• No results found

SchoolTV-weekjournaal vs. NOS Jeugdjournaal?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "SchoolTV-weekjournaal vs. NOS Jeugdjournaal?"

Copied!
121
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

- 1 -

SchoolTV-weekjournaal vs.

NOS Jeugdjournaal?

Vergelijkend onderzoek naar geruststellingtechnieken in de zaak Milly Boele

Naam: Esther Hagen

Hoofdbegeleider: Prof. Dr. H.B.M. Wijfjes

Opleiding: Master Journalistiek, studiepad dagbladjournalistiek

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen

(2)

- 2 -

‘An informed child must not necessarily be a traumatized child.’

(Joanne Cantor & Amy I. Nathanson1)

(3)

- 3 -

Inhoudsopgave

Inleiding ... - 5 -

1. Kinderen en media ... - 9 -

1.1 Opkomst aandacht voor kinderen ... - 9 -

1.2 Wetenschappelijke theorieën over kinderen en media ... - 10 -

2. Kinderen en eng nieuws ...- 15 -

2.1 Angstreacties ... - 15 -

2.2 Enge nieuwsberichten begrijpen ... - 17 -

2.3 Enge onderwerpen ... - 19 - 2.4 Geruststellen ... - 21 - 3. Kinderjournaals ...- 24 - 3.1 NOS Jeugdjournaal ... - 24 - 3.2 SchoolTV-weekjournaal ... - 26 - 3.3 Geruststellingtechnieken in kinderjournaals ... - 28 -

4. Casus: Milly Boele ...- 34 -

4.1. Milly Boele ... - 34 - 4.2 Mediahype ... - 34 - 4.3 Casestudy ... - 35 - 5. Resultaten ...- 39 - 5.1 Analyse op programmaniveau... - 39 - 5.2 Analyse op itemniveau ... - 42 - 5.3 Analyse op shotniveau ... - 50 -

5.4 Analyse van de websites ... - 55 -

Conclusies en aanbevelingen ...- 60 -

Bronnen en literatuur ...- 64 -

Bijlage 1: interview met SchoolTV-weekjournaal ...- 68 -

Bijlage 2: protocollen 1-8 ...- 73 -

(4)

- 4 -

Als ik de baas zou zijn

(Refrein:) Als ik de baas zou zijn van het journaal Dan werd meteen het nieuws een heel stuk positiever

De hele wereld werd meteen een beetje liever Want ik negeerde alle narigheid totaal De grote mensen op 't journaal staan vaak te zeuren

Nou ja, dat zal soms ook wel best 's nodig zijn Maar wat ik graag op tv zou zien gebeuren

Dat is nieuws waarvan je denkt: 'Ha fijn'

Er is een tandarts in Den Haag die niemand pijn doet bij het boren Iemand vond de gouden ketting terug die ze was verloren

Hoera, hoera

Na een zware operatie kan een dove man weer horen Hoera, hoera

Joep de Bruin van dertien heeft zich vandaag voor 't eerst geschoren Hoeraaaa!

(Refrein)

Dat grote mensen graag met bommen willen spelen Da's ouwe koek die krijg je altijd op je bord Maar wat ik aan de mensen mee zou willen delen

Dat is nieuws waarvan je vrolijk wordt

De eerste lammetjes in maart, een mooi rapport voor Kees Verstegen De hond van tante Jo heeft negen kinderen gekregen

Hoera, hoera

Een gratis taxi die de kinderen naar school brengt in de regen Hoera, hoera

Kinderbedtijd wordt verschoven van half acht naar kwart voor negen Hoeraaaa!

De grote mensen doen aan vrolijkheid maar weinig Dus kijk ik af en toe 'ns naar het Jeugdjournaal

Maar dat is meestal bijna net zo chagrijnig Oh, 'k word niet goed, is er een dokter in de zaal?

(Refrein) Uit: Kinderen voor Kinderen 5 (1984)2

2

(5)

- 5 -

Inleiding

Bijna elk kind in Nederland groeit op met Kinderen voor Kinderen en zingt uit volle borst alle klassiekers mee. Een daarvan is ‘Als ik de baas zou zijn’, waarin kinderen mogen bepalen wat het Journaal uitzendt. Het kindernieuws zou er heel anders uitzien dan de ellende die we voorgeschoteld krijgen. Een lievere wereld, zonder narigheid en chagrijnige mensen, en alleen nieuws waarvan we denken ‘Ha fijn!’. Het klinkt mooi, maar verstandig lijkt het niet. Want kinderen moeten toch weten in wat voor wereld zij opgroeien? De vraag hierbij is wel op welke manier opgroeiende kinderen daarmee geconfronteerd moeten worden. Ook een van de gasten van het Belgische HappyMama-forum vraagt zich dit af:

‘Vanaf welke leeftijd zouden jullie je kinderen (begeleid) naar het journaal laten kijken? Enerzijds is het belangrijk dat ze weten wat er op de wereld gebeurt, anderzijds komt er zoveel geweld in voor...’ 3

Het klinkt als een terechte vraag, want is het niet steeds heftiger wat we te zien krijgen op de televisie? Wordt de hang naar sensatie van de programmamakers niet steeds groter, omdat het grote publiek daar nu eenmaal naar vraagt? En los van andere televisieprogramma’s zendt ook het Journaal de ergste gruwelbeelden gewoon uit. Maar hoe zit het met kinderen, kunnen zij die steeds heftigere beelden van de realiteit aan? Is dit wel de manier om kinderen te leren wat zich in de wereld afspeelt?

Een andere gast reageert op het forum:

‘Ze kijken samen met ons naar het nieuws, maar wel met de afstandsbediening in de hand. Vroeger waarschuwde men nog voor de beelden, nu worden ze zelfs om 13 uur zonder boe of bah in je strot geramd.’4

Het klinkt logisch dat kinderen hiertegen beschermd moeten worden. Want stel je voor dat ze zich allerlei enge gedachtes in het hoofd halen, bijvoorbeeld dat ook zij ontvoerd kunnen worden of slachtoffer van een natuurramp kunnen zijn. Samen naar het Journaal kijken is dan inderdaad een optie, want ouders kunnen het nieuws uitleggen of in ieder geval te weten komen welke vragen zich in het hoofd van hun kind kunnen afspelen. Maar helaas zijn er ook onbewaakte momenten op de dag, waarop kinderen zonder toezicht deze gruwelbeelden op televisie kunnen zien. Om nog maar niet te spreken over de mogelijkheden hiertoe op het internet.

Een oplossing is het NOS Jeugdjournaal, een dagelijkse nieuwsbron speciaal voor kinderen van ongeveer tien tot en met twaalf jaar, die de NOS sinds 5 januari 1981 uitzendt. Dit journaal

3http://www.happymama.be/viewtopic.php?f=8&t=4336, 25-01-2011. 4

(6)

- 6 - brengt kinderen op de hoogte van wat er in de wereld gebeurt op een manier die zij begrijpen. Het probeert onder meer de brij aan informatie, die kinderen gedurende de dag binnenkrijgen,

behapbaar te maken en uit te leggen. Want het kan zeker goed zijn voor kinderen om op de hoogte te zijn van wat zich buiten hun beschermde omgeving afspeelt: mensen komen om door

natuurgeweld, en ja, er vallen oorlogsslachtoffers. Dit verrijkt de kennis van kinderen. Het is

vervolgens aan de makers van het NOS Jeugdjournaal om het nieuws op zo’n manier te brengen dat kinderen op de hoogte zijn zonder ’s nachts door angstaanvallen wakker te liggen.

Maar hoe doet een redactie dat als de schokkende verhalen uit de realiteit heel dichtbij komen? Neem het vermiste 10-jarige Duitse jongetje Mirco, die in januari 2011 na maanden zoeken vlak over de grens bij Venlo vermoord werd aangetroffen. Of nog dichterbij: Milly Boele, het in maart 2010 vermoorde 12-jarige meisje uit Dordrecht. Dat moet voor kinderen een stuk beangstigender zijn dan natuurgeweld in Azië. Al helemaal als zij zelf in Dordrecht en omstreken wonen. Want hoe dichterbij het nieuws zich afspeelt, hoe beter de kinderen zich kunnen inleven en angst kunnen krijgen dat het hen ook kan overkomen. Zeker als het in het geval van Milly Boele gaat om een meisje van hun eigen leeftijd, die om het leven wordt gebracht door een buurman. En dan is die buurman ook nog eens politieman van beroep, iemand die we toch moeten kunnen vertrouwen?

Beangstigend nieuws kan een reden voor ouders zijn om hun kinderen van het nieuws af te schermen. Maar dat hoeft niet. Het is wel zaak dat het NOS Jeugdjournaal weet hoe dit nieuws in een zo juist mogelijke context te plaatsen om zo de angstreacties van kinderen te beperken. Maar dat is een vaardigheid die journalisten tijdens hun opleiding niet leren. Dat de journalisten van de NOS het maken van nieuwsberichten voor kinderen in het begin dan ook nogal moeilijk vonden, blijkt ook wel uit de woorden van Journaalhistoricus Ad van Liempt: ‘De eerste maanden wisten ze eigenlijk niet hoe je een ingewikkeld onderwerp voor kinderen begrijpelijk moest maken. Dat is eigenlijk een vak dat je moet leren. In woorden uitleggen dat gaat dan nog wel, maar om er ook beelden bij te bedenken dat was heel erg lastig’.5

Gelukkig is bij de totstandkoming van het NOS Jeugdjournaal bedongen dat er ook een achtergrondprogramma zou komen. In september van het jaar waarin het NOS Jeugdjournaal startte (1981), begon ook SchoolTV met het uitzenden van een wekelijks actualiteitenprogramma voor kinderen uit de basisschoolgroepen 7 en 8. Vanaf de start zendt het SchoolTV-weekjournaal alleen uit tijdens schoolweken. Het programma is door de makers van de Nederlandse Onderwijs Televisie (NOT) als verdieping bij het NOS Jeugdjournaal ontwikkeld en biedt een pedagogische laag bovenop het nieuws. Het Jeugdjournaal brengt kinderen op de hoogte en het SchoolTV-weekjournaal probeert de kinderen een handvat te geven om dit nieuws te begrijpen.

