• No results found

De Nederlandse danssector

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Nederlandse danssector"

Copied!
302
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bezoekadres Marnixkade 109 1015 ZL Amsterdam postadres Postbus 15262 1001 MG Amsterdam E moti@motivaction.nl T +31 (0)20 589 83 83 F +31 (0)20 589 83 00 W www.motivaction.nl Amster-dam, juli 2012 Projectnummer: Z1269 Frank Boom Andrea Moreira Santos

De Nederlandse danssector

Een analyse op basis van het BusinessLocus-model

Motivaction

(2)

1 Het auteursrecht op dit rapport ligt bij de opdrachtgever. Voor het vermelden van de naam Motivaction in publicaties op basis van deze rapportage - anders dan integrale publicatie - is echter schriftelijke toestemming vereist van Motivaction International B.V.

(3)

Voorwoord

Soms zie je het voorbij komen in een reclame, een ansichtkaart of een Facebook status; ‘kennis is macht!’. Op basis daarvan zou je verwachten dat wetenschappers de machtigste mensen zouden zijn, maar zij bezitten slechts een specifiek soort kennis. Misschien is er een bepaald soort kennis die naar macht leidt en wanneer je naar het nieuws kijkt zou je kunnen denken dat de politieke wereldleiders die kennis bezitten. Maar deze hypothese verliest in onze ogen haar kracht zodra een van de-ze leiders weer eens gaat vertellen over zijn politieke agenda.

Misschien gaat het dan om een combinatie van verschillende soorten kennis. Maar wat is dan het recept? Een snufje technologische kennis, een theelepel mensen-kennis en een liter zelfmensen-kennis. Leidt dat recept naar macht?

En wat is macht eigenlijk? Het voor het zeggen hebben voor andere mensen ,zoals de almachtige en dat iedereen gewoon amen zegt? Zelfs God zag dat dit niet goed was en gaf de mensheid vrijheid van meningsuiting. Tenminste, dat is wat de bijbel zegt.

Is dat dan macht, vrijheid van meningsuiting? Het zelf bepalen wat je denkt, wilt en doet. Een groep die veel waarde hecht aan deze vrijheid zijn ondernemers. Voor hen betekent die vrijheid inderdaad macht. Het zelf bepalen hoe, wanneer en met wie je werkt. Zij leveren eerder in op een financieel comfortabel leven dan op die vrijheid. Dat is dan wel een machtig iets, die vrijheid.

Maar hoe kunnen deze ondernemers die vrijheid behouden of zelfs vergroten? Wij leven momenteel in onzekere tijden met kabinetten die, als rijpe appels van een boom blijven vallen. Dit zijn ook de tijden waarin de 1% de overige 99% de porte-monnee afpakt met een financiële crisis. En dan moet er flink bezuinigd worden en vallen de eerste klappen meestal bij de culturele sector. Cultuur, dat heb je toch niet nodig om te overleven?

Daar zijn voor- en tegenargumenten voor te vinden, maar desondanks wordt een groep ondernemers in hun macht, vrijheid, bedreigd. Hoe kunnen zij hun macht be-houden in zo’n weinig hoopgevende situatie? Ach, kennis was het!

Met dit onderzoek hopen wij een deel van deze ondernemers, namelijk de danson-dernemers te helpen hun macht, hun vrijheid te behouden. Want cultuur ís belang-rijk. Anders zou er alleen het nieuws zijn en zijn wij aangewezen op het volgen van de kabinetssoap als entertainment en verrijking. Een tegenstrijd an sich.

Laten we dansen, dan komt alles altijd wel weer goed. Frank Boom en Andrea Moreira Santos

(4)

3

Inhoudsopgave

Voorwoord 2

1 Managementsamenvatting 4

1.1 Doel- en probleemstelling 4

1.2 Methode van onderzoek 4

1.3 Samenvatting 4

1.4 Aanbevelingen 6

2 Inleiding en achtergrond 7

2.1 (Toegevoegde) Waarde van dans 8

2.2 Dansonderzoek in Nederland 10 2.3 Relevantie onderzoek 12 2.4 Het onderzoek 14 2.5 Opbouw rapport 16 3 Theoretisch kader 17 3.1 Wat is dans? 17 3.2 De Nederlandse danssector 21 3.3 Wat is ondernemerschap? 25 3.4 Onderzoeksmodellen 27 4 Methodologie en praktijkonderzoek 31 4.1 Kwantitatief onderzoek 31 4.2 Kwalitatief onderzoek 38 5 Resultaten en Conclusies 41

5.1 Resultaten Kwantitatief onderzoek 41

5.2 Resultaten Kwalitatief onderzoek 75

6 Conclusies en aanbevelingen 96

6.1 Algemene verschillen tussen de danssector en het MKB 96

6.2 Algemene kenmerken van de dansondernemers 97

6.3 Opmerkelijke overeenkomsten binnen de danssector 100

6.4 Verschillen tussen de MKB- en dansclusters 101

6.5 Typeringen BusinessLocus-cluster in de danssector 107

6.6 Wat kenmerkt de hele danssector? 114

6.7 BusinessLocus de beste segmentatie voor dans? 115

6.8 Aanbevelingen 117

(5)

1

Managementsamenvatting

In opdracht van Motivaction, in naam van Esther Cachet, hebben Andrea Moreira Santos en Frank Boom een onderzoek uitgevoerd naar het ondernemerschap in de Nederlandse danssector aan de hand van het BusinessLocus-model.

1.1

Doel- en probleemstelling

Dit onderzoek heeft twee doelstellingen:

• Motivaction nieuwe inzichten en kennis te bieden over de danssector,

waar-mee Motivaction het BusinessLocus-model toe kan passen op de Neder-landse danssector.

• Een bijdrage leveren aan de professionalisering van de danssector. De probleemstelling van dit onderzoek luidt:

• Hoe kan het BusinessLocus-model de ondernemers in de Nederlandse

danssector typeren?

1.2

Methode van onderzoek

Het onderzoek is kwantitatief en kwalitatief van opzet:

1. Het kwantitatieve onderzoek is online afgenomen via XS (een online onderzoek-stool). Er hebben 259 respondenten deelgenomen aan de enquête. Zij zijn be-reikt via registraties in het handelsregister, brancheorganisaties en social media. De inzet van social media heeft de meeste respons opgeleverd.

2. Het kwalitatieve gedeelte is gedaan door middel van zestien diepte-interviews van ieder één uur. De interviews zijn zoveel mogelijk op locatie en door twee personen afgenomen. De interviews hebben plaatsgevonden tussen 8 mei en 26 mei. De respondenten ontvingen als dank voor hun deelname een fles wijn.

1.3

Samenvatting

Clusterverdeling

De danssector heeft een andere clusteropbouw dan het MKB. Het belangrijkste ver-schil met het MKB is dat in de danssector er eigenlijk nog maar één echt grote groep overblijft, één op de twee dansondernemers is een ontplooier. De typeringen van dit cluster bepaalt dus in grote mate de gemiddelde typering van de sector. Door de verschuiving in omvang van de clusters in de danssector zijn er drie mid-delgrote clusters ontstaan. Bij twee van deze clusters is er een afname in omvang van ongeveer 10% en het derde cluster, de hoeders, is gelijk gebleven. De niche-groepen in het MKB hebben globaal dezelfde omvang.

(6)

5

Typering van de Dance BusinessLocus-clusters

Pragmatici 17% Experts 12%

Sociale ondernemers die de klant centraal stellen. Ze hechten waarde aan kwaliteit en willen dit door scho-ling waarborgen. Ze zijn nuchtere ondernemers altijd die weloverwo-gen keuzes maken.

Gedreven en perfectionistische ondernemers die veel waarde hechten aan authenticiteit en kwaliteit. Erkenning en waarde-ring voor hun specialisme vinden zij erg belangrijk en blijven investeren om de kwali-teit te waarborgen.

Ontplooiers 51% Hoeders 14%

Enthousiaste, veelzijdige onderne-mers die graag samenwerken om zichzelf elke keer te overtreffen. Ontplooiers zijn, intrinsiek gemoti-veerde ondernemers, die veel waar-de hechten aan plezier en zelfont-plooiing. Zowel op het zakelijke als op het persoonlijke vlak.

Conceptuele denkers die veel waarde hechten aan kwaliteit en een sterke band hebben met hun vak. Met een sterk verantwoordelijkheidsgevoel voor hun zaak en personeel vinden zij het ondernemen meestal niet leuk.

