• No results found

IN HILLIGE TOCHT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "IN HILLIGE TOCHT"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

IN HILLIGE TOCHT

De Elfstedentocht als dominant onderdeel van de Friese identiteit in de

twintigste eeuw

Naam: Hendrik Tamsma

Studentnummer: 2056550

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen

Opleiding: Geschiedenis

Vak: masterscriptie

Begeleider: H. Hoekstra

Datum: januari 2016

(2)

1

Lit jim gean Friezen, Friezen lit jim gean

Bliuw net sitten, stive Friezen, jimm’ moatte stean

Jimm’ moatte roppe, raz’ en balte

Krekt as binn’ jim net al te al te

Lit jim gean Friezen, Friezen lit jim gean

Nei twa kear nachtfroast wol de Hollanner der foar

Hy ropt om ’t hurdst: ‘de tocht der tochten, die gaat door’

Mar wy Friezen witte better

iis is samar ek wer wetter

En dus hâlde wy de kiezzen op elkoar

Mar hearre wy Henk Kroes dan sizzen: ‘it giet oan’

Ferlieze al dy nochtere Friezen har ferstân

Mei op’e kop in ‘Unox-petsje’

en by elk beferzen sleatsje

Stean de kampioenen fan it ûnferstân

(3)

2

Inhoudsopgave

Inleiding ... 3

Methodologie ... 6

Hoofdstuk 1: De uitvinding van de Elfstedentocht. ... 10

1.1 Sport in de negentiende eeuw. ... 11

1.2 Natievorming en sport. ... 16

1.3 De eerste officiële Elfstedentocht . ... 19

Hoofdstuk 2: Het trauma van de Friezen geheeld. ... 24

2.1 Wedstrijd of toertocht? ... 25

2.2 De opkomst van de massapers en hardrijden. ... 27

2.3 De Koning is kampioen, daar kan heel Friesland niets aan doen! ... 29

2.4 Nederland heeft Friesland geannexeerd. ... 32

2.5 Ziekenhuizen vol met mannen: kritiek op de organisatie. ... 35

Hoofdstuk 3: de Tocht der Tochten... 39

3.1. De middeleeuwse boetetocht. ... 40

3.2. Tussen hoop en vrees: de eersten zullen de laatsten zijn. ... 45

3.3. Koning, keizer, admiraal schaatsen doen ze allemaal. ... 49

3.4. Is it safier? De voorzitter zonder tocht. ... 53

Conclusie. ... 58

Literatuurlijst en geraadpleegde bronnen. ... 61

(4)

3

Inleiding

‘De Friese taal is dominant geworden als lakmoesproef van hoe het met Friesland gaat. Maar

in de praktijk is er bij de Friese bevolking weinig engagement om zich over de eigen taal te bekommeren. Vooral de vanzelfsprekendheid van het Fries als spreektaal wankelt bij de jongere generatie. Of dat erg is? Ach, Friezen ontlenen hun identiteit dan aan andere kenmerken (…).’1

Het blijkt dat Friezen hun identiteit niet langer ontlenen aan de Friese taal. In een recent gepubliceerd rapport van het Fries Sociaal Planbureau (FSP) over de Friese identiteit bleek dat het merendeel van de Friezen uit het burgerpanel het vaakst de Friese Elfstedentocht noemen als belangrijkste onderdeel van de Friese identiteit. In het verleden werd de Friese taal altijd als belangrijkst beschouwd. In het rapport van de FSP eindigde de Friese taal op de derde plaats.2 De Friese historicus en journalist Erik Betten kwam tot eenzelfde conclusie in zijn boek De Fries. Op syk nei de Fryske identiteit. Het Friese landschap en de Elfstedentocht worden nu gezien als belangrijkste onderdeel van de Friese identiteit.3 Deze verschuiving geeft aan dat een identiteit niet statisch, maar juist dynamisch is. Dé Friese identiteit bestaat dan ook niet, maar we kunnen wel spreken van een Friese identiteit.

De Friese Elfstedentocht is wereldberoemd. De Elfstedentocht spreekt tot de

verbeelding en elke Fries is op de één of andere manier verbonden met de Elfstedentocht. In elke Friese familie zijn er verhalen en herinneringen aan de Elfstedentocht. Toen mijn beppe in 1956 in het ziekenhuis in Leeuwarden lag had zij zicht op de finish en zag zo de vijf winnaars binnenrijden. In 1985 reed mijn vader de Elfstedentocht en bemachtigde het

Elfstedenkruisje. De Friese Elfstedentocht was voor Friezen onderdeel van de volkscultuur en op nationaal niveau sprak het in kringen van adel en gegoede burgerij tot de verbeelding.4

‘Een traditionele tocht: in Friesland zijn, behalve hardrijders, ook altijd echte liefhebbers van

tochten maken per schaats geweest. (…) En stoere rijders mogen gaarne in mooien winter op hun tochtenmaken de kroon zetten door een bezoek op een dag aan de elf Friesche steden. In menige Friesche familie wordt een boekje met de handteekeningen van elf kasteleins

bewaard.’5

De Elfstedentocht wordt al vele eeuwen verreden door groepen schaatsers. In de negentiende eeuw kwam er meer belangstelling voor en gingen dagbladen berichten over mensen die de Elfstedentocht reden. De barre strijd tegen de elementen, waarbij fysieke kracht,

mannelijkheid en strijdvaardigheid een grote rol speelden, sloten goed aan bij de heersende gedachten over sport en nationalisme.

1 Sytse van Aalsum, ‘Zo belangrijk is die eigen taal niet’, Trouw, 13-6-2013,

http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/3457937/2013/06/13/Zo-belangrijk-is-die-eigen-taal-niet.dhtml (geraadpleegd 19-4-2016)

2 De Friese identiteit. Volgens het Fries burgerpanel, Fries Sociaal Planbureau, april 2016.

http://www.friessociaalplanbureau.nl/publicatie/fries-burgerpanel-over-de-friese-identiteit (geraadpleegd: 7-5-2016)

3 Sytse van Aalsum, ‘Zo belangrijk is die eigen taal niet’, Trouw, 13-6-2013,

4 Rewijk, D. Captain van Jong Holland. Een biografie van Pim Mulier 1865 – 1954. Groningen: Bornmeer, 2015,

259-260.

(5)

4 In het fin de siècle werden waarden als kracht, jeugdigheid, energie, mannelijkheid en

strijdvaardigheid enorm gewaardeerd. In verschillende sporten kwamen deze waarden naar voren, waardoor sport uitermate geschikt werd om een natie te revitaliseren.6 In Europa heerste angst voor sociale degeneratie. De psychische gezondheid van de natie moest worden versterkt om in de toekomst oorlogen te kunnen winnen.7 In heel Europa nam hierdoor de

belangstelling voor sport toe en elk land ontwikkelde haar eigen kenmerken en opvattingen van sport.8 In Fryslân werden typische Friese sporten als fjierljeppen (poolstok-ver-springen), keatsen (kaatsen), skûtsjesilen en hardrijden (kortebaanschaatsen) opnieuw ‘uitgevonden’. In Nederland werden vermoedelijk overal hardrijdwedstrijden gehouden, maar sinds de

achttiende eeuw was het hardrijden al ongekend populair in Fryslân.9 Het hardrijden werd als

typisch Friese traditie beschouwd. Sport bleek daarnaast ook een goed middel om

verschillende identiteiten binnen een natie te verenigen.10 Nationalisme, identiteitsvorming en sport zijn dan ook nauw met elkaar verbonden.

De introductie van moderne sport had grote gevolgen voor traditionele vormen van sport zoals het hardrijden, doordat moderne sport standaardisatie en regulering introduceerde. De traditionele sporten konden en wilden daar niet aan voldoen, wat leidde tot spanningen tussen moderne en traditionele sport. De wirwar aan hardrijderijen die s’ winters

georganiseerd werden verhield zich slecht met de behoefte van moderne media aan unieke evenementen en heldendom. Het was beter om één groot evenement te hebben om de massa op nationale schaal aan te spreken.11 De Friese Elfstedentocht bleek hier uitermate geschikt

voor. De tocht werd dan ook een mix van traditionele en moderne elementen. De eerste officiële Elfstedentocht was vanaf het begin al bedoeld als een evenement om de eenheid van de natie uit te drukken. De tocht is ontstaan uit de Friese volkscultuur en heeft zich in de tijd ontwikkelt tot een nationaal evenement.

In een tijd dat de dominante nationale identiteit de Friese regionale identiteit begon te verdrijven, en tot botsing kwam met die identiteit, kon een regionaal evenement als de Friese Elfstedentocht uiteindelijk uitgroeien tot een nationaal symbool. De Elfstedentocht is hierdoor zowel een Fries als een Nederlands evenement. Elke Nederlander voelt zich Nederlander tijdens een Elfstedentocht en ook een beetje Fries, terwijl elke Fries zich juist Fries voelt. Hier zit een paradox. De Friese Elfstedentocht kon uitgroeien tot een waar nationaal evenement en tegelijkertijd werd het een belangrijk onderdeel van de Friese identiteit. De Elfstedentocht is één van de weinige momenten waarop het voor Nederlanders minder problematisch is dat Friezen uiting geven aan hun Friese identiteit. Terwijl dit op andere momenten als

problematisch wordt ervaren wanneer Friezen opkomen voor de ‘Friese zaak’ en uiting geven aan hun Friese identiteit.

6 Leo Wessels en Toon Bosch, Nationalisme, naties en staten. Europa vanaf circa 1800 tot heden. Nijmegen:

Uitgever Vantilt, 2012, 386-387 en 389.