5 Ad van Liempt, in filmpje Geschiedenis van het Jeugdjournaal,

(7)

- 7 - Waar het NOS Jeugdjournaal een journalistieke insteek heeft, gericht op het brengen van de actualiteit, benadert SchoolTV-weekjournaal het nieuws meer vanuit een educatief oogpunt. Het SchoolTV-weekjournaal moet achtergrond bieden en probeert niet alle onderwerpen van de afgelopen week te behandelen, maar kiest een aantal onderwerpen die meer uitleg nodig hebben. Het is interessant om deze twee aanpakken eens te vergelijken op een gevoelig onderwerp: Milly Boele. Hier komt de essentie van het vraagstuk. Want hoe breng je eng nieuws – waarvan

verondersteld kan worden dat het kinderen angst kan aanjagen – op een manier die kinderen op de hoogte brengt van de realiteit zonder dat zij hier al te bang van worden? En is er een aanmerkelijk verschil in de journalistieke aanpak van het Jeugdjournaal en de meer opvoedkundige aanpak van het SchoolTV-weekjournaal?

De zaak Milly Boele is door beide journaals belicht. Dit maakt het mogelijk de journalistieke insteek van de NOS tegenover de educatieve insteek van de onderwijstelevisie te zetten, waarbij je weet dat het hoofddoel van beide het informeren van kinderen is. Hierbij is het interessant ook te kijken of de programmamakers hun website als ondersteunend middel hebben gebruikt. De onderzoeksvraag luidt dan ook:

Wat hebben het NOS Jeugdjournaal en het SchoolTV-weekjournaal gedaan om de

angstreacties van kinderen op de berichtgeving rondom de moord op Milly Boele te beperken, in zowel hun uitzendingen als op hun websites, en wat is hun verschil in werkwijze?

Dit vraagt om een inhoudsanalyse van zowel de journaals als de websites van beide nieuwsleveranciers. De inhoudsanalyse geeft een beeld van de manier waarop het NOS

Jeugdjournaal en het SchoolTV-weekjournaal met eng nieuws zijn omgegaan. Dankzij interviews met programmamakers kan worden onderzocht of zij in dergelijke zaken via een bepaald protocol werken en of zij inderdaad duidelijk vanuit hun journalistieke (Jeugdjournaal) of educatieve (SchoolTV-weekjournaal) achtergrond werken. Wellicht maken beide redacties keuzes op basis van hun intuïtie en ontlopen de uitzendingen en websites elkaar daardoor niet zoveel.

Om dit onderzoek in een juist kader te plaatsen, bespreekt hoofdstuk 1 de relatie tussen kinderen en media, op basis van literatuuronderzoek. Het behandelt de opkomst van aandacht voor kinderen in media en geeft daarbij verschillende gedachtegangen over dit nieuwe fenomeen.

(8)

- 8 - beperken.

Het NOS Jeugdjournaal en SchoolTV-weekjournaal proberen kinderen te helpen door het nieuws begrijpelijk te brengen, waardoor minder snel angst optreedt. Hoofdstuk 3 bespreekt beide kinderjournaals en gaat verder met de manier waarop zij de angstreacties van kinderen op eng nieuws kunnen beperken, middels geruststellingtechnieken. Literatuur, maar ook eerdere interviews met hoofdredacteur Ronald Bartlema van het NOS Jeugdjournaal en een door mijzelf gevoerd gesprek met eindredacteur Jeanny Duyf van het SchoolTV-weekjournaal geven de informatie waarop dit hoofdstuk is gebouwd.

Het volgende hoofdstuk (4) bespreekt de casus Milly Boele, een moordzaak die is uitgegroeid tot mediahype. De vermissing en dood van het 12-jarige Dordrechtse meisje heeft heel Nederland beziggehouden en vormt daardoor een geschikt onderwerp voor dit onderzoek. Het NOS

Jeugdjournaal en SchoolTV-weekjournaal hadden namelijk de taak om dit schokkende nieuws in een juist kader te plaatsen voor kinderen en hadden alle reden om geruststellingstrategieën toe te passen. Een uitleg van de wijze waarop de inhoudsanalyse van de berichtgeving rondom de moord op Milly Boele door beide kinderjournaals wordt uitgevoerd, vormt de afsluiting van dit gedeelte van het onderzoeksrapport en daarmee een brug naar het volgende hoofdstuk: de inhoudsanalyse. De resultaten van de inhoudsanalyse vormen samen hoofdstuk 5, waarin zowel de uitzendingen rondom de moord op Milly Boele, via www.uitzendinggemist.nl, en de websites van beide nieuwsleveranciers zijn opgenomen: www.schooltv.nl/weekjournaal en

static.nos.nl/jeugdjournaal.

(9)

- 9 -

1. Kinderen en media

Dit hoofdstuk behandelt de relatie tussen kinderen en media. Het bespreekt de opkomst van speciale aandacht voor kinderen in media en verschillende gedachtegangen over de effecten van media op kinderen.

1.1 Opkomst aandacht voor kinderen

Tot ver in de achttiende eeuw besteedden media geen speciale aandacht aan kinderen, van welke leeftijd dan ook. Als kinderen al konden lezen, lazen zij dezelfde teksten als hun ouders. Rond 1770 kwam hier verandering in door de komst van de eerste kinderboeken. Scholen ruilden de Bijbel en boeken voor volwassenen in voor boeken die speciaal voor kinderen waren geschreven, omdat kinderen nog niet klaar zouden zijn voor de beslommeringen van de volwassenenwereld. Dit ligt volledig in lijn met de gedachte van de Verlichting. Zeer bekend uit deze periode is de franse filosoof Rousseau, die ervoor pleitte dat kinderen de kans moesten krijgen zelf de wereld te ontdekken zonder overgedragen angsten van volwassenen.6

Deze zorgenvrije en vreugdevolle periode, zoals de kindertijd volgens Rousseau hoorde te zijn, was alleen weggelegd voor kinderen uit de hogere klassen. In gezinnen waar geen schoolgeld was, en kinderen gewoon moesten meewerken, was het onmogelijk de kinderen af te schermen van de realiteit van het dagelijkse leven. Pas een eeuw later, rond 1900, drong het idee van de

zorgenvrije en blije kindertijd door tot de gehele bevolking. Twee redenen hiervoor zijn het verbod op kinderarbeid (1874) en de Wet op de Schoolplicht (1900).7 Als reactie op deze ontwikkelingen opende een Amerikaanse uitgeverij in 1919 de eerste aparte kinderboekenafdeling en vond de eerste Kinderboekenweek plaats.8

Dood, seks, geld en geweld waren onderwerpen waarmee kinderen in de eerste helft van de twintigste eeuw niet via media in aanraking kwamen. Deze afscherming van de volwassenenwereld door de media duurde tot ongeveer 1960. Tegelijk met de opkomst van de televisie, die kinderen massaal blootstelde aan informatie voor volwassenen, ontstonden de emancipatiebewegingen. Er brak een periode aan waarin bestaande ideeën over zo’n beetje elk gebied op de schop gingen, zo ook de gedachte dat kinderen in een ‘droomwereld’ moeten leven.9 Misschien zou het juist wel goed zijn voor kinderen om te weten wat zich allemaal afspeelt in de wereld, en moest hen niet langer een schijnwereld voor worden gehouden. Hierdoor zouden ze wellicht beter voorbereid zijn op de echte

6

Valkenburg, Patti M. Beeldschermkinderen. Amsterdam: Boom, 2008 pp. 8-9. 7

Ibidem, p. 9. 8

Valkenburg, Patti M. Children´s Responses to the Screen. Mahwah, New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates, 2004 p. 3.

(10)

- 10 - wereld. De media die zich op kinderen richtten, zoals kinderpagina’s in kranten, bespraken vanaf nu alle onderwerpen, ook de onderwerpen waarop voorheen een taboe rustte.

Maar deze liberale ideeën stuitten na twee decennia (rond 1980) steeds meer mensen tegen de borst. Zo ook kinderpsycholoog Elkind: ‘Hurried children are forced to take on the physical, psychological, and social trappings of adulthood before they are prepared to deal with them’10. Volgens hem vragen ouders, de school, en zeker ook de media te veel van kinderen, want wat zij te zien krijgen en weten gaat hun verstand vaak te boven. Elkind noemt dit pseudo-sophistication of pseduo-wereldwijsheid: een verwachte kennis en wijsheid van kinderen die eigenlijk helemaal nog niet aan de orde is.11

Los van de minder beschermend opstellende media voor kinderen, hebben kinderen steeds meer toegang tot informatie die oorspronkelijk niet voor hen is bedoeld. Radio, internet, (gratis) kranten en met name televisie zijn onuitputtelijke informatiebronnen voor kinderen. En zelfs als kinderen niet bewust op zoek zijn naar informatie, overvallen beelden van moord, seks en geweld hen wanneer ze bijvoorbeeld aan het zappen zijn of wanneer hun ouders het nieuws kijken.12 Dit zijn vaak beelden waar zij eigenlijk nog niks van begrijpen, maar die wel op hun netvlies blijven hangen. Dit kan leiden tot stress, onzekerheid, depressie en agressie.13

Daar komt bij dat de beelden op televisie de laatste decennia steeds heftiger zijn geworden. Het scoren van kijkcijfers door het brengen van sensationele beelden blijkt niet alleen meer bij ‘Hart in Aktie’ en andere meer sensatiegerichte televisieprogramma’s te horen. Nieuwsprogramma’s lijken steeds vaker fatale ongelukken, ontvoering van kinderen en misdaad als bouwstenen te hebben en ook de insteek van het nieuws is steeds vaker negatief, doordat ‘slechte’ onderwerpen, zoals misdaad, terreur en oorlog, overheersen.14 Des te meer reden dat de liberale ideeën over kinderen en media niet bij iedereen goed vallen.

1.2 Wetenschappelijke theorieën over kinderen en media

Communicatiedeskundige Joshua Meyrowitz en mediasocioloog Neil Postman zijn van mening dat de kindertijd door het televisiegebruik van de jeugd aan het verdwijnen is. De grens tussen jeugd en

10

Elkind, David. The Hurried Child. USA: Addison-Wesley Publishing Company, 1981 p. xii. 11

Ibidem, p. 77. 12

Walma van der Molen, Juliëtte H. en Elly A, Konijn. ‘Dutch Children’s Emotional Reactions To News About The War In Iraq.’ In The Handbook of Children, Media, and Development. Samengesteld door Calvert, Sandra L., en Barbara J. Wilson. Malden, MA: Wiley/Blackwell, 2008. p. 75.

