa-media had strong, long-term effects on audiences, based on the ubiquitous and consonant stream of massa-ges they presented to audiences”96. Een van de modellen van beïnvloeding van waarover het publiek nadacht, dat in de jaren zeventig werd ontwikkeld, was agenda-setting.97

In de jaren tachtig en vroege jaren negentig werd het huidige communica-tieonderzoek ontwikkeld. Een concept als framing, een voortzetting van agenda-setting, is gebaseerd op het idee dat massamedia sterke effecten kunnen hebben over hoe het publiek denkt over issues, als zij met hun berichtgeving inwerken op bestaande oordelen en schemata die bij het publiek bestaan.98

91 Zelizer, Taking journalism seriously 145.

92 Scheufele en Tewksbury, ‘Framing, agenda-setting and priming’ 10.

93 Connie de Boer en Santje Brennecke, Media en publiek. Theorieën over media-impact 5e

druk (Uitgeverij Boom: Amsterdam 2003) 17.

94 Scheufele en Tewksbury, ‘Framing, agenda-setting and priming’ 10. 95 Ibidem.

96 Ibidem. 97 Ibidem

(24)

24

Agenda-setting

In 1972 werd in het dorpje Chapel Hill in de Amerikaanse staat North Caro-lina onderzoek gedaan naar de relatie tussen wat een groep zwevende kiezers belangrijke onderwerpen vond, en welke onderwerpen in de media vaak werden behandeld.99 De onderzoekers, Maxwell McCombs en Donald Shaw, kwamen tot de volgende conclusie: “Those aspects of public affairs that are prominent in the news become prominent among the public”.100 Hoe meer aandacht in de media aan een bepaald onderwerp, hoe belangrijker dat door het publiek wordt gevon-den (zie Figuur 5).101 Sindsdien is dit eerste agenda-setting onderzoek in talloze studies wereldwijd gerepliceerd en verder ontwikkeld.102

De meeste van agenda-setting studies hebben plaatsgevonden in het land waar de term werd geïntroduceerd: de Verenigde Staten. Rond de presidents-verkiezingen van 1972 werd het Chapel-Hillonderzoek uitgebreid overgedaan, nu in het dorpje Charlotte, North Carolina. Om de methodologische bezwaren van het Chapel-Hillonderzoek te ondervangen werd ditmaal geen selecte steek-proef genomen, maar een onder àlle stemgerechtigden, en werd het onderzoek gedurende de zomer en het najaar driemaal herhaald. De bevindingen lieten zien dat alleen in de laatste maand de media geen bepalende rol hadden in de publieke agenda.103 Bij de presidentsverkiezingen vier jaar later werd er in drie verschillende gemeenschappen onderzoek gedaan, en ook hier was de conclusie dat met name rond de periode van oriëntatie van de kiezers – rond de primaries – de invloed van de media op de publieke agenda het grootst was.104

Het agenda-settingeffect is niet voorbehouden aan verkiezingen – al vormen die wel een ‘natural laboratory for the examination of media effects’ – of aan de VS, aldus McCombs.105 Verdere onderzoeken bewezen dat ook buiten de

99 De Boer en Brennecke, Media en publiek 186-187.

100 Zoals weergegeven in: Maxwell McCombs, ‘A look at Agenda-Setting: past present and future’, Journalism studies 4 (2005) 543-557, aldaar 543.

101 De Boer en Brennecke, Media en publiek 185.

102 McCombs, ‘A look at Agenda-setting’ 543 en Maxwell McCombs, Setting the agenda. The

mass media and public opinion (Polity press: Cambridge 2004) 8.

103 McCombs, Setting the agenda 8-9. 104 Idem 9.

105 Idem 11.

Patterns of news coverage Concerns of the public

MEDIA AGENDA PUBLIC AGENDA

Most prominent

public issues Most importantpublic issues

transfer of issue salience

Figuur 5 Agenda-setting-rol van de

(25)

25 verkiezingsperiode dezelfde effecten zijn te ontdekken, net als in andere

geogra-fi sche nationale en regionale gebieden en op andere agenda’s dan de politieke. McCombs: “The phenomenon of agenda-setting [is] a continuous and inadvertent by-product of the mass communication process”.106