7 Christopher R. Hill, Olympic politics. Athens tot Atlanta 1896-1996. New York: Manchester University Press,

1996, 6.

8 James Riordan en Arnd Krüger (ed) European Cultures in Sport. Examing the nations and regions. Bristol:

Intellect Ltd, 2003, 1-2.

9 Koolhaas, M. Schaatsenrijden. Een cultuurgeschiedenis. Amsterdam: Uitgeverij L. J. Veen, 2010, 19. 10 Hill, J. Sport in History. An Introduction. Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2011. Hill, J. Sport in History. An

Introduction. Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2011, 54.

(6)

5 De vraag die in dit onderzoek centraal staat: Waardoor kon de Friese Elfstedentocht

uitgroeien tot een dominant element van de Friese identiteit in de twintigste eeuw?

De Canadese filosoof Charles Taylor vergelijkt een identiteit met een kompas: ‘Our

identity is what allows us to define what is important to us and what is not.’12 Een identiteit

geeft mensen een richting om zich te oriënteren in de wereld, een frame die hen vertelt wat goed is en wat fout, wat van waarde is en wat niet. Zonder een identiteit zijn we als een schip zonder kompas dat doelloos rond dobbert op zee. Een identiteit geeft mensen het gevoel te behoren tot een bepaalde groep, een gemeenschappelijke taal, geschiedenis en cultuur, geeft richting aan hun handelen als onderdeel van die groep. De collectieve identificatie met een natiestaat en de daaraan verbonden nationale gemeenschap kan geschieden door geschiedenis, nationale symbolen, helden en feestdagen. Er ontstaat op die manier een nationaal narratief die mythische vormen kan aannemen. De Elfstedentocht is zo’n symbool. De verhalen over schaatshelden uit de Elfstedentocht worden tot op de dag vandaag vertelt. Nationale

sporthelden worden gecreëerd door sport en kunnen de eenheid van de natie bevorderen, doordat het volk de sporthelden kunnen vereren. De verhalen over deze sporthelden konden fungeren als symbolische taal voor moderne naties. Cultureel antropoloog Clifford Geertz benadrukt dat belangrijke nationale normen en waarden via sport aan het volk kunnen worden overgedragen, waarop de natie als geheel beschaafder en vitaler wordt.13

Nationalisme en identiteitsvorming kwam in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw opnieuw onder de aandacht van historici. De multiculturele samenleving,

Europeanisering en globalisering bedreigen de nationale identiteit, dit heeft tot gevolg dat mensen weer meer bezig zijn met de vraag: ‘wie zijn wij?’ Ernest Gellner, Eric Hobsbawm en Benedict Anderson zijn belangrijke personen binnen het debat over nationalisme en

identiteitsvorming. Er is sindsdien veel geschreven over nationalisme, identiteit en

nationaliteit. In het verleden ging men ervan uit dat identiteit en een natie een gegeven was. De natuur had de mensheid in verschillende naties ingedeeld op basis van taal, gewoonten en tradities. De natie en identiteit worden in dat opzicht verheven tot een suprahistorische grootheid die niet vanuit menselijk handelen of als product van historisch contingente omstandigheden is ontstaan.14 In het huidige historische debat over identiteits- en

natievorming worden identiteit en natie gezien als een menselijke constructie en daarmee een historisch product.15 De nationale identiteit en de natie zijn een reconstructie die constant

door de tijd heen wordt gereconstrueerd en aangepast.

De Franse filosoof Ernest Renan (1823-1892) heeft zich intensief beziggehouden met het vraagstuk over wat een natie nu precies is.

12 Charles Taylor, Sources of the Self. The Making of the Modern Identity. Cambridge: Harvard University Press,

1989, 27-30.

13 Dyreson, M. ‘Globalizing the Nation-Making Process: Modern Sport in World History’, International Journal of

the History of Sport 20. No. 1 (2003) 93

14 Wessels en Bosch, Nationalisme, naties en staten, 56.

15Gillis, J. R. (ed) Commemorations. The Politics of National Identity. New Jersey: Princeton University Press 1994, 24.

(7)

6 Renan heeft een subjectivistische opvatting van wat een natie zou zijn die in zijn veel

geciteerde conclusie naar voren komt:

‘Een natie is derhalve een grote saamhorigheid, die gebaseerd is op het gevoel van de offers

die men heeft gebracht en die men bereid is nog te brengen. Zij vooronderstelt een verleden; en in het heden manifesteert zij zich vooral in een tastbaar feit: de instemming, het helder uitgedrukte verlangen om het gemeenschappelijke leven voort te zetten.’16

De nationale identiteit is gekoppeld aan de natie en dit gemeenschappelijke verleden. Het volk identificeert zich met de natie en het gemeenschappelijk verleden en wil dat voortzetten in het heden.

Methodologie

Het onderzoek zal steunen op een aantal theorieën om zo een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag. De structuur van het onderzoek zal als volgt zijn. De verschillende theorieën zullen in de inleiding worden geïntroduceerd. In de hoofdstukken wordt op de theorie teruggegrepen. Hier is voor gekozen om het verhaal waarin de theorie wordt gebruikt niet te onderbreken.

De theorie van de Amerikaanse antropoloog en politicoloog Benedict Anderson over

imagined communities staat centraal in dit onderzoek. Anderson stelt dat alle

gemeenschappen verbeeld zijn. Alleen een dorp dat gekenmerkt wordt door persoonlijk en fysiek contact beschouwd Andersons als een werkelijke gemeenschap.17 De natie is ook een

verbeelde gemeenschap en kon ontstaan door het printkapitalisme.18 De uitvinding van de drukpers maakte het mogelijk om ideeën goedkoop en gemakkelijk te verspreidden. Verbeelde gemeenschappen bestaan alleen in de hoofden van mensen: members (…) will

never know most of their fellow-members, meet them, or even hear of them, yet in the minds of each lives the image of their communion.’.19 De leden van een natie kunnen elkaar nooit

allemaal kennen, maar toch voelen ze zich met elkaar verbonden. Doordat leden in kranten en boeken lezen over hun eigen natie gaan leden zich identificeren met de verbeelde

gemeenschap die de lokale en regionale omgeving overstijgen. Niet alleen kranten en boeken zorgen hiervoor, maar ook taal, geschiedenis, rituelen, sport en andere nationale symbolen zorgen voor identificatie met de natie. De nationale symbolen, rituelen en sporten verwijzen vaak naar een ver verleden en worden voorgesteld als oude tradities, maar zijn dit vaak niet. De Elfstedentocht is zo’n symbool dat leden verbindt met de verbeelde Friese dan wel Nederlandse gemeenschap.

Het eerste hoofdstuk beschrijft de omstandigheden waarin de Elfstedentocht is

ontstaan. Er zal een kort overzicht worden gegeven van de geschiedenis van moderne sport en het verband tussen natievorming en sport. De deelvraag in dit hoofdstuk is: Hoe ontstond de Friese Elfstedentocht en in wat voor omstandigheden?

16 Wessels en Bosch, Nationalisme, naties en staten, 57.

17 Benedict Anderson, Imagined Communities. Reflections on the Origin and Spread of Nationalism.

London/New York: Verso, 2006, 18.

18 Anderson, Imagined Communities, 42-43. 19 Anderson, Imagined Communities, 6.

(8)

7 In dit hoofdstuk zal ik de Elfstedentocht toetsen aan de theorie invented traditions van Eric Hobsbawm en Terence Ranger. Invented traditions is een proces van formalisering en ritualiseringen van bepaalde gebruiken en rituelen die teruggrijpen op een

(verbeeld)verleden.20 Invented traditions dienen om nationale eenheid te bevorderen, het oprichten of juist legitimeren van instituties en het socialiseren van gewenst gedrag of gewenste normen en waarden.21 Invented traditions waren noodzakelijk door een snel

veranderende samenleving. De traditionele machten en sociale en politieke hiërarchieën waren niet meer in staat om invloed uit te oefenen. Er waren nieuwe methoden nodig om macht uit te oefenen en loyaliteit aan de natie te uiten. De bewuste uitvinding van een traditie was alleen succesvol als het weerklank vond bij het volk.22 In hoofdstuk één gebruik ik de

theorie van Hobsbawm en Ranger om te betogen dat de Elfstedentocht gezien kan worden als een succesvolle en bewuste invented tradition.

In het tweede hoofdstuk zal de theorie van hoogleraar Friese taal- en letterkunde Goffe Jensma centraal staan. In dit hoofdstuk ga ik onderzoeken wat de rol van de media is geweest bij het creëren van de Friese identiteit en de Elfstedentocht. Jensma betoogt dat Fryslân een conflict is geworden tussen heden en verleden. De Friese identiteit kan niet anders dan

historisch gedefinieerd worden, maar als het dit doet kan het zich niet goed aanpassen aan het heden. De Friese identiteit wordt bepaald door het verleden, maar dit verleden wordt

gedomineerd door verlies.23 Dit conflict beschrijft Jensma als een trauma, in navolging van geschiedfilosoof Frank Ankersmit. Het trauma past Ankersmit toe op de geschiedenis van collectieven. In dat geval kan een trauma inhouden dat men zijn identiteit verliest en hiervan bewust is, maar dat men deze identiteit niet meer kan bereiken. Ankersmit noemt een drietal ingrijpende historische gebeurtenissen die op een collectief niveau dit verlies hebben

bewerkstelligd: de Franse Revolutie, de industriële revolutie en de dood van God.24 Aan het drietal ingrijpende historische gebeurtenissen zou ik graag de eenwording van Nederland toevoegen.