13

Valkenburg, Children´s Responses to the Screen, p. 4. 14

Smith, Stacy L., Katherine M. Pieper en Emily J. Moyer-Guse. ‘News, Reality Shows, and Children’s Fears: Examining Content Patterns, Theories, and Negative Effects.’ In The Handbook of Children, Media, and

(11)

- 11 - volwassenen vertroebelt of verdwijnt zelfs helemaal, omdat zij naar dezelfde programma’s (kunnen) kijken die eigenlijk voor volwassenen bedoeld zijn. Jongeren kleden zich hierdoor eerder als

volwassenen en praten en gedragen zich ouder dan zij zijn.15 Een gevolg hiervan is dat kinderen ook sneller als volwassenen worden behandeld, wat zij wellicht helemaal nog niet aankunnen. Over deze nieuwe soort kinderen – en hun mediagebruik – bestaan twee visies die lijnrecht tegenover elkaar staan. De ene groep is van mening dat kinderen onschuldig en passief zijn en vooral afgeschermd moeten worden van de realiteit, die zij met name via de media consumeren. De invloed van de media is volgens deze groep te groot en beïnvloedt de nog kwetsbare kinderen. Zo zouden ze agressief kunnen worden van gewelddadige beelden op televisie of het idee kunnen krijgen dat de wereld slecht is.

Tegenhangers zijn juist van mening dat het niet erg is dat kinderen tegenwoordig meer meekrijgen, omdat zij mondig en slim genoeg zijn om hiermee om te gaan.16 Kinderen zouden volgens deze groep door de gegeven informatie heen kunnen prikken en zelf kunnen bepalen wat goed en slecht is. Deze groep tegenhangers is voornamelijk te vinden in marketingkringen, waarbij zij kinderen als ‘kids’ zien en in hen een interessante doelgroep als afzetmarkt vinden.17

Aan zowel de groep die denkt dat kinderen te onschuldig en passief zijn als aan de groep die juist van mening is dat kinderen stoer genoeg zijn om allerlei media-uitingen aan te kunnen, liggen wetenschappelijke inzichten ten grondslag. Grofweg zijn er twee wetenschappelijke tradities te onderscheiden, die beide een mening hebben geformuleerd over de effecten van media op kinderen. Hierbij moet direct de kanttekening gemaakt worden dat zij niet zo zwart-wit denken over de

mogelijkheid van kinderen om met de persuasieve kracht van media om te gaan als de eerder genoemde twee groepen (die van het onschuldige/passieve versus het stoere kind) doen. De eerste groep wetenschappers zijn de effectenonderzoekers, met name

(media)psychologen en communicatiewetenschappers, waartoe ook Meyrowitz en Postman behoren. Deze groep gaat ervan uit dat media bepaalde (vaak negatieve) effecten op kinderen hebben. Met de opkomst van de televisie, rond de jaren zestig van de vorige eeuw, kwam ook het idee op dat media almachtig waren en dat ze kinderen – passief en makkelijk te manipuleren als zij waren – weinig goeds zouden brengen.18 Enkele theorieën uit deze tijd zijn de one-step-flow-theorie en de injectienaaldtheorie, die ervan uitgingen dat media hun ideeën integraal kunnen overbrengen op kinderen. Hierdoor zouden kinderen als ‘weerloze sponsjes’ precies handelen en denken zoals de media het wilden. Deze theorieën stammen af van het stimulus-respons-model uit de psychologische wetenschap. Halverwege de twintigste eeuw dachten psychologen dat het menselijk gedrag enkel

15

Valkenburg, Beeldschermkinderen, p. 11. 16

Valkenburg, Children´s Responses to the Screen, p. 7. 17 Valkenburg, Beeldschermkinderen, p. 15.

18

(12)

- 12 - zou voortkomen uit een reactie op prikkels van anderen, waarbij die reactie bij een ieder hetzelfde zou zijn.19 Deze gedachtegangen staan in lijn met de groep die denkt dat kinderen niet bestand zijn tegen de macht van de media.

Maar zelfs de groep effectenonderzoekers ziet in dat dit te simplistisch gedacht was, en zij hebben dan ook nieuwe ideeën ontwikkeld over de effecten van media op het gedrag van kinderen. Hierbij moet gezegd worden dat de injectienaaldtheorie bij de start van de televisie wellicht wel gedeeltelijk van toepassing was, omdat kijkers toen nog naïever en minder gewend waren aan de kracht en de mogelijkheden van de televisie. In het huidige medialandschap zijn de

effectenonderzoekers van mening dat kinderen de ideeën die media spuien niet één-op-één overnemen, maar dat media selectieve effecten hebben. De onderzoekers kijken nu namelijk ook naar de kant van de ontvanger, naar de rol die kinderen spelen in het ontvangen van de media-boodschap. Of en hoe media beïnvloeden, hangt bijvoorbeeld af van de omgeving waarin het kind de boodschap ontvangt en van de oplettendheid en voorkennis van het kind. En daarbij is het effect op ieder kind verschillend. Hieruit komt het nog steeds gebruikte uses-and-gratifications-model naar voren. Dit model gaat ervan uit dat het publiek een actieve rol heeft en pas informatie opneemt als het zelf actief en doelgericht ernaar op zoek is. Maar dat media op zich effect kunnen hebben, blijft voor de effectenonderzoekers een vaststaand gegeven.20

Een kanttekening bij dit uses-and-gratifications-model is dat het op volwassenen is

gebaseerd, waarbij verondersteld wordt dat zij bewust naar bepaalde media kijken. In het geval van kinderen kan het zijn dat zij media-inhouden zien die niet voor hen bedoeld zijn, die zij ook nog niet begrijpen, maar die wel op hun netvlies blijven hangen. De effecten van deze media-uitingen kunnen dan ook heel anders zijn dan oorspronkelijk bedoeld. Zo kunnen kinderen erg schrikken van bepaalde enge beelden op televisie, zoals een moordscène in een thriller. Dit heeft een emotioneel effect, met vaak ook een lichamelijk effect daaraan gekoppeld. Zo kunnen ze gaan trillen van angst of opwinding en bijvoorbeeld een verhoogde hartslag krijgen. Maar ook op de kennis van kinderen hebben media een groot effect.21 Niet alleen leren kinderen, door bijvoorbeeld documentaires, wat zich allemaal afspeelt in de wereld. Ook leren zij angsten ontwikkelen, onder meer door het zien van bange mensen in films en op het nieuws.22 Deze effecten zijn niet altijd positief en ook zo bedoeld, wat kinderen wellicht weer de naam van weerloze en passieve groep geeft.

19

Wijk, Kees van, De media-explosie. Trends en issues in massacommunicatie. Schoonhoven: Academic Service, 2003. pp. 153-155.

20

Ibidem, pp. 170-175. 21

Vries, Marijn de, ‘Kinderen willen álles weten. Gewelddadig nieuws en geruststelling in het Jeugdjournaal’, doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Groningen, (2002). pp. 12-18.

22

(13)

- 13 - De tweede groep wetenschappers komt voort uit de kritische cultuurwetenschap (of cultural

studies), onder meer uit de literatuurwetenschappen, letteren, geschiedenis, culturele antropologie en sociologie. De kritische cultuurwetenschappers vinden het niet bewezen dat media zoveel invloed op kinderen hebben, zoals effectenonderzoekers beweren, en geloven hier dan ook niet in. Zij zijn van mening dat de effecten van media worden bepaald door de maatschappelijke omgeving van de ontvanger en dat media dus niet zomaar de kracht hebben om de mening of het gedrag van hen te veranderen, maar dat juist de maatschappelijke context de media-inhouden beïnvloedt.23 Dit geeft aan dat deze groep wetenschappers niet uitsluit dat media effect op kinderen kunnen hebben, maar dat deze effecten altijd in een bepaalde context geplaatst moeten worden. Aan de hand van hun voorkennis zouden kinderen de mediaboodschappen op hun eigen manier opvatten en verwerken, wat trouwens niet zover afwijkt van de nieuwe visie van de effectenonderzoekers.24 Want ook zij zien in dat de effecten van media niet op zichzelf staan. Valkenburg zegt hierover: ‘Beide tradities

erkennen dat de sociale context een belangrijke rol speelt in de manier waarop kinderen met media omgaan en wat ze eruit oppikken’.25

Rond de jaren tachtig van de vorige eeuw waren de kritische cultuurwetenschappers ervan overtuigd dat kinderen in staat waren media-boodschappen te begrijpen, zonder hulp van

volwassenen, dankzij hun voorkennis en positie in de maatschappij. Maar de huidige wetenschappers uit de cultural studies zijn hierin wat gematigder. Door het immens gegroeide media-aanbod is het wellicht voor kinderen toch te moeilijk alles te bevatten en zouden zij toch niet weerbaar genoeg zijn.26 Maar ook hier blijkt dat de wetenschappers niet eenduidig zijn in hun ideeën over de effecten van media op kinderen.

Wat duidelijk is, is dat beide stromingen niet zo zwart-wit denken als de eerder genoemde twee groepen dat doen, maar dat zij ook niet precies weten of kinderen nu juist afgeschermd moeten worden van (niet voor hen bedoelde) media of niet. Wat wel duidelijk naar voren komt, is dat de omgeving van kinderen bepalend is voor de weerbaarheid tegen de effecten die media kunnen hebben. Kinderpsycholoog Elkind is van mening dat er geen misverstand over mag bestaan dat kinderen (onschuldig en passief, of juist mondig) tegenwoordig veel meer kennis hebben – door hun toegang tot allerlei media - en dat zij kunnen overkomen als alwetende minivolwassenen, maar dat zij bovenal nog steeds denken als kinderen en dit ook zijn.27 Volwassenen mogen dit niet

vergeten en moeten daarom rekening houden met voor kinderen niet te bevatten informatie, die zij

23

Vries, Marijn de, ‘Kinderen willen álles weten. Gewelddadig nieuws en geruststelling in het Jeugdjournaal’, doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Groningen, (2002). pp. 12-18.

24

Valkenburg, Beeldschermkinderen, pp. 21-24. 25

Spiering, Hendrik. ‘Verzwegen tvgeweld. Bewezen effect op agressie dringt moeilijk door in de maatschappij’, de Volkskrant, 06-04-2002.