Jagers 4% Einzelgängers 2%

Ondernemers in hart en nieren met een groot sociaal netwerk. Jagers durven risico’s te nemen om het bedrijf te vernieuwend te houden en laten groeien. Zij zijn continu op zoek zijn naar uitdagingen en kan-sen.

Rustige ondernemers die het liefst alleen werken. Van verandering zijn zij niet ge-charmeerd, het is prima zoals het is. Het contact met de klanten moet wel leuk zijn.

(7)

1.4

Aanbevelingen

Aanbevelingen voor Motivaction

• Ontwikkel een Creative Industry BusinessLocus;

• Verbeterpunten bij herhaling of uitbreiding van het onderzoek; • Mogelijke toepassingen van dit onderzoek;

- Ministerie van OC&W - Brancheorganisaties - Kunstvakscholen

Aanbevelingen danssector

• Ontwikkeling van een dansbrede bachelor opleiding; • Netwerkkaart van de danssector maken.

(8)

7

2

Inleiding en achtergrond

De culturele wereld is in beweging. In de bijlage van de kamerbrief “Meer dan kwali-teit” heeft Kabinet Rutte I haar nieuwe visie op het cultuurbeleid uiteengezet, dat vier hoofdlijnen1 volgt. Een daarvan is: “Ondersteuning van de creatieve industrie van-wege de bijdrage aan economische ontwikkeling”. In 2009 bedroeg de toegevoegde waarde van de culturele sector circa 3% van het bruto nationaal product, ofwel 18 miljard euro.2

Dans is een onderdeel van de culturele sector, maar ook hoort ook bij de sport- en recreatiesector. In de media is de groeiende interesse voor dans in Nederland te zien. Het aantal programma’s en films met dans als onderwerp nemen toe in hoe-veelheid en populariteit. Op TV zijn onder andere Dancing with the Stars , The Ulti-mate Dance Battle en So You Think You Can Dance te zien, waarbij de laatste twee nieuwe records hebben gevestigd in 2011 qua kijkcijfers en de top 10 lijst van RLT5 hebben gehaald.3 In de bioscoop waren een aantal remakes van dansfilms te zien zoals Footloose en Fame, evenals nieuwe films als Honey 2, Step Up, Pina en niet te vergeten de Nederlandse film Body Language.Dit zijn positieve bewegingen voor huidige en potentiële ondernemers in de danssector. Maar er zijn vooral veel uitda-gingen, zoals een nieuw politiek beleid dat snijdt in de voorzieningen voor de cultu-rele sector, stijgende kosten door de crisis en een snelveranderende maatschappij die je als cultureel ondernemer bedient. Specifiek voor de danssector kan het ge-brek aan inzicht in de sector, in het eigen werkveld, worden toegevoegd aan de lijst met uitdagingen.

Uit vooronderzoek blijkt dat er niet eerder een sectorbrede (het gesubsidieerde en ongesubsidieerde vrije circuit) segmentatie is gemaakt van de Nederlandse dans-sector. Een dergelijke segmentatie kan leiden tot verdere onderzoeken, helpen bij effectievere marketing en zelfs bij het maken van beleid. In Nederland richt onder andere de Vereniging voor Dansonderzoek (VDO) zich op het stimuleren van dans-onderzoek en -wetenschap. Hoewel in de bestaande dans-onderzoeken in Nederland over dans en de danssector wordt gesproken, beperken de behandelde thema’s zich veelal tot de klassieke stijlen (ballet en modern), de gesubsidieerde sector en de bijbehorende educatie. Andere stijlen en aspecten van de sector, zoals de parti-culiere scholen en hiphop, worden sporadisch en oppervlakkig behandeld. Sector-brede kennis ontbreekt en zo ook een segmentatie. Deze kennis, resultaat van een verregaande samenwerking en wisselwerking tussen theorie en praktijk, is in be-perkte mate in een paar andere landen te vinden, zoals in Engeland en de Verenig-de Staten.4

Zonder het inzicht dat een sectorbrede segmentatie oplevert, is het niet mogelijk om gerichte ondersteuning te kunnen bieden aan de danssector om de uitdagingen te overwinnen. Zulke ondersteuning kan Motivaction, en specifiek het cluster Media, Cultuur en Vrije Tijd, bieden in de vorm van onderzoeken en advies om onderne-mers inzicht en antwoorden te verschaffen, zoals het BusinessLocus-model5 dat doet voor het midden- en kleinbedrijf (MKB). Echter, Motivaction kent deze sector

1 Rijksoverheid, 2011,Nieuwe visie cultuurbeleid p. 3 2

OCW, 2011,Cultuur in Beeld p. 7

3 RTL, 2012,2011 Kijkcijfer-recordjaar voor RTL Nederland 4

Linden, 2000,Danswetenschap in Nederland - Het niet-universitaire veld roert zich

5 Oosterbaan & Pieterse, 2010,Ondernemende types: het businesslocus-model: mentaliteitsgroepen in het Nederlandse MKB

(9)

niet voldoende om deze te betreden met haar diensten. Door naar de Nederlandse danssector te kijken aan de hand van het BusinessLocus-model krijgt Motivaction handvatten om kansen op te merken in en haar diensten te bieden aan de sector. Daarbij kan het voor de ondernemers in danssector zelf van toegevoegde waarde zijn om inzicht te krijgen in de sector waarin zij ondernemen. Met meer kennis over het eigen werkveld kunnen kansen en bedreigingen beter in kaart worden gebracht om van daaruit keuzes te maken voor de onderneming.

2.1

(Toegevoegde) Waarde van dans

De exacte toegevoegde waarde van de totale culturele sector is niet bekend. Dit komt doordat deze gegevens niet op detailniveau beschikbaar zijn bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) of andere kennisinstituten. Bij het CBS worden de sectoren cultuur, recreatie en sport samengenomen. Hoewel het aantal arbeidsjaren op gedetailleerder niveau beschikbaar is, blijven verschillende sectoren samenge-voegd onder een noemer, zoals kunst en cultureel erfgoed.

Evenals de culturele sector, is de exacte toegevoegde waarde van dans is niet te achterhalen. Een schatting kan worden gemaakt aan de hand van de bekende ge-gevens6 van de culturele sector en specifiek de danssector. Een nadeel is dat deze specifiekere gegevens afkomstig zijn van gesubsidieerde instellingen en geen totaal beeld geven van de gehele danssector.

2.1.1 Waarde van kunst en cultuur

Nederland is een van de koplopers in Europa wat betreft publieksbetrokkenheid bij kunst en cultuur. Ruim de helft van de Nederlanders van zes jaar en ouder doet aan kunstbeoefening in de vrije tijd. Dat zijn 7,2 miljoen mensen. Ongeveer drie kwart van de bevolking vindt kunst en cultuur belangrijk voor de samenleving en 85% vindt het belangrijk voor de algemene ontwikkeling van kinderen.7 Hoewel mensen over-heidssteun voor kunst en cultuur belangrijk vinden (tussen 60% en 75%), daalt dit in prioriteit wanneer zij moeten kiezen tussen verschillende beleidsterreinen.8

Cultuur speelt ook een sleutelrol in de (regionale) kenniseconomie. Hoogopgeleiden hechten veel waarde aan cultuur bij het kiezen van een woonplaats en het heeft dus indirect een rol bij de totstandkoming van broedplaatsen voor het delen van vaar-digheden en kennis.9 Dit heeft invloed op de aantrekkingskracht voor bedrijven. Terwijl industriële bedrijven de voorkeur geven aan een vestiging bij een mijn, rivier of haven zijn postindustriële, kennisintensieve bedrijven meer geïnteresseerd in een vestiging met een ruime beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel.10

Zoals eerder in dit hoofdstuk is genoemd, bedroeg de toegevoegde waarde van de culturele sector in 2009 circa 3% van het bruto nationaal product, ofwel 18 miljard euro.11 Alleen het gesubsidieerde deel van de culturele sector zorgde toen al voor 5 miljard euro omzet. Hiervan is 2 miljard uit de markt gehaald. Hier tegenover droeg het rijk 860 miljoen euro bij aan de culturele sector in 2009 en de particuliere bijdra-gen bedroebijdra-gen 454 miljoen euro. Het grootste deel van de omzet in de sector komt

6 OCW, 2011,Cultuur in Beeld, 2011,Cultuur in cijfers 7

Motivaction, 2010,Betekenis van kunst en cultuur in het dagelijks leven p. 24 8 Continu onderzoek burgersperspectieven,COB Kwartaalbericht 2010-4.

