• No results found

Hoofdstuk 2: Van NTS tot NOS Nieuws

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoofdstuk 2: Van NTS tot NOS Nieuws "

Copied!
98
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Peddelen tegen de stroom in

Vrijheid en verplichtingen van NOS-correspondenten

Masterscriptie Ricus Dullaert (s1318950) Hoofdbegeleider: prof. dr. H.B.M. Wijfjes Tweede lezer: prof. mr. M.E. Chavannes Master Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen Studiepad dagbladjournalistiek

30-08-2010

(2)

“Journalists, universally, dislike criticism, particularly if it’s labeled ‘constructive’.”

James Greenfield, voormalig buitenlandredacteur voor de New York Times.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 1

Hoofdstuk 1: De buitenlandcorrespondent: tussen organisatie en individu 5 1.1 De correspondent als objectieve beschouwer? 5 1.2 Journalist als onderdeel van een geoliede machine 10 1.3 Verslaggeving en techniek, techniek en verslaggeving 17

1.4 Overgeleverd aan derden 20

1.5 Het ontstaan van de nieuwsstroom 24

1.6 Conclusie 28

Hoofdstuk 2: Van NTS tot NOS Nieuws 30

2.1 Het Journaal beteugeld 30

2.2 Het Journaal brengt ‘duiding’ 33

2.3 Het monopolie doorbroken 36

2.4 Een creatieve aanpak 40

2.5 Reorganisatie 43

2.6 Het Journaal nu 45

Hoofdstuk 3: Buitenlandcorrespondent en redacteur. Theorie en praktijk 47

3.1 Theorie 47

3.2 De praktijk: hoe komt een item tot stand? 50

3.3 Hoe moet het dan wel? 53

Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet en methodologie 56

4.1 Onderzoeksopzet 56

4.2 Methodologie 58

Hoofdstuk 5: Analyse 61

5.1 Relatie binnen/buitenland 61

5.2 Buitenlands nieuws 64

Conclusie & discussie 77

Bibliografie 81

Bijlagen 85

(4)

1

Inleiding

De journalistiek, en dan met name de buitenlandberichtgeving, verkeert in zwaar weer. Ondanks of misschien wel dankzij de steeds groter wordende stroom aan

informatie uit verre oorden daalt het vertrouwen in het functioneren van journalisten.1 Nederlandse buitenlandcorrespondenten kregen een flinke knauw in reactie op het boek

‘Het zijn net mensen’ van Joris Luyendijk. Luyendijk toonde daarin het versimpelde of soms zelfs verwrongen beeld dat krantenlezers en tv-kijkers dagelijks krijgen

voorgeschoteld. De zin ‘Het is waar, want het was op het Journaal’ blijkt niet meer op te gaan, of dat al lange tijd niet meer gedaan te hebben.

De ‘onthullingen’ van Luyendijk zijn voor journalisten zelf niets nieuws. Zij klagen al jarenlang over de dwingende werking van de nieuwsstroom, gegenereerd door internationale persbureaus. Die stroom werkt op twee manieren onafhankelijke

nieuwsgaring tegen. Ten eerste baseren de correspondenten, die niet overal in hun soms uitgestrekte gebied kunnen zijn, zich zelf op de diensten van AFP, AP en Reuters. Maar ook redacteuren in het thuisland lezen de verhalen van de persbureaus. Dit leidt er in veel gevallen toe dat correspondenten op verzoek van de bureauredactie artikelen schrijven of items maken die anders het levenslicht niet gezien zouden hebben. Verhalen die niet zelden een stereotiep beeld van een land oproepen.2

Een van de organisaties in Nederland die deze ontwikkeling het sterkst voelt is de NOS. Vooral voor haar tv-journaals, afhankelijk van geschikt beeldmateriaal en onder tijdsdruk, vallen correspondenten terug op beelden en invalshoeken die niet door henzelf gemaakt of bedacht zijn. De problemen die deze situatie met zich meebrengt werden op de NOS Correspondentendagen in april 2007 nog eens benadrukt door Bram Vermeulen, destijds correspondent voor zuidelijk Afrika. Hij signaleerde dat hij te vaak slechts als stand-upper bij het nieuws wordt ingezet, terwijl volgens hem zijn meerwaarde juist ligt in het maken van reportages die net even verder kijken dan het dagelijkse nieuws.3

1 Steven Barnett, 'On the road to self-destruction', British Journalism Review 19 (2008) 2: 5-13

2 Stephen Hess, Through their eyes. Foreign correspondents in the United States (Brookings Institution Press: Washington, D.C., 2005), 78

3 Audiovisueel materiaal NOS Nieuws over correspondentendagen, NOS Nieuws, april 2007

(5)

2 Hoewel niemand hét antwoord lijkt te hebben op het probleem dat Luyendijk heeft geagendeerd lijkt iedereen het erover eens dat buitenlandcorrespondenten minder afhankelijk moeten worden van internationale persbureaus en de eigen bureauredactie.

Een visie die de hoofdredactie van de NOS deelt. Al in 2003 werd aangegeven dat een ‘kruisgesprek wel eens achterwege mocht worden gelaten om een reportage de volgende dag mogelijk te maken’.4 Eind 2005 schreef NOS Nieuws-hoofdredacteur Hans Laroes het explicieter op in de nota ‘Hooggeëerd publiek!’: “Correspondenten moeten meer hun landen in en minder voice-overs leveren. Te vaak worden ze aan het bureau gehouden om alleen maar hun stem te leveren aan beelden die ze niet eens zelf hebben gezien.”5

Tot dusver is de omvang van deze trend nooit onderzocht. Deze scriptie beoogt daarom de klacht van de correspondenten in cijfers om te zetten en eventueel

aanbevelingen te doen voor toekomstige buitenlandberichtgeving van het NOS Journaal.

De hoofdvraag waarop deze scriptie het antwoord probeert te geven is dan ook:

In hoeverre krijgen buitenlandcorrespondenten bij het NOS Journaal de ruimte om eigen verhalen te maken in plaats van commentaar bij nieuws van persbureaus te leveren?

Naast deze vraag komen er in de discussie rond dit onderwerp vragen rond de verdeling van binnen- en buitenlands nieuws naar voren. Daarom zoekt deze scriptie ook het antwoord op de volgende deelvragen:

Wat is het percentage buitenlandberichtgeving in het NOS-Journaal tussen januari 2006 en december 2009?

Welke gebieden krijgen in het NOS Acht Uur Journaal tussen januari 2006 en december 2009 meer, welke minder aandacht?

Welk percentage van het buitenlands nieuws in het NOS Acht Uur Journaal tussen januari 2006 en december 2009 wordt verslagen door correspondenten?

Is er tussen januari 2006 en december 2009 een ontwikkeling zichtbaar binnen het buitenlandbeleid van de NOS?

4 Hans Laroes, Ten aanval. ‘All the news that’s fit to broadcast...’ (NOS: Hilversum, 2003), 29

5 Hans Laroes, Hooggeëerd publiek! (NOS: Hilversum, 2005), 51

(6)

3 Om antwoord te geven op deze vragen is gekozen voor zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve benadering. Ten eerste heb ik 112 uitzendingen van het NOS Acht Uur Journaal (van af nu Journaal, tenzij anderszins gespecificeerd) bekeken. De uitzendingen beslaan telkens de vijfde week van een kwartaal vanaf 2006 tot en met 2009. De vijfde week is willekeurig gekozen; de periode tussen 2006 en 2009 is dat niet.

Eind 2005 kwam de NOS-notitie Hooggeëerd Publiek uit, waarin Hans Laroes, hoofdredacteur van het nieuw ontstane NOS Nieuws, zijn visie op de toekomst gaf.