Er is in de loop der tijd veel discussie geweest over het agenda-settingon-derzoek. Veel van het eerste onderzoek werd niet nauwkeurig genoeg gevonden, omdat geen rekening werd gehouden met de ‘werkelijkheid’, die ook van invloed is op de publieke opinie.107 Journalisten claimden simpelweg weer te geven wat er speelde in de wereld. Verschillende laboratorium-experimenten, waar bijvoorbeeld sommige proefpersonen wel en andere niet aan verslaggeving over oorlogsvoor-bereidingen werden blootgesteld, bewezen echter een sterke correlatie tussen media- en publieksagenda.108 Ook buiten het laboratorium werd vastgesteld dat de media-aandacht niet één-op-één de werkelijkheid volgt. In een onderzoek rond de Vietnamoorlog bleek de piek in de media-aandacht twee jaar eerder te zijn dan de ‘werkelijke’ piek in de oorlog, die werd afgeleid van representatieve statistieken.109

In de ontwikkeling van het agenda-settingonderzoek zijn volgens McCombs, sinds ‘Chapel Hill’, inmiddels vijf verschillende onderzoeksterreinen te ontdekken. Deze bestaan naast elkaar:

1. basic agenda setting effects 2. attribute agenda setting; 3. psychology of agenda setting; 4. sources of the media agenda; 5. consequences over media effects.110

‘Basic agenda setting effects’ is het traditionele onderzoeksveld dat is ontstaan als voortzetting van de Chapel Hill-studies. Het vergelijkt de aandacht van media voor onderwerpen met wat het publieke aandachtspunt is.111 Het tweede onderzoeksterrein wordt ook wel ‘second stage of agenda-setting’ genoemd. Hierin wordt niet onderzoek gedaan naar de hoeveelheid aandacht voor bepaalde onderwerpen in de media, maar naar hoe die aandacht wordt gegeven. In een artikel wordt namelijk doorgaans niet alleen een issue genoemd, maar worden er ook verschillende karakteristieken toegevoegd aan het artikel, die meer of minder aandacht generen. Hiermee zou niet alleen worden beïnvloed waarover, maar ook hoe het publiek denkt over een object. In de volgende paragraaf wordt

106 Ibidem.

107 De Boer en Brennecke, Media en publiek 190. 108 McCombs, Setting the agenda 17.

(26)

26

uitgelegd hoe deze tweede fase in verband kan worden gebracht met de theorie van framing.112

De derde, vierde en vijfde onderzoeksvlakken die McCombs heeft gedefi -nieerd gaan respectievelijk over de effecten van agenda-setting op het niveau van individuen (zoals het eerder genoemde laboratorium-experiment), over de bronnen waarop de media haar agenda bepalen en over de consequenties van beïnvloeding van publiek door media.113

Voor de beantwoording van de eerste onderzoeksvraag (het kwantitatieve onder-zoek naar de onderwerpen op de voorpagina’s van de twee kranten) wordt er aangesloten bij het onderzoeksterrein van ‘basic agenda setting effects’. Het kwalitatieve onderzoek, waarbij de context en de manier waarop de onderwerpen ter sprake worden gebracht wordt beschreven, sluit juist aan bij het tweede onderzoeksveld, ‘attribute agenda setting’. Effecten van de media-agenda op die van het publiek zijn geen onderwerp, net zo min als de bronnen en de werking van agenda-setting op individueel niveau. In het onderzoek wordt alleen gekeken naar de eerste fase van het agenda-setting proces, dat op het niveau van de media plaatsvindt: ‘the most prominent issues in the media’, oftewel de ‘media-agenda’ (zie fi guur 5).

Framing

Agenda-setting gaat uit van effecten door een hogere beschikbaarheid van een onderwerp of de karakteristieken die daaraan worden toegeschreven, waardoor het publiek eerder aan dat onderwerp of die karakteristiek denkt. Framing gaat er daarentegen vanuit dat door het benadrukken van bepaalde kenmerken van een onderwerp de publieke opinie wordt beïnvloed. Lezers gaan het onderwerp hierdoor vanuit die beschrijving (het frame) beoordelen.114

Framing is sinds de introductie van de term in de jaren zeventig115 een veel-gebruikt concept in media-onderzoek, meer dan het broertje agenda-setting.116 Communicatie-wetenschapper David H. Weaver wijt dit aan de dubbelzinnigheid en veelomvattendheid van de term, er is geen eenduidige betekenis. Tegelijkertijd begrijpt men intuïtief wat er bedoeld wordt met een frame.117 In een uitgebreide

112 McCombs, ‘A look at Agenda-setting’ 546-547. 113 Idem 547-549.

114 Scheufele en Tewksbury, ‘Framing, agenda-setting and priming’ 14-15.

115 Volgens Barbie Zelizer werd de term framing geïntroduceerd door Erving Goffman (1974) en Gregory Bateson (1972), in hun theorie dat het gehele publieke leven langs raamwerken was georganiseerd, waardoor individuen de werkelijkheid ontvingen: Zelizer,

Taking journalism seriously 140.