De Nederlandse natie werd in de negentiende eeuw steeds meer een eenheid. De industriële revolutie werkte hierbij als een katalysator. De eenwording van Nederland ging ten koste van de regionale talen en dialecten en daarmee gepaard gaande identiteiten. Paradoxaal genoeg, doordat regionale identiteiten naar de marges werden verdrongen door de nationale identiteit, werden regio’s zich ook meer bewust van hun eigen identiteit en gingen die uitdragen. Het verlies aan grondgebied, rijkdom en vrijheid domineerde de Friese

geschiedenis en daarmee ook de Friese identiteit. In dit Friese bewustzijn waarin verlies zo’n grote rol speelt is ook winst behaald. De grootste Friese schrijvers en kunstenaars zijn die schrijvers die dit verlies het best onder woorden hebben gebracht. In tegenstelling tot Nederland is dit trauma in Friesland nooit geheeld of vergeten aldus Jensma. Het trauma is voor de Friese cultuur en identiteit sterk bepalend geweest.25

20 Eric Hobsbawm en Terence Ranger, The Invention of Tradition. Cambridge: Cambridge University Press, 2012,

5.

21 Hobsbawm en Ranger, The Invention of Tradition, 10. 22 Hobsbawm en Ranger, The Invention of Tradition, 263-264.

23 Goffe Jensma, ‘Plat land, diepe geschiedenis. Friesland als trauma’ De Vrije Fries, 90 (2010), 208. 24 Frank Ankersmit, Sublieme historische ervaring. Historische Uitgeverij, 2007, 348-421.

(9)

8 In tegenstelling tot Jensma wil ik betogen dat het Friese trauma toch enigszins geheeld is doormiddel van de Elfstedentocht.

In het laatste hoofdstuk sluit ik me aan bij de theorie van de Groninger antropoloog Yme Kuiper, die op basis van de theorie van cultureel antropoloog Victor Turner, de Elfstedentocht als semi-religieus fenomeen beschrijft. In het laatste hoofdstuk zal ik onderzoeken hoe de Elfstedentocht kon uitgroeien van een regionaal tot een nationaal evenement en wat de rol van moderne media hierin is geweest. In zijn boek The Ritual

Process betoogt Turner dat iedere samenleving twee modellen van menselijke relaties kent.

Het eerste model is de sociale structuur van alle dag. Elke samenleving kent structuren die bestaan uit gedifferentieerde en vaan hiërarchische systemen van politieke-, juridische- en economische posities. Het tweede model noemt Turner communitas en is juist een

samenleving zonder of met weinig sociale structuren van gelijke individuen waarbij de dagelijkse sociale structuur geen betekenis meer heeft.26 De tijdelijke realisering van

communitas ontstaat vaak in een liminal periode, een overgangsperiode. De communitas

breekt door sociale structuren heen en wordt bijna overal gezien als sacraal of heilig doordat het problemen van sociale structuren oplost of opheft. Het sacrale of heilige karakter dat vaak geassocieerd wordt met communitas wordt gedemonstreerd doordat men vaak religieuze termen gebruikt.27 De communitas is spontaan en van het nu, terwijl de sociale dagelijkse structuren vaststaan en steunen op het verleden. De Elfstedentocht is een ritueel met een bepaalde tijdsduur, zich afspelend tussen duisternis en duisternis. Het is een publieke activiteit waarin bepaalde aspecten van de Nederlandse nationale cultuur gedemonstreerd worden en een uiting van nationaal besef. Gedurende één dag is Fryslân een geheiligde provincie met sacrale plaatsen.28 Er vormt zich die ene dag een communitas waarbij de normen van de dagelijkse sociaal structuur even niet gelden.

De verschillende theorieën komen bij elkaar in het verhaal over de Elfstedentocht. Er is ontzettend veel literatuur en lectuur verschenen over de Elfstedentocht, maar er is nooit onderzoek gedaan naar het verband tussen de Friese identiteit en de Elfstedentocht. Het is dan ook niet de bedoeling om de Elfstedentocht op zich te beschrijven, want dat is al vele malen goed gedaan. Er zullen een aantal Elfstedentochten worden gekozen die dienen als kapstok om de band tussen de Friese identiteit en de Elfstedentocht aan te geven. Het boek De Tocht

der Tochten van Johannes Lolkama kan gezien worden als het standaardwerk over de

Elfstedentocht. In dit onderzoek heb ik Lolkama’s boek als naslagwerk gebruikt, aangezien Lolkama niet gebruik maakt van een notenapparaat. Een andere belangrijke bron om te analyseren hoe de Elfstedentocht zich heeft ontwikkelt tot een dominant onderdeel van de Friese identiteit is de krant. De media is vanaf het begin van groot belang geweest om van de Elfstedentocht een succes te maken. Er is bewust gekozen om niet een aantal kranten niet van tevoren te selecteren, maar te zoeken op en rond de datum van een Elfstedentocht in

verschillende kranten. Het is tegenwoordig gemakkelijk om via delpher.nl systematisch de kranten te analyseren.

26 Victor Turner, The Ritual Process. Structure and Anti-Structure. New Brunswick: Aldine Transaction, 2008, 96. 27 Turner, The Ritual Process, 112-113.

28 Yme Kuiper en Wim Hofstee, ‘Hoe Nationaal Besef te Vinden?’, Focaal: Tijdschrift voor antropologie, vol. 23

(10)

9 Een onderzoek naar de Friese identiteit kan niet zonder het analyseren van Friese kranten daarom zijn Het Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant en de Leeuwarder Courant opgenomen in dit onderzoek. Het archief van de Vereniging de Friesche Elf Steden is openbaar en ligt in het Fries historisch en letterkundig centrum Tresoar, waardoor ik kon beschikken over een schat aan informatie. In het archief zijn verschillende lijsten van deelnemers te vinden, gerangschikt naar afkomst, waardoor ik deze data eenvoudig in grafieken en tabellen kon omzetten.

(11)

10

Hoofdstuk 1: De uitvinding van de Elfstedentocht.

‘’t Mocht wat, dat kun je maar denken, daar in den droom begint ’t lieve leventje op nieuw;

daar duiken ze weer op: Dokkum met z’n garnaal, Leeuwarden met de Oldehove, Franeker met z’n planetarium, met duizelingwekkende vaart gaat ’t langs controle-posten en van verbazing gapende menschen, kris-kras: oer de âlve stêden fen Fryslân…’29

Het schaatsen kent in Nederland een lange traditie, met name in Holland en Fryslân. Al eeuwenlang trokken groepen op de schaats langs de elf Friese steden. Het was voor veel Friezen een droom om alle elf handtekeningen te bemachtigen. De handtekeningen werden onderweg verzameld bij kasteleins en café-eigenaren. De tochten waren spontaan en hadden geen vastomlijnde route. Daarnaast was het traditionele hardrijden (kortebaanschaatsen) erg populair in Fryslân. Het hardrijden werd als typisch Friese bezigheid gezien door

buitenlanders, Nederlanders en Friezen.30 Het hardrijden was verbonden met het Friese platteland, de beroemde Friese hardrijders leefden voort in de herinneringen van het volk. De modernisering in de sport aan het eind van de negentiende eeuw, ingevoerd door de nationale en internationale sportverenigingen en -organisaties, had grote gevolgen voor het Friese hardrijden door te zorgen voor regulering, standaardisering, civilisering en de introductie van amateurisme.31 Het amateurisme had tot gevolg dat er ondanks de grote populariteit onder de Friezen geen financieel voordeel met sportprestaties mocht worden behaald. Financieel gewin was voor het Friese hardrijden een belangrijk onderdeel want er konden grote geldprijzen mee gewonnen worden. De hoogte van de prijzenpot was een indicatie voor het belang van de race en de plaats. De ‘stadsprijzen’ in steden als Sneek en Leeuwarden bedroegen 100 gulden of meer, maar ook in Friese dorpen kon goed geld

verdiend worden.32 Vele Friese boeren wezen met trots op het vee dat ze gekocht hadden met behulp van het prijzengeld.33

De modernisering zorgde ervoor dat er spanningen ontstonden tussen het traditionele Friese hardrijden en het moderne langebaanschaatsen. Het langebaanschaatsen was modern en uniform daardoor uitermate geschikt om nationale en internationale wedstrijden voor te organiseren. De modernisering drong het traditionele hardrijden naar de marge, terwijl de modernisering van de samenleving – de verdere eenwording van de naties – regionale identiteiten begonnen te verdringen. De regionale identiteit moest plaats maken voor de nationale identiteit.

De omstandigheden waarin de Friese Elfstedentocht ontstond zijn niet uniek voor Fryslân. In heel Europa zien we invloeden van moderne sport op traditionele sporten. Het nationalisme aan het eind van de eeuw richt zich op de ‘fitheid’ van de natie. Sport is daarin van groot belang. In dit hoofdstuk wil ik kort beide processen beschrijven om het ontstaan van de Elfstedentocht te kunnen verklaren. De Elfstedentocht wordt gezien als een eeuwenoude traditie, maar is dit wel het geval?

29 Hoekstra, M. De Historische Elfstedentocht van 2 januari 1909. Gorredijk: Bornmeer, 2009, 15. 30 Jensma en Breuker, Friese sport, 72.

31 Ruud Stokvis, ‘Publiekssport. Het amateurisme als historisch intermezzo.’ in: In het spoor van de sport.

Hoofdlijnen uit de Nederlandse sportgeschiedenis. Haarlem: Uitgeverij Arcadia, 2000, 181.

