• No results found

Televisie over Milly Boele

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Televisie over Milly Boele"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Televisie over Milly Boele

Framegebruik bij de commerciële en de publieke omroepen

Naam: Lisette Minkjan Studentnummer: 1610899 Begeleider: prof. dr. H.B.M. Wijfjes Tweede lezer: prof. dr. M.J. Broersma

Inleverdatum: november 2012

(2)

2

VOORWOORD

Eindelijk, mijn scriptie voor de Master Journalistiek is een feit. Afgelopen augustus zette ik de eerste stappen op weg naar deze scriptie. Het viel niet altijd mee, en soms wou ik de laptop het raam wel uitslingeren. Maar met behulp van bemoedigende woorden van mijn vriend, vriendinnen en moeder is het feit dan eindelijk daar: Mijn scriptie is af.

De aanloop naar deze scriptie verliep gelukkig voorspoedig. Voor het vak ‘onderzoekscollege’ had ik een onderzoek uitgevoerd naar hoe de actualiteitenprogramma’s van de publieke omroepen het nieuws over Milly Boele weergaven. Dit onderzoek vond ik zo verassend en interessant dat ik daar graag nog meer onderzoek naar wilde doen. Vandaar dat dit een vervolgonderzoek is op mijn vorige onderzoek.

Deze scriptie had niet het beoogde resultaat kunnen halen zonder de hulp van mijn beste vriendinnetje Marjolein den Uijl. Zij heeft de gehele scriptie, en sommige delen zelfs drie keer, op taal- en spellingfouten gecontroleerd. Door mijn dyslexie is het voor mij lastig foutloos te schrijven, en daarom ben ik Marjolein eeuwig dankbaar.

Ook wil ik mijn scriptiebegeleider Huub Wijfjes bedanken voor al zijn feedback en voor de snelle reacties op mijn mails. Zonder hem had ik mijn scriptie niet zo snel kunnen afronden en was het zeker niet van deze kwaliteit geweest.

(3)

3

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord ... 2

Inhoudsopgave ... 3

1. Inleiding ... 5

1.1 Mediahype & framing ... 6

1.2 Corpus ... 6 1.3 Deelvragen ... 8 1.4 Opbouw scriptie ... 8 2. Framing ... 10 2.1 Agendatheorie ... 10 2.2 Mediaframes ... 11 2.3 Verschillende nieuwsframes ... 15 2.4 Framing en Criminaliteit ... 17 2.5 Mediahype ... 19

2.6 Mediahype, criminaliteit en televisie ... 22

3. Publieke omroep versus commerciële omroep ... 25

3.1 Publieke omroep ... 25 3.2 Commerciële omroepen ... 28 3.3 Gevolgen concurrentie ... 30 3.4 Nova ... 32 3.5 Netwerk ... 33 3.6 Een Vandaag ... 34 3.7 RTL Boulevard ... 35

3.8 Hart van Nederland ... 36

4. Dossier Milly Boele ... 38

4.1 10 maart 2010 ... 38

4.2 Buurtonderzoek 10 maart ... 39

4.3 Buurtonderzoek 11 maart vanaf 00.00 uur ... 40

(4)

4 5.2 Kwalitatieve onderzoeksmethode ... 44 5.3 Programma’s ... 47 5.4 Tijdsspan ... 48 5.5 Werkwijze ... 48 6. Onderzoeksresultaten ... 49 6.1 Mediahype ... 49 6.1.1 Piekende nieuwsgolf ... 49 6.1.2 Commandopostjournalistiek ... 50 6.1.3 Secundaire golf ... 50 6.1.4 De nasleep ... 51 6.2 Nova ... 51 6.2.1 Itemniveau ... 51 6.2.2. Framing ... 52 6.3. Netwerk ... 52 6.3.1. Itemniveau ... 53 6.3.2. Framing ... 55 6.4 EenVandaag ... 56 6.4.1. Itemniveau ... 56 6.4.2 Framing ... 58

6.5 Hart van Nederland ... 58

(5)

5

1. INLEIDING

Ik weet het nog goed, ik stond in de keuken te koken toen ik op de televisie het nieuws zag dat een 12-jarig meisje uit Dordrecht werd vermist. Het ging om Milly Boele, die door middel van een smoes van de buurman uit haar huis was gelokt. Milly Boele verdween op 10 maart 2010. Zij woonde bij haar ouders in Dordrecht. Op deze bewuste dag belde Milly’s moeder vanaf haar werk rond half zes in de avond naar huis. Milly nam op, maar kapte het telefoontje vrij snel af, omdat de buurman voor de deur stond. Milly’s moeder zou met 10 minuten terugbellen. Maar 10 minuten later nam Milly niet op. Wanneer haar moeder om half zeven in de avond thuis kwam, was er geen spoor van Milly te bekennen. De volgende dag ging er een AMBER Alert voor Milly uit. Op 16 maart meldde Sander Vreeswijk, de buurman van de familie Boele, zich op het politiebureau. Hij gaf aan informatie te hebben over de verdwijning van Milly Boele en werd onmiddellijk door de politie aangehouden als verdachte. Later die dag vond de politie het lichaam van Milly in de tuin van Vreeswijk waar zij begraven lag. Vreeswijk verklaarde later dat hij op aandringen van zijn vriendin naar de politie is gestapt. Hij werkte als surveillant bij de politie Rotterdam-Rijnmond. Op 26 november 2010 werd Sander Vreeswijk door de rechtbank in Dordrecht veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf en TBS.1 Vreeswijk ging in hoger beroep maar ook het Hof Den Haag legt hem 18 jaar gevangenisstraf en TBS op, wegens de moord, orale verkrachting en de vrijheidsberoving van Milly en het verborgen houden van haar lijk.2

Aan de moord op Milly Boele is in het nieuws veel aandacht besteed. Het verhaal van Milly domineerde de media vanaf het moment dat het meisje vermist werd (10 maart 2010) tot het moment dat zij vermoord teruggevonden werd (16 maart 2010). Op elk televisiekanaal werd wel een item over de vermissing van Milly uitgezonden. Dit fenomeen riep bij mij de volgende vragen op: ”Geven de actualiteitenprogramma’s van commerciële zenders het nieuwsfeit ‘Milly’ anders weer dan programma’s van de publieke zenders? Of heeft elk programma zijn eigen invalshoek met betrekking tot dit nieuwsfeit? En is hier sprake van een mediahype?” Deze vragen heb ik samengevoegd tot de volgende hoofdvraag: “Was het nieuwsfeit Milly Boele een mediahype en werd dit nieuwsfeit door de actualiteitenprogramma’s van de commerciële zenders op een andere manier geframed dan door de actualiteitenprogramma’s van de publieke zenders?”

(6)

6

1.1 Mediahype & framing

De trefwoorden mediahype en framing staan centraal binnen dit onderzoek. Zoals uit bovenstaande vragen valt af te leiden heeft framing te maken met de invalshoek die wordt gekozen om het nieuws weer te geven: “Welke tekst- en beeldelementen worden overbelicht en welke juist onderbelicht?” Het tweede trefwoord dat centraal staat binnen dit onderzoek is mediahype. Van een mediahype is sprake wanneer ineens, zonder directe aanleiding, een grote nieuwsstroom ontstaat over een bepaalde gebeurtenis. In dit onderzoek koppel ik framing en mediahype aan elkaar, omdat nieuws de neiging heeft tijdens een hype op elkaar te gaan lijken. De verschillende media maken dan bij het weergeven van het nieuws gebruik van dezelfde invalshoek en hetzelfde frame.

De Nederlandse journalistiek heeft de afgelopen jaren veel mediahypes gekend. Denk bijvoorbeeld aan de aanslagen in Noorwegen gepleegd door Anders Breivik, het kindermisbruik binnen de katholieke kerk en de orkaan Katrina die New Orleans blank legde. Ik heb ervoor gekozen het nieuws over de verdwijning van Milly Boele te analyseren om de volgende drie redenen: a) mijn voorkeur ging uit naar een gebeurtenis die in Nederland heeft plaatsgevonden omdat ik als Nederlander meer betrokken ben bij nieuws uit eigen land, b) het betreft een afgerond onderwerp; Milly is uiteindelijk gevonden, waardoor de nieuwsstroom op een gegeven moment ophield, c) de uitzendingen van de actualiteitenprogramma’s waarin dit onderwerp is behandeld zijn alle toegankelijk via internet en d) ik was zelf gegrepen door dit nieuws. Dit waren voor mij genoeg redenen deze zaak nauwkeuriger te bekijken. Hoe gaan media om met dit nieuws? Hoe brengen ze het nieuws over op het publiek?

1.2 Corpus

(7)

7 actualiteitenprogramma’s, aangezien actualiteitenprogramma’s tot doel hebben duiding te geven aan een onderwerp.