26 Valkenburg, Beeldschermkinderen, pp. 21-24. 27

(14)

- 14 - binnen kunnen krijgen via de televisie, maar ook via het internet, kranten en de radio. En dat

volwassenen hen wellicht zelfs hiertegen in bescherming moeten nemen.

Concluderend

Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw is de discussie opgelaaid of kinderen wel of niet in een ‘droomwereld’ gehouden moeten worden. Enerzijds zouden kinderen het best aan kunnen om via de media met alle denkbaar mogelijke onderwerpen in aanraking te komen. Maar anderzijds zouden ze daar ook wel eens te gevoelig voor kunnen zijn, zeker door de steeds meer gruwelijke beelden van de sensatiebeluste televisiemakers. De wetenschappelijke theorieën over de effecten van media zijn terug te voeren naar twee kampen: die van de effectenonderzoekers (media beïnvloeden kinderen) en die van de onderzoekers uit de kritische cultuurwetenschappen (media op zich kunnen niet beïnvloeden). Beide tradities kunnen geen eenduidige antwoord geven of kinderen nou wel of niet ‘beschermd’ moeten worden. Kinderpscyholoog Elkind brengt daarom naar voren dat kinderen vooral kinderen zijn, hoe stoer ze zich ook kunnen gedragen, en dat volwassenen daar goed rekening mee moeten houden.

Het volgende hoofdstuk gaat dieper in op wat nou precies de onderwerpen zijn waar kinderen bang van kunnen worden en waar zij eventueel tegen beschermd moeten worden. Maar ook legt het uit wat de angstreactie op eng nieuws precies is, hoe het ontstaat en hoe kinderen zelf, maar ook volwassenen, de angstreacties kunnen beperken of doen afnemen.

(15)

- 15 -

2. Kinderen en eng nieuws

Dit hoofdstuk legt uit dat kinderen angstig kunnen worden van media, met name van nieuwsmedia. Het bespreekt wat angst is, hoe kinderen angst aanleren en welke nieuwsonderwerpen kinderen als eng ervaren. Vervolgens bespreekt het de wijze waarop kinderen zichzelf geruststellen en hoe volwassenen hierbij kunnen helpen.

2.1 Angstreacties

Gedurende de dag kunnen kinderen via verschillende media in aanraking komen met onderwerpen die verre van geschikt voor hen zijn. De televisie – waar het vanaf hier alleen nog over gaat – bericht bijvoorbeeld zomaar over moord, geweld of misbruik: onderwerpen die niet direct bestemd zijn voor de oren en ogen van bijvoorbeeld een achtjarige.

Juliette Walma van der Molen – communicatiewetenschapper aan de universiteit van

Amsterdam en Twente – is een bekende onderzoeker van de invloed van media op kinderen. Een van haar bevindingen is dat 10 tot 15 procent van de kinderen angstig wordt van bepaalde enge, heftige beelden op televisie. ‘Hun wereldbeeld wordt erdoor aangetast: ze denken dat de wereld slecht en eng is en dat er met kinderen hele slechte dingen worden gedaan’, citeert Trouw.28

Samen met Allerd Peeters – socioloog en psycholoog, onder meer verbonden aan de Erasmus Universiteit – en Patti Valkenburg – hoogleraar Jeugd en Media aan de Universiteit van Amsterdam – deed Walma van der Molen ook onderzoek naar de angst van kinderen bij het kijken van het

televisiejournaal voor volwassenen. Van de 537 Nederlandse zeven- tot twaalfjarigen uit het onderzoek bleek 48% wel eens bang te blijven van items uit het Journaal.29 Kinderen uit de onderzoeksleeftijd ervaren geweld in het Journaal voor volwassenen als veel heftiger dan in enge films, omdat zij al gauw snappen dat bloed in films ketchup is, terwijl in het Journaal onschuldige mensen in beeld komen (slachtoffers), met echt bloed en echt verdriet. Sowieso snappen kinderen vaak de gesproken tekst nog niet (dit doen ze pas echt vanaf ongeveer twaalf jaar), waardoor het Journaal nog te moeilijk kan zijn. Kinderen kunnen hierdoor zelf allerlei fantasieën bij de enge

beelden ontwikkelen.30 Gedragspsycholoog Stephen Garber heeft om die reden de volgende mening: ´If there´s anything we need to protect our kids from, it´s the evening news´.31

28

Pronk, Iris. ‘Zijn blik blijft haken aan het afgerukte been’, Trouw, 13-10-2010. 29

Walma van der Molen et al., ‘Television News and Fear: A Child Survey’, Communications 27 (2002) pp. 303-317.

30

Pronk, ‘Zijn blik blijft haken aan het afgerukte been’.

(16)

- 16 - Wat is nou eigenlijk die angstreactie die kinderen op eng nieuws kunnen krijgen? In haar boek

Beeldschermkinderen noemt Valkenburg angsten ‘onbewuste en onmiddellijke reacties van individuen op echte of denkbeeldige gevaren, die gepaard gaan met gevoelens van psychisch ongemak, zoals ongerustheid en ontzetting, en met lichamelijke reacties als transpiratie en hartkloppingen’.32 Angst blijkt een natuurlijke reactie te zijn en is in sommige gevallen juist gezond voor de geestelijke ontwikkeling van een kind. Daarbij hebben mensen angst nodig om zichzelf te beschermen, denk hierbij aan het om hulp schreeuwen tijdens verdrinkingsgevaar of het wegrennen tijdens brand. Dit zijn voorbeelden van aangeboren angstreacties, maar de meeste reacties zijn aangeleerd.

Er zijn drie manieren waarop kinderen angst aanleren: via eigen ervaring met negatieve gebeurtenissen (gebeten door een kwal), via observationeel leren (moeder zet het op een schreeuwen als ze een muis ziet) en via overdracht van negatieve informatie (kind hoort ouders praten over vervelende tandarts).33 Deze manieren waarop kinderen angst ontwikkelen zijn te linken aan hun angstreacties op nieuws. Uit eigen ervaring kunnen kinderen weten dat een slang

tegenkomen geen pretje is. In een nieuwsuitzending kan diezelfde slang voorkomen, waar een kind vervolgens weer angstig op reageert omdat het bekend is dat slangen enge beesten zijn. Joanne Cantor beaamt dat sommige angsten door de geschiedenis heen zo diep in mensen geworteld zijn, dat er ook angst ontstaat als we via de media ermee in aanraking komen, zij het wat minder heftig. Cantor noemt dit het proces van stimulus generalization.34 Misdaad, geweld en tragedie komen bijvoorbeeld regelmatig in het nieuws en de angst dit mee te maken in het echte leven wordt hierdoor versterkt.

Ook het observationeel leren van angsten gebeurt via de media. Als op het nieuws mensen getoond worden die angst hebben door bijvoorbeeld oorlog of natuurgeweld, leven we met hen mee. De getoonde angst op het nieuws roept een angstreactie en een gevoel van empathie op bij de kijker. Overdracht van negatieve informatie – als derde vorm van het ontstaan van angstreacties op nieuws – gebeurt al door het voorlezen van het gebeurde door de nieuwslezer. Ook reportages, beelden van slachtoffers en interviews met ooggetuigen zijn manieren waarop negatieve informatie wordt overgedragen.35

Development. Samengesteld door Calvert, Sandra L., en Barbara J. Wilson. Malden, MA: Wiley/Blackwell, 2008. p. 214.

32

Valkenburg, Beeldschermkinderen, p. 84. 33

Valkenburg, Children´s Responses to the Screen, p. 60. 34

Smith, Stacy L., Katherine M. Pieper en Emily J. Moyer-Guse. ‘News, Reality Shows, and Children’s Fears: Examining Content Patterns, Theories, and Negative Effects.’ p. 220.

35

(17)

- 17 - 2.2 Enge nieuwsberichten begrijpen

Waarvan kinderen doorgaans bang worden, hangt samen met hun leeftijd. Deze leeftijd is ook belangrijk om te beseffen of zij het nieuws begrijpen of niet, wat de angsten kan verminderen, of juist versterken. Een veel gemaakt onderscheid hierin is de leeftijdscategorie van drie- tot achtjarigen en negen- tot twaalfjarigen, omdat uit veel onderzoeken is gebleken dat de cognitieve vaardigheden tussen beide groepen nogal verschillen.36 Omdat deze scriptie het Jeugdjournaal en

SchoolTV-weekjournaal belicht, is vanaf nu de doelgroep van deze journaals en daarmee de tweede genoemde leeftijdscategorie geldend.

Volgens Smith, Pieper en Moyer-Guse hebben kinderen zeker vier vaardigheden nodig om eng nieuws te kunnen begrijpen.37 Zo moet een kind de basis van het nieuwsbericht begrijpen, en zich niet laten afleiden door bijzaken in het bericht. De taal in het volwassenenjournaal kan voor kinderen van negen tot twaalf jaar nog te moeilijk zijn, waardoor zij zich snel laten afleiden door de ondersteunende beelden en hierdoor het nieuws verkeerd begrijpen. Ten tweede kan het zo zijn dat de kinderen het bericht überhaupt niet begrijpen. Wanneer het nieuws over moeilijke onderwerpen gaat – en zeker wanneer het item zonder beeld door een nieuwslezer wordt voorgelezen – kunnen kinderen afhaken en het nieuws zo niet meekrijgen. Bij kinderjournaals is het hierom van belang dat de taal begrijpelijk is en dat het beeld dit ondersteunt, waardoor kinderen het nieuws begrijpen. En waar jonge kinderen nog niet fantasie van de realiteit kunnen onderscheiden, beseffen kinderen – ten derde – vanaf ongeveer acht jaar oud dat de gebeurtenissen uit het nieuws echt gebeuren. Om die reden zijn kinderen van negen tot twaalf jaar steeds angstiger voor ziektes, lichamelijke

verwondingen, het verliezen van geliefde mensen, maar ook voor realistische bedreigingen, zoals ongelukken, ontvoeringen en natuurrampen. Vanaf twaalf jaar kunnen kinderen zelfs meer abstract denken, waarmee de realiteit zich nog verder vergroot: ze gaan de gevolgen van politieke en economische kwesties en bijvoorbeeld oorlogen inzien.38 Hoe ouder kinderen worden, hoe meer vaardigheden ze hebben om het nieuws te begrijpen, met als gevolg dat zij het nieuws ook als meer beangstigend kunnen ervaren. Ze beseffen dat de gebeurtenissen op het Journaal ook hen of mensen die zij lief hebben kunnen overkomen.39 Hierdoor vormen ze zich steeds meer tot volwassenen. Tot slot is de plaats waar de gebeurtenis uit het nieuws zich afspeelt ook een belangrijke factor voor het al of niet begrijpen van het nieuwsbericht en daarmee het vergroten van angst. Bij situaties die zich relatief dichtbij afspelen, kunnen kinderen zich eerder inleven in wat is gebeurd dan bij gebeurtenissen die zij nog nooit hebben meegemaakt, zoals oorlogen of natuurrampen in verre

36

Smith, Stacy L., Katherine M. Pieper en Emily J. Moyer-Guse. ‘News, Reality Shows, and Children’s Fears: Examining Content Patterns, Theories, and Negative Effects.’ pp. 221-222.

