• No results found

Ziekenhuizen vol met mannen: kritiek op de organisatie

In document IN HILLIGE TOCHT (pagina 36-40)

Hoofdstuk 2: Het trauma van de Friezen geheeld

2.5 Ziekenhuizen vol met mannen: kritiek op de organisatie

‘Enkele weken na het verrijden van den Elfstedentocht loopen in Friesland wonderlijke

geruchten over ziekenhuizen; welke vol liggen met mannen, die van den tocht ernstige gevolgen ondervinden.’175

De tocht van 22 januari 1942 was in twee opzichten een bijzondere tocht. Ten eerste was het de tweede tocht die in de oorlog werd georganiseerd. De oorlog bemoeilijkte de tocht, doordat het voedsel schaars en op de bon was en er tussen tien uur s ’avonds en vier uur s ‘ochtends

sperrzeit gold. Dit weerhield velen er niet van om toch naar Fryslân af te reizen. De Joodse

Fred Lobatto trotseerde met eigen gevaar de anti-joodse maatregelen om, onder schuilnaam, aan de Elfstedentocht mee te kunnen doen.176 Ook de ras-communist Willem Augustin uit Amsterdam trotseerde de gevaren van de bezetting. Toen hij hoorde dat er een Elfstedentocht op 8 februari 1941 plaats zou vinden snelde hij naar de trein, maar de laatste trein was net vertrokken. Augustin besloot daarop om per fiets over de afsluitdijk naar Fryslân af te reizen. De fietstocht over de afsluitdijk werd een tocht vol hindernissen die vele malen zwaarder bleek dan de schaatstocht zelf.177

De Elfstedentocht paste als uiting van volkscultuur uitstekend in de nazi-ideologie, al waren de Duitsers bang voor anti-Duitse uitingen tijdens de tocht.178 Er zou hard worden opgetreden tegen dit soort uitingen en voor de zekerheid waarschuwde het bestuur de rijders nog dat demonstraties tegen de bezetter de Elfstedentocht in gevaar konden brengen.179 De Duitsers toonden grote belangstelling voor de Elfstedentocht. Heinrich Ross Beauftragte en

Ministerialrat voor Fryslân en Karl Weidlich Referent für Volksaufklärung und Propaganda

reden per auto het hele traject mee en verbleven enkele tijd in de verschillende elf steden. De Duitsers waren zeer ingenomen met de sportieve stemming van de Friezen.180

Ten tweede, ondanks het gevaar dat de oorlog met zich mee bracht, namen er bijna vijfduizend rijders deel aan de Elfstedentocht van 1942. Een recordaantal deelnemers: nog nooit eerder hadden er zoveel rijders zich aangemeld. Het was een geslaagde tocht met mooi ijs en goed weer. De tocht werd nog geslaagder toen ‘een van Frieslands eigen zonen’ Sietse de Groot in een spannende eindstrijd als winnaar uit de bus kwam.

174 Tresoar, toegangsnummer 205-9, Correspondentie, 1927-1989, 1927-1950, Brief Hepkema aan Zeegers 23-01-1940, inventarisnummer 13

175 De Tijd: godsdienstig-staatkundige dagblad, 19-02-1942, pagina 1.

176 Marnix Koolhaas, ‘Bartlehiem. De Elfstedentocht als icoon van de Nederlandse schaatscultuur’, in: Plaatsen

van herinnering. Nederland in de twintigste eeuw. Amsterdam: , 2005, 317.

177 Leeuwarder Courant, 2-11-2004.

178 Koolhaas, ‘Bartlehiem. De Elfstedentocht als icoon’, 316.

179 Lolkama, De tocht der tochten, 127.

36 Het Nieuwsblad van Friesland kopte: ‘Sietse de Groot van Weidum zorgt voor een ‘Fryslân boppe’.181

De euforische stemming werd al snel overschaduwd door berichten over ziekenhuizen vol met mannen met bevroren lichaamsdelen. Het Diaconessenziekenhuis in Leeuwarden stroomde vol met mannen met bevroren tenen, ogen, oren en blazen, geslachtsdelen en voeten. In veel gevallen werden de lichaamsdelen blauw en gevoelloos, in het ergste geval moesten tenen of zelfs een hele voet geamputeerd worden. Het infectiegevaar bij amputatie bracht grote risico’s met zich mee die de dood tot gevolg kon hebben. Een drietal mannen die de Elfstedentocht hadden gereden en ernstige bevriezingsverschijnselen hadden stierven aan infecties.182

Over de dood van de jonge mannen werd in de kranten niet gerept tot er in de

Leeuwarder Courant op 14 februari een ingezonden stuk verscheen. De man uit Stiens

verweet dat men de ogen willens en wetens sloot voor de droeve nasleep van vele Elfstedentochten. De vele goede berichten over de Elfstedentocht in de krant waren begrijpelijk, maar men moest de ogen niet sluiten voor de ellende die ongevallen

veroorzaakten: ‘Ik kan het niet van mij afzetten, dat bij alles wat het geeft aan vreugde en

levenskracht, er veel gewonnen, maar ook zeer veel verloren wordt.’.183 Hierop ontspon zich een discussie in de kranten over de oorzaak van de vele bevriezingsverschijnselen en hoe dit in de toekomst voorkomen kon worden.