In dit onderzoek richt ik me alleen op nieuwsreportages en nieuwsverslagen van de televisie (en bijvoorbeeld dus niet van de radio of op het internet), omdat dit medium het meest invloedrijk is en door het publiek als het meest geloofwaardige en belangrijkste medium wordt gezien.3 Tevens heeft een actualiteitenprogramma een veel groter bereik dan bijvoorbeeld een krantenartikel, radioprogramma of website.4

De dagelijkse actualiteitenprogramma’s die ik in dit onderzoek analyseer, zijn zowel afkomstig van de publieke omroepen als de commerciële omroepen. Het grootste verschil tussen het publieke en het commerciële bestel schuilt hem in de programmamix. De publieke omroep zenden drie keer meer informatieprogramma’s uit dan de commerciële tegenhangers en leggen een sterkere nadruk op kunst en cultuur.5 Daarnaast is het belangrijkste doel van de publieke omroepen alle lagen van de bevolking te bedienen en niet alleen de grootste doelgroep, zoals dat vaak wel het geval is met programma’s van de commerciële omroepen. Vanwege deze, door het Rijk opgelegde, doelstelling dienen de publieke omroepen een breed scala aan programma’s uit te zenden. Voor de actualiteitenprogramma’s op de publieke omroepen betekent dit dus in de praktijk dat elk programma zich op een andere doelgroep moet richten, zodat de pluriformiteit van de publieke omroepen wordt bewaakt. Pluriformiteit houdt, ten aanzien van dit kader, in dat nieuwsprogramma’s inhoudelijk van elkaar verschillen, met als doel het bereiken van verschillende doelgroepen.

Een ander verschil tussen de commerciële en publieke omroepen is de herkomst van programma’s. De publieke omroepen zijn verplicht een bepaald percentage van het programma-aanbod te laten bestaan uit programma’s van Nederlandse makelij. In de Mediawet, artikel 2.122 is namelijk te lezen: “Op elk televisieprogrammakanaal van de landelijke en regionale publieke mediadienst bestaat het programma-aanbod voor ten minste vijftig procent van de duur uit oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties.”6 Voor de commerciële omroepen geldt deze regel ook, maar is het percentage lager, namelijk 40 procent.7

3 Peeters, A. NOS-Journaal, RTL-nieuws en SBS-nieuws, kijkgedrag en beoordeling in 2000 (Hilversum: NOS Kijk- en

(8)

8 Een laatste verschil tussen de publieke omroepen en de commerciële omroepen is de hoeveelheid toegestane reclametijd. De publieke omroepen mogen maximaal 15 procent van de dagelijkse uitzendtijd besteden aan reclameboodschappen. Ook mogen programma’s bij de publieke omroep niet onderbroken worden door reclame.8 Bij de commerciële omroepen ligt dit percentage op 20 procent en mogen programma’s wel onderbroken worden door reclameboodschappen.9

1.3 Deelvragen

Deze verschillende aspecten van de onderzoeksvraag hebben geleid tot de volgende deelvragen:  Wat is framing?

 Welke frames zijn van belang voor mijn onderzoek?  Wat kenmerkt een mediahype?

 Is het nieuwsfeit Milly Boele een mediahype?

 Hoe wordt het nieuwsfeit ‘Milly Boele’ door de commerciële omroepen geframed?  Hoe wordt het nieuwsfeit ‘Milly Boele’ door de publieke omroepen geframed?

1.4 Opbouw scriptie

Mijn onderzoek start met een literatuuronderzoek waarin ik de verschillende theorieën bespreek die van toepassing zijn op de hoofd- en deelvragen. In hoofdstuk twee bespreek ik verschillende onderzoeken en theorieën die betrekking hebben op het begrip framing. Dit hoofdstuk vangt aan met een uitleg van de agendatheorie, aangezien framing een groot onderdeel vormt van deze theorie. De agendatheorie onderzoekt waarom mensen over bepaalde onderwerpen nadenken, bijvoorbeeld: waarom staan in het nieuws over de vermissing van Milly Boele de ouders en buren centraal en niet de ouders en familieleden van de dader? Met behulp van framing kan geanalyseerd worden hoe deze onderwerpen in de programma’s zijn vormgegeven. Met andere woorden: Welke invalshoek hebben de actualiteitenprogramma’s gekozen voor het construeren van het nieuwsitem? Door middel van ‘framing devices’, ofwel: tekstkenmerken, wordt onderzocht van welke frames in een tekst gebruik wordt gemaakt. In dit hoofdstuk zal ik dieper op deze ‘framing devices’ ingaan en daarbij met name aandacht besteden aan de frames die gebruikt worden in de uitzendingen die ik ga analyseren.

Maar maken de uitzendingen van de actualiteitenprogramma’s wel gebruik van verschillende frames bij het weergegeven van het nieuws over de vermissingen en moord op Milly Boele? Nieuws heeft

(9)

9 namelijk de neiging op elkaar te gaan lijken wanneer een onderwerp extreem populair is of een hype is, en door alle actualiteitenprogramma’s behandeld wordt. Daarom bespreek ik in dit hoofdstuk ook het fenomeen mediahype: wat zijn de kenmerken van een mediahype, welke fasen kunnen we in een dergelijke hype onderscheiden en wat is het verband tussen de begrippen mediahype en framing.

In hoofdstuk drie onderzoek ik welke rol televisie heeft tijdens een mediahype. Heeft dit medium een grote invloed op een hype? Tevens zal ik in dit hoofdstuk ook het ontstaan en de journalistieke werkwijze van zowel de commerciële omroepen als de publieke omroepen bespreken. Hebben de gekozen werkwijzen bijvoorbeeld invloed op hoe programma’s van de publieke omroepen en van de commerciële omroepen geframed worden?

In hoofdstuk vier, het laatste hoofdstuk van het theoretisch kader, ga ik dieper in op de casus Milly Boele. Wat is er op die bewuste dag exact gebeurd? Hoe is de politie te werk gegaan bij de oplossing van deze daad?

(10)

10

2. FRAMING

Framing staat centraal in mijn onderzoek, omdat met behulp van framing geanalyseerd kan worden of er pluriformiteit bestaat tussen de programma’s. Ofwel: geven de programma’s het nieuws over Milly Boele verschillend weer? Framing is een invalshoek die een programma neemt bij het weergeven van een onderwerp. Met betrekking tot Milly is het bijvoorbeeld mogelijk om voornamelijk het verhaal vanuit de kant van de ouders weer te geven, of juist voor de kant van de dader te kiezen. Omdat framing een onderdeel is van agendatheorie wordt eerst deze theorie besproken voordat er aandacht wordt geschonken aan framing.

2.1 Agendatheorie

De agendatheorie richt zich niet op hoe mensen over bepaalde onderwerpen denken, maar over welke onderwerpen ze nadenken. Deze theorie is ook van toepassing op het verhaal van Milly, want welke onderwerpen van deze vermissingszaak worden wel belicht en welke niet? Wordt het politieonderzoek, het dadermotief, de invloed van dit nieuws op kinderen of het AMBER Alert onder de loep genomen of worden de pijlen juist alleen gericht op de vermissingszaak zelf? De keuze van de pers over welke onderwerpen ze wel of juist niet berichten heeft immers invloed op de onderwerpen die het publiek belangrijk vindt en waar ze over nadenken.

De Boer en Brennecke omschrijven agendasetting als de hoeveelheid aandacht die journalisten aan bepaalde onderwerpen besteden en hierdoor de mening van het publiek bepalen, over het feit wat belangrijk is. Het gaat hier dus niet om de directe beïnvloeding van meningen over bepaalde nieuwsgebeurtenissen, maar over de beïnvloeding van de onderwerpen die belangrijk zijn voor het publiek. Daarnaast zijn de Boer en Brennecke van mening dat naast de publieksagenda (onderwerpen die voor het publiek belangrijk zijn) en de media-agenda (onderwerpen die voor de media belangrijk zijn) nog een derde factor bij de agendatheorie thuishoort, namelijk de werkelijkheid. Deze drie factoren zijn communicerende vaten. Wat de samenleving bezighoudt wordt, volgens deze theorie, immers grotendeels bepaald door de media. De media worden, op hun beurt, weer geacht informatie te verschaffen over de werkelijkheid waardoor de werkelijkheid de media beïnvloedt. Op deze manier is het logisch om te denken dat de werkelijkheid de media-agenda beïnvloedt en deze op haar beurt weer de publieksagenda beïnvloedt.10

(11)

11 Uit het onderzoek van Bruinsma komt naar voren dat de media-agenda niet de ‘echte’ werkelijkheid weergeeft. Uit zijn onderzoek blijkt dat er in 2000 veel meer over gewelddelicten in de pers werd bericht dan ten opzichte van het jaar 1970, terwijl de feitelijke geweldsdelicten in die periode niet zijn toegenomen. De toename van het aantal berichten over geweld heeft niets te maken met de feitelijke geweldsproblemen maar meer met een verschuiving in interesses van het publiek. De toenemende aandacht voor geweld kan echter wel een verkeerde indruk wekken. Bruinsma is tot deze conclusie gekomen door gedurende een periode van 30 jaar (1970-2000) de nieuwsberichten met betrekking tot geweldsdelicten in De Telegraaf en de Volkskrant te onderzoeken.11

Agendasetting legt een verband tussen de media-agenda en publieksagenda. Uit dit verband blijkt dat de media-agenda de publieksagenda beïnvloedt. Deze beïnvloeding kan dus de verklaring zijn waarom een gebeurtenis belangrijk is geworden en framing kijkt op mediumspecifiek niveau naar de manier waarop dit gebeurt. Hoe wordt een perspectief in het nieuws aangebracht? In de volgende paragraaf wordt dieper ingegaan op de theorie over framing.