116 David Weaver heeft dit onderzocht in 1976-2005 door te zoeken op de termen in een

Communication-Abstractsdatabase: Weaver, ‘Thoughts on agenda setting, framing and

priming’ 143-144.

117 Stephen D. Reese, ‘The framing project: a bridging model for media research revisited’,

(27)

27 wetenschappelijke discussie is wel getracht de term een duidelijke betekenis mee

te geven, maar de meningen over welke dit dan moet zijn lopen zeer uiteen. Sommige onderzoekers, zoals McCombs, vinden framing een voortzetting van setting, en eigenlijk een onderdeel van de ‘second stage of agenda-setting’. In deze tweede fase worden de kenmerken die aan onderwerpen worden toegeschreven in de media onderzocht, en een frame is daarbij niets anders dan een dominant kenmerk, “a pervasive description and characterization of the object”, aldus McCombs.118

Anderen, zoals Bertram Scheufele, zijn het daarmee niet eens.119 Zij vinden dat McCombs en zijn medestanders de psychologische en sociologische wortels van framing negeren. Om de wereld om zich heen te begrijpen en nieuwe informa-tie effi ciënt op te nemen, maken individuen sowieso gebruik van interpretainforma-tieve frameworks.120 Dit geldt ook voor nieuwsmakers. Framing is dan ook noodzakelijk om de complexiteit van een nieuwsonderwerp te verminderen – wat ook nodig is om te voldoen aan de beperkte uitzendtijd of ruimte op de bladzijde, aldus Scheufele en Tewksbury.121

De frameworks in het nieuws worden opgebouwd door het gebruik van symbolen (motto’s, slogans, voorbeelden, metaforen, uitbeeldingen en plaatjes) en ‘reasoning devices’ (oftewel retorische middelen zoals een oorzaak-gevolgcon-structie in de tekst, of een claim op moraliteit).122 Hierin ligt het verschil tussen framing en agenda-setting, volgens Scheufele en medestanders. De tweede fase van het onderzoek van agenda-setting beperkt zich tot ‘karakteristieken’ van onderwerpen, wat overeenkomt met het onderdeel ‘symbolen’ van een frame-work.123 Als deze fase wordt gelijkgesteld aan framing, wordt overgeslagen dat een mediatekst meer is dan een woord of frase, maar ook retorische middelen bevat.124 Het onderzoek naar deze retoriek in een tekst maakten geen deel uit van de theorie van agenda-setting, en dat vormt juist de kern van het onderzoek naar framing. Er wordt vanuit gegaan dat vaste retorische middelen in het nieuws inwerken op het raamwerk van de lezer of kijker, waardoorheen ook nieuwe onderwerpen in het nieuws door de lezer of kijker beoordeeld worden.125

De theorieën agenda-setting en framing worden vaak wel aanvullend gebruikt, omdat er is wel een verband is. Een bepaald retorisch middel, bijvoorbeeld ‘confl ict’, zorgt eerder voor het vormen van een frame bij een individu, als dat

118 McCombs, ‘A look at Agenda-setting’ 548.

119 Scheufele en Tewksbury, ‘Framing, agenda-setting and priming’ 15. Voorbeeld: Scheufele, ‘Framing-effects approach’ 406.

120 Scheufele en Tewksbury, ‘Framing, agenda-setting and priming’ 11-12. 121 Idem 12.

122 Weaver, ‘Thoughts on agenda setting, framing and priming’ 143; William A. Gamson,

Talking Politics (Cambridge University Press: Cambridge, New York en Victoria 1992) 24.

123 Weaver, ‘Thoughts on agenda setting, framing and priming’ 143 124 Scheufele, ‘Framing-effects approach’ 408.

(28)

28

middel vaker in de media-agenda is voorgekomen. Andersom, een retorische constructie in een tekst die een lezer nog niet vaak is tegengekomen, zal niet snel van invloed zijn op de mening van dat individu.126

Er worden verschillende soorten frames onderzocht: thematische frames tegenover episodische frames of issue-specifi eke tegenover generieke frames. De thematische/episodische onderverdeling is afkomstig van Shanto Iyengar, waarbij een thematisch frame in tegenstelling tot een episodisch frame het nieuwsonderwerp in een bredere context zet.127 Die keuze kan de mening van lezers over dat nieuwsonderwerp beïnvloeden. Uit een onderzoek van Iyengar, in samenwerking met Adam Simon, rond de Eerste Golfoorlog bleek bijvoorbeeld dat er op de Amerikaanse televisie vooral gebruik werd gemaakt van episo-dische frames. Hierbij werd de gebeurtenis van de dag verslagen, zonder dat daar achtergrondinformatie bij werd gegeven, zoals analyses van de oorzaken, beschrijvingen van soortgelijke gebeurtenissen uit het verleden of informatie over de sociaal-economische situatie van de Iraakse en Koeweitse samenlevingen.128 De episodische berichtgeving had een positieve invloed op de publieke steun voor de Amerikaanse president George Bush sr., die militair ingrijpen in het confl ict nastreefde.129