(10)

9 dus uit het ongesubsidieerde vrije circuit vandaan. Het ministerie van OC&W schat dat ruim twee derde van de sector puur commercieel is.12

Volgens een berekening van onderzoeksbureau APE is de export van de culturele sector in 2009 naar schatting 4,9 miljard euro. Verder zorgt ook amateurkunst voor veel omzet13 en indirect zorgt cultuur voor meer omzet in andere sectoren zoals toe-risme14 en een hogere waarde van vastgoed.15

Ook op het gebied van culturele werkgelegenheid is Nederland één van de koplo-pers. Eind 2008 waren circa 243.000 mensen werkzaam in de culturele sector. Veel mensen uit de culturele sector werken als ZZP’er, circa 30%. In de kunsten- en cul-tureel erfgoedsector, waar dans gedeeltelijk onder valt, ligt het percentage hoger, namelijk op 40%.16

2.1.2 Waarde van dans

Net als bij orkesten en operagezelschappen, is bij dansgezelschappen driekwart van hun eigen inkomsten afkomstig van particulieren. Het grootste deel van de par-ticuliere inkomsten bestaat uit recettes, ofwel kaartverkoop.17 Dit toont de betrok-kenheid en aandacht van het danspubliek. Opmerkelijk is dat een belangrijk deel van het niet-gesubsidieerde aanbod niet van eigen bodem afkomstig is, maar uit het buitenland.

Dans is een van de oudste vormen van kunst. Antropologe Ann Royce gaat zelfs zover dat ze beweert dat het mogelijk is dat dans ouder is dan kunst an sich.18 Dans is altijd een onderdeel van culturen geweest. Sinds het begin van de maatschappij gebruikt men het gezamenlijk bewegen op een gemeenschappelijk ritme als een manier van participatie en om emoties en gevoelens te delen. Men danst bij de be-langrijkste momenten in het leven: voor het oogsten, jagen, oorlogen en huwelijken, en bij momenten van transities als geboortes, puberteit, volwassenheid en dood.19 Het verbindt en versterkt de gemeenschap en wordt veel ingezet als sociale stimu-lans bij voornamelijk achtergestelde gemeenschappen. Het is een communicatie-middel dat taalbarrières overwint. Zoals Snyder zegt:

“Dance functions in some cultures, the non-literate cultures, with as broad a spec-trum of functions as the written word includes for others…dance, in the ritual setting is a literature of the non-literate cultures.”20

Een ongeletterde gemeenschap betekent voor Snyder niet per sé een ongeschoolde gemeenschap. De functie van dans in een ongeletterde samenleving is ook toepas-baar op de verschillende talen en culturen binnen een gemeenschap. Dans kan het begrip en verstaanbaarheid in de toren van Babel vergemakkelijken. De huidige Ne-derlandse maatschappij kenmerkt zich, met een rijkdom van bijna 200 nationalitei-ten21, door diversiteit, zowel in talen als culturen.

12 ‘Cultuur in Beeld’, p. 8.

13

Çultuur in Beeld’, p. 13.

14 Volgens het onderzoek uit 2009 ‘Inkomend Toerisme’ van het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen, bezocht 11% van de toeristen Nederland voor een vakantie waarbij cultuur centraal stond.

15

Cultuurimpuls 2008-2012, ABF Research, 2007. 16 ‘Cultuur in Beeld’, p. 16.

17

OCW, 2011,Cultuur in Beeld p. 120 en 127 18 Royce, 2002,The Anthropology of Dance p. 3 19

Schmais & White, 1968,Introduction to dance therapy 20 Snyder in Royce, 2002,The Anthropology of Dance p. 154 21

(11)

Een omvangrijk deel van de Nederlandse bevolking, 11% of 1,7 miljoen mensen, doet in zijn of haar vrije tijd aan dans.22 Dat heeft verschillende redenen, zoals voor de gezondheid, om te socialiseren, om verschillende stijlen te leren, om iets te vie-ren, om op te treden of om een creatief proces te realiseren. Deze diversiteit aan redenen om aan dans te doen vertaalt zich ook naar de verschillende contexten en situaties waarin gedanst wordt.23

Dans wordt veelal ingezet bij het bevorderen van de mentale en maar ook de fysie-ke gezondheid. Niet alleen om het bewegen, maar ook om de combinatie mentaal-fysiek. Kinderen en jongeren bewegen en werken aan de eigenwaarde en de per-soonlijke ontwikkeling. Dans wordt als sport ingezet op scholen, sport- en buurtcen-tra en ook in ziekenhuizen, voor de dagelijkse beweging met een Zumba sessie op de sportschool, alsook voor veel onderzochte, complexe aandoeningen als Parkin-son.

2.2

Dansonderzoek in Nederland

Onderzoek naar dans en de danssector in Nederland gebeurt in en vanuit verschil-lende kennisinstituten, zoals het VDO, hogescholen voor dans en universiteiten. Maar wat is dansonderzoek?

2.2.1 Korte geschiedenis

De film “Footloose” geeft een beeld dat niet ver staat van de realiteit wat betreft de positie van de dans sinds de reformatie. Predikanten en zedenmeesters waar-schuwden tegen de morele gevaren van ‘de obscene ende jeucht verleydende danseryen’. 24 Sommige stijlen werden verboden in sommige gemeenschappen en alom afgekeurd. De overheid gaf hier weinig gehoor aan, maar in tijden van grote invloed van de kerk was de negatieve toon over dans gezet. Daarbij was de dans-kunst moeilijker vast te leggen en te archiveren dan muziek of letteren. Dit alles maakte dans een onaantrekkelijk onderwerp voor wetenschap en onderzoek. Tussen het einde van de eerste wereldoorlog, wanneer de eerste Nederlandse boe-ken over dans verschenen, en de oprichting van het Centraal Dans Beraad in 1956 zijn er verschillende studies gedaan en gepubliceerd over dans, maar allen betroffen de klassieke stijlen en voornamelijk ballet. In 1973 gaf kunstvakonderwijs inspecteur Dick Zweers de theaterwetenschapper Hans Uitman opdracht om een tweejarige bijscholingscursus dansgeschiedenis te ontwikkelen. Dit wierp vruchten af, zoals de studie van Annelies Schrijnen-Van Gastel, Onderzoek naar de maatschappelijke en kulturele reikwijdte van het dansaanbod in Nederland (1974). In de jaren tachtig nam het dansonderzoek flink toe en werd een van de belangrijkste werken voor het Nederlandse dansonderzoek gepubliceerd, Op gespannen voet (1981) van Evan van Schaik.

Met de groeiende aandacht voor wetenschappelijk onderzoek naar dans werd in 1985 ex-danser en psycholoog Luuk Utrecht door de vakgroep Theaterwetenschap van de Universiteit Utrecht aangesteld als docent dans voor de vakken dansge-schiedenis en dansanalyse. In datzelfde jaar werd het Centraal Dans Beraad ver-vangen door het Nederlands Instituut voor Dans, welke later in 1993 is verver-vangen door het Theater Instituut Nederland (TIN) en de stimulering en coördinatie van

(12)

11 dansonderzoek structureel in het takenpakket had. Sindsdien zijn er meer universi-teiten betrokken bij dansonderzoek, zoals de Universiteit van Nijmegen, die in 1987 Hans van Manen benoemde tot bijzonder hoogleraar Kunst en Cultuur. Echter, de koppeling tussen praktijk en theorie bij wetenschappelijk onderzoek, waar inspec-teur Zweers voor heeft gepleit in 1980, het samengaan van universiteit en HBO, bleef uit. De toekomst van dansonderzoek in het onderwijs is veelal afhankelijk van de inzet en interesse van individuele onderzoekers.

In 1991 werd de, nog steeds actieve, Vereniging voor Dansonderzoek opgezet om deze individuele onderzoekers bij elkaar te brengen en hun werk te versterken. Ne-derland kent geen hoogleraar dans of een (master)studie danswetenschap. Het laatste kan deels te maken hebben met de definitie van danswetenschap in Neder-land.

2.2.2 Wat is danswetenschap?

Deze vraag komt terug in een veelvoud aan artikelen, onderzoeken en overige stuk-ken. In 1993 en 1994 was het de centrale vraag tijdens de twee discussiedagen over dans en wetenschap, georganiseerd door het VDO en TIN. Er worden twee de-finities geformuleerd: een nauwe en een brede definitie.