2.2 Mediaframes

Framing ontstaat bij het weergeven van gebeurtenissen en komt tot stand onder invloed van de interactie tussen de media en de maatschappij. Framing kent drie stadia, namelijk: framing van de journalist (welke aansluit bij de referentiekaders van de desbetreffende journalist), het frame van het nieuwsartikel en de interpretatie van het nieuwsartikel door het publiek. Het referentiekader van de journalist wordt gevormd door factoren die het werk van de journalist beïnvloeden, zoals bronnen, werkcultuur, samenleving, sociale normen en waarden. Bronnen bepalen immers over welke informatie journalisten wel of niet beschikken. Werkcultuur bepaalt hoe journalisten te werk moeten gaan; moeten ze bijvoorbeeld mensen stalken om aan informatie te komen of nemen ze nieuws over van andere nieuwsbedrijven? Op welke manier journalisten te werk gaan wordt ook bepaald door de samenleving, sociale normen en waarden. Wat is acceptabel binnen het beroep en wat niet? Mag een journalist speculaties weergeven als feiten? Omdat deze factoren het taalgebruik, stijlgebruik en tevens de wijze van interpretatie van nieuwsartikelen bepalen, krijgt de nieuwsconsument niet de feitelijke waarheid gepresenteerd, maar de waarheid zoals deze door de journalist is gereconstrueerd.12

11

Bruinsma, M. Nieuws over geweld. Een onderzoek naar de berichtgeving over geweldsdelicten in de Telegraaf en de

Volkskrant (1970-2000). ( Maastricht: universiteit Maastricht, 2001).

(12)

12 McMullan en McClung hebben onderzoek gedaan naar framing in de berichtgeving over de explosie op 9 mei 1992 in een ondergrondse mijn in Lymouth, Nova Scotia. Hierbij kwamen 26 mijnwerkers om het leven. Zij onderzochten welke frames gebruikt werden om dit nieuws weer te geven. Het meest gebruikte frame was het wettelijke tragedieframe (32 procent van de nieuwsstroom), waarin de technische regels en juridische procedures werden overbelicht. Ook was er binnen dit frame veel aandacht voor de bewijsvoering en het ontrafelen van overheidsgegevens. Een ‘natural disaster’ werd op deze manier door de pers als een ‘legal tragedy’ weergegeven. Hoewel er wel bezwarende informatie naar boven kwam, bleven feiten over de schade en oorzaak van de explosie onderbelicht. Uit dit onderzoek van McMullan en McClung kwam dus duidelijk naar voren dat de pers niet alle feiten over een gebeurtenis vermeldt in hun berichtgeving.13 Hierdoor is het publiek niet op de hoogte van bepaalde feiten. Zo werd er in de berichtgeving over de explosie in de mijn maar weinig losgelaten over de oorzaak van de ramp. Hierdoor is het voor het publiek lastig een eventuele schuldige aan te wijzen en blijft deze ook buiten schot.

Scheufele maakt onderscheid tussen mediaframes en individuele frames. Mediaframes zijn frames waarvan de verschillende media, of onderdelen daarvan zoals televisiemedia, gebruik maken bij het uiteenzetten van onderwerpen. De televisiemedia kennen bovendien een waarde toe aan gebeurtenissen en bepalen hoe deze getoond worden aan het publiek.14 Deze frames worden gebruikt om de beeldvorming van de samenleving in een bepaalde richting te sturen. Zo worden bepaalde elementen van het nieuwsfeit extra belicht en andere elementen juist onderbelicht. Door extra nadruk op bepaalde elementen van een nieuwsfeit te leggen, wordt het interpretatieproces van de kijker beïnvloed. Daarnaast wordt hierdoor invloed uitgeoefend op wat de kijker onthoudt. De media scheppen dus een eigen realiteit die door de kijker overgenomen kan worden.15 Het publiek is voornamelijk op zoek naar informatie die aansluit bij de reeds aanwezige kennis en normen en waarden. Mediaframes die hiermee corresponderen hebben een grotere kans om opgepikt te worden door het publiek.16

Onder individuele frames verstaat Scheufele de verschillende referentiekaders van het publiek. Deze kaders bevatten informatie en gedachtegangen waaraan individuen nieuwe informatie toetsen en mee

13 Mcmullan, J, McClung, M, ‘The media, the politics of truth, and the coverage of corporate violence: The Westray

Disaster and the public inquiry’, Critical Criminology 14 (2006) p. 67-86.

14 Scheufele, D.A.’ Framing as a theory of media effects’, Journal of Communication 49 (1999) p. 106-107.

15 Entman, R.M. ‘Framing: Toward Clarification of a Fractured Paradigm’, Journal of Communication 43 (1993) p. 51‐

58.

16 Gamson, W.A. & Modigliani, A. ‘Media discourse and public opinion on Nuclear Power: A Constructionist

(13)

13 vergelijken. Hoe er dus met nieuwe informatie wordt omgegaan, wordt bepaald door de reeds aanwezige informatie bij het publiek.17 Entman duidt deze individuele frames aan als schema’s. Schema’s kunnen onder invloed van berichtgeving van de media veranderen of ervoor zorg dragen dat nieuwe informatie die niet aansluit op het schema, niet wordt overgedragen. 18 Dit houdt in dat de aanwezige gedachtegangen en informatie dus kunnen veranderen door berichtgeving van de media, of dat deze berichtgeving wordt verworpen door het publiek omdat het niet overeenkomt met de bestaande informatie. In dat geval neemt het publiek de nieuwe informatie niet over en blijft het dus vasthouden aan de bestaande informatie.

Daarnaast is Entman van mening dat met framing eigenlijk twee processen worden bedoeld. Ten eerste hebben frames een mentaal kader bij de ontvanger nodig voor het verwerken van de informatie. In het geval van Milly zullen mensen informatie oproepen over andere vermissingszaken van kinderen of andere kennis die bij hun aanwezig is en waaraan ze deze informatie kunnen koppelen. Dit mentale kader wordt gevormd door het interpretatievermogen van het publiek. Ten tweede worden frames in nieuwsartikelen aangebracht door middel van het over- of onderbelichten van tekstuele en visuele kenmerken. Dit is de taak van de journalist.19

Ook De Boer en Brennecke hebben onderzoek gedaan naar het framingproces. Hun ideeën omtrent framing sluiten aan bij die van Entman. Zij zien het proces van het over- en onderbelichten van tekstuele en visuele kenmerken als een vorm van framing. De Boer en Brennecke verdelen het framingproces ook in twee processen. In het eerste proces wordt door de journalist een frame gebouwd door middel van het aanbrengen van tekstuele en visuele kenmerken en door bestaande nieuwsframes te gebruiken bij het construeren van nieuws (‘framebuilding’). Het tweede framingproces bestaat uit ‘framesetting’. Dit zijn de uitwerkingen die de frames hebben op het publiek. Deze uitwerkingen worden mede bepaald door het gedrag, de houding en de informatieverwerking van de nieuwsconsument.20

Cappella en Jamieson vergelijken frames met het bouwwerk van een woning. Een nieuwsframe is een ontwerp waaronder andere componenten worden geplaatst. Een goed gecreëerd frame kent vier functies: het stelt het nieuwsfeit vast, het geeft de reden van het nieuwsfeit weer, het geeft een

17 Scheufele, D.A. ‘Framing as a theory of media effects’, Journal of Communication 49 (1999) p. 107.

18 Entman, M. Constructing the political spectacle (Chicago en London: University of Chicago Press, 1988) p. 349. 19 Entman, R.M. ‘Framing U.S. coverage of international news: contrasts in narratives of the KAL and Iran Air

incidents’, Journal of Communication 41 (1991) p. 6-27.

20 Boer, C. de & Brennecke, S. Media en publiek: theorieën over media-impact. (Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2003) p.

(14)

14 oordeel en tot slot geeft het een gewenste uitkomst. De tekst en de visuele onderdelen die een frame waarneembaar maken worden ‘framing devices’ genoemd.21

Pan en Kosicki definiëren vijf typen ‘framing devices’. Ten eerste onderscheiden zij de syntactische structuren van het nieuwsverhaal. Hiermee wordt het organiseren van groepen woorden naar zinnen onder verstaan. Deze organisatie wordt meestal gekenmerkt door de omgekeerde piramidestructuur. Het belangrijkste nieuws wordt als eerste vermeld en het minst belangrijke nieuws als laatst. Het tweede type ‘framing device’ is de structuur van het script. Nieuws wordt immers vaak gebracht als een verhaal. Een nieuwsverhaal verloopt altijd via een vast script en zal proberen antwoord te geven op de vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. De reden dat het nieuws als een verhaal wordt gepresenteerd is tweeledig. Allereerst wekt deze presentatie de indruk dat elk nieuwsfeit een losstaand verhaal is. De andere reden is dat drama, emoties en personen de aandacht van het publiek trekken. Het derde type ‘framing device’ dat wordt onderkend door Pan en Kosicki, is de thematische structuur. Hiermee wordt bedoeld dat een bericht zich voornamelijk concentreert op een nieuwsfeit, waarbij bronnen, feiten en voorstellen worden aangevoerd om het nieuwsfeit te testen. Er wordt getracht ‘waarom’-vragen en ‘omdat’-vragen te beantwoorden. Gebruikmaking van dit ‘framing device’ leidt tot de vaak simplistische weergave van nieuwsberichten. De vierde categorie wordt gevormd door de beslissingen die journalisten maken over de taalstijl, zoals het gebruik van spreekwoorden en metaforen. Tot slot is ook de woordkeuze belangrijk. Journalisten funderen hun woordkeuze op de professionele basis, de cultuur en de normen en waarden van het nieuwsbedrijf. 22

Deze vijf categorieën ‘framing devices’ van Pan en Kosicki staan centraal in dit onderzoek. Met behulp van deze devices wordt geanalyseerd of de geselecteerde actualiteitenprogramma’s inderdaad verschillende frames gebruiken om het onderwerp Milly uiteen te zetten.