37 Idem.

38 Valkenburg, Beeldschermkinderen, pp. 99-103. 39

(18)

- 18 - landen. Als voorbeeld laat een experiment van Smith en Wilson zien dat tien- en elfjarigen banger raakten van berichten over een misdrijf bij hun in de stad dan van berichten over een misdrijf in een plaats ver weg. Hoe dichter een gevaar nadert, hoe beter ze het kunnen bevatten en hoe enger het daarmee ook is. Dit geldt voor zowel het Journaal voor volwassenen als het kinderjournaal.40 Valkenburg voegt aan deze factoren toe dat kinderen banger worden wanneer het nieuws aansluit op bestaande angsten. Kinderen die angst hebben voor de dood zullen extra bang worden wanneer het nieuwsbericht over dodelijke ziektes gaat.41 Ook voegt Valkenburg het empathisch vermogen van kinderen toe. Vanaf ongeveer acht jaar kunnen kinderen zich volledig inleven met de emoties van anderen, zo ook van actoren in het nieuws. ´In TV shows, the bad guys generally get hurt.. but on the news, innocent people are often the victims, which kids find overwhelming´, beweert psychiater Michael Brody.42 Hun meelevend vermogen is zo ontwikkeld dat zij de angst voelen die bijvoorbeeld slachtoffers van een natuurramp (of hun nabestaanden) voelen.

Hierbij is het bekend dat meisjes vaak meer empathie met de slachtoffers voelen dan jongens en daardoor ook angstiger zijn.43 Maar het verschil in angstuitingen kan er ook aan liggen dat jongens over het algemeen meer moeite hebben hun angst toe te geven en te tonen, omdat van hen wordt verwacht dat zij zich stoer gedragen.44 Naar mate kinderen ouder worden, wordt ook dit verschil in angstuitingen groter.45

Smith, Pieper en Moyer-Guse noemen televisienieuws een belangrijke toevoeging voor de ontwikkeling van een kind. ‘Repeated exposure to frightening content is likely to strengthen the accessibility and availibility of cognitive structures that govern how children react to threats and dangers in real life’. 46 De meeste deskundigen zijn dan ook, volgens Valkenburg, van mening dat volwassenen niet direct in paniek moeten raken over eventuele angstreacties bij kinderen. Het vormt de kinderen en maakt hun sterker. Valkenburg voegt hier wel aan toe: ‘angst mag nooit de

verwerkingscapaciteit van een kind te boven gaan’. Angst mag niet iemands functioneren gaan

40 Valkenburg, Beeldschermkinderen, p. 105. 41 Ibidem, pp. 102-105. 42

Smith, Stacy L., Katherine M. Pieper en Emily J. Moyer-Guse. ‘News, Reality Shows, and Children’s Fears: Examining Content Patterns, Theories, and Negative Effects.’ p. 214.

43

Nikken, Peter. Mediageweld en kinderen. Amsterdam: Uitgeverij SWP, 2007, pp. 130-131. 44

Walma van der Molen, Juliëtte H. en Brad J. Bushman. ‘Children’s Direct Fright and Worry Reaction Reactions to Violence in Fiction and News Television Programs’, p. 423.

45

Gentile, Douglas E. Media Violence and Children. Londen: Praeger Publishers, 2003. p. 195.

(19)

- 19 - beheersen.47 Het kan namelijk gebeuren dat kinderen zo bang worden dat zij stress, slaapproblemen of nachtmerries krijgen, of zelfs agressief gedrag gaan vertonen.48

2.3 Enge onderwerpen

Geweld in het Journaal is vaak een reden tot angst onder kinderen. Maar het is uiteraard niet zo dat alle angstreacties bij kinderen ontstaan door geweld. Er zijn ook andere redenen waarom kinderen bang worden van items uit het Journaal. In het eerder genoemde onderzoek door Peeters,

Valkenburg en Walma van der Molen werd de kinderen ook gevraagd welke onderwerpen hen bang maakten. Onderstaande tabel geeft de antwoorden voor kinderen in de leeftijdscategorie van negen tot en met twaalf jaar weer. De uitkomsten zijn gebaseerd op de spontane antwoorden van de kinderen en omdat ze meer dan een bron konden noemen, tellen de percentages niet op.49

Tabel 2.1: enge onderwerpen

% Interpersoonlijk geweld 51 Branden, ongelukken en rampen 21

Oorlogen 23

Inbraak en dieven 6

Kinderleed 11

Dierenleed 4

Uit tabel 2.1 blijkt duidelijk dat vooral interpersoonlijk geweld in nieuwsberichten de kinderen angst inboezemt. Onder deze categorie vallen, volgens de onderzoekers, fysiek of seksueel misbruik en geweld, zoals moord, gevechten en schietpartijen, maar ook kidnapping. Het gaat hier om zowel geweld tussen bekenden als tussen onbekenden en zowel tussen individuen als tussen groepen, met de kanttekening dat oorlogen een aparte groep vormen.50

Dat kinderen van negen tot en met twaalf jaar zich interpersoonlijk geweld het meest aantrekken, komt onder meer door het gegeven dat zij vanaf deze leeftijd beseffen dat het nieuws echt gebeurt en dat het dus ook hen of mensen die zij liefhebben kan overkomen. Ook het

47

Valkenburg, Patti M. et al, ‘Fright Reactions to Television. A Child Survey’, Communication Research 27 (2000) 1, p. 85.

48

Walma van der Molen, Juliette H. ‘Violence and Suffering in Television News: Toward a Broader Conception of Harmful Television Content for Children’, Pediatrics 113 (2004) 6, p. 1772.

49

Valkenburg, Beeldschermkinderen, p. 91.

(20)

- 20 - ontwikkelde empatisch vermogen speelt hierin een grote rol. Vergeleken met oorlogen, branden, ongelukken en rampen – de categorieën die ook hoog scoren – spreekt interpersoonlijk geweld veel meer tot de verbeelding van kinderen, zeker wanneer het nieuws zich relatief dichtbij afspeelt. Doordat kinderen zich zo kunnen inleven en het nieuwsbericht al snel kunnen begrijpen, speelt angst een grote rol.

Dat ook oorlogen en brand, ongelukken en rampen hoog scoren, is te koppelen aan het gegeven dat kinderen uit deze leeftijdscategorie steeds meer abstract kunnen denken en zich

daardoor ook beter kunnen inleven in gebeurtenissen die zich (wellicht) verder van hun bed afspelen, zoals dat bijoorlogen het geval is.

De manier waarop de makers van het Journaal het nieuws brengen, is bepalend voor de angstreactie van kinderen. Doorgaand op het interpersoonlijk geweld (het door kinderen genoemde meest beangstigende onderwerp) hangt het volgens Peter Nikken – bijzonder hoogleraar

Mediaopvoeding aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam – ervan af hoe de gebeurtenis wordt gebracht. Er is een groot verschil of het gebeurde in al zijn hevigheid wordt getoond of dat alleen de gevolgen van het geweld in beeld worden gebracht. Ook is de eerder genoemde relatieve nabijheid van de gebeurtenis op het Journaal bepalend voor de mate van de angstreactie bij kinderen. Hoe dichterbij het gevaar, hoe enger.51

Nikken onderscheidt vier manieren waarop nieuws- en actualiteitenprogramma’s

interpersoonlijk geweld brengen. De eerste is ‘ver van mijn bed en weinig te zien’, zoals de schade van een bomaanslag in het buitenland, waarbij kinderen weinig angst ontwikkelen en ze zelfs gewend aan het nieuws kunnen raken. De tegenhanger hiervan is het ‘ver van mijn bed maar veel te zien’-geweld. Door de nieuwe technieken is er tegenwoordig veel sneller en meer beeldmateriaal verkrijgbaar. Vaak zijn ooggetuigen direct in beeld of is het geweld zelfs gefilmd (bijvoorbeeld met mobiele telefoons). Een voorbeeld hiervan zijn de aanslagen in Amerika op 11 september 2001. Ondanks de grote afstand tot het geweld hebben deze beelden veel effect op kinderen.