32 Jensma en Breuker, Friese sport, 73-74.

33 Johannes Lolkama, Koninklijke IJsclub Dockum. De Geschiedenis van de Oudste IJsclub vanaf 1840. Dokkum:

(12)

11 In de negentiende en twintigste eeuw ontstond een Fries-nationale cultuur die was

samengesteld uit oudere, soms vreemde en soms eigen elementen. Dit soort symbolen verwijzen naar het verleden, maar symboliseren vooral de eenheid van de moderne Friese natie.34 De Friese vlag bijvoorbeeld wordt gezien als oeroud nationaal symbool, maar is echter een uitvinding uit ongeveer 1900. In dit hoofdstuk wil ik betogen dat de Elfstedentocht, evenals de Friese vlag, een invented tradition is zoals beschreven in de inleiding. Hoe ontstond de Friese Elfstedentocht en in wat voor omstandigheden?

1.1 Sport in de negentiende eeuw.

Vorst in Fryslân zorgde voor veel ijspret, overal werden hardrijdwedstrijden uitgeschreven. De

hardrijdwedstrijden waren meer dan een sportwedstrijd het waren heuse ijsfeesten met collectieve rituelen, vlaggen en muziek.35 De krant ‘wordt haast topzwaar van hardrijderij-advertentiën’, waar flinke prijzen te

winnen zijn.36 Voor het hardrijden waren mythische helden zoals Adam Hurdrider veel belangrijker dan gestandaardiseerde regels. De mythische schaatsverhalen zijn later op schrift gesteld, o.a. door Waling Dijkstra.37

Dijkstra schrijft over verschillende beroemde

hardrijders, maar de meest bekende is Adam Hurdrider: ‘Ieder Fries weet iets te vertellen van Adam

hardrijder’.38 De mythische Adam hurdrider leefde in de

achttiende eeuw en kwam uit Akkrum. De overlevering vertelt dat Adam ooit zestien ellen in één seconde aflegde en ook sprong hij over een wak van bijna zes meter.

Friezen stonden bekend als de snelste hardrijders, dat illustreert het volgende verhaal. De baas van een Groninger pottenbakkersknecht had gehoord van de onoverwinnelijke Friezen, maar loofde een som geld uit

voor de Fries die zijn knecht wist te verslaan. Het aanbod werd aangenomen door Adam Hurdrider, maar op de dag van de wedstrijd kwam hij te laat. De pottenbakkersknecht ontdeed zich van zijn bovenkleding, maar Adam niet, hij was nog te bezweet van de reis. De eerste rit verloor Adam, de tweede won hij, waarop de derde rit beslissend zou zijn. De allesbepalende rit wist Adam te winnen. De Friese Adam had dan wel gewonnen, maar niet met overgave.

34 Goffe Jensma, ‘De opbloei van een Fries-nationale cultuur’ in: Frieslands verleden. De Friezen en hun

geschiedenis in vijftig verhalen. Bornmeer, 2008, 216.

35 Jensma en Breuker, Friese sport, 79-80.

36 Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant, 01-01-1909.

37 Waling Dijkstra (1821-1914) was een Fries schrijver en voordrachtskunstenaar. Dijkstra wordt gezien als één

van de grote mannen uit de Friese beweging en was een verzamelaar van Friese volksverhalen.

38 Dijkstra, W. Uit Friesland’s Volksleven van vroeger en later. Volksoverleveringen, volksgebruiken,

volksvertellingen, volksbegrippen. Deel 1. Leeuwarden: Hugo Suringar, 1892, 103.

Figuur 1 Hardrijderij advertenties (Het Nieuwsblad van Friesland, 7 februari 1912)

(13)

12 Hierop zei Adam droogjes: ‘Ik houd niet van grootspraak, maar ik wil jelui nu toch vertellen,

dat ik eigenlijk nog niet gereden heb.’39 Er werd besloten om nog één rit te houden. Ook Adam ontdeed zich nu van zijn bovenkleding en beide heren maakten zich klaar voor de start. Adam reed zo hard, dat hij de knecht halverwege de terugweg tegemoet kwam. Adam had met gemak gewonnen en bevestigde dat de Friezen de snelste hardrijders waren. Het enige wat Adam tegen omstanders zei: ‘Zieje, nu heb ik eens een beetje mijn best gedaan.’40 Dit soort

mythische verhalen deed Friezen glunderen van trots op hun Friese schaatstraditie.

Dat het schaatsen diep geworteld was in de Friese maatschappij valt op te maken uit de oprichting in 1886 van de Friesche IJsbond, die opkwam voor de ‘ijsbelangen’ in de provincie. De ijsbelangen werden geschaad doordat zeesluizen open bleven staan en het zeewater de rivieren, kanalen en meren instroomde met alle gevolgen van dien voor het ijs. Daarnaast waren stoomschepen een andere vijand voor de ijsvreugde.

‘(…) telkens terugkeerend, betreurenswaardig verschijnsel, dat het netwerk van kanalen,

rivieren en meren, waarmede Friesland als ‘t ware overspannen is, in den wintertijd totaal onbruikbaar is, terwijl het een zoo rijke bron van verkeer, zoowel tot nut als vermaak, kon zijn.’41

De handen moesten ineen worden geslagen, aldus Sjouke Hylkes Hijlkema in een

ingezonden stuk in de Leeuwarder Courant. Alle ijsclubs en particulieren in Fryslân die het statement van Hijlkema ondersteunden moesten lid worden van de nog op te richten Friese IJsbond. Een aantal weken later waren er genoeg steunbetuigingen bij Hijlkema binnengekomen, waarop in de Harmonie te Leeuwarden op 13 maart 1886 besloten werd tot oprichting van de Friese IJsbond.42 De oprichting van een bond die opkomt voor ijsbelangen is vanuit hedendaags perspectief enigszins curieus, maar (bevroren)water was voor

de komst van moderne transportmiddelen van essentieel belang. Het voornaamste

vervoermiddel was paard en wagen of de trekschuit, echter moesten velen het doen met de benenwagen. Een strenge winter zorgde ervoor dat ook het volk in korte tijd lange afstanden kon afleggen. Daarnaast waren voor 1900 vele Friese steden en dorpen veelal omringd door water en daardoor geïsoleerd. Het ijs bracht verlossing in het isolement.43

39 Dijkstra, Uit Friesland’s Volksleven, 105. 40 Dijkstra, Uit Friesland’s Volksleven, 105. 41 Leeuwarder Courant, 24-02-1886.

42 Wiersma, J. P. De Schaatssport in Friesland. Zestig jaren Friese IJsbond. Geschiedenis van de Elfstedentocht.

Groei der Friese Schaatsindustrie. Leeuwarden: Algemeen Publiciteitskantoor D. Y. Alta, 1948, 7.

43 Johannes Lolkama, De tocht der tochten. De geschiedenis van de Elfstedentocht, 1749-2006. Utrecht: Steven

Sterk, 2006, 10.

Figuur 2 Hardrijderij in Bolsward, 1850 (Collectie Eerste Friese Schaatsmuseum, Hindeloopen)

(14)

13 In het laatste kwart van de negentiende eeuw was er een ware explosie van ijsclubs in

Nederland. Ook in Fryslân schoten de ijsclubs als paddenstoelen uit de grond: ijsclub ‘Friso’ in Sneek (1871), ijsclub ‘Eensgezindheid’ in Stavoren (1871), ijsclub ‘De IJlster Schaats’ in IJlst (1871), ijsclub ‘Tjerkwerd’ (1876), ijsclub ‘Kimswerd’ (1881),) en ijsclub ‘Eendracht’ in Sloten (1899). Bovenstaande opsomming is maar een klein overzicht van ijsclubs die Fryslân rijk is. In dezelfde periode ontstonden er ook allerlei overkoepelende (inter)nationale

sportverenigingen: Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (1889), de Nederlandse

Schaatsenrijders Bond (1879), de Internationale Schaats Unie (1892) en het Internationaal Olympisch Comité (1894).

De ontwikkeling van allerlei sportverenigingen en clubs was het gevolg van een zogenoemde anglomanie. Anglomanie ofwel de rage om Britse modes, manieren, gebruiken, boeken en sporten over te nemen.44 Groot-Brittannië was in de negentiende eeuw een

grootmacht, wat prestige met zich meebracht. Hierdoor ontwikkelde zich buiten

Groot-Brittannië een algemene belangstelling voor de leefstijl van de hogere klassen in dit land. Een van de redenen dat Groot-Brittannië een grootmacht kon worden kwam door de prominente plaats die sport speelde in het Britse systeem: sport disciplineerde en emancipeerde.45 Groot-Brittannië werd als een lichtend voorbeeld gezien, ook op het gebied van sport en wordt daarom ook wel als de bakermat van de moderne sport gezien.46

Het waren Britse universiteitssteden zoals Oxford en Cambridge die een sleutelrol vervulden in deze ontwikkeling. Sporten als voetbal die voorheen als ‘ruig’ bekend stonden werden verfijnd, geciviliseerd en gereguleerd. Halverwege de jaren veertig en vijftig van de negentiende eeuw nam dit een grote vlucht in Groot-Brittannië en werden er allerlei lokale sportverenigingen opgericht.47 De opkomst van de moderne sport kwam in Nederland aan het eind van de negentiende eeuw op gang.