Onderdeel van die visie was het vaker eropuit sturen van de correspondenten. Een andere reden is dat in 2006 het boek 'Het zijn net mensen' van Joris Luyendijk verscheen, dat zoals gezegd de discussie over de rol van de buitenlandcorrespondent voor een breder publiek op de kaart zette.

In de geanalyseerde uitzendingen bekijk ik aan de hand van de tijd die aan items wordt besteed wat het antwoord is op deelvraag 1, 2 en 3. Oftewel: welk gedeelte van het Journaal gaat over het buitenland, over welke gebieden gaat het dan en wat doen de correspondenten?

Om deelvraag 4 en de hoofdvraag te beantwoorden zoom ik in op het

functioneren van de correspondenten. Hun producties deel ik in in vier categorieën:

nieuwsbericht

kruisgesprek

nieuwsreportage

achtergrondreportage

In de eerste twee categorieën komen de correspondenten niet tot nauwelijks van hun bureau, en maken zich zo afhankelijker van de nieuwsstroom; bij de laatste twee gaan ze het land in en vergroten ze de kans op een eigen, unieke invalshoek. Door te bekijken hoe de correspondenten invulling geven aan hun correspondentschap kan ik bepalen in hoeverre ze hun eigen items kunnen maken en zo ontsnappen aan de dagelijkse nieuwsstroom.

Ten slotte toets ik de bevindingen die uit deze kwantitatieve analyse komen aan de dagelijkse praktijk door drie medewerkers van het Journaal te interviewen:

(7)

4 plaatsvervangend chef buitenland Michiel Hartzuiker, Turkije-correspondent Bram Vermeulen en eindredacteur Jaap Leemijer. Ik bevraag ze over de werkwijze van de NOS en leg ze de uitkomsten uit de analyse voor.

Voordat we hier aanbelanden moeten we ons echter verdiepen in de weg naar de discussie die Luyendijk zo beeldend beschreef. Het eerste hoofdstuk schetst het

theoretisch kader waarbinnen buitenlandcorrespondenten werken en bespreekt de factoren die van invloed zijn op hun functioneren. In het tweede hoofdstuk volgen we ontstaan en uitbreiding van de NOS tot de grootste nieuwsorganisatie van Nederland – en de rol van de ontluikende buitenlandredactie daarin. Het derde hoofdstuk kijkt nader naar deze redactie. Hoe wil de NOS-hoofdredactie dat deze werkt en in welke mate gebeurt dat ook daadwerkelijk in de praktijk?

Hierop volgt na de methodologie de daadwerkelijke analyse van de uitzendingen met het commentaar van de NOS-medewerkers. In de conclusie en daaropvolgende discussie bekijken we het antwoord op hoofd- en deelvragen en worden aanbevelingen voor verder onderzoek gegeven.

(8)

5

1: De buitenlandcorrespondent: tussen organisatie en individu

1.1 De correspondent als objectieve beschouwer?

Een wereldbeeld wordt – gelukkig – niet alleen gevormd door journalisten. Naast het journaal op tv of de buitenlandpagina’s in de krant zijn er andere manieren waarop we informatie binnenkrijgen: films, directe communicatiemiddelen als post, telefoon en internet, toerisme, diplomatie en politiek, en tenslotte door onderwijskundige, artistieke of sportieve evenementen.6 Desalniettemin zijn nieuwsorganisaties een belangrijke factor in hoe we de wereld zien. Als het om het buitenland gaat speelt uiteraard de

buitenlandredactie van een medium een grote rol. Een van de meest aansprekende figuren van een nieuwsredactie is echter de buitenlandcorrespondent. Is dit de objectieve reporter die als alwetend verslaggever voor ons de wereld duidt? Welke beslissingen spelen een rol bij de keuzes die hij maakt bij het selecteren van het wereldnieuws?

Om inzicht te krijgen in het functioneren van een buitenlandcorrespondent moeten we kijken naar een aantal individuele factoren. Een nuttig model is dat van Pamela

Shoemaker (zie Figuur 1.1). Zij onderscheidt krachten als:

- waarden, normen, ethiek - beoordelingsstrategieën - manieren van denken

- gedachten over zijn/haar rol als journalist

- manieren om een eerste indruk te krijgen (cognitieve heuristiek) - soort baan

- socialisatie in de organisatie - voorspellingen maken

Het zijn krachten die op elke journalist van invloed zijn. Dergelijke

levenservaringen zorgen ervoor dat elke journalist eigen keuzes maakt in het selecteren van nieuws en het omgaan met nieuwsfeiten – hoezeer deze ook zal betogen dat hij of zij onafhankelijk en objectief is.7

6 Hamid Mowlana, Global information and world communication (New York/London: Longman, 1986), 2

7 Pamela Shoemaker, ‘A new gatekeeping model’, in Social meanings of news: a text reader, ed. Daniel Allen Berkowitz (Thousand Oaks: SAGE Publications, 1997), 62

(9)

6 Figuur 1.1: Intra-individuele gatekeeping-processen.

Bron: Shoemaker, ‘A new gatekeeping model’, 61

Mediaonderzoeker Jaap van Ginneken groepeert deze krachten in drie soorten socialisatie, vaak onbewuste mechanismen die van invloed zijn op de manier waarop een journalist een boodschap begrijpelijk maakt voor zichzelf en zijn publiek:

- primaire socialisatie: de cultuur waarin iemand geboren is - secundaire socialisatie: normen en waarden van het beroep - een mogelijke tertiaire socialisatie: de cultuur van een bepaalde

(nieuws)organisatie8

De primaire socialisatie (de invloed van de cultuur waarin iemand is geboren op zijn of haar gedachten en acties) is bijzonder relevant voor buitenlandcorrespondenten:

8 Jaap van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws. De 101 verschillen die elk 1 procent verschil maken (Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum, 1996), 64-69

(10)

7 zij moeten immers verslag doen van en in contact treden met (mensen uit) andere

culturen. Mogelijke discrepanties in wereldbeeld, waarden en normen komen dan sneller aan de oppervlakte dan bij journalisten die in hun eigen cultuur werken.

Een van de uitingsvormen van deze primaire socialisatie is het woordgebruik in verschillende culturen. Met dezelfde woorden kunnen heel andere dingen bedoeld worden. Joris Luyendijk, lange tijd werkzaam als Midden-Oostencorrespondent voor de NOS (evenals voor Rado 1, de Volkskrant en het NRC Handelsblad), signaleert dit in zijn bestseller Het zijn net mensen. Hij merkt dat hij bij zijn berichtgeving over het Israëlisch- Palestijnse conflict de Palestijnse Hamasstrijders consequent wegzet als ‘terroristen’ – een term die de Israëliërs gebruiken. Dit terwijl de Palestijnse bevolking hen juist als vrijheidsstrijders ziet. Door zijn woordkeus kiest Luyendijk ongemerkt de kant van het door het Westen gesteunde Israël.9 Een tweede voorbeeld dat hij geeft is naamgeving: we kunnen het hebben over ‘Al-Qaida’ – eng en exotisch. Of we kunnen spreken van ‘de Basis’, de vertaling van deze Arabische term. Dit klinkt al wat dichter bij huis.10

Daarnaast speelt de primaire socialisatie een rol bij de soort verhalen waarmee een correspondent aan kan komen bij zijn redactie. De reden dat Nederlanders naar het buitenland worden uitgezonden is dat hij de Nederlandse cultuur kent en dus weet op wat voor verhalen de Nederlanders zitten te wachten. Een van degenen die hierover klaagt is voormalig NOS-correspondent voor het Midden-Oosten Thomas Loudon. Hij merkt dat zijn verhalen een ‘Nederlandse’ invalshoek moeten hebben wil hij ze kunnen slijten. Dat deze invalshoek niet per se aansluit bij datgene wat er in zijn regio gebeurt, is van ondergeschikt belang.11