De Elfstedentocht zou ‘moordend’ zijn en ‘veel te grote eischen aan het menselijk

lichaam stellen’.184 In het Noordelijk Sportblad publiceerde dokter Dethmers een artikel met een aantal voorgestelde maatregelen om ongevallen in de toekomst te voorkomen.

Deelnemers aan de tocht moesten volgens dokter Dethmers bij de inschrijving een soort ‘getuigenschrift’ overhandigen, zodat de organisatie de fysieke toestand van de rijder kon beoordelen. Halverwege de tocht moest een controle plaats vinden, om ‘zwakkeren’ te kunnen selecteren en hen geen toestemming te geven om de tocht te volbrengen. Daarnaast zou de media de deelnemers moeten waarschuwen voor de zwaarte van de tocht.185

Het Nieuwsblad van Friesland kwam op 27 februari met een artikel waarin ze lieten weten dat het toch voornamelijk de verantwoordelijkheid van de rijders zelf was. Het grote aantal deelnemers had rijders wellicht misleid om de tocht ‘ook maar eens [te] probeeren’, terwijl ze niet in staat waren de tocht te volbrengen. De tocht van 1942 was niet zwaarder dan de tocht van 1940, en om dit kracht bij te zetten liet de krant winnaar Sietse de Groot aan het woord. Het Nieuwsblad wilde aangeven dat het allemaal wel mee viel en beschreef de sfeer in huize de Groot:‘een kalme rustige geest heerscht hier gewoon, wars van alles wat naar

sensatie zweemt. Echt Friesch: ‘gjin spil, gjin drokte’.’.186 Het was een sneer naar de

Hollandse kranten die de voorvallen groter wilden maken dan het in werkelijkheid was. Sietse had zich goed voorbereid en aangekleed voor de tocht en kwam ‘kiplekker’ aan in

Leeuwarden (zie figuur 7) en vervolgde zijn gewone werk de dag erna.

181 Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant, 23-01-1942, pagina 1.

182 De Standaard, 19-02-1942.

183 Leeuwarder Courant, 14-02-1942.

184 Leeuwarder Courant, 21-01-1942.

185 Leeuwarder Courant, 21-02-1942

37 De tocht was voor gezonde Friese mannen geen probleem als men zich maar goed

voorbereidden, maar de tocht was niet bedoeld voor: ‘zij die binnenhuis toeven, bijv.

kantoorheren’.187

De vele berichten in de kranten dwongen

Hepkema uiteindelijk wel om maatregelen te nemen, zo schreef de vereniging een enquête uit onder alle

deelnemers van de tocht van 1942. De organisatie wilde doormiddel van de enquête een overzicht krijgen van de omvang en aard van de problemen van de achtste tocht.188 De teneur van de enquête was dat deelnemers zelf verantwoordelijk waren voor het slagen van de tocht. Er waren namelijk ook mensen aan de start verschenen ‘met enkel fantasiesokken aan in

colbertcostuum, met deukhoed en onbeschermde oren’.189

De schaatskleding van de rijders was vroeger niet zo professioneel als vandaag de dag: ‘je zocht bij elkaar wat je had.’190 De tocht werd verreden in een trui of colbert met daaronder kranten om de wind tegen te houden. Pakpapier werkte echter beter dan krantenpapier, omdat krantenpapier verkruimelden door zweetvocht.191 Er werden gewoon dikke sokken over de wollenbroek aangetrokken en in de broek soms een stuk zweemleer gelegd. Rijders waren vroeger beter bestand tegen de kou dan tegenwoordig. De huizen waren veel minder goed verwarmd en veel arbeid was in de buitenlucht.

De heer Spanjer reageerde doormiddel van een brief op de kritiek en benadrukte dat de sterfgevallen niet aan de organisatie te wijten waren. Spanjer betoogde dat:

‘elfstedentochtrijders niet tot de categorie kostschoolmeisjes mogen worden gerekend’ De rijders konden zelf wel indenken dat zij zich voldoende dienden aan te kleden voor zo’n zware tocht.192 De kranten waarschuwden rijders hiervoor, maar volgens Spanjer hadden enkelen dit advies in de wind geslagen. De instelling van een keurings- en controlecommissie vooraf aan de tocht kon ook niet op goedkeuring van Spanjer rekenen. Afgezien van het feit dat het vrijwel onmogelijk was om vijf- tot zesduizend mensen te controleren was het

voornamelijk ‘dat elfstedentochtrijders geen kinderen maar groote menschen zijn, die op zich

zelf behooren te letten. En het is feitelijk beschamend, dat verlangd werd dat zij in het vervolg als kinderen zullen worden behandeld.’.193

De heer Hepkema was zeer content met de brief van Spanjer en liet dit in een persoonlijke brief aan hem weten. Volgens Hepkema waren de bevriezingsverschijnselen geheel te wijten aan eigen onkunde of roekeloze onvoorzichtigheid.