Dit is te verklaren uit de relatief late industrialisering in Nederland die vanaf de jaren zestig op stoom kwam. In Groot-Brittannië was de industriële revolutie al halverwege de achttiende eeuw van start gegaan en bracht ingrijpende veranderingen met zich mee voor de samenleving.48 De dynamiek in de Britse cultuur bleek een goede voedingsbodem voor de industriële revolutie, maar ook voor de ontwikkeling van de sport. De moderne sport heeft haar wortels dan ook in de industriële revolutie.49 De industriële revolutie introduceerde

standaardisering, rationalisering, centralisering, calculatie en metingen.50

44 Maarten van Bottenberg, Verborgen competitie. Over de uiteenlopende populariteit van sporten. Amsterdam:

Uitgeverij Bert Bakker, 1994, 140.

45 Weber, E. ‘Pierre de Coubertin and the Introduction of Organised Sport in France’. Journal of Contemporary

History 5. No. 2 (1970), 6.

46 Maarten van Bottenburg, ‘Verbreiding en onderscheiding. Enige hoofdlijnen in de sociale geschiedenis van de

sport in Nederland.’ in: In het spoor van de sport. Hoofdlijnen uit de Nederlandse sportgeschiedenis. Haarlem: Uitgeverij Arcadia, 2000, 223.

47 Michael Llewellyn Smith, Olympics in Athens 1896. The Invention of the Modern Olympic Games, London:

Profile Books Ltd, 2004, 40.

48 Betss, J. R. ‘The Technological Revolution and the Rise of Sport, 1850-1900’, The Missippi Valley Review, vol

40, no 2 (1953), 231-256, 231.

49 Richard.D. Mandel, Sport. A cultural history. New York: Columbia University Press, 1984, 136. 50 Ibidem, 151

(15)

14 Arbeiders moesten voortaan in ploegen werken en moesten daarom op tijd aanwezig zijn in de nieuwe fabrieken. De (fabrieks)klok bepaalde van ’s ochtends tot ’s avonds het leven van vele mensen.51

De industrialisering en de daarmee verbeterde infrastructuur en

communicatiemiddelen zorgden ervoor dat nationale sportverenigingen konden ontstaan. Daarnaast hadden de standaardisering, centralisering en introductie van de klok ook grote gevolgen voor de sport. Op een accurate manier kon de tijd worden bijgehouden. Het werd mogelijk om te bepalen welke deelnemer het snelst over de finishlijn kwam, een record te kunnen vestigen en dat later mogelijk weer te verbreken.

In de literatuur wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds moderne sport en anderzijds alle vormen die daaraan vooraf gingen.52 De moderne sport heeft dan betrekking

op sport zoals die in de negentiende eeuw opkwam. Een kenmerk van moderne sport is de organisatievorm, het standaardiseren en reguleren van regels, centraliseren en civiliseren van de sport zelf. Alles wat niet onder moderne sport valt zijn die vormen van sport zoals die terug gaan tot de Griekse oudheid. De bekende aristocratische sporten zoals het paardrijden, jagen en schieten, maar ook de ‘volkse’ sporten vallen daaronder.53 De volkssporten waren over het algemeen wat ruwer van aard zoals het kat- en vogelknuppelen, paling- en

ganstrekken, maar ook Oudnederlandse vermaken als het Zeeuwse ringrijden, Twents klootschieten, het Friese kaatsen en het Limburgse beugelen waren populair.54

De moderne Britse sporten, cricket, tennis en hockey, werden als eerst overgenomen in centra van modernisering: de hoofd-, industrie- en universiteitssteden. Het waren de elites die de moderne sport introduceerden. De elites maakten door hun afkomst, beroep of opleiding deel uit van grotere netwerken dan de lokale, regionale en nationale verbanden waarbinnen het leven van de meeste mensen zich afspeelde.55 In Nederland waren het plaatsen als Haarlem, Amsterdam, Den Haag en Rotterdam waar als eerste moderne sportclubs werden opgericht. De eerste beoefenaars van de Engelse sporten waren scholieren en studenten. Eén van die studenten was de jonge Willem Johan Herman Mulier die enige tijd in Ramsgate Kent op een Britse privé-handelsschool had gezeten. De sportbeoefening was in Ramsgate, net als op vrijwel alle Britse kostscholen, een belangrijk onderdeel.56 De elite kon zich doormiddel van eigen clubs afscheiden van de volkse sporten die als ouderwets en achterlijk werden beschouwd.57

De modernisering en professionalisering van de sport had grote gevolgen voor de traditionele regionale sporten. Het voordeel van de moderne sport was dat er een

gestandaardiseerde vorm bestond met reglementen.

51 Alun Davies, ‘The Industrial Revolution and Time.’,

http://www.open.edu/openlearn/history-the-arts/history/history-science-technology-and-medicine/history-technology/the-industrial-revolution-and-time

(geraadpleegd 23-09-2016)

52 Ruud Stokvis, ‘Publiekssport. Het amateurisme als historisch intermezzo’ in: In het spoor van de sport.

Hoofdlijnen uit de Nederlandse sportgeschiedenis. Haarlem: Uitgeverij Arcadia, 2000, 181.

53 Hill, Sport in History, 27.

54 Bottenberg, van, Verborgen Competitie, 181. 55 Ibidem, 140.

56 Daniël Rewijk, Captain van Jong Holland. Een biografie van Pim Mulier 1865 – 1954. Groningen: Bornmeer,

2015, 53.

(16)

15 Mensen uit verschillende gebieden konden hierdoor gemakkelijk met of tegen elkaar

uitkomen in wedstrijden. Lokale sporten zoals het hardrijden kenden dat voordeel niet. Het hardrijden had geen officieel vastgestelde regels. De mythes over hardrijdhelden waren belangrijker dan gestandaardiseerde regels.

Het hardrijden ging uit van een knock-outsysteem, waarbij hardrijders zo snel

mogelijk een afstand moesten overbruggen. De langzaamste deelnemers vielen af totdat er één winnaar overbleef.58 Er waren geen standaard regels over de afstand van de baan.

Elke regio had zo zijn eigen regels. In Amsterdam reed men een afstand van 150 meter, terwijl bij de Friezen de standaardafstand van 160 meter in zwang raakte.59 Het was voor hardrijders van belang om goed op de bewegingen van hun concurrenten te letten, aangezien er geen startsein was. De startprocedure kon hierdoor nogal chaotisch zijn. Een luid ‘fuort’ moest ervoor zorgen dat iedereen op hetzelfde moment van start ging. Was dit niet het geval dan werden de deelnemers teruggeroepen en startte men opnieuw.60

Voor de aanhangers van de moderne sport was dit tafereel chaotisch en het ontbreken van standaardregels bemoeilijkte het om hardrijders tegen elkaar uit te laten komen. De uniformering, standaardisering en regulering werd door nieuw opgerichte schaatsclubs en schaatsbonden ter harte genomen. Het volksvermaak werd voortgezet door jonge mannen uit hogere milieus die verenigingen oprichtten die niet voor iedereen toegankelijk waren. De nieuwe schaatsbonden wilden een einde maken aan de chaos, om zo internationale

amateurwedstrijden te kunnen organiseren.61 De Nederlandse Schaatsenrijders Bond (NSB)

werd, door toenadering van de Engelse National Skating Association (NSA), opgericht in 1879 en nam het reglement van de NSA over.62 De professionalisering maakte het

gemakkelijker om internationale wedstrijden te houden, het gevolg daarvan was dat het hardrijden in de verdrukking kwam. Het langebaanschaatsen werd de internationale standaard binnen de schaatscultuur. Het hardrijden werd door de aanhangers van het moderne

langebaanschaatsen gezien als ‘klauwen over ijs’, wat niets met talent te maken had, maar alleen met lichamelijke kracht.63 Het hardrijden ontkwam niet aan marginalisering maar bleef desondanks tot de jaren zestig populair in Fryslân doordat lokale ijsverenigingen wedstrijden bleven organiseren.

58 Bottenberg, van, Verborgen Competitie, 185.

59 Jensma en Breuker, Friese sport, 72 en van Bottenberg, ‘ Verbreiding en onderscheiding’, 227. 60 Jensma en Breuker, Friese Sport, 71.

61 Bottenburg, van. Verborgen competitie, 185-186. 62 Rewijk, D. Captain van Jong Holland, 99.

(17)

16

1.2 Natievorming en sport.

‘While nations belonged to the future, regions were something from the past.’64

Evenals traditionele en regionale sporten werden regio’s en regionale identiteiten in de negentiende eeuw gezien als iets van het verleden. De natiestaat had net als de moderne sport de toekomst. Onder invloed van de Romantiek ontstonden er overal in Europa nationalistische bewegingen. De Romantiek ging uit van het individuele, het bijzondere in tegenstelling tot het rationalisme van de Verlichting.65 De verschillende volkeren in Europa die zichzelf zagen als een natie, maar nog geen staat hadden, begonnen te streven naar een eigen staat. De

schoolvoorbeelden zijn Duitsland (1871) en Italië (1870), maar ook volkeren die ‘gevangen’ zaten binnen een staatsverband begonnen te ijveren voor een eigen staat. In eenheidsstaten als Frankrijk en Groot-Brittannië werd deze eenheid geconsolideerd.

De natievorming kan op twee verschillende manieren vorm krijgen: door de staat of door de natie. In het eerste geval gaat het om natievorming voortkomend uit de staat

doormiddel van beleid, zoals de invoering van de dienstplicht of nationaal onderwijs. In het tweede geval gaat het om natievorming van onderop, waarbij culturele gebruiken centraal staan. De culturele homogenisering had tot gevolg dat mensen zich gingen identificeren met de natie en haar symbolen. Het eenwordingsproces zorgde ervoor dat er één nationale

identiteit werd geconstrueerd met als gevolg dat bestaande regionale identiteiten begonnen te verwateren.