Bij de nauwe definitie wordt onderscheid gemaakt tussen een onderzoeksvraag-stelling die de dans en bijhorende beweging als uitgangspunt heeft en van een an-dere vraagstelling waarbij dans een vervangbare factor is, bijvoorbeeld onderzoek naar de sociale effecten van dans in buurtcentra.25 De breder gedragen brede defi-nitie houdt in dat alle onderwerpen aan bod mogen komen, mits dans besloten ligt in de vraagstelling van het onderzoek. Naast theaterdans kan dans ook onderzocht worden vanuit het oogpunt van medicijnen, psychologie, pedagogiek, geschiedenis, beleidswetenschappen, economie of antropologie. 26 Voor iedere definitie valt wat te zeggen. Door een enge definitie te hanteren wordt het onderzoeksterrein nauwer, eenduidiger en raakt het individuele dansonderzoek niet geïsoleerd te midden van de veelheid aan disciplines en onderwerpen. Maar die nauwheid werkt beperkend en maakt het onderzoeksterrein minder toegankelijk voor onderzoekers en weten-schappers. Daarbij kan de multidisciplinariteit van de brede definitie leiden tot vruchtbare interdisciplinaire resultaten.

Het VDO hanteert de brede definitie en heeft als doel het bevorderen van zowel het wetenschappelijk als het praktisch onderzoek op het gebied van dans en het bij el-kaar brengen van leden afkomstig uit verschillende disciplines. Het VDO initieert niet zelf een onderzoek, maar dient als netwerk(centraal)punt en supportersgroep. Mid-dels de tweejaarlijkse uitgave van de bundel Danswetenschap in Nederland, studie-dagen, algemene ledenvergaderingen, de VDO-berichten die per mail worden ver-stuurd en een website met artikelen en verslagen, stimuleert het VDO danson-derzoek in Nederland.

Ondanks de brede scope die wordt gehanteerd voor dansonderzoek wordt deze veelal beperkt tot de klassieke stijlen, ballet en modern, en met name het laatste. Dit gebeurt vanuit verschillende disciplines, zoals antropologie, psychologie, gezond-heid of sociologie.

25

Naerebout, 1994,Dance Research in Holland: from a premodern past to a postmodern future? ; Naerebout & Stokvis, 1993,Danswetenschap in Nederland

26

Linden, 2000,Danswetenschap in Nederland - Een beetje kunstmest kan geen kwaad ; Naerebout, 1994,Dance Research in Holland: from a premodern past to a postmodern future? ; Schaik, 1993,Dan en Wetenschap

(13)

2.3

Relevantie onderzoek

Ondanks de veelheid aan multidisciplinaire onderzoeken naar dans, is een groot deel van de Nederlandse danssector niet vertegenwoordigd, namelijk het vrije of particuliere circuit. De bestaande onderzoeken richten zich voornamelijk op de klas-sieke stijlen of een andere specifieke stijl. Een sectorbrede benadering ontbreekt. Ook de discipline economie komt weinig aan bod bij bestaande onderzoeken en zelden gaat het om de groep waar de sector voor ruim 40%27 uit bestaat, de onder-nemers.

2.3.1 Onderwerp: ondernemerschap in de danssector

Ondernemerschap is een belangrijk thema in de culturele sector. Verschillende be-leidsstukken28 pleiten voor de bevordering van cultureel ondernemerschap en de professionalisering van de creatieve industrie. Dit zijn vaak ook voorwaarden bij het aanvragen van subsidies bij verschillende instanties en fondsen, zoals de Basis In-frastructuur (BIS).29 Voor financiering door het rijk (BIS) geldt sinds 2009 een eigen inkomstennorm. Staatssecretaris Zijlstra onderschrijft in een voorstel van het pro-gramma Ondernemerschap Cultuur30 dat ondernemerschap breder is dan dat. Het is het vermogen om een gevarieerde mix in inkomsten te vergaren. Daarom richt het programma zich ook op zaken als marketing, governance, positionering en een evenwichtige financieringsmix. Met dit programma wil de staatssecretaris de band tussen de cultuursector en potentiële financierders en andere inkomstenbronnen versterken. De nadruk ligt op het investeren in en het faciliteren van ontwikkeling van vaardigheden en kennis op het gebied van ondernemerschap.

In de dans is het vaak de choreograaf die als de visionair wordt gezien, maar dit is niet altijd het geval. Creatieve leraren, dansers, onderwijzers, beleidsmakers, enter-tainers, producenten en managers zijn ook de helden in dit verhaal. Zij moeten be-schikken over een gevarieerde set vaardigheden om hun beroep op een professio-neel niveau uit te oefenen in de danssector.31

Met professioneel niveau wordt dus niet alleen de hoogopgeleide dansprofessional bedoeld. In het hoger onderwijs worden slechts de klassieke stijlen (ballet en mo-dern) onderwezen, welke voornamelijk bij gesubsidieerde instellingen worden beoe-fend en aangeboden. Het ongesubsidieerde vrije circuit is een belangrijk deel van het totale aanbod. Naar schatting is het aandeel van het particuliere aanbod 50% tot 75% van het totaal.32 Tweederde van de culturele sector is puur commercieel. Uiter-aard zijn er ook geschoolde professionals actief in het vrije circuit33, maar andersom, ongeschoolde professionals in de gesubsidieerde circuit, is bijna niet mogelijk. Met professionaliteit wordt het uitoefenen van een beroep of het runnen van een bedrijf op een kwalitatief goede manier bedoeld. Hiervoor zijn een aantal harde en soft skills, ofwel vaardigheden, nodig die deels verkregen worden uit onderwijs en deels uit de praktijk. Dit zijn belangrijk universele vaardigheden die aangevuld kun-nen worden met sectorvaardigheden (discipline- of functiespecifiek).

27

OCW, 2011,Cultuur in Beeld p. 27

28 Broek, 2010,FAQs over kunstbeoefening in de vrije tijd ; OCW, 2011,Cultuur in Beeld ; Rijksoverheid, 2011,Concept subsidieregeling culturele basisinfrastructuur, 2011,Nieuwe visie cultuurbeleid

(14)

13

2.3.2 Tijd: waarom nu?

“There’s nothing more powerful than an idea whose time has come.” – Victor Hugo Door het huidige politieke klimaat, de financiële crisis en de snel veranderende maatschappij is de culturele sector aan het veranderen, en zijn instellingen en on-dernemingen genoodzaakt om slimmer te ondernemen.

Informatie en inzicht in de sector waarin je opereert is goud waard voor onderne-mers. De infrastructuur van onder andere producenten, distributeurs, consumenten en critici is mede bepalend voor hoe de uiteindelijke kunstproducten eruit komen te zien. Het is dus van belang om – naast inhoudelijke studie naar kunstwerken en kunstenaars(stromingen) – te kijken naar de organisatie van de kunstwereld, dus ook de danssector34. In de huidige tijd van crisis en tegelijkertijd de toenemende aandacht voor de danssector, is kennis over de sector belangrijk om te voorkomen dat de groei stagneert of zelfs terugloopt onder druk van de financiële en politieke crisis.

Het belang van dit onderzoek is tijdloos. Ongeacht de situatie zal de danssector voor een (groot) deel bestaan uit ondernemers. Maar ook ondernemende vaardig-heden bij een functie in loondienst hebben meerwaarde, zowel voor de manager als voor de werknemer. De huidige situatie vergroot echter de urgentie van dit onder-zoek. De druk die door teruglopende overheidsondersteuning op het gesubsidieerde circuit komt en de gevolgen die het vrije circuit indirect merkt van een minder stimu-lerende overheid, maken dat kennis over het ondernemerschap en van de sector van toenemend belang is.

2.3.3 Studie VTM

In dit hoofdstuk is de meerwaarde van dans en de relevantie van ondernemerschap in dit onderzoek onderbouwd, maar wat is de meerwaarde voor de studie van de onderzoekers? De opleiding Vrijetijdsmanagement aan de Hogeschool Rotterdam leidt toekomstige business bachelor managers op die gaan werken in de verschil-lende domeinen van de vrijetijdssector. Dans valt onder twee van die domeinen, namelijk kunst&cultuur en sport.