187 Ibidem.

188 De Standaard, 19-02-1942.

189 Leeuwarder Courant: 21-02-1942 ingezonden stuk

190 Martin Koolhaas en Jurryt van de Vooren. De mannen van ’63. Verhalen van de zwaarste Elfstedentocht aller

tijden. Franeker: Uitgeverij Van Wijnen, 2003, 38.

191 Ibidem.

192 Tresoar, toegangsnummer 205-9, Correspondentie, 1927-1989, 1927-1950, Brief Spanjer aan bestuur Vereniging Friesche Elf Steden 17-06-1942, inventarisnummer 13

193 Tresoar, toegangsnummer 205-9, Correspondentie, 1927-1989, 1927-1950, Brief Spanjer aan bestuur Vereniging Friesche Elf Steden 17-06-1942, inventarisnummer 13

38 Het bestuur ‘achten medische sportkeuring absoluut overbodig, maar men ziet het zoo vaak

gebeuren, dat bureau-menschen, die zelf geen streek kunnen zetten, het beter willen weten dan de mannen van de practijk.’.194 Het waren mensen die er geen verstand van hadden die kritiek op de organisatie van de Elfstedentocht spuiden. Hepkema kon niet goed over de kritiek in de kranten, wat vaak leidde tot korzelige discussies in huize Hepkema, aldus zijn zoon Jaap Hepkema.195 Het waren bemoeienissen van buitenstaanders op ‘zijn’ tocht aldus Hepkema: wie wisten het beter dan het bestuur zelf?

De Elfstedentochten tussen 1912 en 1947 werden allemaal onder leiding van Hepkema georganiseerd en hij wilde het liefst alles zelf doen. Het advocatenkantoor was daardoor soms wekenlang ontregeld. Hepkema begon pas met het organiseren van de tocht op het allerlaatste moment, waarop het vaak aan kwam op improvisatie. Dat was geen probleem met een tiental deelnemers, maar toen dat in de duizenden liep kon de tocht niet meer worden

geïmproviseerd.196 Dit bevestigt ook de kritiek die opzwol in de kranten in de jaren dertig en veertig. De organisatie groeide Hepkema boven het hoofd, dat toont ook de Elfstedentocht van 1947 aan. De Elfstedentocht hing in de lucht eind 1946, maar Hepkema leed aan difterie waardoor hij niet in staat was om behoorlijk te organiseren. Het was een chaos in huize Hepkema, waarop Jaap door zijn moeder werd gebeld om zo snel mogelijk thuis te komen om zijn vader te helpen. De Elfstedentocht van 1947 werd op basis van een draaiboek

georganiseerd dat Jaap tijdens zijn onderduikperiode had geschreven.197

De media en met name de krant heeft een belangrijke rol gespeeld in het groot maken van de Elfstedentocht. De regionale kranten – met name Hepkema’s courant – dienden als motor achter het creëren van de Elfstedentocht. Nationale kranten zorgden er met hun berichtgeving voor dat dit Friese evenement tot in alle uithoeken van het land bekendheid genoot. Een niet-Friese winnaar, zoals De Koning, vergrote de populariteit van het

evenement. De Elfstedentocht kon uitgroeien tot een dag waarop Friezen hun Friese identiteit konden uitten en trots zijn op hun Fries-zijn. De Friese vlag wapperde fier en het Fries

volkslied klonk overal in de provincie. Tegelijkertijd was dit Friese evenement voor Nederlanders een nationaal evenement. Nederlanders konden doormiddel van de Friese Elfstedentocht hun eigen identiteit beleven. Op de dag dat de Elfstedentocht werd verreden was Fryslân Nederland. Het Friese trauma, waarin verlies van taal en identiteit centraal staan, kon door de toe-eigening van Nederland van de Elfstedentocht het conflict tussen het heden en verleden helen. Doordat de Friese Elfstedentocht onderdeel werd van de natiestaat kon het blijven bestaan en werd het een sterk onderdeel van de Friese identiteit.

194 Tresoar, toegangsnummer 205-9, Correspondentie, 1927-1989, 1927-1950, Brief van Hepkema aan de heer Spanjer 18-06-1942, inventarisnummer 13

195http://elfstedenwiki.vpro.nl/page/De+kleine+Hepkema komt nog!

196 Tresoar, http://elfstedenwiki.vpro.nl/page/De+kleine+Hepkema

39

In document IN HILLIGE TOCHT (pagina 36-40)