Uit de voorgaande theorie is duidelijk geworden dat ‘framing devices’ een frame zichtbaar maken maar wat voor een verschillende soorten frames bestaan er eigenlijk? In de volgende paragraaf wordt getracht een antwoord te gevent op deze vraag.

21

Cappella, J.N. en Jamieson, K.H. Spiral of cynicm. The press and the public good ( New York (NY): Oxford University Press, 1997) p. 38.

(15)

15

2.3 Verschillende nieuwsframes

Semetko en Valkenburg zijn van mening dat er twee methoden bestaan om frames in het nieuws te ontdekken. Met de inductieve methode wordt onderzoek gedaan door middel van een open vizier en wordt getracht alle mogelijke frames uit het nieuws te halen. Deze methode heeft, in tegenstelling tot de deductieve methode, geen van te voren vastgestelde frames waaraan het nieuws wordt getoetst. Bij gebruik van de deductieve methode wordt van te voren een aantal frames vastgesteld waaraan het nieuwsbericht wordt getoetst. 23.

Daarnaast hebben Semetko en Valkenburg vijf nieuwsframes ontwikkeld die in een nieuwsbericht geïdentificeerd kunnen worden. Het eerste frame dat wordt onderkend, is het economische-gevolgenframe. Dit frame wordt gebruikt om de economische gevolgen van een ramp in beeld te brengen. Ten tweede onderscheiden Semetko en Valkenburg het conflictframe. Binnen dit frame hebben de verschillende partijen een conflict of zijn het niet met elkaar eens. Het nieuws wordt binnen dit frame als een conflict gepresenteerd. Ten derde onderscheiden Semetko en Valkenburg het human-interestframe. Kenmerkend aan dit frame zijn de interviews en de portretten van slachtoffers. Dit frame wordt gebruikt om de gemoedstoestand en de gevolgen van rampen en problemen op de gewone burger weer te geven. Het verantwoordelijkheidsframe legt de nadruk op degene die schuldig is aan een ramp of wie juist de reddende engel is. Tot slot onderscheiden Semetko en Valkenburg het moraliteitsframe. Dit is een breed frame, waarbinnen de klemtoon ligt op het geloof, goed en kwaad en normen en waarden. 24

In het onderzoek van Semetko en Valkenburg wordt de frequentie van deze frames gemeten door middel van een kwantitatieve inhoudsanalyse. Deze inhoudsanalyse pasten zij toe op gedrukte media (De Volkskrant, Telegraaf, Algemeen Dagblad en het NRC Handelsblad) en audiovisuele media (NOS Journaal, RTL Nieuws en Hart van Nederland) in de periode van 1 mei 1997 tot 30 juni 1997. In deze periode stond de Eurotop centraal en het onderzoek richtte zich dan ook op de berichtgeving over Europese integratie, drugs, criminaliteit en immigratie. Door middel van twintig vragen die betrekking hadden op framing probeerden zij te onderzoeken welke frames de nieuwsprogramma’s en krantenberichten gebruikten bij het weergeven van het nieuws.25

23 Semetko, H.A. & Valkenburg, P.M. ‘Framing European politics: a content analysis of press and television new’,

Journal of Communication 50 (2000) p. 93-109.

(16)

16 Vragen die bijvoorbeeld betrekking hebben op het moraliteitsframe zijn:

 Bevat het krantenbericht of televisie-item een morele boodschap?  Refereert het verhaal aan morele of godsdienstige normen en waarden?

 Bevat het verhaal specifieke richtlijnen over hoe men zich moet gedragen?

Uit dit onderzoek blijkt dat zowel op televisie als in de schrijvende media het verantwoordelijkheidsframe het meest gebruikt wordt. Het human-interestframe komt vaker voor op televisie dan in de geschreven media. Het moraliteitsframe wordt door alle media het minst vaak gebruikt. Opvallend aan het onderzoek van Semetko en Valkenburg is dat in de misdaadjournalistiek het frequentst gebruikte frame het human-interestframe is, terwijl dit in de politieke journalistiek het verantwoordelijkheidsframe of het economische frame is.26

Ondanks dat Semetko en Valkenburg in hun onderzoek zich voornamelijk hebben gericht op politieke berichtgeving is te verwachten dat het conflictframe, het human-interestframe, het verantwoordelijkheidsframe en het moraliteitsframe ook voorkomen in de berichtgeving over de verdwijning van Milly Boele. Ten eerste omdat er sprake is van conflicterende partijen (familie Milly, dader en de politie). Dit past binnen het conflictframe. Ten tweede maken de televisieprogramma’s gebruik van interviews van slachtoffers, zoals de ouders en buurtgenoten van Milly. Dit sluit goed aan op het human-interestframe. Ook de schuld wordt door de televisieprogramma’s eventueel bij een van de betrokken partijen worden neergelegd. Met andere woorden, televisieprogramma’s maken ook gebruik van het verantwoordelijkheidsframe. En tot slot worden ook normen en waarden binnen de programma’s niet onder stoelen of banken geschoven. Er is immers niet goeds aan het vermoorden van een 12-jarig meisje.

De frames die Semetko en Valkenburg onderscheiden zijn wel degelijk bruikbaar voor dit onderzoek, maar toch nog erg algemeen. Een human-interest frame kan bijvoorbeeld op verschillende manieren gebruikt worden. Zo is het mogelijk om met behulp van dit frame het nieuws over de vermissing van Milly vanuit de daderkant te belichten of juist vanuit de kant van de slachtoffers. Om deze reden wordt in de volgende paragraaf besproken welke frames juist van toepassing zijn op nieuws over criminaliteit en welke een rol kunnen spelen in het nieuws over Milly Boele.

(17)

17

2.4 Framing en Criminaliteit

Vanderveen onderscheidt met betrekking tot berichtgeving over criminaliteit vier verschillende soorten frames. Het publiek kan zich bij frame één zowel identificeren met de dader als met het slachtoffer. Dit frame wordt voornamelijk gebruik bij ongelukken, als er sprake is van vrijwilligheid of van verontschuldigde omstandigheden. Binnen het tweede frame kan het publiek zich identificeren met de dader en niet met het slachtoffer. Dit frame wordt gebruik als het nieuws zo wordt weergegeven dat bij het publiek een rechtvaardigheidsgevoel gaat spelen, zoals bij het neerschieten van de verkrachter van iemands dochter of bij zelfverdediging. Bij het derde frame kan het publiek zich zowel niet met de dader als met het slachtoffer identificeren. Hiervan is sprake bij bijvoorbeeld een criminele afrekening. Bij het vierde en laatste frame kan het publiek zich alleen identificeren met het slachtoffer en niet met de dader. Dit is het geval wanneer alle schuld bij de dader ligt, zoals bij een verkrachting of brute moord.27

Bij het frame, waarbij het publiek zich juist identificeert met het slachtoffer en niet met de dader, wordt de dader vaak neergezet als een monster of beest. In dit frame wordt de dader voorgesteld als groot, sterk en slecht. Het ideale slachtoffer is een slachtoffer dat ook als zodanig herkend wordt.28 Het ideale slachtoffer is volgens Christie: “a person or a category of individuals who – when hit by crime – most readily are given the complete and legitimate status of being a victim”.29 Overige slachtoffers, die niet onder deze omschrijving vallen verdienen deze status niet, omdat ze ”het ernaar gemaakt hebben”, aldus Vanderveen. Dit verschil tussen echte en slechte slachtoffers wordt volgens Vanderveen bepaald door een aantal kenmerken: “het ideale slachtoffer is zwak en kwetsbaar, voerde een respectabele activiteit uit en bevond zich op een plek waarvan het haar niet kwalijk genomen kan worden dat zij daar was”. De monsterlijke dader en het ideale slachtoffer zijn vreemden van elkaar. Tevens is het slachtoffer veel zwakker dan de dader, maar heeft er wel alles aan gedaan om zichzelf zoveel mogelijk te beschermen en te verdedigen. Zij gedraagt zich netjes en overschrijdt de geldende normen en waarden niet. Wanneer het slachtoffer niets te verwijten is en niet verantwoordelijk is voor het gebeurde, zoals het geval is bij het ideale slachtoffer, zal het publiek meer verdriet en boosheid ervaren en bereidwilliger zijn hulp aan te bieden of te protesteren.30

27 G.N.G. Vanderveen. Trial by media. Stereotypering van daders en slachtoffers. Boom Juridische Uitgevers

(2011) p. 427.

28 Ibidem, 428. 29

Christie, N. ‘The ideal victim’, In: From Crime Policy to Victim Policy (Basingstoke: Macmillan, 1986) p. 26.