Een andere factor die de journalist beïnvloedt is de set aan normen, waarden en verwachtingen die heerst in de beroepsgroep van de journalistiek: de secundaire socialisatie. Paradoxaal genoeg zien journalisten zichzelf graag als autonome,

onafhankelijke, objectieve professionals. Maar juist dat zelfbeeld duwt de journalist in een keurslijf.12 Het is wederom Luyendijk die hier de vinger op de zere plek legt. Hij trekt de mogelijkheid van het toepassen van een van de journalistieke basisregels, hoor en

9 Joris Luyendijk, Het zijn net mensen: beelden uit het Midden-Oosten (Amsterdam: Podium, 2006)

10 idem

11 Trouw, 6-10-2009

12 Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 67

(11)

8 wederhoor, in twijfel. Volgens hem is het voor correspondenten in dictaturen (zoals die in het Midden-Oosten veel voorkomen) bijna onmogelijk om via het klassieke journalistieke principe van hoor- en wederhoor te werken. Doet hij dit wel, dan komt de partij met het beste mediabeleid als winnaar uit de bus.13 “De boodschap is dat onvermijdelijk, als je je beste beentje hebt voorgezet, datgene wat je maakt nog steeds vervormd en vertekend en versimpeld is”, aldus Luyendijk in een debat in De Balie in Amsterdam. “En dat is wanneer alles is goedgegaan. Zelfs als je je houdt aan de journalistieke regels krijg je een vertekend beeld.”14

Het is lastig verhalen te maken in een dergelijke dictatuur. Luyendijk wil best een verhaal maken over het leven van iemand bij hem om de hoek. De vraag is: wat zegt dat in een land dat geen opiniepeilingen en sociologische onderzoeken kent? Luyendijk komt in zijn boek niet met een oplossing voor deze problemen; hij pleit wel voor meer

openheid binnen de buitenlandjournalistiek. Volgens hem moeten correspondenten aangeven wat ze allemaal níet weten, in plaats van zich een alwetende rol aan te meten.

Los van de problemen van het toepassen van hoor en wederhoor in dictaturen is er een inherent probleem aan deze journalistieke regels. Een journalist gebruikt hoor en wederhoor om tot een ‘objectief’ nieuwsbericht te komen. Zo kan hij immers aantonen dat hij niet slechts een kant van het verhaal heeft gebracht, en eenzijdige berichtgeving heeft vermeden. Deze objectieve benadering hoeft echter niets te maken te hebben met wat waar of echt is. Zoals Nick Davies het in zijn bestseller Flat earth news uitdrukt:

“Als twee mannen een wei gaan maaien, de een komt terug en zegt: ‘Het is gedaan’, en de ander zegt: ‘We hebben geen grasspriet gemaaid’, dan vereist de neutraliteit dat de journalist een conflict creëert rondom de staat van de wei, de claims van beide mannen naast elkaar zet en het bericht de wereld in gooit, impliciet met een bordje erboven: ‘We weten niet wat er gebeurt is, beslissen jullie maar’.”15

De tertiaire socialisatie, het zich aanpassen aan de normen en waarden van een specifieke organisatie, verschilt per bedrijf. Over het algemeen kan gezegd worden dat journalistieke organisaties naast de secundaire socialisatie sterk leunen op deze tertiaire

13 Luyendijk, Het zijn net mensen, 79

14Het Maakbare Nieuws. Een antwoord aan Joris Luyendijk, De Balie, Amsterdam, 07-05-2008, http://www.debalie.nl/player/playmovie_v2.jsp?movieid=254208&videofragmentsid=, 08-01-2010

15 Nick Davies, Flat Earth News (London: Vintage Books, 2009), 112

(12)

9 socialisatie, omdat het erg moeilijk is de werkwijze van journalisten te controleren. Ook dit geldt in het bijzonder voor buitenlandcorrespondenten, aangezien zij praktisch nooit op de bureauredactie van hun organisatie komen.16

16 Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 69-70

(13)

10 1.2 Journalist als onderdeel van een geoliede machine

Een journalist is geen individu dat alleen te maken heeft de diverse vormen van socialisatie. Hij is ook onderdeel van de nieuwsorganisatie waarin hij werkt. Om de valkuilen en dilemma’s in het werk van de buitenlandcorrespondent goed te kunnen begrijpen, is daarom het nuttig te kijken naar de vaak gebruikte maar ook hier bijzonder relevante theorie van de journalist als gatekeeper ofwel poortwachter. De

buitenlandcorrespondent is – net als alle journalisten - een ‘sluiswachter’ die de

informatie die op hem afkomt selecteert en doorgeeft. Verderop in de nieuwsorganisatie zitten nog meer gatekeepers: chefs van de (in dit geval buitenland-) redactie en

eindredacteuren.17 Bij al deze poortwachters spelen de bovengenoemde factoren die van invloed zijn op de individuele journalist een rol.

Figuur 1.2: Gatekeeping in een nieuwsorganisatie

Bron: Shoemaker, ‘A new gatekeeping model’, 60

17 Shoemaker, ‘A new gatekeeping model’, 58-62

(14)

11 De buitenlandcorrespondenten zijn de poortwachters aan de rand van de

nieuwsorganisatie (de cirkels links op de afbeelding). Er komt veel op deze persoon af;

ten eerste een niet-aflatende stroom nieuws en persberichten. De poortwachter zal deze informatie filteren en er bepaalde dingen uit selecteren. Daarnaast komt er echter ook druk vanaf de kant van de organisatie in de vorm van verwachtingen, nieuwsopdrachten van de redactie et cetera (in het schema aangegeven als groupthink phenomenon, dat de correspondent bereikt door de pijlen die naar links wijzen).18

Hierbij moet worden aangetekend dat dit schema erg simpel is; weinig nieuwsverhalen komen tegenwoordig nog via slechts één nieuwsorganisatie tot het publiek. Het bovenstaande schema kan dan ook worden uitgebreid als nieuws van de ene naar de andere redactie reist. Er wordt dan simpelweg een extra organisatie links in het schema geplaatst.19 Dit heeft tot gevolg dat de buitenlandcorrespondent niet langer de eerste gatekeeper is die het nieuws selecteert en filtert: hoe meer organisaties tussen hem en de bron van het nieuws staan, des te verder hij in het schema naar rechts opschuift.

Een voorbeeld van hoe nieuws door meerdere organisaties, met elk hun eigen

gatekeepers, reist is nieuws dat wordt geproduceerd door lokale media, wordt opgepikt door een persbureau, in een ander land in een nationale krant komt waar vervolgens weer een lokale krant op aanslaat.

Het is van belang te beseffen dat nieuwsorganisaties geen statische omgevingen zijn. In de geschiedenis van het tv-nieuws is het correspondentenbestand sterk uitgebreid en weer ingekrompen, wat weer invloed heeft gehad op het werk van de

buitenlandcorrespondent.