Een vrijetijdsmanager dient aan het eind van de opleiding te beschikken over een aantal vaardigheden, welke zijn ontleend aan het landelijk beroepsprofiel.35 Tijdens dit onderzoek zijn voornamelijk vier competenties actief uitgeoefend:

• De zelfsturende competentie

• De sociale en communicatieve competentie • Het regisseren in netwerken

• Het anlyseren van de interne en externe omgeving

Alle competenties zijn gedurende het gehele onderzoekstraject van cruciaal belang voor het succesvol kunnen verrichten van het onderzoek. De onderzochte doel-groep, de dansondernemers, is niet eerder specifiek onderzocht of in kaart ge-bracht. Het contact met externen is van cruciaal belang geweest in dit onderzoek. Naast de persoonlijke ontwikkeling van de competenties van de onderzoekers geeft dit onderzoek ook andere vrijetijdsmanagers in de danssector handvatten om com-petenter te kunnen handelen. Dit onderzoek draagt bij aan de aanwezigheid van in-formatie om kennis en inzicht te verwerven in de danssector. Met meer inin-formatie over de sector kan de vrijetijdsmanager weloverwogen keuzes maken voor de be-drijfsvoering, communicatie en positionering van de onderneming. Dit onderzoek

34 Stoeten, 2002,Meer supermanagers graag 35

(15)

kan een positieve ontwikkeling hebben op de sector en de nog studerende vrije-tijdsmanagement student die na zijn opleiding werkzaam wil zijn in een onderne-mende, professionele Nederlandse danssector.

2.3.4 Bedrijf Motivaction

Motivaction is een full-service onderzoeksbureau dat voor zijn opdrachtgevers kwali-tatieve en kwantikwali-tatieve onderzoeksspecialismen combineert met kennis van orga-nisaties en de omgeving waarin deze actief zijn. In 1996 heeft Motivaction het Men-tality-model ontwikkeld. Dit model is een onderscheidend instrument dat inzichten in de keuzes, opinies, levensstijl en gedrag van hun doelgroep geeft die andere bu-reaus niet op die manier kunnen geven. Bij Motivaction werken specialisten voor zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek, alsook deskundigen op het gebied van Mentality- en segmentatieonderzoek.

Motivaction, en specifiek het cluster Media, Cultuur en Vrije Tijd, heeft uitgebreide kennis en een groot netwerk in de cultuursector. Het helpt en adviseert organisaties bij de verdere professionalisering en bij het bereiken van meer effectiviteit van be-leid en marketingactiviteiten. Door onderzoek en advies, stelt Motivaction hun klan-ten in staat schaarse middelen effectiever in te zetklan-ten bij besluiklan-ten over marketing en communicatie.

Met de uitkomsten van dit onderzoek kan Motivaction, en specifiek het cluster Me-dia, Cultuur en Vrije Tijd, ondersteuning bieden in de vorm van onderzoeken en ad-vies om ondernemers in de danssector inzicht en antwoorden te verschaffen, zoals het BusinessLocus-model dat doet voor het MKB. Daarbij is dit onderzoek een pri-meur in twee opzichten. Het is de eerste keer dat het BusinessLocus-model wordt ingezet door het cluster Media, Cultuur en Vrije Tijd en het is de eerste keer dat een sectorbreed onderzoek wordt gedaan naar de ondernemers in de danssector met een typering van deze ondernemers. Dit geeft Motivaction een voorsprong op de concurrentie betreffende kennis over dansondernemers en het kan nieuwswaarde genereren aan de hand van de resultaten.

2.4

Het onderzoek

2.4.1 Doelstelling

Het primaire doel van dit onderzoek is om Motivaction nieuwe inzichten en kennis te bieden over een voor hen nog vrij onbekende sector. Hiermee is het voor Moti-vaction mogelijk om het BusinessLocus-model toe te passen op de danssector. Dit wordt gedaan door het toe-, en eventueel, aanpassen van het BusinessLocus-model op de Nederlandse danssector.

Secundair, maar niet minder belangrijk, wordt met dit onderzoek getracht een bij-drage te leveren aan de professionalisering van de danssector. Dit onderzoek draagt daar in bij door aandacht te generen voor en een voorzet te geven tot meer aandacht voor sectorbreed dansonderzoek, zowel in het gesubsidieerde en het on-gesubsidieerde circuit. Ondernemerschap wordt als belangrijk criteria genoemd in verschillende beleidsnota’s, maar kennis over het deel van de sector dat het meest om ondernemerschap draait, het vrije circuit, ontbreekt. Nu gesubsidieerde instellin-gen gevraagd worden door subsidiënten om meer subsidieonafhankelijk te zijn komt inzicht in het ongesubsidieerd vrije circuit goed van pas.

(16)

15 Hoe kan het BusinessLocus-model de ondernemers in de Nederlandse danssector typeren?

2.4.3 Operationalisaties

BusinessLocus- model

Het BusinessLocus-model is een nieuw en uniek segmentatiemodel voor het MKB ontwikkeld door onderzoeksbureau Motivaction en reclamebureau N=5 . Het maakt een meer verklarende segmentatie van het MKB mogelijk. In het model worden zes types ondernemers in het MKB onderscheiden: de pragmaticus; de ontplooier; de jager; de expert; de hoeder; en de einzelgänger.36 In paragraaf 3.4 wordt het model en de toepassing ervan in dit onderzoek nader uitgelegd. Ondernemers Dit onderzoek richt zich op ondernemers die zich in de formele economie

bevin-den. Dit houdt in dat deze ondernemers ingeschreven staan bij de KvK en een BTW nummer hebben. In hoofdstuk 3.3 wordt de betekenis van ondernemerschap en de toepassing ervan in dit onderzoek nader uitgelegd.

Nederlandse Danssector

De Nederlandse danssector is het totaal van bedrijven die actief zijn in deze sec-tor. De sector is via twee verdelingen goed te kenschetsen. Enerzijds is er het on-derscheid: gesubsidieerd en privaat, anderzijds; formeel en informeel. In paragraaf 3.2 wordt de Nederlandse danssector verder afgekaderd voor dit onderzoek. Typering Typeren is het kenschetsen van een individu of groep. Dit wordt gedaan om de

drijfveren van de gevonden clusters van ondernemers duidelijk te maken. De segmenten worden vastgesteld op basis van kwantitatief onderzoek. Deze kunnen gelijk zijn aan die in het BusinessLocus-model, maar dat staat nog niet vast. De segmentatie gebeurt op basis van kwantitatief onderzoek. Het typeren gebeurt echter op basis van diepte-interviews met prototypische ondernemers uit elk van de gevonden segmenten. Dus, zelfs als de segmenten gelijk zijn aan die in het BusinessLocus-model, is het mogelijk dat de typering anders is. Het typeren van de segmenten houdt in dat de kenmerken per segment verder worden geken-schetst met behulp van aanvullende gegevens.

36

Oosterbaan & Pieterse, 2010,Ondernemende types: het businesslocus-model: mentaliteitsgroepen in het Nederlandse MKB

(17)

2.4.4 Deelvragen

1. Hoe ziet de sector eruit waarin de dansers ondernemen?

2. Waarin verschilt de Nederlandse danssector van het MKB op basis van het Busi-nessLocus-model?

3. Waarin verschillen de BusinessLocus-clusters in de danssector van de de Busi-nessLocus clusters in het MKB?

4. Waarin verschillen de BusinessLocus-clusters in de danssector van elkaar? 5. Is het BusinessLocus-model de beste segmentatie voor de Nederlandse

dans-sector?

2.4.5 Afbakening

De Nederlandse danssector is de scope van dit onderzoek. Maar, wat is dé Neder-landse danssector? Ten eerst gaat het in om de danssector in de domeinen Kunst & Cultuur en Sport. Verder wordt voor dit onderzoek de danssector afgebakend aan de hand van de ondernemers in de sector. Omdat dit nog altijd te breed is, wordt het verder afgebakend met ondernemers die actief zijn op het gebied van dans en die zich in de formele economie bevinden. Met formele economie wordt bedoeld onder-nemers die ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel. Wie de onderonder-nemers zijn in dit onderzoek en hoe de populatielijst is samengesteld, staat verder toegelicht in hoofdstuk 3 Theoretische Kader

2.5

Opbouw rapport

Hoofdstuk 3 gaat in op de achtergrond waartegen het dansondernemerschap zich afspeelt, waarbij aandacht wordt gegeven aan het begrip dans, de educatie op het gebied van dans en het onderscheid tussen het gesubsidieerde en het vrije circuit. In hoofdstuk 4 wordt een vergelijking gemaakt tussen de Nederlandse danssector en het MKB. Het businessLocus-model is ontwikkeld voor het MKB en de vergelij-king tussen het MKB en de danssector geeft de toepassing van het BusinessLocus-model in de danssector extra duiding. In hoofdstuk 5 wordt specifiek ingegaan op de typering van de BusinessLocus-clusters zoals deze toepasbaar zijn in de danssec-tor. In hoofdstuk 6 wordt op basis van het verschil tussen het MKB en de danssector de clusters specifiek voor de danssector getypeerd. En tot slot wordt in hoofdstuk 7 de afweging gemaakt of de BusinessLocus-segmentatie de beste segmentatie voor de danssector is.