30 G.N.G. Vanderveen. Trial by media. Stereotypering van daders en slachtoffers (Boom Juridische Uitgever, 2011) p.

(18)

18 Een goed voorbeeld van de combinatie van het ‘ideale’ slachtoffer en een ‘ideale’ dader is Natalee Holloway en de vermoedelijke schuldige aan haar verdwijning Joran van de Sloot. Vooral de berichtgeving van Peter R. de Vries is zeer invloedrijk geweest bij de meningsvorming van het publiek. Er zijn in Nederland weinig mensen zijn die denken dat Joran van der Sloot Natalee Holloway niet heeft vermoord. De beelden van Joran met een petje op, rokend, zijn veel herhaald in de media en zijn van invloed geweest op deze meningsvorming. Tevens zette Peter R. de Vries Joran tijdens een undercover actie neer als dader en beest. Hierdoor wist bijna heel Nederland het zeker: Joran van der Sloot heeft, hoe dan ook, iets te maken met de verdwijning van Natalee Holloway.31

Milly is in bijna alle opzichten ‘het ideale slachtoffer’. Een net opgevoed meisje, dat veel vriendinnen heeft en van dieren houdt. Ondanks dat de dader een buurman was, kende Milly Sander V. niet. Ze hadden elkaar in de wijk wel gezien, maar nooit echt met elkaar gesproken. Milly voldoet aan de kenmerken van ‘het ideale slachtoffer. Om deze reden wordt er tijdens de analyse gekeken of het ‘identificatie met het slachtoffer frame’ ook daadwerkelijk wordt gebruikt door de verschillende nieuwsprogramma’s.

In deze paragraaf zijn verschillende frames besproken. Maar maken de uitzendingen van de actualiteitenprogramma’s wel gebruik van verschillende frames? Nieuws heeft namelijk de neiging op elkaar te gaan lijken wanneer een onderwerp extreem populair is of een hype is, en door alle actualiteitenprogramma’s behandeld wordt. Milly Boele was zo een populair onderwerp. Het nieuws rondom de vermissing van en moord op Milly Boele werd behandeld in alle actualiteitenprogramma’s van zowel de commerciële omroepen als van de publieke omroepen. Maar waarom was juist dit onderwerp zo populair en niet bijvoorbeeld de kilometerheffing die op datzelfde moment ter discussie stond in Tweede Kamer. De behandeling van de kilometerheffing in de Tweede Kamer vond plaats in dezelfde week als de verdwijning van Milly, maar hier werd in vele mindere mate over bericht. In de volgende paragraaf wordt getracht te achterhalen wat een mediahype is en waarom het ene onderwerp wel een hype wordt en het andere onderwerp niet. Daarnaast wordt onderzocht of het onderwerp tijdens een hype wel van verschillende kanten wordt belicht. Ofwel bestaat er externe pluriformiteit tussen de actualiteitenprogramma’s? Of kopiëren de nieuwsprogramma’s elkaar om op die manier de nieuwsstroom omtrent de mediahype, in dit geval de moord op Milly Boele, op gang te houden?

(19)

19

2.5 Mediahype

Volgens Vasterman zijn mediahypes processen waarin vrijwel alle media ineens heel veel berichtgeving produceren over een bepaald onderwerp. Het gaat hier niet om de alledaagse toestroom van nieuws waarin de feitelijke toestanden van een nieuwsfeit gevolgd worden. Het gaat echter om een snel piekende nieuwsgolf waarbij een gebeurtenis het startpunt vormt van de hype en de feiten hiertoe geen aanleiding geven. De oorzaak van een mediahype zijn de processen die ontstaan tijdens de productie van het nieuws en die zichzelf versterken. Deze processen zijn gericht op de bekrachtiging en overeenstemming met het eerdere nieuws. Dit heeft als consequentie dat het aantal artikelen dat betrekking heeft op het onderwerp van de mediahype toenemen, terwijl het feitelijke nieuws niet toeneemt.32

Nieuws dat gevoelig is om een mediahype te worden zijn, volgens Vasterman, dramatische gebeurtenissen met veel slachtoffers of potentiële slachtoffers en aanzienlijke materiële schade. Vooral rampen uit eigen land hebben een hele hoge nieuwswaarde. Media gooien ten tijde van een ramp het schema om, en gaan onmiddellijk verslag doen van de dramatische gebeurtenis. Hiermee spelen de media in op de grote behoefte aan informatie bij het publiek.33

Vasterman is van mening dat een mediahype verschillende stadia van ontwikkeling kent. Fase één noemt Vasterman de ‘commandopostjournalistiek’: “In deze eerste fase ligt in de berichtgeving sterk de nadruk op het harde nieuws, waarin officiële woordvoerders van de rampenbestrijding centraal staan”, aldus de auteur. Het vinden van betrouwbare informatie kan een obstakel vormen in deze fase. Vasterman zegt hierover: “De verslaggevers in de frontlinie hebben vaak moeite om de plek des onheils te bereiken, worden soms op grote afstand gehouden of krijgen te maken met een complete informatiestop”. Daarnaast trachten de media allerlei onbevestigde berichten te onzenuwen die vlak na de gebeurtenis zijn ontstaan. Als het incident zelf nog niet onder controle is, de brand nog niet geblust is of de vermissing nog niet is opgelost, zal de media terughoudend zijn en zich vooral richten op de mededelingen van de rampenbestrijding. Deze fase is maar van korte duur, want op het moment dat de eerste chaos voorbij is, komt de pers al snel op de proppen met kritische vragen over bijvoorbeeld de oorzaak van de ramp of over het functioneren van de rampenbestrijding.34

32 Peter L.M. Vasterman. ‘Media-Hype: Self-Reinforcing News Waves, Journalistic Standards and the Construction of

Social Problems’, European Journal of Communication (2005) p. 27-28.

(20)

20 De tweede fase die Vasterman onderscheidt, is de secundaire golf. Deze fase begint een of twee dagen na de ramp. In deze fase vindt er een verandering in de focus en de werkwijze van de media plaats. Er is immers niet zo heel veel ‘nieuws’ meer te melden over de ramp. Het meeste is al verteld, of zelfs herhaald en onbeantwoorde vragen zullen in deze fase vaak nog geen antwoord vinden. Vroeger, voor de komst van de televisie en internet, zouden de media op dit punt even stilvallen. Tegenwoordig valt de media niet stil, omdat door het toenemende aantal nieuwsmedia, en daardoor de verhoogde concurrentie, het aantrekkelijker is geworden voor nieuwsorganisaties om door te gaan op het onderwerp. Het heeft immers zijn hoge nieuwswaarde al bewezen.35 Volgens Wijfjes gaan de media, afhankelijk van verschillen in redactionele formules, verder in twee verschillende nieuwsstromen: Nieuws gebaseerd op human-interest en nieuws gebaseerd op de schuldvraag.36

Het nieuws dat gebruikt maakt van het human-interestframe zal veel aandacht besteden aan de persoonlijke ervaringen van slachtoffers, nabestaanden, ooggetuigen en reddingswerkers. Voor het medium televisie betekent dit dat nieuwsprogramma’s interviews, reportages en reality-items uitzenden waarin de betrokkenen worden gevolgd in hun pogingen de gebeurtenissen te verwerken en hun leven weer op te pakken. 37

De tweede nieuwsstroom heeft betrekking op de schuldvraag: hoe kon de ramp gebeuren en wie is daar verantwoordelijk voor? Is aan de kant van de overheid, politie, brandweer, en andere hulpdiensten, wel adequaat opgetreden? Deze nieuwsstroom levert berichten op over het functioneren van het openbaar bestuur (een voorbeeld hiervan is de vuurwerkramp in Enschede waarbij er een falend toezicht was op het naleven van de vergunningen), of het optreden van de rampenbestrijding (zoals bij de Herculesramp, een vliegtuigongeluk in Eindhoven waarbij 41 inzittenden neerstortten. De luchtverkeersleider melde niet aan de brandweer hoeveel inzittende het vliegtuig had, en daardoor ging de brandweer ervan uit dat er alleen bemanningsleden in het vliegtuig zaten. Hierdoor ging de brandweer eerst blussen in plaats van reddingswerk). Tevens leidt de nieuwstroom met betrekking op de schuldvraag bij de media tot vergelijkend onderzoek. Zo werden er na de vuurwerkramp in Enschede tal van andere vuurwerkopslagplaatsen onder de loep genomen door de media. Vasterman zegt hierover: “Alles wat ook maar op de een of andere manier gekoppeld kan worden aan de ramp, zal in dit stadium het nieuws halen. In die berichtenstroom

35

Idem.