1.2.1 Geschiedenis van de tv-correspondenten

Bij de geboorte van het televisienieuws in de jaren vijftig van de vorige eeuw is haar status nog niet hoog. Journalisten werken liever bij het overheersende medium, de radio. Vooral enthousiaste jonge krachten storten zich daarom op de televisie. Door exploderende kijkcijfers stijgt het respect voor het nieuwe beeldmedium echter snel. In de Anglo-Saksische wereld leidt dit ertoe dat gerespecteerde radiocorrespondenten de

18 idem

19 idem

(15)

12 sprong wagen naar de televisiewereld. Al snel hebben de grote nieuwsbedrijven zo een redelijk uitgebreid netwerk van correspondenten in binnen- en buitenland.20

Het decennium erna is het televisienieuws bezig met een flinke opmars. De buitenlandcorrespondenten delen in het succes, zowel op het gebied van aanzien als budget. Geld is geen probleem; het belangrijkste is een exclusief verhaal, en het liefst ook exclusieve beelden. Paradoxaal genoeg lijden de nieuwsuitzendingen grote verliezen; er wordt niet van ze verwacht dat ze winst maken. Reporters maken hier dankbaar gebruik van door zich een zeer luxueuze levensstijl aan te meten.

De concurrentie tussen de voornaamste televisiestations is groot. Sommige networks openen bureaus in ontwikkelingslanden als Congo, maar die praktijk is geen lang leven beschoren. Uiteindelijk vestigen de Amerikaanse correspondenten zich voornamelijk in Europa. Ontwikkelingslanden worden grotendeels genegeerd, behalve die in het Midden-Oosten. Zelfs Zuid-Amerika wordt verslagen vanuit Miami.21 De Vietnamoorlog is een van de eerste ‘televisie-oorlogen’. De Amerikaanse president Richard Nixon klaagt dat de beelden van gewonde Amerikaanse soldaten op tv leiden tot een demoralisatie van het thuisfront. In werkelijkheid laat slechts een miniem gedeelte van de tv-beelden daadwerkelijk gevechtsacties zien.22

Ook de jaren zeventig blijven een goede tijd voor de correspondenten. De nog altijd groeiende budgetten van de Amerikaanse televisiemaatschappijen zorgen er voor dat correspondenten de ruimte krijgen om verslag te doen van de gebeurtenissen in ‘hun’

land. Daarnaast heeft het Amerikaanse televisiepubliek een uitgebreide belangstelling voor buitenlands nieuws, voornamelijk vanwege de Koude Oorlog. Door hun financiële armslag kunnen de Amerikanen vaker satellietverbindingen bestellen dan hun

Nederlandse collega’s.23

20 Joe Foote, Live from the trenches. The changing role of the television news correspondent (Southern Illinois University Press: Carbondale, 1998), 2

21 Joe Foote, Live from the trenches, 4-6

22 Greg McLaughlin, The war correspondent (Londen: Pluto Press, 2002), 39

23 Jim Bittermann, ‘The best of times...’, in Live from the trenches. The changing role of the television news correspondent, ed. Joe Foote (Carbondale: Southern Illinois University Press, 1998), 72-74

(16)

13 Kader: New World Information Order

Dit verhaal gaat voornamelijk over de Anglo-Saksische nieuwswereld. Een van de redenen hiervoor is dat nieuwsmedia uit de VS en Engeland voorop liepen in de ontwikkeling van het televisienieuws. In de jaren zestig en zeventig ontstond er dan kritiek: de Westerse media domineren het nieuwsbeeld. Derde wereldlanden komen er in het nieuws bekaaid vanaf; niet alleen wordt er zeer eenzijdig over bericht, ook zijn er weinig nieuwsproducenten te vinden buiten het Westen. Met de nieuwe informatietechnologie zou het mogelijk moeten zijn om een meer gebalanceerde nieuwsstroom te genereren, menen velen.24

Om de merites en haalbaarheid van dit idee te onderzoeken voert de UNESCO in de jaren zeventig het ‘New World Information Order’-debat. Ook stelt het in 1976 een speciale onderzoekscommissie in, de commissie-MacBride. De commissie concludeert dat – zoals verwacht – de nieuwsstroom van en naar de Derde Wereld verbeterd moet worden. De discussie hierover wordt aangegeven met de term ‘North-South-debat’. Een tweede aandachtspunt is het ‘East-West-debat’. Volgens de commissie-MacBride is er ook geen goede informatiebalans tussen de kapitalistische Westerse wereld en de socialistische dan wel communistische landen. Ondanks de pogingen van de UNESCO wordt de ‘New World Information Order’, zoals die veel mensen voor ogen stond, niet bereikt. Ook nu zijn er geen aanwijzingen dat de wereldinformatiestroom meer in balans is, ondanks het oprichten van het Arabische tv-station Al Jazeera, dat de Arabische evenknie van CNN en de BBC wil zijn.

De ontwikkeling van satelliettechnologie heeft in de jaren tachtig verstrekkende gevolgen voor werk en organisatie van het correspondentenbestand. Nu het mogelijk is om met SNG (Satellite News Gathering) praktisch overal ter wereld al dan niet live voor de camera te staan, wordt de druk op de correspondent om een verhaal snel af te hebben steeds groter. Doordat een SNG-set in een vliegtuig kan worden vervoerd, komt er steeds

24Jo Bardoel en Jan Bierhoff, Informatie; achtergronden en analyses (Groningen: Wolters-Noordhoff, 1994), 82

(17)

14 meer ‘parachute-journalistiek’, waarbij een verslaggever uit het thuisland of een

nabijgelegen standplaats wordt ingevlogen.25

Deze trend heeft niet alleen maar positieve gevolgen. De grote Anglo- Amerikaanse tv-zenders hebben liever grote, strategisch gelegen bureaus met veel medewerkers die ze naar de omringende landen vliegen dan een correspondent in elk land. Specifieke kennis over een land, zoals het spreken van de taal of inzicht in politieke of maatschappelijke stromingen wordt steeds minder belangrijk.26

Met de val van de Berlijnse muur in 1989 en de ineenstorting van de Sovjet Unie verandert er veel in de buitenlandjournalistiek. Met name in Amerika, maar ook in Groot- Brittannië, is er een scherpe daling te zien in het percentage buitenlands nieuws in de tv- journaals. Komt in de jaren zeventig en tachtig in Amerika nog een derde tot 40 procent van het televisienieuws uit het buitenland, in 1995 is dat gedaald tot 13,5 procent.

Driekwart van die daling vindt na het einde van de Koude Oorlog plaats.27 De landen die internationaal gezien in het begin van de jaren negentig het meest in de belangstelling staan zijn de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad (de VS, Rusland, China, Groot-Brittanië en Frankrijk) en Duitsland.28

Een paradoxale ontwikkeling, aangezien het door de technische ontwikkelingen uit het decennium ervoor juist mogelijk is om met minder personeel meer tv-beelden te schieten, zelfs op locaties zonder vast redactiebureau. Ook bieden de internationale persbureaus steeds meer materiaal aan.