(18)

17

3

Theoretisch kader

In dit hoofdstuk worden de kaders van het onderzoek vastgesteld en uitgelegd. Om het ondernemerschap in Nederlandse danssector te onderzoeken, is het van belang om een aantal elementen die in de probleemstelling terugkomen te verduidelijken en keuzes te maken omtrent het gebruik van die begrippen in dit onderzoek.

Dansen is het eerste centrale begrip, want wat is dansen? Binnen de wetenschap zijn er verschillende visies op dansen en deze zullen onderzocht worden in de eer-ste paragraaf. Vervolgens gaat het in de tweede paragraaf over de positie van dans in Nederland. Hierbij wordt het dansen in Nederland in een breder kader geplaatst. Hoe ziet de sector er globaal uit, het gesubsidieerde, het vrije circuit en welke oplei-dingsmogelijkheden zijn er? Het derde centrale begrip in dit onderzoek is onderne-merschap. Om te kunnen onderzoeken vanuit welke drijfveren dansers ondernemen zal gekeken worden naar de formele manieren waarop iemand zich ondernemer kan noemen. Afsluitend wordt gekeken naar de overwegingen die gemaakt zijn over de modellen en analysesdie in dit onderzoek gehanteerd worden.

Er zijn meerdere wegen die leiden naar een onderzoek over ondernemerschap in de Nederlandse danssector, maar waarom gekozen is voor de genomen weg staat uit-gelegd in de laatste paragraaf.

3.1

Wat is dans?

Het beeld van dans verschilt per individu. Terwijl bij de gedachte aan dans de ene persoon klassieke stijlen voor de geest haalt, denkt de ander aan een hedendaagse stijl als hiphop. Dit betekent niet dat deze personen andere stijlen of vormen van dans niet als dans zien, maar zijn of haar beeld van dans wordt bepaald door hun eigen ervaringen en contact met dans. Los van het beeld en stijlen van dans zijn er verschillende definities. Kortom, er zijn net als bij de definitie van danswetenschap, een nauwe en een brede definitie.

Bij de nauwe definitie wordt dans benaderd vanuit een technisch oogpunt, waarbij de dans in kwestie centraal staat en als een op zichzelf staande handeling geanaly-seerd wordt. Dat wil zeggen dat dan slechts naar de bewegingen en de bron van die bewegingen waar de dans uit bestaat, wordt gekeken. Luuk Utrecht, voormalig Ne-derlands bijzonder hoogleraar Dans, heeft een definitie van dans geformuleerd waarin hij een technische benadering van dans tentoonstelt. Zijn definitie luidt als volgt:

“Dans is in tijd en ruimte geordende beweging die doel op zichzelf is; als realisering van een lichamelijke dansimpuls, waarvoor lichamelijke energie is gemobiliseerd en die berust op een lichamelijk gevoel van maat, ritme en tempo; voorkomend uit een primair emotionele, psychische dansimpuls.”37

Maar niet alleen de handeling van het dansen bepaalt wat een dans is. In de brede definitie van dans geven ook de context waarin het dansen plaatsheeft, de stijl waar-in het zich voltrekt en, als gevolg daarvan, de relatie met andere stijlen betekenis aan dans. In de volgende twee subparagrafen “classificatie van dans op basis van context en doel” en “classificatie op basis van dansstijl” wordt gekeken naar hoe

37 Utrecht, L. Van hofballet tot postmoderne-dans. Zuthpen: Walburg Pers de geschiedenis van het akademische ballet en de moderne-dans

(19)

dans geuit kan worden in verschillende contexten, doelen en stijlen, om afsluitend de definitie van dans in dit onderzoek vast te stellen.

3.1.1 Classificatie van dans op basis van context en doel

“Context” is de totale omgeving of situatie waarin iets zijn betekenis krijgt, het is ex-trinsiek. Bijvoorbeeld “na de overwinning van de ploeg ging het publiek op straat dansen en vieren.” Hierbij is dans een uiting vanuit een bredere context. “Doel” is in-trinsiek, het is het dansen zelf dat betekenis geeft, bijvoorbeeld een les dans en taal op een basisschool om taalachterstand te verminderen. Om het verschil tussen con-text en doel duidelijk te maken zullen de theorieën van Janet Adshead en Luuk Utrecht met elkaar vergeleken worden.

Janet Adshead-Lansdale, choreografe, criticus en voormalige hoogleraar dansstu-dies en hoofd van de School voor Uitvoerende Kunsten aan de universiteit van Sur-rey in Engeland, heeft drie contexten geformuleerd waarin dans een eigen functie heeft. 38 Volgens Adshead kan men dansen binnen een rituele / religieuze context (dans als magische, sacrale of genezende handeling); een sociale context (dans als middel om de band tussen mensen binnen een groep te versterken en tradities, normen en waarden te beleven); of een artistieke context (dans waarbij getrainde dansers optreden voor een (theater)publiek, volgens een door een choreograaf ont-worpen plan).

De invalshoek waarbij dans geclassificeerd wordt op basis van doel is geformuleerd door Luuk Utrecht. In plaats van contexten kijkt hij naar de intentie van verschillende dansvormen en het doel waarmee men danst. Op basis van dit criterium komt hij tot een indeling in drie hoofdgroepen. Als eerste is er gemeenschapsdans, welke plaats heeft binnen een bepaalde sociale groep waarbij de dans in essentie de gemeen-schap en de onderlinge verbondenheid dient. Vervolgens is er educatieve dans, waarbij dansante expressie, die geen speciale danstechnieken gebruikt, maar nor-male bewegingen, wordt ingezet voor pedagogische en/of therapeutische doelen. Afsluitend is er theaterdans, waarbij professionele danskunstenaars hun esthetische bedoelingen pogen over te brengen op een receptief publiek en waarin de uitvoering van dans, het doel op zichzelf is.39

(20)

19 De twee theorieën zijn op zichzelf staand, maar worden pas echt interessant wan-neer de twee indelingen tegen elkaar afgezet worden. Door dit te doen komt het volgende schema naar voren:

De definities van sociale context en artistieke context passen respectievelijk en uit-sluitend binnen de dansvormen gemeenschapsdans en theaterdans. Er zijn echter minieme verschillen in betekenis op te merken tussen de definities van theaterdans en artistieke context. Binnen de artistieke context wordt er uitgegaan van een door een choreograaf ontworpen plan en in de definitie van theaterdans is dit ruimer in de vorm van professionele danskunstenaars. Daarnaast valt op dat de rituele/religieuze context te scharen valt onder de noemer gemeenschapsdans. Dit komt doordat de definitie van de sociale context, net als de definitie van artistieke context, krapper is dan de door Luuk Utrecht voorgestelde indeling. In de sociale context is dans een middel om de band te versterken tussen mensen binnen een groep en in gemeen-schapsdans gaat het om dans die draait om zaken die ten grondslag liggen aan een gemeenschap, iets wat religie zeker ook is. De educatieve dans zoals hier beschre-ven, met een pedagogisch of therapeutisch doel, vindt geen aansluiting met de be-schreven contexten van Adshead.

3.1.2 Classificatie van dans op basis van dansstijl

Naast een indeling op basis van context en doel, wordt dans ook ingedeeld in dans-stijlen. Een dergelijke indeling kan op verschillende manieren worden gemaakt. Dit heeft deels te maken met de verschillende individuele beelden van dans, maar ook de kenmerken op basis waarvan het ingedeeld kan worden.

Zo kunnen dansen ingedeeld worden op het aantal mensen dat deelneemt, er kan gekeken worden naar de geschiedenis van de dans, geografische herkomst, maar ook naar de context of doel van de stijl. Elke manier van indelen heeft zijn voordelen afhankelijk van het doel dat voor ogen is. Daarbij maakt de evolutie van dansstijlen en de persoonlijke beleving bij een bepaalde stijl de classificatie complex. Zo kan beargumenteerd worden dat, aangezien studies aanduiden dat de mens zijn oor-sprong kent in Afrika, ook alle dansstijlen te herleiden zijn naar Afrika. Met de globa-lisering en zeker het internet, is het ‘lenen’ en aanpassen van stijlen uit andere we-relddelen niet ondenkbaar en dit gebeurt ook al. Een voorbeeld is de Braziliaanse

(21)

Zouk. Zouk komt oorspronkelijk uit Afrika, maar is de afgelopen jaren de heden-daagse muziek en dans van Cabo Verde geworden. Echter is in de praktijk op te merken dat de aangepaste Braziliaanse Zouk de snelst groeiende Braziliaanse vorm van dans in Nederland is.40

3.1.3 Dans in dit onderzoek

De Art Council England omschrijft in de studie “Dance mapping” de danssector op een treffende manier als een verzameling van vele microwerelden of subgemeen-schappen, een sociaal netwerk dat voortkomt uit de samenwerking van deze micro-werelden al dan niet met kennis van het gehele netwerk.4142

Omdat de sector zo divers is, worden in het kwantitatieve deel van dit onderzoek de indeling van dans op basis van context/doel en typen in de enquête meegenomen . De basis van de gebruikte indeling in context en doel zijn de drie eerder genoemde contexten met een toevoeging van een vierde context, namelijk gezondheid.