Evenals taal en geschiedenis werd sport een instrument tot natievorming. Nationale sporten brachten nationale sporthelden voort, waarmee de natie zich kon identificeren. Clifford Geertz stelt dat verhalen over nationale sporters fungeren als symbolische taal voor moderne naties. De symbolische sporttaal bevorderd natievorming, maar zorgt ook voor de civilisatie van het ‘volk’.66 Sport leerde het volk normen en waarden, zoals samenwerking en eerlijkheid, en kon op die manier verschillende soorten mensen aan de natie binden. Sport hielp bij het creëren van ‘verbeelde gemeenschappen’. Door de moderniseringen in heel het land werd de sportbeoefening uniform, waardoor rugby of voetbal in Groningen en Eindhoven op dezelfde manier gespeeld werd.

De modernisering en industrialisering en daarmee gepaard gaande schaalvergroting stimuleerde dit proces. Natie en staat begonnen samen te vallen en inwoners voelden zich meer en meer verbonden met de natie. Zonder elkaar persoonlijk te kennen ontstonden er grote gemeenschappen die mentaal met elkaar verbonden waren door een gedeelde taal, geschiedenis, sport en gebruiken. De unieke eigenschappen van de natie verbond de leden en maakte een onderscheid met andere naties mogelijk.

Staats- en natievorming had grote gevolgen voor regionale identiteiten, het dwong regionale identiteiten naar de marges. Paradoxaal genoeg zorgde de eenwording voor een herleving van regionale identiteiten.

64 Joost Augusteijn en Eric Storm, ‘Introduction: Region and State’, in: Region and State in Ninetheenth-century

Europe. Nation-building, Regional Identities and Separatism. Basingstoke: Palgrace MacMillan, 2012, 1.

65 Leo H. M. Wessels en Toon Bosch (ed.) Nationalisme, naties en staten. Europa vanaf circa 1800 tot heden.

Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2012, 177-178.

66 Mark Dyreson, ‘Globalizing the Nation-Making Process: Modern Sport in World History’, The International

(18)

17 Doordat regionale identiteiten begonnen te eroderen en soms zelfs verdwenen, kregen ze juist meer aandacht. Dit geldt ook voor de Friese identiteit.

In 1813 maakte het Koninkrijk der Nederlanden en de daarmee gepaard gaande eenheidstaat een einde aan de relatieve autonomie van Fryslân. Daarnaast verschoof het economische hart van Nederland van het Zuiderzeegebied naar Rotterdam/Roergebied in de negentiende eeuw, waardoor de oude kustprovincies in een periferie positie terecht kwamen.67

Aan het begin van de negentiende eeuw was de Friese taal teruggedrongen naar de lagere sociale positie van een boers dialect op het platteland. Dit proces was al in gang gezet toen het Fries als officiële taal verdween onder Karel V. De instroom van nieuwkomers uit de

IJsselsteden en Holland had gezorgd voor ‘ontfriezing’ in met name de Friese steden.68

In het boek Het rode tasje van Salverda beschrijft Jensma de zoektocht naar de Friese identiteit en haar dragers in de negentiende eeuw. Jensma betoogt in zijn boek dat het niet – wat wel vaak wordt aangenomen – het ‘gewone’ volk was dat zich ging bezig houden met de Friese cultuur, maar juist de burgerlijke elites.69 We zien eenzelfde trend aan het eind van de negentiende eeuw bij het introduceren van de moderne sport en het oprichten van

sportverengingen. Het was de gegoede burgerij die de organisatie van sportevenementen naar zich toe trokken halverwege de negentiende eeuw. Er werden verschillende clubs, sociëteiten en verenigingen opgericht met als doel de sport te civiliseren.70 Hardrijdwedstrijden werden in het verleden georganiseerd door kasteleins om de omzet in de winter te verhogen. Het waren grote festiviteiten op het ijs, waarbij gedronken en gevloekt werd. De gegoede burgerij wilde doormiddel van het oprichten van ijsclubs hier een einde aan maken. De opbrengsten van de hardrijderijen kwam ten goede aan armen en daarnaast werden werklozen aangesteld als baanvegers. De oudste ijsclub van de wereld ‘IJsclub Dockum’ (1840) hield aan de wedstrijden tussen de 150 en 600 gulden over.71 IJsclubs vervulden op die manier een belangrijke sociale functie.

De hernieuwde belangstelling voor de Friese taal en geschiedenis kwam voort uit een klein gezelschap van lieden uit de hoogste kringen: adel, patriciaat, hoogleraren,

burgemeesters, advocaten en rechters.72 In 1827 werd daarvoor het Friesch Genootschap voor

Geschiedenis-, Oudheid- en Taalkunde opgericht, met als doel onderzoek te doen naar de

geschiedenis, oudheid en taalkunde van Fryslân.73 In 1844 werd het Selskip foar Fryske taal- en skriftekennisse opgericht. Het Selskip had als doel het Fries te verspreiden naar alle

terreinen van het leven.

67 Jensma, ‘The Consequences of Transport by Steam: Dutch Nationalism and Frisian Regionalism in the

Nineteenth Century’, in: Region and State in Ninetheenth-century Europe. Nation-building, Regional Identities

and Separatism. Basingstoke: Palgrace MacMillan, 2012, 237.

68 Reitze J. Jonkman, ‘Op weg van onderschikking naar nevenschikking: gewijzigde verhoudingen tussen het

Fries en het Nederlands sinds de Franse Tijd.’, in: Negen Eeuwen Friesland – Holland. Geschiedenis van een

haat-liefdeverhouding. Zutphen: Walburg Pers, 1997, 252-253.

69 Goffe Jensma, Rode tasje van Salverda. Burgerlijk bewustzijn en Friese identiteit in de negentiende eeuw.

Leeuwarden: Fryske Akademy, 198, 21.

70 Bottenburg, van. ‘Verbreiding en onderscheiding’, 222. 71 Lolkama, Koninklijke IJsclub Dockum, 8.

72 Jensma, Rode tasje van Salverda, 17.

73 J. Dirks, ‘Wat blijft er nog te verrigten over voor het Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en

(19)

18 Het waren de mensen uit de onderliggende lagen die Fries spraken, maar zij moesten alleen nog leren Fries te worden aldus het Selskip.74 Het Selskip bestond uit de kleine burgerij, met name onderwijzers, terwijl het Fries Genootschap voornamelijk uit de hoge burgerij bestond. Het Fries Genootschap had een meer internationaal karakter, waarbij Europa het

referentiekader was, terwijl voor het Selskip provinciegrenzen en landsgrenzen veel scherper waren en de Nederlandse natie het referentiekader was.75 De navolgers van het Fries

Genootschap en het Selskip worden later de Friese Beweging genoemd.76

De negentiende eeuw was in Europa een gouden eeuw voor vertalers, lexicografen, grammatici, filologen en literatoren. De enthousiaste activiteiten die deze professionele intellectuelen ontplooiden vormden het negentiende-eeuwse nationalisme.77 Fryslân was geen

uitzondering in dit Europese proces, overal in Europa begonnen naties en regio’s onderzoek te doen naar hun ‘landstaal’ en folklore. De cultuurhistorische belangstelling voor de

volkscultuur nam in de negentiende eeuw toe. De volkscultuur werd gezien als de zuivere expressie van de volksaard en kon men vinden in de veelal mondeling overgeleverde verhalen, liederen, geloofsopvattingen en gebruiken.78 De volkscultuur werd ingezet ter

versterking van de Friese cultuur en identiteit. Er werd getracht historische continuïteit te bewerkstelligen met het verleden, het heden en de toekomst. De legitimatie voor de Friese identiteit in het heden werd gezocht in een ver verleden. Het mythische verhaal over Adam Hurdrider paste in dit streven om uit oude en nieuwe elementen een eigentijds Fries-nationale cultuur te reconstrueren.79

Hoewel Nederland steeds meer een eenheid begon te worden eind negentiende eeuw – wat het best gevoeld werd door de invoering van één nationale tijdzone in 1909 – was er ook een stemming van ondergang en decadentie. In heel Europa heerste angst en paniek voor sociale degeneratie, die gevoed werd door het sociaaldarwinisme en de opkomst van de massademocratie.80 De angst voor degeneratie leidde tot een obsessie voor lichamelijke

fitheid van de natie. In Frankrijk na de nederlaag in 1871 tegen de Duitsers en in Groot-Brittannië door de fysiek slechte toestand van Britse vrijwilligers voor de Boerenoorlog.81 In het fin de siècle werden waarden als kracht, jeugd, energie, mannelijkheid en strijdvaardigheid enorm gewaardeerd en verheerlijkt. De degeneratie van de natie konden worden tegengegaan doormiddel van sportbeoefening.82 De herleving van de moderne Olympische Spelen (1896)

is hier een gevolg van. De Fransman Pierre de Coubertin wilde doormiddel van de

Olympische Spelen Frankrijk weer op de kaart zetten als grootmacht. Sport werd een middel voor naties om degeneratie tegen te gaan en zichzelf op de kaart te zetten.

74 Jensma, Het rode tasje van Salverda, 163. 75 Ibidem, 164-165.

76 Ibidem, 21.

77 Anderson, Imagined Communities, 71.

78 Dekker, T., Roodenbrug, H. en Rooijakkers, G. Volkscultuur. Een inleiding in de Nederlandse etnologie, 13 en

21.