Een van de redenen achter de verminderde aandacht voor buitenlands nieuws is een financiële. Konden buitenlandcorrespondenten in de jaren zeventig en tachtig nog uitgeven wat ze wilden, in de jaren negentig moeten ook bureaus in het buitenland onder het mes van de bezuiniging. Nieuwe eigenaren van de grote Amerikaanse

nieuwsconcerns geven zich geen rekenschap van de publieke functie die ze vervullen. Ze

25Michael Murrie, ‘Communication technology and the correspondent’, in Live from the trenches. The changing role of the television news correspondent, ed. Joe Foote (Carbondale: Southern Illinois University Press, 1998), 98-99

26 Jim Bittermann, ‘The best of times...’, 77

27 Edward Seaton, ‘The diminishing use of foreign news reporting’, (http://www.asne.org/index.cfm?ID=627), 1998

28 Daniël Biltereyst en Stijn Joye, ‘Voorspelbaar buitenland. Analyse van de buitenland- en internationale berichtgeving van de VRT- en de VTM-journaals in 2003’ in Nieuws op televisie. Televisiejournaals als venster op de wereld, ed. Marc Hooghe, Knut de Swert en Stefaan Walgrave (Leuven: Acco, 2005), 161

(18)

15 verdienen meer geld met het verkopen van advertenties rond ‘infotainment’ dan bij hard nieuws. Gevolg is een drastische daling van het aantal vaste correspondenten en het percentage buitenlands nieuws.29 De drie grote Amerikaanse networks halveren hun correspondentenbestand.30

Hierbij worden televisiejournalisten zwaarder getroffen dan hun collega’s van de schrijvende pers. Doordat tv meerdere mensen nodig heeft om een uitzending te maken, plus de kosten voor vervoer van het materiaal, moeten de makers van televisienieuws scherpere keuzes maken waar hun teams heen te sturen.31

Het nieuws dat de Amerikaanse televisiejournaals nog wel brengen is gewelddadiger dan vroeger; meer dan de helft van de verhalen is gerelateerd aan

oorlogshandelingen, criminaliteit of rampen. Aan de ene kant komt dit doordat camera’s mobieler en makkelijker te hanteren zijn dan vroeger. Er is echter ook een grotere vraag naar gewelddadig nieuws, zowel van het publiek als door de bureauredactie.32

Het toegenomen geweld op tv reflecteert het grotere gevaar waarin journalisten zich in de jaren negentig moeten begeven om hun verhaal rond te krijgen. De Koude Oorlog met haar relatief vaststaande ideologische machtsblokken maakt plaats voor een wereld waarin locale conflicten plotseling kunnen oplaaien en journalisten met of zonder opzet makkelijk tot slachtoffer kunnen vervallen. Het toenemend aantal doden in de pers heeft ook te maken met de strengere eisen van het televisiepubliek. Oorlogen en

conflicten moeten gevisualiseerd worden; tv-journalisten naderen dan ook vaker het slagveld, met alle gevaren van dien.33

De aanslagen op het World Trade Center op 11 september 2001 schudden de wereld, maar ook de journalistiek wakker. In de westerse wereld, en met name in Amerika, is er tijdelijk een gigantische stijging in het buitenlands nieuws te zien. Jaren met een gestage daling in het nieuws van over de landsgrenzen lijken in een klap te moeten worden ingehaald. Teams met correspondenten worden naar Afghanistan

29 Donald Shanor, News from abroad (New York City: Columbia University Press, 2003), 66

30 Stephen Hess, International news & foreign correspondents (Washington, D.C.: Brookings Institution Press, 1996), 59

31 Garrick Utley, ‘The shrinking of foreign news’ in Live from the trenches. The changing role of the television news correspondent, ed. Joe Foote (Carbondale: Southern Illinois University Press, 1998), 89

32 Hess, International news & foreign correspondents, 34,46

33 Arnold Karskens, Pleisters op de ogen. De Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo (Amsterdam: Meulenhof, 2001), 270-271

(19)

16 gestuurd; van de grote Amerikaanse tv-stations heeft alleen CNN daar mensen zitten ten tijde van de aanslagen.34 De tijdelijke achterstand van de Amerikaanse tv-stations vlak na de aanslagen ten spijt is televisie voor de bevolking de belangrijkste bron van informatie over terrorisme. Geen grote verrassing, aangezien de televisie voor tweederde van de Amerikanen de belangrijkste nieuwsbron is.35

De grote aandacht voor het buitenland in de Verenigde Staten houdt niet lang aan.

Hoewel er in de maanden na 11 september veel buitenlands nieuws uitgezonden wordt, blijkt dat de drie grote networks (NBC, ABC en CBS) in het eerste half jaar van 2002 grotendeels teruggekeerd zijn naar hun oorspronkelijke agenda.36 In de krantenwereld is een soortgelijke ontwikkeling te zien; 64 procent van de kranten meldt dat ze sinds 2005 minder aandacht zijn gaan besteden aan buitenlands nieuws.37 Dat nieuws wordt door weinig correspondenten verslagen: in 2006 hadden de media van de gehele Verenigde Staten nog maar 141 buitenlandcorrespondenten.38 Het is moeilijk te zeggen of deze trend ook in Nederland opgang doet. Wel hebben veel journalisten het gevoel dat de

buitenlandjournalistiek in zwaar weer verkeert.39

34 Shanor, News from abroad, 9-10

35 Guido Stempel en Thomas Hargrove, ‘Media sources of information and attitudes about terrorism’, in Communication and terrorism. Public and media responses to 9/11, ed. Bradley Greenberg (Cresskill, New Jersey: Hampton Press, Inc., 2002), 20-21

36 http://www.journalism.org/node/695, 24-07-2008

37 http://www.journalism.org/node/11963, 24-07-2008

38 Davies, Flat earth news, 99

39 http://www.denieuwereporter.nl/?p=497, 24-07-2008

(20)

17 1.3 Verslaggeving en techniek, techniek en verslaggeving

Het verhaal van de televisiecorrespondent is onvermijdelijk een verhaal over techniek. De (hoofdzakelijk Engelse en Amerikaanse) correspondenten in de jaren vijftig en zestig moeten vanwege de kosten nog voorzichtig omspringen met wie en wat ze filmen. Met de komst van Electronic News Gathering (ENG) in de jaren zeventig, waarbij van film overgegaan wordt op het goedkopere videotape, verdwijnt deze beperking. De correspondent kan nu langer filmen en het gefilmde materiaal

gemakkelijker bewerken. Een ander voordeel is dat de journalist met de ENG veel sneller live voor de camera kan staan.40

De satelliet blijkt de belangrijkste aanjager van journalistieke ontwikkelingen op tv in de jaren tachtig. Nu het mogelijk is om met SNG (Satellite News Gathering) praktisch overal ter wereld al dan niet live voor de camera te staan, wordt de druk op de correspondent om een verhaal snel af te hebben steeds groter.41

De journalistiek kan zich in het laatste decennium van de vorige eeuw opmaken voor opnieuw een technologische verandering: Digital News Gathering (DNG). Bij het bewerken van video moeten de redacteuren de band telkens heen en weer spoelen. Met het digitaliseren van beelden is dit verleden tijd. Toch ziet niet iedereen de voordelen; het kost veel tijd om de beelden over te zetten naar een digitale omgeving. Pas wanneer een techniek wordt uitgevonden die de beelden gelijk na het opnemen automatisch

digitaliseert nemen meer journalisten het nieuwe systeem in gebruik.42

Een andere belangrijke verandering is - uiteraard - de ontwikkeling van het internet. In 1999 is internet de belangrijkste bron voor 95 procent van de

buitenlandcorrespondenten in Amerika. Hierbij moet worden aangetekend dat de

journalisten vaak krantensites bezoeken; kranten die ze voor die tijd in de papieren versie lazen. Toch kunnen ze op internet meer nieuwsbronnen aanboren dan daarvoor het geval was. Ook in hun eigen land; door het internet zijn correspondenten beter op de hoogte van wat er bij hun publiek speelt. Het gevaar is dat journalisten minder van achter hun

40 Michael Murrie, ‘Communication technology and the correspondent’, 96-97

41 ibidem, 98-99

42 ibidem, 100-101

(21)

18 bureau vandaan komen; de verhalen van talloze media liggen op internet voor het

oprapen.43

Internet (en de dominantie van de internationale persbureaus) heeft ervoor gezorgd dat een van de valkuilen van de buitenlandjournalistiek nog dieper is dan voorheen: het fenomeen 'borrowed news' (geleend nieuws). Dit is het sterkst te zien op nieuwswebsites: verhalen die de persbureaus leveren worden veelal zonder controle op het net gezet. Een trend die opgang doet; bestond in 2001 nog 34 procent van verhalen op de grote nieuwswebsites uit persbureaumateriaal (van Reuters, AP en het Franse AFP), in 2006 was dit al 50 procent. En dan gaat het alleen nog maar om verhalen die letterlijk zijn overgenomen; veel nieuwssites herschrijven een stuk om zo een op het oog uniek verhaal te leveren.44