(21)

21 manifesteert zich geleidelijk een centraal thema (bijvoorbeeld ‘de falende overheid’) dat als frame gaat fungeren voor vervolgnieuws”.38

Tot slot onderkent Vasterman fase drie: de nasleep. In deze fase neemt de nieuwsstroom langzaam af en neemt enkel weer toe wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld wanneer de dader van de ramp wordt berecht of als de ramp heeft geleid tot een wetswijziging om herhaling te voorkomen.39

Vasterman is van mening dat mediahypes ontstaan zijn door de commercialisering van de media. De concurrentie tussen verschillende media om de aandacht van de kijker of lezer te trekken heeft tot gevolg dat journalisten zich sterk richten op bepaalde onderwerpen. Onderwerpen waarvan zij verwachten dat ze een hoge nieuwswaarde hebben bij het publiek. Er mag niets gemist worden van het onderwerp, omdat het publiek dan over kan lopen naar andere aanbieders van het nieuws. Daarom houden mediabedrijven elkaar sterk in de gaten en nemen bovendien nieuws van elkaar over. Ook kopiëren nieuwsorganisaties elkaar, met als gevaar dat er een eenzijdige beeldvorming bij het publiek kan ontstaan. Het sterk concentreren van journalisten op een beperkt aantal onderwerpen wordt door Vasterman ‘pack journalism’ genoemd. Wanneer de media-aandacht voor een onderwerp abnormaal groot wordt, spreken we van een mediahype.40

Donsbach heeft ook onderzoek gedaan naar het verloop van mediahypes. Hij is van mening dat het kopieergedrag van nieuwsorganisaties voortkomt uit onzekerheid. Tijdens een hype ligt de werkdruk namelijk vele malen hoger dan tijdens normale dagproducties, waardoor het moeilijk is snel beslissingen te nemen over welk nieuws gebracht moet worden en op welke manier dit moet gebeuren. Daarom kijken alle journalisten naar elkaar en praten ze onderling veel over elk nieuwsfeit. Dit heeft tot gevolg dat journalisten vaak bericht doen van dezelfde feiten en dit bovendien op dezelfde manier framen.41

38Idem. 39Idem. 40

Vasterman, P. Mediahype.( Amsterdam: Aksant, 2004).

41 Donsbach, Wolfgang, ‘Psychology of news decisions. Factors behind journalists professional behavior’, Journalism 5

(22)

22 Bij het onderzoek naar Milly Boele wordt ook gekeken of deze fases zijn aan te wijzen in de nieuwsstroom rondom de berichtgeving van deze moordzaak. Wordt in de eerste paar dagen inderdaad alleen bericht over de harde nieuwsfeiten? En welke nieuwsstroom (human-interest of schuldvraag) wordt er gevolgd in de tweede fase door de verschillende actualiteitenprogramma’s? Of kopiëren nieuwsprogramma’s elkaar juist waardoor de programma’s van hetzelfde frame gebruik maken?

In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de vraag waarom juist nieuws over criminaliteit zo gevoelig is om een mediahype te worden en welke rol televisie hierin speelt. In deze paragraaf wordt alleen gekeken naar het verband tussen een mediahype en criminaliteit omdat de moord op Milly Boele een vorm van criminaliteit is en dit verband daarom belangrijk is voor dit onderzoek.

2.6 Mediahype, criminaliteit en televisie

Criminaliteit past volgens Brants uitstekend in de omschrijving van nieuws als een gebeurtenis dat afwijkend, negatief, nieuw en actueel, dramatisch en gemakkelijk te personaliseren is. Daarnaast zijn politie en het Openbaar Ministerie gezaghebbende bronnen waar journalisten gebruik van kunnen maken, zonder moeizaam hoor en wederhoor of dubbel checken, wat de productie van het nieuws over criminaliteit vergemakkelijkt. Tot slot kent criminaliteit voor veel mensen een amusementswaarde. Zo keken er op 3 februari 2008 meer dan 7 miljoen mensen naar de uitzending van Peter R. de Vries over Joran van der Sloot.42

Door de hevige concurrentie tussen de verschillende mediabedrijven is er in de constructie van nieuws wel het een en ander veranderd. De strijd om de kijker en adverteerders is hevig. Hierdoor is de markt veranderd van een aanbodmarkt naar een vraagmarkt. Waar journalisten vroeger nieuws naar buiten brachten, waarvan zij dachten dat het van belang was voor de burger en voor een democratische samenleving, wordt er nu nieuws gemaakt dat het publiek belangrijk en leuk vindt. Saai wat het kenmerk was van de misdaadjournalistiek voor de komst van de commerciële zenders, moet nu plaatsmaken voor spanning. Zo maken televisieprogramma’s steeds vaker gebruik van een fictie-element, waarin het voorval wordt nagespeeld en gedramatiseerd. Naast advocaten en officieren worden nu ook deskundigen aan het woord gelaten, kleedkamerverhalen beschreven (‘inside-verhalen’, bijvoorbeeld een agent die informatie lekt), en wordt geheime informatie onthult. Tegenwoordig is er ook ruimte voor de emoties van slachtoffers, wordt er van stille marsen en

42Brants, K. ‘Risico’s, schandalen en publiciteit. De nieuwswaardigheid van een falende overheid’, Tijdschrift voor

(23)

23 bloemleggingen verslag gedaan en krijgen familie, vrienden en toevallige passanten een stem.43

Daarnaast beschrijven journalisten nu niet alleen meer de betreffende crisis, ze interpreteren het nieuws ook. Dit doen ze met behulp van interpretatiekaders waarin een bepaald element van het nieuws wordt uitgelicht. in de meeste gevallen wordt er dan gefocust op het negatieve en het afwijkende. Dit noemt Brants ‘blaming’. Een bepaald element wordt vergroot en andere elementen juist genegeerd waardoor het nieuws een specifieke betekenis krijgt.44

Het nieuws wordt tegenwoordig dus zo verpakt dat het aansluiting vindt bij het publiek. Dit heeft tot gevolg dat het nieuws dramatischer, sensationeler en meer gericht op het human-interest perspectief is geworden.45 Dit is voornamelijk van belang bij het medium televisie, omdat crises goed passen in de verhaalstructuur en spanningsboog van dit emotiemedium46.

Televisie is volgens Wijfjes een emotiemedium, omdat het een grote nadruk legt op het belang van de individuele mens en zijn emotie(s). Wijfjes zegt over de televisie: “Dit medium deed immers een beroep op vrijwel alle zintuigen tegelijkertijd en was bovendien gestructureerd in tijd, wat wil zeggen dat televisie niet zoals een krant of tijdschrift naar believen kon worden gelezen of teruggebladerd. Zij walste in één ruk over de kijker heen, en appelleerde eerder dan kranten aan diens verlangen emotioneel geprikkeld en/of vermaakt te worden met sterk herkenbare beelden en geluiden.”47

Volgens Beunders is televisie het medium bij uitstek om emotie over te dragen en wel om twee redenen. Ten eerste is op televisie de menselijke expressie beter te zien dan ooit. Soms zelf beter dan bij bijeenkomsten in levende lijve. Dit komt door technologische vernieuwingen zoals de zoomlens, toegenomen scherpte van het tv-beeld en de komst van de breedbeeldtelevisie waardoor de televisie een close-up medium is geworden. Beunders zegt hierover: “De hoofden die wij nu op het beeldscherm zien hebben letterlijk een ‘bigger than life-karakter’ gekregen. Van het gezicht is nu elke rimpel te zien, van elke gezichtsuitdrukking is elke microbeweging waar te nemen.” Ten tweede ervaren mensen emotie het liefs als een belevenis. Een belevenis waarin voorziet wordt in alle behoeften, en een opbouw, hoogtepunt en afloop kent. Televisie is het meeste geschikte medium om

43 Idem. 44Ibidem, 50. 45 Ibidem, 50 46

Huub Wijfjes. 'De constructie van crises. Enige inleidende beschouwingen over nieuwsdynamiek en geschiedenis',

Groniek 32 (1999) p. 370.

(24)

24 in het nieuws deze spanningsboog te verwerken en het nieuws als een afgesloten verhaal weer te geven.48

Of de actualiteitenprogramma’s ook daadwerkelijk gebruik maken van televisie als emotiemedium, en het nieuws over Milly daardoor meer human-interest, dramatische en sensationele elementen bevat moet nog blijken uit de analyse. Eerst wordt in paragraaf 4.3 dieper ingaan op de manier waarop televisienieuws kan inspelen op de emotie van de kijker. Hoe kan het nieuws sensationeler worden weergeven? Voordat deze vraag wordt beantwoord zal in de paragrafen 4.1 en 4.2 de functies en de werkwijzen van de publieke en commerciële omroepen besproken worden. De concurrentie tussen nieuwsprogramma’s, die door de komst van de commerciële zenders is ontstaan, zorgt namelijk voor de toename van sensationele elementen in het nieuws.

(25)

25

3. PUBLIEKE OMROEP VERSUS COMMERCIËLE OMROEP

In dit hoofdstuk wordt het ontstaan en de journalistieke werkwijze van zowel de publieke omroep als de commerciële omroep besproken. Ook wordt de concurrentie tussen de verschillende nieuwsprogramma’s onder de loep genomen, en de gevolgen die deze concurrentie met zich meebrengt. Tot slot worden de verschillende nieuwsprogramma’s besproken die gebruikt worden in de analyse. Deze items worden besproken omdat ze een inzicht geven in welke frames eventueel gebruikt zijn in de te analyseren items over Milly Boele.