De tweede onderverdeling is geïntroduceerd door Claes H. De Vreese, gelieerd aan de Amsterdamse School voor Communicatieonderzoek.130 Issue-specifi eke frames zijn alleen geldig voor bepaalde nieuwsevenementen.131 Een recent voor-beeld hiervan is het frame ‘the war on terror’. Generieke frames daarentegen zijn algemeen toepasbaar, soms zelfs door de tijd heen of in verschillende culturele contexten.132 Het confl ict-frame in een tekst is hier een voorbeeld van. Onderzoek naar generieke frames in media maakt het mogelijk vergelijkingen te maken tussen media, landen of periodes.133

In deze scriptie zal dan ook gebruik worden gemaakt van generieke frames, om een vergelijking tussen NRC Handelsblad en De Telegraaf, over een langere periode, te kunnen maken. De hier gebruikte generieke frames zijn afkomstig uit deductief onderzoek van Neumann, Just en Crigler en Semetko en Valkenburg.134

126 Scheufele en Tewksbury, ‘Framing, agenda-setting and priming’ 16.

127 Shanto Iyengar en Adam Simon, ‘News coverage of the Gulf crisis and public opinion. A study of agenda setting, priming and framing’ in: Shanto Iyengar en Richard Reeves ed., Do the media Govern? Politicians, voters, and reporters in America (1997) 248-257, aldaar 250-251.

128 Iyengar en Simon, ‘News coverage of the Gulf crisis’ 254. 129 Idem 255.

130 Claes H. De Vreese, Framing Europe. Television News and European integration (Aksant: Amsterdam 2003) 28.

131 Ibidem.

132 De Vreese, Peter en Semetko, ‘Framing politics at the launch of the euro’, 108. 133 Idem 109.

(29)

29 Door middel van interviews met individuen en onderzoek in nieuwsberichten zijn

vijf veel voorkomende generieke frames vastgesteld. “It makes little sense to investigate the complex processes of news reception and framing effects with frames that are infrequent, insuffi ciently described or not a consistent component of the news environment”, zo betogen de auteurs van ‘Framing politics at the launch of the euro’.135

Het voordeel van deductief vastgestelde frames is gelijk aan het gebruik van generieke frames: het maakt vergelijkingen tussen nieuwsberichten uit verschil-lende kranten, landen en periodes mogelijk. Gevaar is wel dat andere dan de vastgestelde frames over het hoofd worden gezien. Bij de inductieve methode is dat geen probleem, omdat daar vanuit de tekst frames worden bepaald – deze methode maakt een meer intensieve bestudering van één bepaalde tekst juist mogelijk.136

Het eigenlijke onderzoek naar framing vindt plaats op verschillende vlakken, zo omschrijft Scheufele in zijn overzichtsartikel uit 2006, ‘Frames, schemata, and news reporting’.137 Zo is het proces van framing te ontdekken bij journalisten, bij mediasystemen, bij de ontvangers (de maatschappij) en bij politieke, economi-sche en culturele actoren. Vervolgens kan onderzoek worden gedaan op cognitief niveau (hoe zijn de raamwerken opgebouwd bij een individu?), op het niveau van het discourse tussen politieke actoren of media, en ten slotte op het niveau waar de frames manifest worden, in tekstuele constructies, zoals in nieuwsbe-richten.138 Dit laatste, op het niveau van de teksten, is het onderzoeksvlak van deze scriptie.

Voorbeelden

In de volgende twee subparagrafen volgen eerst twee voorbeelden van onderzoek naar frames en agenda-setting waarvan het onderwerp, economische journa-listiek, hetzelfde is als in deze scriptie. Daarna volgen twee voorbeelden van onderzoek waarvan juist de methodologie te vergelijken is met dit onderzoek.

Economie: agendapunt en frame

In 1987 verscheen, nog voordat Gavin zijn kritieken op het huidige onderzoek naar economische journalistiek publiceerde, ‘Economic news on network televi-sion’ van Stephen D. Reese, John A. Daly, en Andrew P. Hardy. Dit ging over de aanwezigheid van het onderwerp economie op de Amerikaanse televisie in de

(University of Chicago Press: Chicago 1992) 60-77 en Semetko en Valkenburg, ‘Framing European Politics’ 94-96.