Dit heeft niet alleen gevolgen voor de bureauredactie van een nieuwsmedium, maar ook voor de buitenlandcorrespondent. Correspondenten leunen sterk op internetsites van lokale media; doordat iedereen verhalen van de persbureaus kopieert is er weinig ruimte voor eigen interpretatie. Naarmate correspondenten minder het land intrekken wordt deze afhankelijkheid alleen maar groter; dit kan verstrekkende gevolgen hebben voor de berichtgeving.45

De komst van het internet heeft ervoor gezorgd dat het werk van de

correspondenten (en alle andere journalisten) gejaagder is geworden; hen wordt vaak gevraagd hun stukken eerder of voor zover ze af zijn op te sturen, zodat ze op de website geplaatst kunnen worden. Niet iedereen is daar even blij mee.46 Voor

televisiecorrespondenten geldt dit overigens in mindere mate, hoewel ook zij worden geacht videomateriaal te leveren voor het internet. Veel correspondenten hebben het gevoel dat de technologische ontwikkelingen in hun vak, en met name het internet, tot gevolg hebben dat ze minder controle kunnen uitoefenen over het nieuws dat hun

opdracht- of werkgever brengt.47 Bureauredacteuren hebben toegang tot dezelfde sites als

43 Hess, Through their eyes, 104-105

44 Davies, Flat earth news,107

45 ibidem, 102

46 Denis Wu en John Hamilton, ‘US foreign correspondents: changes and continuity at the turn of the century’, Gazette 66 (2004) 6: 517-532, Shanor, News from abroad, 181

47 Hess, Through their eyes, 123-124

(22)

19 de correspondenten. Hierdoor wordt het nieuws minder divers; er is meer druk van het thuisfront de grote verhalen in het land te verslaan.

Een laatste ontwikkeling is dat correspondenten, die vroeger puur voor krant, radio of tv werkten, nu meerdere kanalen tegelijk moeten bedienen. Ook dit drukt op de tijd die een correspondent heeft om nieuws te checken of achtergrondinformatie te verzamelen.48

48 Interview met Bram Vermeulen, correspondent Turkije NOS Nieuws, 07-06-2010

(23)

20 1.4 Overgeleverd aan derden

Hierboven is beschreven hoe de buitenlandcorrespondent door reorganisaties en de opkomst van internet en de multimediale newsroom steeds minder de tijd heeft zijn

bronnen te checken. Maar wat zijn die bronnen? En zijn ze zonder meer te vertrouwen?

Buitenlandcorrespondenten hebben een aantal mogelijkheden om aan nieuws te komen. Ten eerste: hun eigen netwerk. Door reorganisaties heeft de correspondent echter steeds minder tijd dit netwerk te ontwikkelen. Daarom wordt hij in toenemende mate teruggeworpen op andere bronnen.

Een van die bronnen is de stroom aan persberichten en rapporten die voorlichters van allerlei groeperingen over de correspondent uitstorten. Uiteraard hebben dergelijke groeperingen een belang bij het aanbieden van een verhaal. Ze bieden quotes aan die de betrokken personen nooit gezegd hebben, houden regelmatig enquêtes die niet

representatief zijn of richten zelfs pseudo-wetenschappelijke instituten op.49 Ook overheden doen hieraan mee: propaganda-afdelingen van de Amerikaanse overheid leverde geheel voorgefabriceerde items aan tv-stations over de voortgang van de oorlogen in Afghanistan en Irak. Deze werden uitgezonden.50

Naast directe bronnen en voorlichters kan (en moet) een buitenlandcorrespondent terugvallen op lokale media. Deze hebben een veel groter personeelsbestand dan de kleine buitenlandbureaus en weten beter wat er speelt in hun land. Maar evenals het buitenlands correspondentenbestand hebben ook binnenlandse redacties te lijden gehad van de marktwerking en efficiency in de journalistiek: ook daar zijn ontslagen gevallen en reorganisaties doorgevoerd. Davies noemt als voorbeeld de BBC. Nadat daar tussen 1986 en 1994 al zevenduizend banen verloren waren gegaan, werd in 1997 aangekondigd dat een kwart van het personeel moest vertrekken. In 2005 volgde nog een ontslagronde, waarbij 13 procent van het personeel zijn biezen kon pakken. Twee jaar later werden nog eens 500 mensen ontslagen bij de nieuwsdienst, alsook 600 man bij de afdeling ‘Factual and Learning’.51 De vraag is: hoe kan een eenzame buitenlandcorrespondent verslag doen van wat er gebeurt in een land als de lokale media daar ook al moeite mee hebben?

49 Davies, Flat earth news,157-171

50 ibidem, 176

51 ibidem, 67

(24)

21 Het is geen wonder dat de journalist zich wendt tot een op het eerste gezicht

eindeloze bron van nieuws: de persbureaus. Zij hebben overal ter wereld ogen en oren.

De persbureaus zijn geen nieuw fenomeen. Bureaus als het Franse Agence Havas (nu Agence France Presse), het Britse Reuters en het Amerikaanse Associated Press (AP) zijn al in de 19e eeuw belangrijke informatiebronnen voor journalisten. Later komt daar het eveneens Amerikaanse United Press International (UPI) bij: samen vormen zij de

‘grote vier’, en overheersen het nieuwsaanbod in de Westerse wereld, Latijns-Amerika, Azië en Afrika. Een vijfde speler is het Russische TASS, dat belangrijk is voor de Sovjet Unie.52 Daarnaast kennen veel landen een eigen nationaal persbureau. Bekende zijn de Deutsche Press Agenture (DPA), het Spaanse EFE en het Nederlandse ANP.

Eind jaren zeventig komen daar persbureaus bij die een bepaalde (veelal niet- Westerse) wereldregio bedienen; voorbeelden zijn de Pan African News Agency (PANA), de Latin American Regional News Agency (LATIN) en de Caribbean News Agency (CANA). Die jaren zien ook sterkere samenwerking tussen nieuwszenders in die gebieden: zo wordt de Asian-Pacific News Network opgetuigd naar het model van het Europese EVN, waarin journaals hun videobeelden uitwisselen.53

Heden ten dage zijn er nog maar drie daadwerkelijk internationale persbureaus:

Reuters, AP en – wat kleiner – AFP.54

Op het gebied van televisienieuws voeren in eerste instantie andere namen de boventoon. Een van de belangrijkste beeldagentschappen uit de begindagen van de tv is het Britse Visnews. Ook het Brits-Amerikaanse WTN levert al snel beelden aan redacties in allerlei landen, evenals het Amerikaanse CBS-News. Dit laatste bureau verzorgt ook veel items voor het jonge NTS-Journaal op de Nederlandse televisie.