3.1 Publieke omroep

De publieke omroepen worden in Nederland door de overheid gefinancierd met belastinggelden en met reclame-inkomsten gegenereerd door de STER. De gedachte achter het omroepbestel is dat de staat verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de informatie en de informatie openbaar en toegankelijk moet zijn voor alle burgers.49 Om deze doelstelling te bereiken heeft de staat publieke diensten in het leven geroepen in de vorm van onderwijs, bibliotheken, culturele instellingen en ook de publieke omroepen. Deze denkwijze van een publieke dienstverlening slaat terug op de gedachtegang van de Duitse filosoof Habermas. Hij ziet in de periode van de Verlichting een nieuw type openbaarheid ontstaan. Deze openbaarheid noemt hij: ‘openbare rede’. Tegenwoordig wordt dit ‘de publieke opinie’ en ‘het openbare debat’ genoemd.50

Volgens Barendt moet de Nederlandse publieke omroep aan de volgende eisen voldoen: a) in heel Nederland moet er toegang zijn tot de publieke omroep, b) de publieke omroepen moeten de Nederlandse identiteit en cultuur uitstralen, c) de omroepen moeten onafhankelijk, onpartijdig en vrij van commerciële doeleinden zijn, d) er moet sprake zijn van een onpartijdige programmering, e) de programma’s van de publieke omroepen moeten in alle behoeften van het publiek voorzien en f) het publieke bestel dient te worden gefinancierd met behulp van een algemene of bijzondere heffing.51 Dit laatste kenmerk is inmiddels in Nederland afgeschaft. De publieke omroep wordt door de overheid gefinancierd met belastinggelden en met reclame-inkomsten gegenereerd door de STER.

Punt vijf, het voorzien in alle kijkbehoeften van de burgers, zorgt voor een discussie in de politiek en in de samenleving. In een monopolistisch medialandschap is bij het vijfde kenmerk wel voor te stellen dat de publieke omroep in alle behoeften moet voorzien. Immers, de publieke omroep moet

49

Eric Barendt. Broadcasting Law, A Comparitive Study (Oxford: Clarendon Press 1993) p. 52.

(26)

26 het gehele publiek dienen. Maar wanneer er naast de publieke omroepen ook commerciële omroepen verschijnen is het minder vanzelfsprekend om aan dit kenmerk te moeten voldoen, omdat deze zenders ook in bepaalde behoeften van de consument voorzien, zoals amusement en sport. Hierdoor bestaat er een discussie over welke functies de publieke omroepen moeten uitvoeren. Op dit vlak zijn twee hoofdstromingen te onderscheiden. Aan de ene kant staan de minimalisten die willen dat de publieke omroepen alleen programma’s uitzenden die de televisiemarkt nog niet aanbiedt. Volgens deze groep mag een publieke omroep slechts een taak hebben op het gebied van nieuws, debat, kunst en cultuur. Deze gedachtegang brengt mee dat de publieke omroepen geen amusement zouden moeten uitzenden. Bovendien moet het publieke bestel aanzienlijk kleiner worden en voornamelijk voor een kleine, hoog opgeleide, goedverdienende elite moeten programmeren.52

Aan de andere kant staat het ‘public service-model’. Bij het ‘public service-model’ gaat het niet om het aantal kijkers dat bereikt wordt, maar om de diversiteit van het bereikte publiek. De publieke omroep moet niet alleen de grote doelgroep bedienen, maar ook die doelgroepen die door de commerciële omroepen niet in voldoende mate worden bediend. Zij moeten een complementair programma-aanbod brengen. De publieke omroepen moeten dus een verscheidenheid aan nieuwsprogramma’s bieden om daarmee alle lagen van de bevolking te bereiken en te dienen. De aanhangers van dit laatste model zijn van mening dat een openbaar gefinancierde omroep een belangrijke speler in het mediaveld moet zijn. Deze omroep moet een volwaardig en breed programma voor het hele publiek uitzenden, inclusief amusement en sport. Een slecht gefinancierde publieke omroep zou volgens deze stroming geen partij zijn voor de commerciële zenders en steeds verder naar de zijkant worden verdrukt waar ze alleen een kleine, rijke en hoogopgeleide doelgroep bedienen. De vraag rijst dan of een publieke omroep op die manier dan nog wel (voor het) publiek is. In de Nederlandse politiek bestaat in de discussie een duidelijke voorkeur voor het ‘public service-model’. Echter, er bestaat nog geen eenduidigheid over de manier waarop dit public service-model vorm moet krijgen. Wel is de politiek het eens over de kernwaarden die een publieke omroep moet nastreven, namelijk: kwaliteit, betrouwbaarheid, maatschappelijke betrokkenheid en onafhankelijkheid. Het twistpunt blijft wie deze waarden in welke programma’s gaat uitvoeren, in welk format en met welke middelen.53

52 Wijfjes, H. ‘Nieuwe wegen voor de publieke omroep in Vlaanderen en Nederland’,

Ons Erfdeel 49 (2006) p. 332.

53 N. Adriaanse en A.M.J. Hoof. ‘Publiek programmeren in een commerciële context’, Tijdschrift voor

(27)

27 De Nieuwsmonitor heeft in 2010 een onderzoek gedaan naar de externe pluriformiteit tussen nieuwsprogramma’s van de publieke omroepen.54

Externe pluriformiteit slaat op de diversiteit tussen programma’s onderling.55

Het doel van de publieke omroepen is, zoals hierboven is uitgelegd, iedereen in de samenleving te bedienen. Daarom mag de kijker verwachten dat er tussen de verschillende programma’s een externe pluriformiteit bestaat en dat er dus een verscheidenheid aan perspectieven wordt gebracht. Deze perspectieven kunnen gestalte krijgen door de gasten die aan het woord worden gelaten, de aandacht voor speciale thema’s en hoe aan deze thema’s vorm wordt gegeven (framing).56

Voor het onderzoek naar de pluriformiteit tussen nieuwsprogramma’s van de publieke omroepen heeft de Nieuwsmonitor van 6 september tot en met 24 december 2010 alle afleveringen van Ochtendspits, EénVandaag, Uitgesproken, Nieuwsuur en PowNews onderzocht. Hierbij hebben ze zich voornamelijk gericht op het aantal items, de verschillende thema’s (burgerrechten, immigratie en integratie, cultuur en media, criminaliteit en veiligheid, sociale zekerheid en zorg, buitenlands beleid en defensie, verkeer en milieu, economie en werkgelegenheid en tot slot overige thema’s), de publieke debatten (links versus rechts, groen versus grijs, nationaal versus mondiaal, progressief versus conservatief), agendajournalistiek versus eigen geluid, brongebruik, politieke bronnen (welke partij komt het meest aan het woord?) en het framegebruik.57

Uit de conclusie van het door de Nieuwsmonitor uitgevoerde onderzoek blijkt dat er geen duidelijke externe pluriformiteit valt te traceren binnen de publieke omroepen. Zo liggen het aantal items dicht bij elkaar en hebben alle onderzochte programma’s een sterke trek naar het midden, politiek gezien. Qua bronnen volgen de actualiteitenprogramma’s de bronnen met de meeste macht en qua themakeuze en framing onderscheiden alleen de uitgesproken programma’s zich, zoals Uitgesproken en PowNews.58

De belangrijkste waarneming die volgt uit dit onderzoek is dat tijdens grote gebeurtenissen, zoals de vorming van een nieuw kabinet of nieuwswaardige schandalen en gebeurtenissen een grote overlap bestaat in de berichtgeving tussen de verschillende nieuwsprogramma’s. Uit mijn onderzoek moet

54

Otto scholten et al., Nieuws en actualiteiten op televisie: pluriformiteit rond de middenstip (Amsterdam: Nederlandse Nieuwsmonitor, 2011) p. 1.

55 Ibidem, 2.

56 Otto scholten et al., Nieuws en actualiteiten op televisie: pluriformiteit rond de middenstip (Amsterdam: Nederlandse

Nieuwsmonitor, 2011) p. 1.

(28)

28 nog blijken of er tijdens de hier bestudeerde nieuwswaardige gebeurtenis, Milly Boele, wel externe pluriformiteit bestond. En als dit niet bestond binnen de publieke omroepen, bestond het dan wel tussen de publieke en commerciële omroepen? Of tussen de programma’s van de commerciële omroepen? Voordat deze vragen beantwoord kunnen worden, is het eerst van belang te achterhalen welke journalistieke functie de commerciële omroepen hebben binnen het Nederlandse medialandschap. Zoals hiervoor aan de orde is gekomen, dient pluriformiteit een doelstelling van het publieke bestel te zijn, maar geldt dit ook voor de commerciële omroepen? Hierop wordt in de volgende paragraaf uitgebreid ingaan.

3.2 Commerciële omroepen

De historie van de commerciële televisie in Nederland vangt aan met de in 1989 door Joop van den Ende opgerichte zender TV10. Dit televisiebedrijf kreeg van minister Brinkman echter geen toestemming om uit te zenden. Rond hetzelfde tijdstip werd ook RTL-Véronique (later RTL4) opgericht. Deze zender verzorgde de uitzendingen vanuit Luxemburg, waardoor de anders benodigde toestemming van de minister niet nodig was. RTL Véronique was immers geen Nederlandse zender. Door deze stunt zag de politiek in dat zij de komst van commerciële zenders niet langer konden tegenhouden. Daarom werd in 1992 de commerciële televisie gelegaliseerd. Sindsdien kent Nederland een duaal bestel, wat inhoudt dat de publieke omroepen opereren naast een aantal commerciële zenders.