De derde categorie is ‘dicht bij huis en weinig te zien’ en heeft als tegenhanger ‘dicht bij huis en veel te zien’. Anders dan wellicht verwacht, hebben beide vormen een grote impact op kinderen. Ook (of misschien zelfs juist) wanneer er weinig te zien is, ontstaan er gevoelens van angst. De kijker weet niet precies wat er aan de hand is en juist die onwetendheid, en de daarmee gepaarde

speculaties en het gegeven dat iets in de nabije omgeving is gebeurd, roepen gevoelens van angst en onzekerheid op.;52

51 Nikken, Mediageweld en kinderen, pp. 112-115. 52

(21)

- 21 - 2.4 Geruststellen

Om overmatige angst te beperken, is het in eerste instantie van belang dat ouders en opvoeders zich ervan bewust zijn dat kinderen angstig kunnen worden van bepaalde media-inhouden en dat het daarom goed kan zijn ze hiertegen te beschermen. Helemaal afschermen van bijvoorbeeld het nieuws over oorlogen en onderdrukking is volgens Walma van der Molen niet nodig, omdat het niet schadelijk voor kinderen is om te weten dat hoe zij het hebben niet overal vanzelfsprekend is. En ze zullen toch ooit moeten leren hoe het er in het echte leven aan toe gaat. Maar tot twaalf jaar raadt Walma van der Molen het kijken naar het volwassenenjournaal af. Haar tip is kinderen vanaf acht jaar naar het Jeugdjournaal te laten kijken, waarbij het zeker tot tien jaar gewenst is dat een volwassene meekijkt.53

Het belangrijkste voor volwassenen is dat zij nooit de angsten van kinderen ontkennen of negeren. Door het meekijken met kinderen weten ouders en leerkrachten wat zich in de hoofden van kinderen kan afspelen. Wanneer kinderen vervolgens vragen gaan stellen, kunnen volwassenen hierop ingaan, waarbij het belangrijk is dat zij niet hun eigen angsten op de kinderen overbrengen. Maar vaak hebben ouders niet in de gaten dat kinderen meer nieuws meekrijgen dan het dagelijkse Journaal dat ze samen met hun kind kijken. Daarom moeten ouders extra goed opletten in tijden dat een nieuwsfeit weer breeduit in alle media wordt besproken en kinderen laten weten dat zij altijd over hun gedachtes mogen praten.54

Bij kinderen van negen tot en met twaalf jaar is uitleggen de beste strategie om angsten te beperken. Over oorlogen kunnen ouders vertellen waarom beide partijen op elkaar schieten en bij moord kan bijvoorbeeld de uitleg zijn dat de dader ziek in zijn hoofd is of dat hij grote problemen heeft. Daarbij is het goed om duidelijk te maken dat deze gebeurtenissen maar heel zelden

plaatsvinden en dat dit zeker niet thuis of in de buurt gebeurt.55 En als iets dergelijks dan toch in de buurt gebeurt, is het goed duidelijk te maken dat er iets tegen het probleem gedaan wordt. Dat er hulpverleners zijn die alles proberen op te lossen, waardoor het positieve wordt benadrukt.56 Ook is het goed kinderen weer op te vrolijken voor zij gaan slapen, dus bijvoorbeeld samen een blij filmpje kijken nadat zij iets vervelends hebben gezien. Hierbij moet wel in de gaten worden gehouden dat afleiden iets anders is dan het gegeven negeren.57

Kinderen hebben zichzelf ook trucjes aangeleerd om zichzelf gerust te stellen bij het zien van eng nieuws. Vooral kleine kinderen gebruiken trucjes als op schoot gaan zitten bij ouders, weglopen,

53

Graaf, Nathalie de, ‘Kijk maar even niet lieverd’, Jantje 3 (2008) 49-52. 54

Valkenburg, Beeldschermkinderen, pp. 109-112. 55

Valkenburg, Valkenburg, Patti M en Moniek Buijzen. ‘Fear Responses to Media Entertainment. In The Handbook of Children, Media, and Development. Samengesteld door Calvert, Sandra L., en Barbara J. Wilson. Malden, MA: Wiley/Blackwell, 2008. pp. 347-348.

56 Valkenburg, Beeldschermkinderen, pp. 109-112. 57

(22)

- 22 - iets eten of drinken of bijvoorbeeld de ogen sluiten. Dit zijn niet-cognitieve strategieën. Maar ook oudere kinderen (negen tot en met twaalf jaar) passen deze strategieën toe, zij het in mindere mate. Opvallend is dat het sluiten van de ogen bij oudere kinderen vaak juist averechts werkt, omdat zij het geluid nog wel kunnen horen en zich met hun ogen minder machtig voelen.58

Oudere kinderen gebruiken vaker cognitieve strategieën. Zo proberen ze zichzelf voor te houden dat wat zij zien alleen maar in andere landen gebeurt of dat ze misschien wel te groot zijn om bang te zijn.59 Ook willen oudere kinderen vaker over hun angsten praten om zo gerust gesteld te worden. Hierbij verschillen jongens en meisjes niet van elkaar. Wel opvallend is het verschil in de wijze waarop jongens en meisjes met non-cognitieve strategieën omgaan. Meisjes uiten veel meer dan jongens hun angst door tegen iemand aan te kruipen of weg te kijken. Dit kan wederom voortkomen uit de gedachte dat jongens/mannen zich stoer moeten gedragen.60

Concluderend

Kinderen kunnen bang worden van geweld of andere heftige gebeurtenissen die zij op het Journaal zien. De mate van deze angst hangt er onder meer vanaf of zij de berichtgeving überhaupt begrijpen wat nogal eens verkeerd kan gaan door moeilijk taalgebruik en niet aansluitende beelden. Maar ook is de leeftijd van kinderen van belang, want hoe ouder zij worden, hoe meer zij inzien dat de

gebeurtenissen uit het Journaal echt gebeuren en dat zij ook gevolgen voor hun leven kunnen hebben. Daarbij zijn ook de plaats van het nieuwsfeit en al bestaande angsten van belang voor de mate van angst op het zien van enge gebeurtenissen op het Journaal. Voor berichten over

interpersoonlijk geweld maken kinderen angstig, waarbij de mate van angst afhangt van de wijze waarop de programmamakers het geweld in beeld brengen: ver van mijn bed en weinig te zien of juist dichtbij en veel te zien.

Angstreacties op eng nieuws zijn normaal en hoeven ook niet altijd schadelijk te zijn voor een kind. Het is goed dat zij weten wat zich in de wereld afspeelt, de angst mag alleen niet hun leven gaan beheersen. Om deze reden moeten ouders met hun kinderen – zeker tot tien jaar – meekijken naar het kinderjournaal en vervolgens praten over het nieuws. Volwassenen kunnen uitleggen wat er gebeurt en in veel gevallen vertellen dat het nieuwsfeit bijna nooit plaatsvindt. Als het dan toch (in de buurt) gebeurt, kunnen ouders en leraren uitleggen dat volwassenen bezig zijn het probleem op te lossen. Vervolgens is het goed kinderen af te leiden, maar dit is heel iets anders dan de angsten van kinderen negeren.

58

Gentile. Media Violence and Children. pp. 197-199. 59 Valkenburg, Beeldschermkinderen, pp. 109-112. 60

(23)
(24)

- 24 -

3. Kinderjournaals

Dit hoofdstuk behandelt het NOS Jeugdjournaal en SchoolTV-weekjournaal. Twee programma’s die speciale aandacht aan kinderen besteden om hen te helpen (eng) nieuws te begrijpen. Na een weergave van beide journaals gaat dit hoofdstuk in op de manier waarop zowel het NOS Jeugdjournaal als SchoolTV-weekjournaal de angstreacties van kinderen op eng nieuws kunnen beperken, middels geruststellingtechnieken.

3.1 NOS Jeugdjournaal

Na het Britse Newsround (sinds 1972) startte Nederland als tweede Europese land met een kinderjournaal, op 5 januari 1981. De uitzending van het eerste NOS Jeugdjournaal vond plaats tijdens het 25-jarige jubileum van het NOS Journaal. In die begintijd zond de NOS het Jeugdjournaal drie keer per week uit. Tegenwoordig kunnen kinderen tweemaal tijdens elke schooldag en eenmaal op zaterdagen en zondagen naar hun Journaal kijken.

Opvallend is dat de gekozen doelgroep van het Jeugdjournaal dan wel circa 10 tot 12 jaar is, maar dat een meerderheid van de kijkers ouder is: 430.000 van de ongeveer 700.000 kijkers per dag zijn ouder dan 13 jaar. Eenzesde van alle kijkers is zelfs al volwassen. Maar ook juist jongere kinderen kijken naar het NOS Jeugdjournaal.61 Reden voor de makers om extra duidelijk te zijn in hun

berichtgeving.

Het beeldgebruik van het Jeugdjournaal is de drijvende kracht achter dit medium. Walma van der Molen heeft na meerdere onderzoeken geconcludeerd dat kinderen de berichtgeving door het Jeugdjournaal beter onthouden dan geschreven nieuws. En ook volwassenen onthouden meer van het Jeugdjournaal dan van kranten, en zelfs dan van het NOS Acht-Uur-Journaal. De combinatie van beeld en geluid geeft een herinneringsvoordeel, waarbij het wel essentieel is dat het beeld precies aansluit bij dat wat besproken wordt, waar het Jeugdjournaal altijd naar streeft. Als dit goed gebeurt, begrijpen de kinderen het journaal beter.62

Al in 1973 ontstonden bij de NOS de eerste plannen om een journaal voor kinderen van 7 tot en met 12 jaar te maken. Reden hiertoe was volgens toenmalig hoofdredacteur van het NOS Journaal Ed van Westerloo dat ‘de jeugd via het huidige aanbod niet of nauwelijks in staat is een wereld te ontdekken waarin ze geïnteresseerd is, waar ze mee te maken wil hebben, die ze kan begrijpen’.63 Maar het idee dat de makers van het volwassenenjournaal ook een dagelijks kinderjournaal gingen

61

http://static.nos.nl/jeugdjournaal/achterdeschermen/geschiedenis/van_vroeger_tot_nu.html, 04-02-2011.

62

Walma van der Molen, Juliette H. Children’s Recall of Television and Print News, pp. 131-137.

(25)

- 25 - maken, kreeg nogal weerstand, met name onder pedagogen en onderwijskundigen. Want moet je kinderen op die leeftijd überhaupt lastig vallen met ‘grote-mensenproblemen’? En op welke manier doe je dat dan, zeker voor zo’n brede doelgroep?64

De Nederlandse Onderwijs Televisie (NOT) was van mening dat zij het Jeugdjournaal zouden moeten maken, omdat het brengen van kindernieuws toch een heel andere insteek heeft dan dat de journalisten van de NOS gewend waren. Maar in de eerste nota met betrekking tot een

NOS-Jeugdjournaal schreef Van Westerloo dat het dagelijkse NOS-Jeugdjournaal door de NOS gemaakt moest worden, omdat de NOT meer de nadruk wilde leggen op het educatieve aspect, terwijl de NOS nieuws wilde brengen: ‘De NOT wil het kind iets leren, met als ‘kapstok’ de aktualiteit, de NOS wil het kind van het nieuws op de hoogte brengen, zonder daarbij direkt ‘belerend’ te willen optreden’. De toenmalige hoofdredacteur benadrukte in zijn verhaal dat beide visies elkaar niet hoefden te bijten, maar dat er juist sprake kon zijn van een ‘aansluiten-op-elkaar’.65

De discussie over wie het dagelijkse kindernieuws zou gaan brengen, beperkte zich niet tot de NOT en NOS. NCRV-voorzitter Th. Jansen was niet direct positief,maar de felste tegenstander bleek TROS-voorzitter Joop Landré. Zo eiste Landré dat er ‘uitermate duidelijke richtlijnen in verband met de gevaren voor indoctrinatie’66 komen, omdat hij vreesde voor ‘sociale, economische, politieke en maatschappelijke indoctrinatie’67.