Deze drie persbureaus blijven lange tijd de belangrijkste organisaties op het gebied van televisiebeelden. Pas in de jaren negentig verliezen zij hun dominante positie. Eerst met de opkomst van CNN tijdens de Eerste Golfoorlog. CNN zendt, in tegenstelling tot de rest, uit op een eigen kanaal. In 1994 richt AP, dat zich tot dan toe vooral bezighoudt met tekst en foto, APTV op. In 1998 fuseert APTV met het hierboven genoemde WTN; samen gaan zij door als Associated Press Television Network (APTN). Ook de Britse concurrent

52 Mowlana, Global information and world communication, 29

53 ibidem, 31

54 Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 47

(25)

22 Reuters zet een televisiepoot op, Reuters TV (het vroegere Visnews). De twee

laatstgenoemden springen in het gat dat het Amerikaanse UPI achterlaat; het gaat ten onder aan managementproblemen. APTN en Reuters TV zijn nu de twee grootste leveranciers van internationale televisiebeelden; de eerste claimt 88 procent van de mondiale tv-media te voorzien van beelden.55 Een verschil met de oude tv-zenders is dat deze twee persbureaus summier en feitelijk verslag doen, zowel op tekstgebied als op video.56

Die persbureaus, of ze nu tekst of filmbeelden leveren, zijn geen neutraal

doorgeefluik van het nieuwsaanbod in de wereld. Uit een onderzoek van de UNESCO in het begin van de jaren tachtig blijkt dat dan 57 procent van de verhalen van Reuters over westerse landen gaat. Voor het AFP is dit 50 procent, voor UPI maar liefst 81 procent.

Het zal geen verrassing zijn dat de beelden van de European Broadcasting Union (de Eurovisie, waarin omroepen uit verschillende Europese landen hun beelden uitwisselen) ook sterk op het westen gericht zijn.57

Nieuwsmedia vertrouwen op de persbureaus. Zo sterk zelfs, dat de BBC een bericht van het nationale Britse persbureau Press Agency (PA) beschouwt als een

gecheckte bron.58 Media gebruiken de persbureaus in zeer sterke mate. Een analyse van de vier belangrijkste Britse kwaliteitskranten en the Daily Mail, die op het algemene publiek is gericht, bracht aan het licht dat 60 procent van de verhalen in deze kranten geheel of grotendeels uit persbureaumateriaal of persberichten bestond. Nog eens 20 procent vertoonde elementen van dergelijk materiaal. Slechts 1 procent van de geanalyseerde berichten meldde dat het oorspronkelijk van persbureaus afkomstig was. De onderzoekers denken dat een groot gedeelte van deze verhalen niet is gecheckt door de

verantwoordelijke journalist.59

Verdienen de persbureaus dit vertrouwen? Niet per se: net als alle

nieuwsorganisaties zijn zij onderhevig aan bovenstaande ontwikkelingen. Ook hun journalisten worden beïnvloed door primaire, secundaire en tertiaire socialisatie.

55 Davies, Flat earth news, 104

56 Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 48

57 Jan Servaes en Clement Tonnaer, De nieuwsmarkt. Vorm en inhoud van de internationale berichtgeving (Groningen: Wolters-Noordhoff, 1992), 86

58 Davies, Flat earth news, 75

59 ibidem, 52-53

(26)

23 Persbureaus zijn zeer sterk doordrongen van de journalistieke code van hoor en

wederhoor, maar houden zich niet per se bezig met de waarheid. Feiten zijn hun domein, niet duiding. Ook hun organisaties hebben geleden onder ontslaggolven (Reuters ontsloeg tussen 2002 en 2006 vijfduizend medewerkers), en voelen de druk om snel hun berichten te leveren. Ondanks de naam ‘internationale persbureaus’ zijn ze niet alomtegenwoordig;

AP zit in 121 landen, Reuters in 92. Hun tv-poten zijn gevestigd in 58 respectievelijk 59 naties.60

60 ibidem, 104

(27)

24 1.5 Het ontstaan van de nieuwsstroom

Ondanks hun tekortkomingen hebben de internationale persbureaus een ding dat voor ze spreekt: hun correspondentenbestand is groter dan dat van de reguliere

nieuwsorganisaties. Enigszins gedateerd onderzoek lijkt er ook op te wijzen dat het aanbod van de internationale persbureaus nog redelijk genuanceerd is. De persbureaus zijn echter nog maar het begin: het nieuws vervolgt daarna zijn weg door nationale persbureaus, landelijke en regionale kranten. Volgens een ruwe schatting van onderzoeker Jaap van Ginneken geven de grote persbureaus 20 procent van het

binnenkomend materiaal door. Nationale persbureaus maken daar een selectie uit (Van Ginneken schat dat het ANP zo’n 50 procent overneemt), waarvan een nationale krant weer slechts 10 procent van gebruikt. Slechts een klein gedeelte van het nieuws bereikt dus daadwerkelijk het publiek.61

Nieuwsberichten die uiteindelijk bij het publiek arriveren, focussen zich vooral op conflict en geweld.62 De reden hiervoor moet worden gezocht in de al eerder behandelde primaire socialisatie: iedere gatekeeper heeft een bepaald wereldbeeld. Telkens als er een selectie wordt gemaakt in een Westerse nieuwsorganisatie, zal deze zich focussen op het afwijkende (de eigenlijke definitie van nieuws), datgene wat buiten het standaard

Westerse wereldbeeld valt. Hoe meer poortwachters er aan te pas komen, des te meer nadruk er komt op de vervorming, het unieke in het bericht. Impliciet wordt hiermee het standaard wereldbeeld bevestigd. Volgens de communicatiewetenschapper Dennis McQuail komt hierdoor minder ‘variatie, uniciteit en onvoorspelbaarheid’ in het nieuws.63 Dit proces wordt nog eens versterkt naarmate iedereen gaat leunen op de persbureaus: er treedt een papegaai-effect op waarbij de lezer of kijker grotendeels dezelfde verhalen voorgeschoteld krijgt.64 De nieuwsstroom is geboren.

Zelfs als de correspondent sterk in zijn schoenen staat is dit proces niet altijd te vermijden. Dit komt door wat Davies het ‘Ninja Turtlesyndroom’ noemt: media zijn bang een verhaal te missen. Davies baseerde de term op ouders die in de jaren negentig hun kinderen niet naar de tv-serie ‘Teenage Mutant Ninja Turtles’ wilden laten kijken. Toen

61 Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 71

62 Mowlana, Global information and world communication, 29-30

63 Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 72

64 Jim Bittermann, ‘The best of times...’, 77

(28)

25 op school bleek dat iedereen erover sprak, gaven de ouders hun kinderen toch

toestemming.65 Een soortgelijk systeem gaat op voor media: als iedereen een verhaal brengt, kan jouw krant, journaal of website niet achterblijven. Luyendijk beschrijft in zijn boek hoe de nieuwsstroom die via persbureaus en buitenlandse nieuwsstations

binnenkomt de correspondent dwingt aandacht te besteden aan bepaalde gebeurtenissen.66 Luyendijk in een uitzending van Tegenlicht: “Het bestaande misverstand is dat de

correspondent kijkt wat er is gebeurd, en daar dan naar toe gaat. Ik had nooit een camera bij me. Je hebt persbureaus, die filmen alles wat nieuwswaardig is. Dat komt binnen in Hilversum; die hebben ook CNN opstaan. Dan ontstaat er een idee: dit is het nieuws. Jij mag dat als correspondent gaan invullen.