79 Goffe Jensma, ‘De opbloei van een Fries-Nationale Cultuur’, 216.

80 John Wyon Burrow, The Crisis of Reason. European Thought, 1848 – 191. Yale: Yale University Press, 2000,

94-96 en Wessels en Bosch, Nationalisme, naties en staten, 389.

81 Burrow, The Crisis of Reason, 101.

(20)

19 Doormiddel van lichamelijk oefening kon het volk worden versterkt, de eenheid van de natie verstevigd worden en daarnaast kon het volk beschaving bijgebracht worden.

1.3 De eerste officiële Elfstedentocht .

‘Wolkom thûs, elts yn sin wente

Nocht en wille hawe hawn Wol dit reedsje nooit forjitte Libje ’t Fryske, ’t heitelân.’83

In de winter van februari 1895 maakten een zestal personen – drie vrouwen en drie mannen – een tocht langs de elf Friese steden. De vrouwen maakten na afloop allen een gedicht over hun belevenissen, of zoals een van de vrouwen het noemde: Liedeke van de propagandatocht

naar Sneek.84 De gedichten wisselden tussen Fries en Nederlands. De tocht verliep niet altijd even makkelijk, één van de zes reed tegen een brug.

‘Bei de Dille ried di tsjin’e brêg,

en foel doe efter op’e rêg.’

‘Dat kaam troch al dy frytee praet,

Mar ta njonkenlytsen is’t ek wer bedaerd.’85

Op een gegeven moment werd het steeds moeilijker en het weer werkte ook niet altijd mee. Sneeuw werd afgewisseld door nattigheid, maar ‘Wat smakke op’e Dille de kûke swiet’.86 Het

zestal ging verder, maar:

‘Rijden ging sinds lang niet meer.

Vallen, struik’len des te meer.’.87

De tocht van het zestal was niet ongewoon, vele mensen in grote of kleine groepjes maakten de tocht langs de elf steden op eigen gelegenheid. De oudste bron die refereert aan een

Elfstedentocht is een dichtbundel uit 1749. In de negentiende eeuw zien we dat Friese kranten met regelmaat berichten over tochten langs de Friese elf steden.88 Het aantal meldingen over de Elfstedentocht in de pers groeide enorm toen de Provinciale Friesche Courant in 1848 haar lezers aanspoorde om de krant op de hoogte te stellen van een uitgereden tocht.89 De

Provinciale Friesche Courant wilde graag het tijdsverloop en de verzamelde handtekeningen

van de kasteleins ontvangen. Aan het eind van de negentiende eeuw was het dan ook ‘(…)

geen bijzonderheid meer, dat een schaatsenrijder de elf Friesche steden op één dag bezoekt.’90

83 Tresoar, toegangsnummer 205-9, Gedichten over de Elfstedentocht 1895 door een zestal personen,

inventarisnummer 168.

84 Tresoar, toegangsnummer 205-9, Gedichten over de Elfstedentocht 1895 door een zestal personen,

inventarisnummer 168

85 Ibidem. 86 Ibidem. 87 Ibidem.

88 Lolkama, De tocht der tochten, 10-11. 89 Rewijk, Captain van Jong Holland, 133-134. 90 De Grondwet, 7-02-1893.

(21)

20 Op zondag 15 januari 1893 startten voor het eerst drie ‘vreemdelingen’ uit Leeuwarden. De gebroeders Charles en Louis Tebbutt en Bateman Bracon kwamen uit het Engelse Fen District dat een eigen schaatstraditie kende. 91 De Engelse mannen waren bevriend met Mulier, één van de grondleggers van de moderne sport in Nederland. Het gezelschap was geïnspireerd door Mulier, die zelf de tocht had gereden in 1890. Mulier startte om zeven uur, nam onderweg twee uur de tijd om te rusten en kwam vervolgens om acht uur ’s avonds weer in Leeuwarden aan.92 Het was voor Mulier een historische tocht, hij trad in de voetsporen van zijn vader en grootvader en keerde terug naar zijn Friese wortels. Het gaf zijn schaatscarrière een historische dimensie doordat hij de Friese traditie voortzette.93

Mulier was een groot liefhebber van de schaatssport en droeg bij aan de ontwikkeling van het langebaanschaatsen. Desalniettemin vreesde hij dat traditionele vormen van

ijsvermaak zoals de Elfstedentocht en het hardrijden verloren zouden gaan. De tocht had een sterke symbolische betekenis door de historische dimensie, de zwaarte van het traject en de status van Friesland als mekka van de ijssport.94 Aan het begin van de twintigste eeuw speelde Nederland geen rol van betekenis meer bij het langebaanschaatsen en het Friese hardrijden werd in het gunstigste geval gezien als sympathieke folklore. Er moest iets gebeuren om de schaatstraditie in Nederland nieuw leven in te blazen. De schaatstraditie moest verbonden worden aan de nationale identiteit en dat vereiste een evenement met een krachtige symboliek.95

Mulier was secretaris van de Nederlandse Bond voor Lichamelijke Opvoeding (NBvLO) en vroeg aan zijn kennis en voorzitter van de Friese IJsbond Sjouke Hylkes Hijlkema – Mulier had hem leren kennen via het ISU – Sjouke Hylkes Hijlkema om een Elfstedentocht te organiseren. Mulier volgde met het idee van de Elfstedentocht een bredere ontwikkeling die zich in de eerste jaren van de twintigste eeuw binnen de sportbeoefening voltrok. In atletiek en het wielrennen werd het accent ook verlegd naar duurprestaties.96 De

NBvLo zou de tocht uitschrijven en de Friese IJsbond zou de leiding moeten nemen,

aangezien het beschikte over een goed georganiseerd netwerk over heel Fryslân.97 Het bestuur van de Friese IJsbond was niet meteen enthousiast, het was volgens hen niet de taak van de IJsbond om zich te bemoeien met wedstrijden. Hijlkema kon het bestuur toch overtuigen door te benadrukken dat de tocht vooral een afstandsrit was.98

In de vroege ochtend van 2 januari 1909 hield Hijlkema een toespraak voor de 22 deelnemers. Er hadden zich 48 mensen ingeschreven, maar door het slechte dooiweer hadden velen zich via telegram afgemeld. Van de 22 deelnemers kwamen er slechts vijf niet uit Fryslân.99

91 Nieuws van den Dag, 19-01-1893. 92 Rotterdamsch Nieuwsblad, 30-12-1890. 93 Rewijk, Captain van Jong Holland, 134. 94 Rewijk, Captain van Jong Holland, 258. 95 Ibidem, 259.

96 Lolkama, De Tocht der Tochten, 29.

97 Hoekstra, De Historische Elfstedentocht van 2 januari 1909, 5. 98 Lolkama, De Tocht der Tochten, 29.

(22)

21 De niet-Friezen die meededen waren leden uit de gegoede burgerij, voor wie de tocht tot de verbeelding sprak, terwijl het voor Friezen onderdeel uit maakte van de volkscultuur.100 De tocht kon op veel belangstelling rekenen van de nationale pers. De Telegraaf,

Nieuws van den Dag, Algemeen Handelsblad en de Nieuwe Rotterdamsche Courant berichten

allen over de eerste officiële Elfstedentocht. Vermoedelijk was dit dankzij de kennissen die Mulier had in de pers.101 Eén van die kennissen was journalist Jan Feith die voor het

Algemeen Handelsblad de tocht versloeg. Feith versloeg de tocht op een wel heel bijzondere

manier, samen met zijn collega van de Nieuwe

Rotterdamsche Courant schaatste hij met de

deelnemers mee. Niet alleen schaatsten de heren mee: ‘Die Friesche collega uit Rotterdam vangt me

de vliegen af met z’n Friesch! Hij interviewt me dat drietal stuk voor stuk, ik snap er geen sylabe van!’.102

Niet alleen had de nationale pers belangstelling voor de tocht, ook langs de kant stonden veel mensen. ‘Veel volk langs de kanten van de vaart,

gejuich voor de twee eersten’ aldus Feith in zijn

verslag.103 Ondanks het slechte weer en ijs was de eerste uitgeschreven Elfstedentocht een succes. De nationale pers had buitengewoon veel aandacht besteed aan de tocht en er waren veel toeschouwers. De jonge theologiestudent Minne Hoekstra uit Warga was als eerste terug in Leeuwarden en daarmee de winnaar. In

Leeuwarden kreeg hij van mevrouw Hijlkema een krans aangeboden. Mulier was zelf niet aanwezig in Leeuwarden, maar stuurde namens de NBvLO per telegram een dankbericht.104

Ondanks de lovende nationale pers en het publiek waren er ook kritische geluiden te horen. Een kritisch stuk verscheen in de Leeuwarder Courant van de hand van Mindert Evert Hepkema, een advocaat en Deken van de Raad van Toezicht der Advocaten in Leeuwarden.105 In zijn vrijetijd sportte Hepkema graag, zo was hij in zijn jonge jaren actief in de wielersport en was hij enthousiast voetballer bij LAC Frisia. De Elfstedentocht was dan wel een succes geweest waar veel belangstelling voor was, toch moesten er in de toekomst enkele zaken worden veranderd. De inschrijvingsprocedure was niet correct verlopen volgens Hepkema. De uiterste inschrijfdatum voor de Elfstedentocht was op 5 januari 1909, maar nadat Hepkema halsoverkop op 31 december 1908 uit Duitsland was teruggekeerd om zich in te schrijven was Hijlkema onverbiddelijk en schreef Hepkema niet meer in. Dit was in opdracht van Mulier gedaan, die per telegram had verzocht om de inschrijving te stoppen wanneer 25 deelnemers zich hadden opgegeven.106