In september 1979 schreef Van Westerloo een tweede nota, waarin hij de samenwerking tussen de NOT en NOS verwoorde zoals beide programmamakers het willen: ‘De combinatie van een dagelijkse nieuwsuitzending voor kinderen (NOS) én een wekelijkse uitdiepende uitzending (NOT)’, waarbij beide redacties zo goed mogelijk willen samenwerken, maar ‘met behoud van ieders

verantwoordelijkheden’. 68 Daarbij bedong de NOT dat het Jeugdjournaal van de NOS haar doelgroep verkleinde van 7 tot en met 12 jaar naar 10 tot en met 12 jaar, omdat de eerder gekozen brede doelgroep ‘niet zinvol is’.69 Ook zou bedongen zijn dat er een adviescommissie werd opgericht, om het Jeugdjournaal kritisch te volgen.70 Huidig Jeugdjournaalchef Ronald Bartlema heeft echter nog nooit van deze adviescommissie gehoord en weet ook niet wanneer deze is opgeheven.71

64

Peeters, Allerd, en Patti Valkenburg. Het Jeugdjournaal: nieuws voor kinderen van 10-12 en kinderen van 7-9? Hilversum: NOS Kijk- en Luisteronderzoek, 1998, pp. 7-8.

65

Westerloo, E. van. ‘Eerste nota m.b.t. een NOS-Jeugdjournaal.’ p. 7. 66

Groenhuijsen, Charles, en Ad van Liempt. Live! Macht, missers en meningen van de nieuwsmakers op tv. Dan Haag: Sdu Uitgevers, 1995, p. 18.

67

Liempt, Ad van. Het Journaal. 50 jaar achter de schermen van het nieuws. Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2005. p. 327.

68

Westerloo, E. van. ‘Tweede nota m.b.t. een NOS-Jeugdjournaal.’ Hilversum, 5 september 1979. p. 6. (Via NPO Informatiecenrtrum)

69

Ibidem, p. 2. 70

(26)

- 26 - Op 5 januari 1981 bracht de NOS de eerste uitzending van het NOS Jeugdjournaal. De

toenmalige doelstelling is nog steeds geldend bij de makers van het kinderjournaal, alleen is het aantal minuten in de jaren opgelopen: ‘Het Jeugdjournaal stelt zich ten doel om kinderen van 10 tot 12 jaar dagelijks in een uitzending van 6 minuten nieuws aan te bieden, dat voor hen in hun

levensfase van het ontdekken van de wereld om zich heen van betekenis en van belang is, op een wijze die voor hen in hun fase van intellectuele ontwikkeling begrijpelijk en bevattelijk is’.72 Andere landen volgden al gauw het Britse en Nederlandse voorbeeld in het maken van een journaal voor kinderen. Zo is het Duitse Logo! vrijwel een kopie van het NOS Jeugdjournaal, nadat een van de oprichters daarvan bij het Nederlandse kinderjournaal stage heeft gelopen.73 En ook bijvoorbeeld Italië (GT Ragazzi), België (Karrewiet)74, Oostenrijk (MinZib) en Portugal (Caderno Diario)75 hebben een eigen kinderjournaal. Elke dag sturen deze journaals om 14 uur hun draaiboeken naar elkaar, onder de noemer Youth News Exchange. Hiermee geven ze elkaar de mogelijkheid videomateriaal en reportages uit te wisselen.76

3.2 SchoolTV-weekjournaal

SchoolTV bestaat al sinds 1976, in het begin als aanvulling op het vak maatschappijleer op het voortgezet onderwijs en twee jaar later ook voor het lager onderwijs. Onder de naam SchoolTV Actueel maakte de NOT (Nederlandse Onderwijs Televisie) maandelijks documentaires, wat later werd uitgebreid tot korte speelfilms. Als in januari 1981 de NOS met het Jeugdjournaal begint, volgt SchoolTV bij de start van het nieuwe schooljaar (in september 1981) met het

SchoolTV-weekjournaal.77 De NOT fuseert in 1996 met Teleac en in 2010 komen ook de NPS en RVU hierbij, wat gezamenlijk onder de noemer NTR (NPS, Teleac/NOT, RVU) is doorgegaan.78

In het gesprek met NTR-eindredacteur Jeanny Duyf79 gaat zij uitgebreid in op de samenwerking tussen SchoolTV-weekjournaal en het NOS Jeugdjournaal. ‘Er is nooit een strijd geweest tussen beide journaals. Sterker nog, de eindredacteur destijds vergaderde nog met het Jeugdjournaal over de onderwerpen. Wij gingen ook iedere week naar het Jeugdjournaal toe, omdat wij het archief samen deelden en bij elkaar in de bakken met persberichten keken.’80 Ook was er de

72

Westerloo, E. van. ‘Tweede nota m.b.t. een NOS-Jeugdjournaal.’ p. 6. 73

Liempt, Ad van. Het Journaal. 50 jaar achter de schermen van het nieuws. pp. 343-344. 74

Jeugdjournaals in het buitenland,

http://static.nos.nl/jeugdjournaal/uitleg/Achter_de_Schermen/AchterdeSchermen.html, 04-02-2011 75

NOS-Jeugdjournaal. Eindhoven: Lecturis. Datum onbekend. p. 8. 76

(27)

- 27 - eerste jaren intensief contact omdat de NOT nog geen eigen zendmachtiging had. ‘De eerste zeven à acht jaar leverde de NOT de inhoud en de NOS zorgde dat het gemaakt en uitgezonden werd.’81 Sinds de NOT zelf zendmachtiging heeft, is het contact en de samenwerking goed gebleven, ‘al heb je elkaar door het digitale tijdperk steeds minder nodig’.82

Kinderen uit de groepen 7 en 8 van de basisschool (vergelijkbaar met de doelgroep van het NOS Jeugdjournaal) kunnen iedere vrijdag het SchoolTV-weekjournaal bekijken, behalve tijdens schoolvakanties. Momenteel kijkt ongeveer 75% van alle scholen in Nederland naar het SchoolTV-weekjournaal: 72% van alle kinderen uit groep 7 en 79% van alle kinderen uit groep 8.83

De NTR ziet voor het SchoolTV-weekjournaal een onderwijskundige taak weggelegd. ‘Het programma biedt het onderwijs ondersteuning op het gebied van nieuws en achtergrondinformatie bij het nieuws in de klas en bevordert de discussie en meningvorming bij de leerling.’84 Door het programma ontwikkelen leerlingen een wereldbeeld, ‘over henzelf en de wereld’, via actuele onderwerpen.85 Want waar het Jeugdjournaal vooral nieuws brengt, probeert

SchoolTV-weekjournaal daar een pedagogische laag bovenop te leggen. In vergelijking met het nieuws voor volwassenen zegt Duyf: ‘Je hebt het Journaal, met als verdieping bijvoorbeeld Netwerk. Wij zijn in vergelijking met het Jeugdjournaal zeg maar Netwerk’.86 Het programma leert kinderen met het gegeven nieuwsfeit om te kunnen gaan, door in het geval van eng nieuws bijvoorbeeld uit te leggen wat zij kunnen doen als ze angstig zijn geworden van het nieuws. Of door een aardrijkskundige of geschiedkundige verdieping te geven wanneer het nieuwsbericht over bijvoorbeeld een land in oorlog gaat. Waar ligt dit land precies? Wie strijden er tegen elkaar? Is dit terug te voeren naar een bepaald conflict uit het verleden? Hiermee wil het programma de kennis van kinderen vergroten. Daarnaast brengt SchoolTV-weekjournaal ook luchtige onderwerpen, zoals een cartoon en Mister Right (over thema’s uit de puberteit), omdat de spanningsboog bij kinderen korter is.87

De redactieleden bij het weekjournaal voelen zich op de eerste plaats journalist, maar volgens Duyf wel met in achtneming dat het voor een educatieve zender is. ‘Dat is niet los te koppelen. Zoals elke journalist proberen wij te bedenken hoe het nieuws voor onze doelgroep te brengen en doen daar vervolgens een laag overheen. Educatie, dat is absoluut daaraan gekoppeld.’88 Ook NOS Jeugdjournaalchef Ronald Bartlema ziet dit educatieve terug bij zijn kinderjournaal,maar 81 Idem. 82 Idem. 83

DUO Market Research. ‘Jaarrapportage. Mediamonitor Basisonderwijs 2009-2010. Het SchoolTV-weekjournaal. Utrecht, augustus 2010. p. 3. (Via SchoolTV-weekjournaal)

84

(28)

- 28 - noemt het zeker geen hoofdtaak: ‘Aan ons werk zit een licht educatief aspect. We zijn geen

opvoedrubriek, maar het gaat wel om jonge, kwetsbare kinderen.’89

Doordat SchoolTV eenmaal per week een journaal uitzendt, kan het niet over alle nieuwsonderwerpen berichten. Elke aflevering start wel met een korte update (maximaal vijf minuten) over de belangrijkste nieuwsonderwerpen van de afgelopen week.90 Verder kiezen de programmamakers twee grotere onderwerpen die maatschappelijke en politieke relevantie hebben en die gekoppeld kunnen worden aan gebeurtenissen die bij opgroeiende kinderen spelen. 91 Dat een bepaald onderwerp tijdens de afgelopen week veel in het nieuws is geweest, is voor SchoolTV niet een reden op zich om ook het nieuws te brengen. Duyf: ‘Het criterium is dat het niet de dorpspomp moet zijn die we behandelen, het moet relevant genoeg zijn en het moet kinderen verder helpen. Als wij denken dat we ergens inhoud aan kunnen geven, als ze het nodig hebben om zich gerust te stellen, doen wij dat. Maar nooit vanuit het bevredigen van de sensatielust.’92

Bij het maken van de items – met name die over gevoelige onderwerpen – gaat het SchooltTV-weekjournaal uit van de mening van kinderpsychologen en andere deskundigen, die meedenken over wat kinderen wel en niet aankunnen.93 Voordat de items worden gepubliceerd, controleren de programmamakers bij de deskundigen of alles klopt en het zo uitgezonden kan worden.94