135 De Vreese, Peter en Semetko, ‘Framing politics at the launch of the euro’ 108. 136 Semetko en Valkenburg, ‘Framing European Politics’ 94-95.

137 Bertram Schaufele, ‘Frames, schemata, and news reporting’, Communications. The

European Journal of Communication Research 1 (2006) 65-83, aldaar 65-66.

(30)

30

periode 1973-83.139 Het was eerste onderzoek naar het onderwerp economie in algemene nieuwsrubrieken langs de lijnen van agenda setting – naast wat eerdere onderzoeken specifi ek naar business news.140 Het onderzoek van Reese, Daly en Hardy vond plaats tijdens een lange onderzoeksperiode van 11 jaar. Hierdoor is goed een ontwikkeling in de tijd te ontdekken. In het artikel wordt verder weinig aandacht gegeven aan de achterliggende theorie van agenda-setting, de metho-dologie wordt echter wel uitgebreid uitgelegd.141 Ook wordt in het artikel een defi nitie gegeven van ‘economisch nieuws’: “This study uses a broader defi nition of economic news than prior studies. In addition to traditional ‘business’ news, it examines coverage of economic indicators (“the economy”), foreign economic news and the economic activities of government”.142

Onderwerp was niet zoals in deze studie het agendapunt economie ten opzichte van andere agendapunten (politiek, cultuur, etc.), maar verschillende onderwerpen binnen de economie: economische acties van de overheid, de private sector, economische indicatoren en buitenlands economisch nieuws.143 2.483 nieuwsberichten over economie werden onderzocht, van drie verschillende netwerken (ABC, CBS en NBC), wat één nieuwsuitzending per vier dagen bete-kent.144 Per categorie is in het artikel aangegeven hoeveel uitzendtijd en aantal items eraan is gewijd. Ook wordt omschreven op welke manier de items werden gepresenteerd (anekdotisch of niet, welke bronnen aan het woord, met of zonder bewegend beeld). De voor deze scriptie relevante conclusie van het onderzoek is dat het aandeel economisch nieuws in de algemene netwerkjournaals, in welke subcategorie dan ook, niet signifi cant is toegenomen in de elfjarige onderzoeks-periode.145 Gemiddeld gaat bijvoorbeeld negen procent van de tijd over overheid en de economie, twee procent gaat over buitenlands economisch nieuws. Wel zorgen andere nieuwsonderwerpen er voor dat economisch nieuws soms een periode wat minder zendtijd inneemt, zoals tijdens het Watergate-schandaal in 1974. Grote economische gebeurtenissen, tijdens de crisis door de Arabische olieboycot in oktober 1973, zorgen juist voor een toename.146

Zoals weergegeven in de subparagraaf ‘framing’, is er geen overeenstemming in de communicatiewetenschappen over het verband tussen (second-level) agenda-setting en framing. Joe Bob Hester en en Rhonda Gibson volgen in ‘The economy and second-level agenda setting’ de lijn van Maxwell McCombs. In het artikel,

139 Stephen D. Reese, John A. Daly en Andrew P. Hardy, ‘Economic News on Network Television’, Journalism Quarterly 64 (1987) 137-144.

140 Idem 137.

141 Reese, Daly en Hardy, ‘Economic news’ 139. 142 Idem 138.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Al onze werkzaamheden worden verricht overeenkomstig de voorwaarden, vastgesteld door de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen (NVM).. Deze voorwaarden

Indien er niet wordt geopteerd voor belaste verhuur, wordt de huurprijs verhoogd met een nader door de accountant van verhuurder vast te stellen

- elektraverbruik voor wat betreft de verlichting, inclusief vastrecht, alsmede ten behoeve van de installaties en verlichting van de algemene ruimten;. -

Indien er niet wordt geopteerd voor belaste verhuur, wordt de huurprijs verhoogd met een nader door de accountant van verhuurder vast te stellen

Al onze werkzaamheden worden verricht overeenkomstig de voorwaarden, vastgesteld door de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen (NVM).. Deze voorwaarden

Ruime kantoorruimte voorzien van lift en pantry, Jaarlijks, voor het eerst één jaar na datum gelegen op de eerste verdieping van een huuringang, op basis van de wijziging van het

ter plaatse van op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -3' zijn de gronden tevens bestemd voor mijnbouw in de vorm van gas- en aardolie exploratie en

Huurders in La Fortezza zijn onder andere Bayer Medical Care, Flycatcher, Young Capital en Raad voor de Kinderbescherming... Metrage Circa 247 m² VVO kantoorruimte inclusief