(29)

29 omroepen zich wel aan een aantal regels houden. Zo mogen commerciële zenders maximaal 20% van hun zendtijd besteden aan reclame. Tevens mogen zij per uur niet meer dan 12 minuten aan reclame uitzenden. Sluikreclame is niet toegestaan tijdens programma’s. Ook mogen de commerciële televisiebedrijven geen gesponsord nieuws brengen en moet 40% van de programma’s van Nederlandse makelij zijn. Tot slot moeten de programmamakers zich, net als iedereen in Nederland, houden aan de Grondwet. De programma’s moeten dus bijvoorbeeld vrij zijn van discriminatie. Al deze regels worden gecontroleerd door het Commissariaat voor de Media.59

Elke commerciële zender heeft zijn eigen doelstellingen. Zo wil RTL zowel de kijker als de adverteerder optimaal bedienen door het uitzenden en aanbieden van onderscheidende programma’s en diensten met een zo hoog mogelijke kwaliteit. Hieronder verstaan zij dat de programma’s uiterst professioneel, betrouwbaar en met een grote zorgvuldigheid gemaakt dienen te worden. RTL streeft dus naar een hoge mate van pluriformiteit tussen de verschillende programma’s. Tevens stimuleert het bedrijf zijn werknemers om van RTL een resultaatgericht en winstgevend bedrijf te maken.60 SBS Broadcasting B.V. (SBS), het andere grote commerciële mediabedrijf, geeft in haar missie aan informatieve en amusementsprogramma’s aan te bieden die passen bij de belevingswereld van de kijker.61

Omdat de commerciële omroepen niet mede worden gefinancierd door de overheid staan bij deze omroepen de commerciële belangen voorop. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid zegt hierover: “Het belang van kijkcijfers en de wensen van adverteerders wegen in het commerciële domein nu eenmaal zwaar en vallen lang niet altijd samen met de belangen en professionele standaarden van journalisten en programmamakers.”62

Adverteerders willen een zo groot mogelijke doelgroep bereiken en adverteren dus voornamelijk rondom programma’s die hoge kijkcijfers halen. Dit heeft tot gevolg dat de commerciële omroepen vooral programma’s uitzenden die een groot aantal kijkcijfers behalen. Er wordt door de commerciële omroepen dus geluisterd naar de vraag van het publiek.

Zoals in de volgende paragraaf wordt beschreven, valt voornamelijk sensatietelevisie erg in de smaak bij het publiek. Het publiek wordt graag in alle behoeften voorzien, en sensatie doet dat. Bij

59 http://wetten.overheid.nl/BWBR0025028/volledig/geldigheidsdatum_04-01-2010#Hoofdstuk3, 22-10-2012. 60 http://media.rtl.nl/media/service/rtlnederland/adverteren/rtlnederland/Code%20RTL.pdf, 22-10-2012. 61

http://www.sbs.nl/organisatie/televisie, 22-10-2012.

62 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Focus op functies: Uitdaging voor een toekomstbestendig

(30)

30 sensatietelevisie wordt ingespeeld op de emotie van de kijker om deze te amuseren. Daarom valt te verwachten dat de actualiteitenprogramma’s van de commerciële zenders het vaakst gebruik maken van het sensatie-frame bij het construeren van het nieuws over de vermissing van Milly Boele. Hoe dit frame is ontstaan en waarom het zo in de smaak valt bij het publiek komt aan de orde in de volgende paragraaf.

3.3 Gevolgen concurrentie

Door het ontstaan van de commerciële zenders is de concurrentie tussen nieuwsprogramma’s en actualiteitenprogramma’s sterk toegenomen. Uit de commerciële hoek is de verwachting dat dit ten goede komt aan de kwaliteit van nieuwsprogramma’s van de publieke omroepen omdat zij nu rekening moeten houden met de wensen van de kijker. Hierdoor zou de kwaliteit van programma’s moeten verbeteren. Critici zijn echter van mening dat deze verhoogde concurrentiedruk negatieve gevolgen heeft voor de kwaliteit van nieuwsprogramma’s. De verwachting van hen is dat de informatieve programma’s van de publieke omroepen het afleggen tegen het amusement van de commerciële zenders. Ten gevolge hiervan zijn nieuwsprogramma’s van de publieke omroepen sensationeler geworden om de aandacht van de kijker niet kwijt te raken. Als gevolg van deze concurrentie is er dus een nieuw frame ontstaan; het sensatie-frame. De nadruk ligt bij dit frame niet op het inhoudelijke deel van het nieuws zoals feiten, maar op de entertainmentwaarde van het nieuws, zoals het weergeven van een conflict of het falen van bijvoorbeeld de overheid, zoals het geval was bij de vuurwerkramp in Enschede. Zoals eerder vermeld, in paragraaf 3.1, lag de nadruk van het nieuws toen voornamelijk op het falende toezicht op het naleven van de vergunningen. Er wordt bij het sensatie-frame alleen ingespeeld op de emotionele en negatieve kanten van het nieuws. Het gevaar van deze trend is dat het nieuws eenzijdig wordt gepresenteerd waardoor maar één dominant frame wordt gebruikt om het nieuws weer te geven.63

Resultaten uit studies naar sensatiezucht in Europese nieuwsprogramma’s na de komst van de commerciële zenders laten zien dat nieuwsprogramma’s inderdaad sensationeler zijn geworden en meer ‘soft news’ bevatten. ‘Soft news’ is sensationele berichtgeving dat wordt gekenmerkt door onderwerpen die het publiek amuseren, prikkelen en entertainen. Dit in tegenstelling tot ‘hard news’, dat gerespecteerd wordt om de politieke en sociale kennis van het publiek te verhogen. Thema’s die vaak als ‘soft news’ worden gezien zijn: het leven van beroemdheden, criminaliteit, seks, rampen,

(31)

31 ongelukken en publieke angsten. Politiek, economie en internationale kwesties worden daarentegen als ‘hard nieuws’ gezien.64

Wanneer nieuws wordt gezien als ‘soft news’ heeft dit niet alleen te maken met het thema, zoals beroemdheden of criminaliteit, maar ook met de vormgeving. Zo kan een nieuwsitem dat betrekking heeft op criminaliteit ook een voorbeeld zijn van ‘hard news’, maar in dat geval worden alleen de feiten van de gebeurtenis weergegeven en wordt er niet ingegaan op de emotionele en sensationele kant van die gebeurtenis. In het geval van Milly Boele kunnen nieuwsprogramma’s dus juist de sensationele kant van het nieuws belichten door in te spelen op de emotie van de kijkers of juist de feitelijke kant benadrukken door zich alleen te richten op de feiten die, bijvoorbeeld, naar boven zijn gekomen bij het politieonderzoek. Dowler (2004) heeft onderzoek gedaan naar sensatie in nieuws dat betrekking heeft op criminaliteit. Een frame dat zich voornamelijk richt op de sensationele kant van het nieuws bevat volgens Dowler de volgende elementen: aanwezigheid van bekende personen, grappige elementen, beelden vanuit een helikopter, beelden van slachtoffers en items die beschreven worden als bizar, wild en ongelofelijk.65

Ook Hjarvard heeft onderzoek gedaan naar de vormgeving van sensationeel nieuws. Uit zijn onderzoek blijkt dat bij sensationeel nieuws de nieuwsitems korter zijn, elkaar in een sneller tempo opvolgen en kortere, maar wel meer, interviews bevatten dan bij hard nieuws. Hieruit blijkt duidelijk dat het bij het sensatie-frame niet alleen om het thema draait, maar ook om de vormgeving. Tevens blijkt dat de programma’s niet alleen qua inhoud sensationeler zijn geworden, maar ook qua vormgeving.66

In de analyse naar de vormgeving van het nieuws rondom Milly Boele zullen de kenmerken van sensationeel nieuws, omschreven door Dowler en Hjarvard, een hulpmiddel vormen voor het identificeren van eventueel het sensatie-frame. Hierdoor kan onderzocht worden of de verschillende actualiteitenprogramma’s, bij het weergeven van het nieuws over Milly Boele, gebruik maken van het sensatie-frame.

64 Grabe, M.E., Zhou, S., Barnett, B. ‘Explicating sensationalism in television news: content and the bells and whistles of

form’. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 45 (2001) p. 635-655.

65 Dowler, K. ‘Comparing American and Canadian local television crime stories: a content analysis’. Canadian Journal

of Criminology and Criminal Justice, 46 (2004) p. 573-596.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn verschillende gaven, maar er is één Geest; er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer; er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar het is één

Een jaargang van september tot juni bevat tien degelijk uitge- werkte artikels, omringd door aansluitende poëzie en meditatie- teksten: stof tot persoonlijke bezinning, voedsel

 Voor mensen die plotseling in nood komen (ontslag, gedwongen verkoop,

Ortskommandantur dienden te melden. De Roermondenaren begrepen wel dat dit de mogelijke voorbode was van arbeitseinsatz in Duitsland. Er meldde zich dus vrijwel niemand. Dit

Waarschijnlijk werden er lessen, voor zijn leven lang getrokken uit die verootmoedigende vroege ondervinding, en het geheim van Canon Brooke’s kracht op de preekstoel, als een

Feit is dat vandaag vele kinde- ren worden geboren in eenouder- gezinnen, dat door kunstmatige bevruchting bij lesbische stellen kinderen geboren worden, en dat sinds vorig jaar

Een dubbele taak in deze veertigda- gentijd: blij zijn als iemand anders iets krijgt en jij niet, en niet kwaad blijven op wie jou iets misdeed.. Kijk nog eens naar

Dat gaat moeilijk zijn, maar ik ga er zeer hard voor werken.. Mijn tante wil graag werken, maar ze