Als CNN en de persbureaus aandacht besteden aan een aanslag van Palestijnen in Israël, is het bijna onmogelijk om te zeggen: maar moeten we ook niet iets aan die bezetting van de Palestijnen door Israëliërs doen? Redacties denken dan ook: weet jij het beter dan CNN?”67 Verderop in de uitzending geeft hij een voorbeeld. “Ik zat in Gaza, want daar was een bomaanslag op een flatgebouw waar een terrorist in zat. Die ging dood, maar ook een hoop andere mensen. De redactie in Hilversum faxte me de samenvatting van de beelden, en ik maakte er een tekstje op.”68

Verschillende journalisten en onderzoekers wijzen erop dat deze versimpeling en homogenisering van het nieuws vooral geldt voor tv-journalistiek. Een van hen is Koert Lindijer, correspondent voor zuidelijk Afrika voor NOS Radio en NRC Handelsblad, is het oneens met Luyendijk en reageert fel in een opiniestuk in die krant. Lindijer ageert vooral tegen de tv-journalistiek: op tv is het volgens hem niet mogelijk om serieuze, genuanceerde journalistiek te bedrijven. Correspondenten moeten daarom volgens hem niet afgerekend worden op hun televisiewerk, zoals Luyendijk vooral doet. Een journalist kan in een dictatuur wel degelijk goede journalistiek bedrijven, vindt Lindijer. Als hij maar de goede mensen kent die – desnoods anoniem – uitspraken durven te doen over het

65 Davies, Flat earth news, 145-146

66 Luyendijk, Het zijn net mensen, 30, 78

67 www.uitzendinggemist.nl, Tegenlicht. Het Midden-Oosten gedecodeerd, VPRO, 09-04-2007

68 Idem

(29)

26 regime. Luyendijk had te weinig journalistieke ervaring en zat te kort in het Midden- Oosten om de valkuilen te kunnen omzeilen, meent Lindijer.69

Onderzoeker Van Ginneken noemt het journaal zelfs een vorm van ‘collectieve psychotherapie’, waarin ‘mogelijke bedreigingen van ons wereldbeeld worden

opgeroepen, geïdentificeerd, geëtiketteerd, gecategoriseerd, ‘behandeld’ en vervolgens weer weggeborgen.’70

Conny Mus, RTL-correspondent voor het Midden-Oosten, is het met Lindijer eens dat Luyendijk te kort als correspondent heeft gewerkt. Maar volgens Mus is het wel degelijk mogelijk om met een goed netwerk betekenisvolle televisiejournalistiek te bedrijven. Mus: “Als Hilversum mij tien minuten voor de uitzending belt, dan heb ik een netwerk van mensen die ik kan bellen, zodat ik een kwartier later in de goede richting zit.”71

Veel buitenlandcorrespondenten herkennen de klachten van Luyendijk echter wel. Zij zoeken hun heil op internet. Zo laat de NOS haar medewerkers bloggen over het wel en wee in hun standplaats. Ook Thomas Loudon, vroeger Midden-Oostencorrespondent voor onder andere de NOS, merkt dat er in het Journaal weinig ruimte is voor

achtergrondverhalen. Hij lanceert daarom in oktober 2009 de site vjmovement.com, waarop 150 videojournalisten uit de hele wereld achtergrondverhalen maken. “Als er nu ergens een bom ontploft, dan volgt morgen de uitlui en overmorgen is de explosie vergeten”, aldus Loudon in Trouw. ,,Maar zoiets heeft gevolgen. Dat laten wij zien in onze video's en cartoons. Die zijn te lang voor de journaals, maar op het web is voldoende ruimte.”72

Voor Luyendijk zijn dergelijke initiatieven op internet echter niet voldoende. Ook hijzelf schreef wel eens achtergrondverhalen die een ander beeld gaven van de situatie dan de persbureaus. Maar die maken geen blijvende indruk, aldus Luyendijk. “Je hebt een nieuwsstroom, en als jij één keer een ander verhaal vertelt, past dat niet in het beeld. De nieuwsstroom is een rivier, en je kunt meepeddelen of niet.”73 Een volledig andere

69 Koert Lindijer, ‘Een correspondent moet minder in beeld en meer naar het feest’, NRC Handelsblad, 24- 02-2007

70 Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 36

71 Het Maakbare Nieuws. Een antwoord aan Joris Luyendijk, De Balie, Amsterdam, 07-05-2008

72 Trouw, 6-10-2009

73 www.uitzendinggemist.nl, Tegenlicht. Het Midden-Oosten gedecodeerd, VPRO, 09-04-2007

(30)

27 manier van journalistiek bedrijven blijft voor hem de enige oplossing. De vraag is

volgens hem: “Welke controleurs gaan de controleurs controleren?”74

74 Het Maakbare Nieuws. Een antwoord aan Joris Luyendijk, De Balie, Amsterdam, 07-05-2008

(31)

28 1.6 Conclusie

Het is wellicht verhelderend het bovenstaande verhaal nog eens door de ogen van het gatekeeping-model te bekijken.

Figuur 1.3: Gatekeeping in een nieuwsorganisatie

Bron: Shoemaker, ‘A new gatekeeping model’, 60

De invloed van reorganisaties en de werkdruk die de technologische ontwikkelingen met zich meebrengen kunnen in termen van gatekeeping als volgt uitgelegd worden. Hoe minder poortwachters aan de linkerkant van het schema van Shoemaker overblijven, des te meer werk de overgebleven gatekeepers op hun bordje krijgen. Vanuit het midden van het schema (de redactie) komt daarbij nog eens de toegenomen druk om snel items te leveren aan de diverse mediavormen (tv, radio, internet) die een moderne nieuwsorganisatie rijk is. Gevolg: de gatekeeper heeft minder tijd zijn bronnen te checken op onjuistheden, een netwerk te ontwikkelen en eigen verhalen te bedenken. In het uiterste geval neemt hij propaganda direct over: de poort wordt zwakker.

(32)

29 Een andere mogelijkheid is terug te vallen op andere media: lokale

nieuwsorganisaties of persbureaus. In dat geval schuift de buitenlandcorrespondent een stapje op in het model: hij staat minder dicht bij de bron van informatie. Zoals we gezien hebben worden verhalen verderop in de nieuwsstroom door primaire socialisatie dan aangepast aan het overheersend Westerse wereldbeeld.

Tenslotte komt de stroom aan informatie (in het schema gesymboliseerd door pijlen aan de linkerkant) niet alleen meer binnen bij de correspondent. Doordat beelden van gebeurtenissen in de wereld in een oogwenk over de aarde verzonden worden, ziet de redactie beelden even snel als de correspondent. Hierdoor – en door het fenomeen Ninja Turtle-journalistiek - neemt de druk die vanuit de organisatie op de poortwachter aan de linkerkant van het schema wordt uitgeoefend toe. De buitenlandcorrespondent als gatekeeper ligt van beide kanten onder vuur.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

“In West Betuwe zien we dat er los van corona voor de groep 12 t/m 20 jaar niet veel georganiseerd wordt.. Het Honk op Wielen biedt

Zo leerden we het verschil tussen een boerderij, rusthuis, villa, flatgebouw, … We stonden ook nog even stil bij een aantal beroepen die vooral te maken hadden met het bouwen van

Voor effectief toezicht – minimale interventies voor maximaal effect – moeten toezichthouders zich bewust zijn van vitale gedragskenmerken bij mensen werkzaam in de

26-06-2013 Gebaseerd op de brief van 5 maart 2013 en verzamelbrief 2013-1 van SZW zijn de volgende criteria te benoemen waaraan het plan van aanpak moet voldoen (in het Format....

09-10-2013 Alle arbeidsmarktregio’s hebben een projectplan ingediend voor het project ‘Ontsluiting werkzoekendenbestand’?. en voldoen aan de vereisten van het

21-06-2012 De Programmaraad biedt een ondersteunend platform via één overall secretariaat, beleidsondersteuning en communicatie. De communicatie verloopt via

De Eeuwige is in dit soort bidden meer gesprekspartner van de mens dan een grote Oplosser, eerder Iemand die ons leven richting geeft, begaanbare wegen wijst, levenswijsheid

Je krijgt de auto alleen uit de slip als je kijkt en stuurt waar je heen wilt en niet waar je heenrijdt (die boom, die groter en groter wordt…) Als je alleen maar naar Corona