3.3 Geruststellingtechnieken in kinderjournaals

Door het overal aanwezige aanbod van nieuwsmedia voor volwassenen krijgen kinderen veel nieuws mee waar ze wellicht weinig van begrijpen en wat hen om die reden angstig kan maken. Het eerder genoemde onderzoek van Peeters, Valkenburg en Walma van der Molen gaf al aan dat 48% van de zeven- tot twaalfjarige kinderen wel eens bang blijft van items uit het Journaal voor volwassenen. In datzelfde onderzoek kregen de kinderen ook de vraag of het NOS Jeugdjournaal dit zelfde effect op hen heeft. Hieruit bleek 43% van de zeven- tot achtjarigen en 28% van de negen- tot twaalfjarigen angstreacties te hebben op nieuwsitems uit het kinderjournaal. De onderwerpen uit het

Jeugdjournaal die kinderen als beangstigend ervaren, zijn dezelfde als bij het Journaal voor

volwassenen, waarbij interpersoonlijk geweld als meest beangstigend werd betiteld.95 Hieruit blijkt dat kinderen nog steeds angstig worden van nieuws, maar wel minder wanneer het nieuws speciaal

89

‘Nieuws voor kinderen mag niet te eng’, de Volkskrant, 01-09-2009. 90

Wijk, Geerle van der. ‘Werkplan SchoolTV-weekjournaal 2010-2011.’ Hilversum: Teleac SchoolTV, 20 juni 2010. pp. 7-8. 91 http://beeldengeluidwiki.nl/index.php/Aanvullende_informatie:_SchoolTV-Weekjournaal, 04-02-2011. 92 Zie bijlage 1. 93

Trouw, ‘SchoolTV-weekjournaal is in 25 jaar alleen wat sneller geworden’. 94 Zie bijlage 1.

95

(29)

- 29 - voor hen gemaakt is. Walma van der Molen noemt het Jeugdjournaal daarom een goed alternatief op het nieuws voor volwassenen.96 Beide kinderjournaals hebben zich als doel gesteld het nieuws te duiden, zodat kinderen het hopelijk beter begrijpen. Een beter begrip zal zorgen voor een lagere angstbeleving, al zullen sommige berichten altijd beangstigend blijven. Jeugdjournaalchef Bartlema: ‘Soms zijn er in de wereld zulke wrede zaken aan de orde dat boze dromen niet zijn te voorkomen’.97 Voor de makers van beide kinderjournaals is het onmogelijk heftige onderwerpen te

negeren, omdat juist deze onderwerpen extra duiding nodig hebben. Al moet SchoolTV hierin soms keuzes maken, omdat het programma minder uitzendtijd heeft. Jeugdjournaalchef Bartlema: ‘Onze stelregel is dat wij geen taboes hebben als het gaat om de onderwerpkeuze. Cruciaal is hoe we het onderwerp daarna presenteren, in tekst, beeld en geluid. ’98 Voor het maken van die keuzes leunt de redactie op de kennisuitwisseling met andere Europese kinderjournaals (via de Youth News

Exchange) en gesprekken met uiteenlopende deskundigen, maar vooral op hun ervaring en gezond verstand. Het Jeugdjournaal heeft zichzelf zo een ‘best practice’ aangeleerd wat betreft het brengen van eng nieuws: plaatsen in een bepaald perspectief (‘het gebeurt bijna nooit’), niet dramatiseren, weinig personaliseren en geen gruwelijke details. Wat betreft dit laatste houdt Bartlema de woorden van de britse traumadeskundige David Tricky in gedachte: ‘Children have the right to know, but sometimes they do have the right not to know’. 99

Ook het SchoolTV-weekjournaal kent geen taboe-onderwerpen, maar brengt wel pas een onderwerp wanneer het programma iets aan het nieuws kan toevoegen. Want volgens Duyf is er niets zo erg dan dat kinderen tegen een muur oplopen, dat zij niks met het nieuws kunnen. ‘We proberen toch wel altijd een perspectief neer te zetten in de programma’s en kinderen nooit met lege handen achter te laten. We moeten er vooral voor zorgen dat we het gewicht van problemen niet bij kinderen op de schouders laden, en laten zien dat volwassenen hard bezig zijn de problemen op te lossen.’100 NTR-eindredacteur Jeanny Duyf noemt dit soms wel ‘verdomde moeilijk’, ‘als er weer ergens genocide is ofzo’. Door dan bijvoorbeeld te laten zien dat er een conferentie is, waar

volwassenen praten over oplossingen, probeert het SchoolTV-weekjournaal kinderen mee te geven dat niet alles hopeloos en wanhopig is.101

Stelregel bij het weekjournaal is wel dat er nooit lijken in beeld komen, en ook zo weinig mogelijk gewonde mensen. ‘Dan gaat het woord namelijk verloren, terwijl we toch echt niet op effect uit zijn.’Beeld is ook voor het SchoolTV-weekjournaal het meest belangrijke, al is het

96

Pronk, ‘Zijn blik blijft haken aan het afgerukte been’. 97

Sjak Jansen. ‘Kijken met kinderogen’, Algemeen Dagblad, 04-04-2009. 98

‘Nieuws voor kinderen mag niet te eng’, de Volkskrant, 01-09-2009. 99

Bartlema, Ronald. ‘Het Jeugdjournaal en Milly Boele’, Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing, thema: jongeren 8 (september/oktober 2010) 5, pp. 18-19.

100 Zie bijlage 1. 101

(30)

- 30 - programma voor buitenlandonderwerpen afhankelijk van archiefbeeld omdat ze geen

correspondentennetwerk hebben. Het weekjournaal mag wel deelnemen aan de Youth News Exchange, maar ziet hierin geen noodzaak.102 Bij de zelfgedraaide beelden in Nederland zijn de programmamakers van SchoolTV niet bang om geëmotioneerde mensen in beeld te brengen, als ze vervolgens maar niet kinderen in angst achterlaten, kunnen uitleggen dat dit eigenlijk nooit

voorkomt en vertellen wat kinderen moeten doen als ze zich een keer ongemakkelijk voelen.103 Uit afstudeeronderzoek van Marijn de Vries en uit vervolgonderzoek van haar samen met Walma van der Molen blijkt dat het NOS Jeugdjournaal gebruik maakt van zogeheten geruststellingstrategieën (of consolation strategies): trucjes om het nieuws zo te brengen dat kinderen wel goed op de hoogte zijn, zonder hier al te bang van te worden. Wederom wordt duidelijk dat het Jeugdjournaal dit niet via een vast format doet, maar op basis van ervaring en op intuïtie.104 Bartlema: ‘De regels die wij toepassen bij schokkend nieuws kennen we niet uit onderzoek of uit de mond van deskundigen, we passen ze toe omdat we menen te weten wat bij kinderen wel of niet werkt’.105 Ook het SchoolTV-weekjournaal werkt niet via een vast format. ‘We stellen onze doelen per onderwerp vast. Voordat we eraan beginnen, vragen we ons af wat we willen dat kinderen aan deze uitzending

overhouden.’106

Programmamakers van het NOS Jeugdjournaal passen de geruststellingstrategieën op drie niveaus toe: op programma-, item- en shotniveau. De keuze of het Jeugdjournaal überhaupt over een bepaald heftig item bericht, hoort tot het programmaniveau. Als dit wel gebeurt, wordt het

opgenomen in de sandwichformule, dit wil zeggen dat het heftige nieuws tussen twee luchtige of grappige onderwerpen wordt gebracht. De lengte van het heftige item is hierbij ook bepalend voor het angsteffect. De uitzendingen van het kinderjournaal zijn via een vast patroon opgebouwd, waarbij zware en luchtige onderwerpen elkaar afwisselen en de uitzending altijd wordt afgesloten met een luchtig onderwerp. De negatieve informatie wordt zo wat weggenomen en kinderen weten door deze formule wat ze kunnen verwachten tijdens de uitzending, wat geruststellend werkt.107 Ook de indeling van het SchoolTV-weekjournaal gaat via een vast format, want ‘regelmaat en structuur werkt’. Hierbij wordt rekening gehouden met de verdeling tussen goed en slecht en binnenlands en buitenlands nieuws, met tussendoor de luchtigere Mister Right en cartoon.108

102

Wijk, Geerle van der. ‘Werkplan SchoolTV-weekjournaal 2010-2011.’ p. 21. 103

Zie bijlage 1. 104

Walma van der Molen, Juliette H. en Marijn de Vries. 'Violence and consolation: September 11th 2001 covered by the Dutch children's news', Learning, Media and Technology 28 (2003) 1, p.7.

105

Liempt, Ad van. Het Journaal. 50 jaar achter de schermen van het nieuws. p. 348. 106

Zie bijlage 1. 107

Vries, Marijn de. ‘Kinderen willen álles weten. Gewelddadig nieuws en geruststelling in het Jeugdjournaal’, p. 44.

108

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nadere bijzonderheden zijn nog niet bekend, maar duidelijk is al wel dat de mix van een spetterend programma, veel jonge liberalen vanuit zowel de JOVD als de W D

Dit heb ik, achteraf gezien, nooit helemaal goed kunnen maken omdat ik simpelweg deze skills niet had, maar ook omdat hier niet altijd mijn interesse lag.. Tijdens de twee weken op

Ook heb ik heel veel korte nieuwsberichten gemaakt voor de uitzending en omdat die berichten aan veel eisen moesten voldoen – minder dan twintig seconden en toch begrijpelijk voor

- bezig geweest met het plannen van een Dwars over de fotograaf bij de Apenheul - bezig geweest met het plannen van een Dwars over vieze plaatjes op sigarettenpakjes - bezig

In 1981, toen het NOS Journaal zijn 25-jarige jubileum vierde, werd speciaal voor kinderen tussen de 9 en 12 jaar het Jeugdjournaal opgericht.. Nederland was toen het tweede land

De vraag is of een commerciële zender die kosten voor het maken van een Jeugdjournaal kan compenseren door het innen van voldoende reclame-inkomsten 1 • Een gewoon Journaal

60 en van Schilten (de organisator van de stille tocht) die aan de telefoon in gesprek is en foto’s voor de stille tocht uitzoekt. Deze laatste sequentie is weergegeven in

Van 0,8 procent van de verhalen kon niet worden vastgesteld of ze tot het binnenlands of buitenlands nieuws behoorden; dit zijn voornamelijk items over sportgebeurtenissen, maar