100 Rewijk, Captain van Jong Holland, 260. 101 Ibidem, 260.

102 Algemeen Handelsblad, 4-01-1909. 103 Algemeen Handelsblad, 4-01-1909. 104 De Telegraaf, 3-01-1909.

105 Leeuwarder Courant: hoofdblad van Friesland, 30-07-1947. 106 Lolkama, De Tocht der Tochten, 32.

Figuur 3 Hepkema met zijn zoon op het ijs 1929 (Collectie Ryksargyf Tresoar)

(23)

22 De kritiek van Hepkema kwam wellicht voort uit rancune. De Friese IJsbond had geklaagd over het feit dat er zo weinig ijsclubs zich aansloten bij de Friese IJsbond. Hepkema had toen aangeboden om gratis te publiceren in zijn krant, maar de IJsbond ging niet op dit verzoek in.107 Dit stelde Hepkema niet op prijs, echter Hepkema’s motivatie voor het schrijven van de brief was zijn grote belangstelling voor de Elfstedentocht en daarnaast wilde hij met de Elfstedentocht een ommekeer in de Friese sport teweeg brengen.108

Hepkema vergeleek de Elfstedentocht met de marathon uit de Griekse oudheid: ‘Wat

de Marathon-wedloop aleer voor Griekenland is geweest (…) dat kan de elf-steden-tocht voor Friesland worden’.109 Het werd volgens Hepkema tijd dat de Fries, net als op de kortebaan, ook zijn meesterschap toonde op de langebaan. De Elfstedentocht was daar uitermate geschikt voor aangezien het al een Friese traditie was. In de ogen van Hepkema was de tocht ook ‘specifiek Friesch’: ‘Aan Holland komt de eere van het initiatief tot den elf-steden-tocht; de

uitvoering evenwel kan voortaan daar niet blijven; deze zo specifiek Friesche tocht moet vanuit één centraal punt in Friesland geregeld worden’.110 Hepkema stelde daarom voor ‘eener vereeniging’ op te richten die als hoofdtaak had – indien mogelijk – jaarlijks een Friese Elfstedentocht te organiseren. Mulier waarschuwde voor een al te ‘Friese’ tocht: ‘dat bij

regeling en leiding beide in Friesland , de zaak een te provinciaal karakter zal krijgen’ en

hierdoor de belangstelling buiten de provincie zou afnemen.111 Hepkema was hierdoor niet overtuigd.

De Friese Elfstedentocht kan gezien worden als een invented tradition. De Elfstedentocht werd een combinatie van de traditionele tocht en moderne elementen. De traditionele tocht langs de steden werd een gereguleerde wedstrijdtocht. Het doel werd om als eerste weer terug te zijn in Leeuwarden, daarnaast bracht de Elfstedentocht twee Friese

tradities bijeen: het hardrijden en de tocht langs de Friese steden op één dag. De nadruk kwam te liggen op de eeuwenoude traditie van de Friezen die langs de elf steden reden, en er werd al gauw gesproken van traditionele en historische tocht terwijl het eigenlijk een nieuw fenomeen was.

De nieuw uitgevonden traditie kon het Friese verleden met het heden binnen de

natiestaat verbinden. De Elfstedentocht als invented tradition symboliseerde daarbij vooral de eenheid en behoefte van de moderne Fries aan een gedeelde identiteit. Hobsbawm en Tanger betogen dat invented traditions juist ontstaan in samenlevingen die een hevige en snelle transformatie doormaken, waardoor oude samenlevingspatronen en tradities onder druk kwamen te staan.112 De modernisering, industrialisering en schaalvergroting zorgden voor hevige veranderingen in de Friese samenleving, waardoor er behoefte kwam aan nieuwe tradities en symbolen.

107 Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant, 25-11-1908. 108 Leeuwarder Courant, 16-01-1909.

109 Leeuwarder Courant, 6-01-1909. 110 Leeuwarder Courant, 6-01-1909. 111 Leeuwarder Courant, 16-01-1909.

112 Eric Hobsbawm en Terence Tanger, The Invention of Tradition. Cambridge: Cambridge University Press,

(24)

23 De Elfstedentocht paste ook in een voorkeur van sporten waarin men kon uitblinken. De duursport werd favoriet, de kracht en energie van mannen kon op die manier getest worden. Het ware karakter van de Nederlander dan wel Fries kon men tonen. De initiatiefnemers van de eerste Elfstedentocht– Mulier, Hijlkema en Hepkema – waren met name mannen uit de gegoede burgerij, hier zien we overeenkomsten met de mannen die opkwamen voor de Friese cultuur. De Elfstedentocht was onderdeel van de volkscultuur en werd daardoor gezien als typisch Fries.

(25)

24

Hoofdstuk 2: Het trauma van de Friezen geheeld.

‘Hwet jowt ús Wergea nou en Drylts? De Friezen kinn’ der net mear oer, Wy meij’ net hird mear ride: Om hjar yn ’t swit to jeijen;

De redens út Amerika, In hoartsje wille, rom en ear, Dêr moatt’ wy nou op glide. Mar letter oan it kleijen;

Skonkje oer, skonkje oer, mei swink en swaei, Den bringt it jild, mei prizen woun, Mei bjuserbaerlik frjemd gedraei De hirde rider yn’e groun,

Nei d’ ien en d’ oare side. Sa ’t learde liuwe ûs seijen.

Wy, skaei fen ’t âlde stoere leach, En mei ek gjin hirddraverij Binn’ wy den sa forbast’re? It Fryske folk mear barre? Ha wy ús sels mei doktersdrank Mei ’t glêdde hynzer op ‘e baen En pillen sa formast’re? Him for ús nocht net warre?

Siz, stoere riders, fier en hein, Hwet bliuwt der sa yn Fryslân oer? Binn’ nou de skonken al to ’n ein, It swiet giet wei, wy hâlde ’t sûr, Ef hat men jimm’ bilast’re? Wy litte ús folksaerd farre’.113 – Pieter Jelles Troelstra, Net mear hirdride?

In het gedicht Net mear hirdride? van Pieter Jelles Troelstra – geschreven in 1919 – beschrijft Troelstra hoe de moderne Amerikaanse schaats een einde maakt aan het traditionele Friese hardrijden. Dat ‘bjuserbaerlik frjemd gedraei’ maakte volgens Troelstra niet alleen een einde aan het Friese hardrijden, maar ook de Friese volksaard. De modernisering en

industrialisering die na 1890 in Nederland versnelde zorgde ervoor dat provincies meer en meer integreerden in de Nederlandse natie. Oude gebruiken marginaliseerden of verdwenen. Voor Troelstra was Fryslân alleen nog maar een romantisch idee over het verleden, aldus de jonge Friese dichter Fedde Schurer.114 De Nederlandse eenheidstaat was voor Troelstra nummer één, terwijl Fryslân dat voor de Fries-nationale jeugd was.115

Het verlies van de Friese volksaard of identiteit wijdt Troelstra aan de modernisering en eenwording van Nederland. Het Fries was volgens Troelstra onderdeel van de Nederlandse cultuur, van Fries nationalisme moest hij niets hebben.116 De Friese identiteit definiëren in

termen van verlies was de Fries niet vreemd. De Friese schrijver Joost Halbertsma – één van de grootste voorvechters van het Fries – beschrijft in zijn werk vaak de teloorgang van het Fries en daarmee de Friese identiteit.117 De Friese geschiedenis wordt geassocieerd met verlies: het verlies van grondgebied, rijkdom en vrijheid. De eenwording van Nederland kan daarom ook gezien worden als een vierde historisch ingrijpende gebeurtenis.

113 Piter Jelles Troelstra, Rispinge: âlde en nije fersen. Leeuwarden: Uitgever R. van der Velde, 1920, 118-119. 114 Piet Hagen, Politicus uit hartstocht. Biografie van Pieter Jelles Troelstra. Amsterdam: Uitgeverij De

Arbeiderspers, 2010, 777.

115 Johanneke Liemburg, Fedde Schurer 1898-1968. Biografie van een Friese koerier. Leeuwarder: Friese Pers

Boekerij bv, 2010, 87.

116 Hagen, Politicus uit hartstocht, 778. 117 Jensma, ‘Plat land’, 210.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn verschillende gaven, maar er is één Geest; er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer; er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar het is één

Gino De Meester en Geert Ghesquiere beklimmen tijdens hun tocht in Frankrijk de grote cols in de Alpen en de Pyreneeën. Foto:

Feit is dat vandaag vele kinde- ren worden geboren in eenouder- gezinnen, dat door kunstmatige bevruchting bij lesbische stellen kinderen geboren worden, en dat sinds vorig jaar

Een dubbele taak in deze veertigda- gentijd: blij zijn als iemand anders iets krijgt en jij niet, en niet kwaad blijven op wie jou iets misdeed.. Kijk nog eens naar

Dat gaat moeilijk zijn, maar ik ga er zeer hard voor werken.. Mijn tante wil graag werken, maar ze

Regel 16: De directie raadt al het werkvolk aan zichzelf elke morgen te wassen, maar zij moeten zich minstens twee keer per week wassen, maandagochtend en donderdagochtend; en

Maar werd een eed ook menigmaal geschonden, Wie zich tot God keerde in zijn angst en rouwen, Schoon hij niet in Zijn oogen durfde schouwen, Al stamelend: mijn zonden, o mijn

Arij Prins, De heilige tocht.. stelde, wat de Duitschers betreft - naast Meinhold, dien Duitschen Breughel! - Thomas Mann en Fontane hoog, hoezeer ook wist hij te onderscheiden, en