Wereldwijd is er een groot aantal studies die de invloed van dans op de gezondheid tonen. In een artikel van het Algemeen Dagblad van 19 februari 2012 Dansers heb-ben minder stress en een beter seksleven vertelt de gerenommeerde Britse arts Vincent Forte dat voor ongetrainde mensen dansen gezonder is dan aerobics of joggen, sporten die teveel ineens van het hart en bloedsomloop vragen. Bij dansen kan minder snel over de grens worden gegaan. Tijdens het dansen wordt gezweet en verhoogt de polsslag, maar het hart en de longen worden letterlijk uitgerekt, waardoor de bloeddruk daalt, de circulatie verbetert en het hart minder hard hoeft te werken. In hetzelfde artikel wordt gezegd dat dansen goed is tegen botontkalking, overbelastingsklachten en het libido. Ook wordt dans therapeutisch ingezet bij ziek-tes zoals Parkinson.43 44

De educatieve dans kan deels worden ingedeeld onder de sociale context (het draagt bij aan de individuele ontwikkeling en het functioneren binnen de maat-schappij) en deels onder de gezondheidscontext (het draagt bij aan het mentale en het fysieke welzijn).

De vier contexten die gebruikt worden in dit onderzoek zijn; religieus/ritueel, sociaal, artistiek en gezondheid.

Op basis van een uitgebreide lijst met dansstijlen die gevonden is op de website DansTijd van de Stichting Leerplan Onderwijs (SLO)45 en verzamelde informatie uit het vooronderzoek, is tot een classificatie in dansstijlen gekomen die gebaseerd is

40

Deze trend is door de onderzoekers zelf waargenomen, een van de onderzoekers onderneemt in de sector in die stijlen. Maar een tekenend voorbeeld betreft een van de grootste salsa congressen in Nederland Salsa Beach Festival dit jaar van naam is veranderd naar Salsa & Zouk Beach festival. www.salsabeachfestival.nl

41

A window on dance, pagina 125 42

The field is an aggregation of many smaller micro-worlds or

sub-communities, a social network emerging from the co-operation of these micro-worlds all

(22)

21 op de praktijk in dansscholen en die voor dit onderzoek het meest bruikbaar is. Er zijn vijf hoofdgroepen:

• Klassiek;

• Stijldansen (voorwaarde parendans); • Sport;

• Etno-dansen; • Hedendaagse dans.

Onder deze hoofdgroepen vallen verschillende subgroepen en stijlen. In bijlage 3A bevindt zich een volledige lijst van deze indeling.

3.2

De Nederlandse danssector

In een veelvoud aan artikelen spreekt men over de danssector zijnde direct en ex-clusief verbonden aan het gesubsidieerde dansbestel. Tegelijkertijd spreekt de sub-sidieverstrekker, de Nederlandse overheid, over de danssector in een bredere zin, waarin het ongesubsidieerde deel van de sector is inbegrepen. Een beleidsnotitie van de commissie Dans van de Raad is een illustratie van deze opvatting. De com-missie Dans van de Raad, welke onder het ministerie OC&W valt, heeft een sector-analyse gemaakt van de danssector waarin zij schrijven: “Zij (de sector: redactie) betreft zowel het gesubsidieerde als het vrije circuit.”46 Het FNV KIEM, werknemers-organisatie, heeft de danssector verdeeld over twee vakgroepen47 namelijk: Kunst-educatie & Amateurkunst enerzijds en Dans anderzijds. Dit terwijl het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), dat als onderzoeksgebied ontwikkelingen in de samen-leving heeft, het onderzoek naar de culturele sector niet heeft opgesplitst in twee onderzoeksgroepen,48 maar beide heeft ondergebracht bij de onderzoeksgroep Tijd, Media & Cultuur (TMC). De sector wordt, afhankelijk van het eigen belang, op ver-schillende manieren gedefinieerd.

In dit onderzoek is naar de Nederlandse danssector in zijn geheel gekeken. In deze paragraaf is een beeld geschetst van wat de Nederlandse danssector is. Hiervoor is gekeken naar verschillende elementen van de sector, te weten educatie, het gesub-sidieerde circuit en het vrije circuit.

3.2.1 Educatie

De Raad van Cultuur heeft in het adviesrapport Innoveren, Participeren! de volgen-de visie op cultuureducatie geformuleerd:

“De Raad beschouwt cultuureducatie als een gedeelde verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen en cultuurinstellingen. Idealiter is het educatieve beleid van cultuurinstellingen nauw verbonden met hun artistieke beleid. De Raad is van oor-deel dat gesubsidieerde cultuurinstellingen de taak hebben een visie op educatie te ontwikkelen en deze uit te werken in educatieve programma's die passen bij de aard en omvang van de organisatie."49

Educatie is volgens deze visie niet alleen een onderdeel van specifieke instellingen, maar wordt gedeeld met alle instellingen die aan cultuureducatie doen. Danseduca-tie vindt, net als cultuureducaDanseduca-tie, op verschillende opleidingsniveaus plaats. Bij door

46

commissie Dans van de Raad, MinOCenW, Danssector in Nederland, pagina 1 47 http://www.fnv-kiem.nl/kunst-en-podium

48

http://www.scp.nl/Organisatie/Onderzoeksgroepen

49 Innoveren, Participeren! Advies agenda cultuurbeleid & culturele basisinfrastructuur. Pag. 59 - 60. Raad voor Cultuur, maart 2007.

(23)

de overheid geaccrediteerde opleidingen en bij verschillende particuliere initiatieven, zoals Dance Masters. Daarnaast heeft danseducatie een plaats binnen het brede onderwijs en cultuurinstellingen. Danseducatie kan al beginnen in het basisonder-wijs en dan doorlopen tot en met het hoger beroepsonderbasisonder-wijs.

Basis- en middelbaar onderwijs

In 1985 werd dans, danwel onder de noemer ‘beweging’, opgenomen in de kerndoe-len voor het basisonderwijs. Een positieve ontwikkeling, maar volgens een aantal onderzoekers zijn deze doelen niet voldoende ingebed in het huidige basisonder-wijs. Een van deze onderzoekers is Julia Dieckmann die concludeert dat anno 2011 danseducatie niet geïntegreerd is in het Nederlandse basisonderwijs en dat cultuur-educatie in brede zin centraal staat in het cultuuronderwijs en niet de afzonderlijke kunstvakken. 50

Voor een actueel beeld van cultuureducatie en het aandeel van danseducatie in het basisonderwijs voert de provinciale instelling EDU-art een monitoronderzoek uit. Hoewel dit onderzoek zich enkel richt op de provincie Gelderland geeft het toch een goed beeld van het aandeel danseducatie in het totale culturele aanbod op basis-scholen. Hieronder staan de resultaten uit het monitoronderzoek van 2010 weerge-geven. Daarin is te zien dat het aandeel van dans in het basisonderwijs 11,4% is en dat het in het voortgezet onderwijs daalt naar 7,1%. Tevens is een daling te bemer-ken in het voortgezet onderwijs van alle disciplines met de uitzondering van audiovi-sueel.

Tabel 3.1: Percentages cultureel aanbod per schooltype51

Discipline Primair onder-wijs Voortgezet onder-wijs Beeldende kunst 32,0% 24,2% Cultureel erfgoed 37,6% 25,5% Dans 11,4% 7,1% Drama / Thea-ter 20,6% 16,4% Audiovisueel 10,6% 11,3% Literatuur 8,5% 7,8% Muziek 18,4% 11,3 Nieuwe Media en ICT 4,9% 3,5% 52

Naast het feit dat het dansonderwijs geen structurele inbedding heeft in het basis-onderwijs, biedt maar een klein deel van de scholen dansonderwijs aan. Als kin-deren op een jonge leeftijd kennis willen maken met dans, is het aanbod vanuit het basisonderwijs beperkt en moeten zij het buiten het school zoeken.

