Vraag nr. 251 van 12 juni 1996
van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen – Vlaams -Bra-bant
Op het ogenblik dat men druk bezig is het Structuur-plan Vlaanderen ook in Vlaams-Brabant op poten te zetten, rijzen er ter zake een aantal concrete vragen. 1. Hoe kan de niet-bebouwde ruimte in de
Vlaams-Brabantse rand rond Brussel maximaal worden bewaard, rekening houdend met het feit dat het Structuurplan niet decretaal afdwingbaar, maar evo-lutief van aard zou zijn ?
2. Welke maatregelen zijn reeds uitgewerkt om de provincie Vlaams-Brabant en de gemeenten via hun eigen structuurplan in te schakelen en in te passen in een beleid dat de niet-bebouwde ruimte in de Vlaams-Brabantse Rand maximaal wil bewaren ? 3. Hoe wordt, in afwachting van het opstellen en
goed-keuren van het Structuurplan Vlaams-Brabant, de politiek van maximale bewaring van de ni et-bebouwde ruimte gerealiseerd (zie regeringsverkla-ring) ?
4. Heeft de Vlaamse regering haar bevoegde ambtena-ren en administraties richtlijnen gegeven om nu reeds rekening te houden met het toekomstige Structuurplan ?
Antwoord
1. De rechtskracht van het structuurplan wordt gere-geld in het decreet houdende de ruimtelijke plan-ning dat thans in bespreking is in het Vlaams Parle-ment. Dit decreet bepaalt dat het Structuurplan informatieve, indicatieve en bindende bepalingen bevat. Het ontwerp stelt verder dat "na de vaststel-ling van een ruimtelijk structuurplan de overheid die het structuurplan heeft vastgesteld de nodige maatregelen neemt om de betrokken plannen van aanleg in overeenstemming te brengen met het ruimtelijk structuurplan."
2. Het ontwerp Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen bevat in zijn indicatief gedeelte een gebiedsspecifiek ontwikkelingsperspectief voor de Vlaamse rand rond Brussel. Dit indicatief deel stelt "dat de bestaande open ruimte van de groene gordel niet wordt aangesneden voor wonen, werken en infra-structuur". Het provinciaal en gemeentelijk struc-tuurplan zal zich moeten richten naar dit ontwikke-lingsperspectief.
3. Essentieel is dat geen bestemmingswijzigingen wor-den doorgevoerd die de niet-bebouwde ruimte van de Vlaamse rand rond Brussel aantasten. Dit is dan ook een uitgangspunt bij het beoordelen van plan-nen van aanleg en het eventueel doorvoeren van gewestplanwijzigingen.
4. De Vlaamse regering heeft op 2 april 1996 beslist dat de visie zoals weergegeven in "de gewenste ruimtelijke structuur in Vlaanderen" voorlopig het gewenste referentiekader vormt voor
bestemmings-wijzigingen die nog worden doorgevoerd in het kader van de ruimtelijke ordening of andere sector-ale initiatieven. Dit werd aan al de bevoegde ambte-naren meegedeeld.