In het middelbaar onderwijs is in het jaar 1999 het verplichte vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) ingevoerd in de bovenbouw van havo en vwo. In 2003 is het ook op het vmbo ingevoerd. Bij dit vak worden leerlingen gestimuleerd om kennis te maken met verschillende kunstvormen. Hiervoor krijgen zij, naast de

(24)

les-23 sen, een kortingspas en tegoedbonnen die zij uit kunnen geven aan culturele be-zoeken.

Hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

Binnen het hoger onderwijs neemt het kunstonderwijs een speciale en selectieve positie in. Het heeft een groteinternationale uitstraling met exponenten van wereld-formaat. Veel afgestudeerden laten bij uitstek ondernemerschap zien en er ligt een brede taak van culturele vorming in alle vormen van onderwijs.53

Binnen het hoger onderwijs zijn er twee verschillende bacheloropleidingen en twee masteropleidingen die dansgerelateerd zijn, respectievelijk de opleidingen: Dans en Docent dans, en Choreografie en Danstherapie.

Particulier onderwijs

Het aanbod van het hoger onderwijs beperkt zich tot de klassieke stijlen. Vanuit de behoefte om zich, middels onderwijs, verder te professionaliseren in andere stijlen dan de klassieke en als kwaliteitswaarborg, zij er particuliere initiatieven gestart om aan die vraag te voldoen. Een bekend voorbeeld is Dance Masters, een keurmerk dat gecreëerd is door de Nederlandse Bond van Dansleraren (NBD). Om een Dance Masters keurmerk te krijgen dienen leraren en scholen een certificaat te bezitten van de Stichting Federatie Dansleraren Organisaties, welke wordt verkregen na een voltooide opleiding.

3.2.2 Het gesubsidieerde circuit

Het gesubsidieerde circuit kent verschillende structuren en wegen. Zo zijn er subsi-dies vanuit de Rijksoverheid, Gemeentes en beperkt zijn er ook subsisubsi-dies vanuit de Provinciën. Verder zijn er fondsen die deels gefinancierd worden door de Rijksover-heid, bedrijven, Europa en donaties van particulieren. Elke met eigen criteria, doe-len, regels en budget voor dezelfde groep.

De elite: basisinfrastructuur

De rijksoverheid is verantwoordelijk voor de subsidiëring van het aanbod in de ba-sisinfrastructuur (BIS). Door de bezuinigingen op Rijksniveau wordt de BIS in het subsidieperiode 2013-2016 sterk afgeslankt. Er is ruimte voor vier dansgezelschap-pen (voorheen zeven) in de BIS. Van deze vier gezelschapdansgezelschap-pen moeten er twee van internationale statuur zijn (één balletgezelschap en één gezelschap voor moderne dans), daarnaast is er ruimte voor een gezelschap met een jeugddanstaak (voor-heen vier jeugddansgezelschappen) en één ander dansgezelschap.54 In de nieuwe basisinfrastructuur is er dus geen ruimte meer voor een internationaal festival, post-academische instellingen en dansproductiehuizen voor de podiumkunsten.55 Deze zijn aangewezen op gemeentelijke subsidies en fondsen, veelal incidenteel (korte termijn of op projectbasis).

In een werkplaats of productiehuis kan een dansondernemer met de hulp van een professionele organisatie een productie maken en spelen. Een werkplaats is gericht op de verdere professionalisering en ontwikkeling van beginnende makers. Een productiehuis maakt in de eerste plaats voorstellingen en doet dit met wisselende

53 Commissie Dijkgraaf, onderscheiden verbinden vernieuwen, pagina 4 54

www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kunst-en-cultuur/financiering-culturele-instellingen/nieuw-subsidiebeleid-voor-cultuur

55

(25)

theatermakers.56 Een van de redenen om productiehuizen te schrappen is dat ze stevige concurrentie kregen uit de hoek van ongesubsidieerde theaterbedrijven als Via Rudlophi, Alles voor de Kunsten of Bureau Berbee. Deze organisaties hebben zich ontwikkeld van boekingsbureaus tot bedrijven die volledige back-office dienst-verlening verlenen. De meeste klanten van deze instellingen zijn gezelschappen die een tweejarige subsidie van het fonds kregen, die ook bedoeld was als bijdrage aan talentontwikkeling.57

Het gros: fondsen, provincies en gemeenten

Nederland kent meerdere cultuurfondsen. Een deel van de fondsen subsidieert or-ganisaties die niet tot de BIS behoren en zijn ingesteld door de Minister van Cultuur. De minister moet dan ook de regelingen goedkeuren op basis waarvan de fondsen subsidies verstrekken. De fondsen staan dichter bij de sectoren en kunnen daardoor beter aansluiten bij de artistieke ontwikkelingen in de sector.58 In de nieuwe BIS is ruimte voor vijf cultuurfondsen, namelijk: Fonds Podiumkunsten en Cultuurparticipa-tie, Mondriaan Fonds, Nederlands Fonds voor de Film, Nederlands Letterenfonds, Fonds voor de Creatieve Industrie.59

Naast fondsen gesubsidieerd vanuit de BIS, zijn er gemeentelijke en provinciale fondsen en subsidies, onafhankelijke fondsen en Europese fondsen. Evenals de eerdergenoemde cultuurfondsen kennen deze instellingen verschillende construc-ties voor het verstrekken van subsidies. Meerjarig, twee- of eenjarig of op projectba-sis. Een voorbeeld is het Fonds voor Podiumkunsten.

Het Fonds Podiumkunsten biedt naast de meerjarige activiteitensubsidie (2013-2016) ook enkelvoudige en tweejarige programmering- en productiesubsidies en in-dividuele subsidies voor componisten en podiumkunstenaars. Het budget voor dans producerende instellingen is in de periode 2013-2016 jaarlijks €4.800.000, daar-naast is er per kalenderjaar €2.100.000 beschikbaar voor het organiseren van festi-vals of concoursen. Deze zijn echter niet gebonden aan een bepaalde podiumdisci-pline. 60

3.2.3 Het vrije circuit

Over het vrije circuit is weinig bekend. Bestaande gegevens zijn incompleet en vaak achterhaald. Hierdoor kan er weinig over het vrije circuit worden gezegd. Het vrije circuit kan gedefinieerd worden als de ondernemers binnen de danssector die niet gesubsidieerd zijn. De Nederlandse dansondernemers zijn geen stereotypische dienstverlenende bedrijven. De Nederlandse overheid rekent ze dan ook tot een unieke industrie, namelijk de creatieve industrie.6162 Het idee van de creatieve indu-strie heeft wereldwijd aandacht gekregen na de publicatie van Richard Florida’s boek The rise of the creative class. Het belangrijkste idee in dit boek is dat de

56 www.beroepkunstenaar.nl/theater/theaterwereld/werkplaatsen-en-productiehuizen/ 57www.simber.nl/2011/09/evaluatie-basisinfrastructuur/ 58 www.cultuursubsidie.nl/subsidieverstrekkers 59www.cultuursubsidie.nl/node/179 60 www.fondspodiumkunsten.nl/content/subsidieregeling/i_103/FPK_activiteitensubsidieregelingen_web.

(26)

25 nomie aan het transformeren is en dat creativiteit voor de 21ste eeuw is wat de ploeg was voor de 18de eeuw.6364

Een beeld van het economisch potentieel van de danssector komt naar voren uit de cijfers van Kunstfactor in combinatie met de bevolkingsteller van het CBS. Volgens het CBS telde Nederland op woensdag 22 februari 2012 bijna 17 mln. inwoners.65 En volgens Kunstfactor66, sectorinstituut Amateurkunst, deed 12% van de Neder-landse bevolking in het jaar 2010 actief aan amateurdans.67 Mits het percentage

van Nederlanders die in hun vrije tijd aan dans doen niet drastisch is gedaald bete-kent dit dat momenteel meer dan 2 miljoen mensen in hun vrije tijd actief zijn op het gebied van dans.

3.2.4 De Nederlandse danssector in dit onderzoek

Met dit onderzoek wordt getracht inzicht te krijgen in ondernemerschap in de gehele Nederlandse danssector. Dat betekent zowel in het gesubsidieerde als het vrije cir-cuit.

In de vorige paragraaf, onder De elite: Basisinfrastructuur wordt aangegeven dat een van de redenen om productiehuizen niet meer te financieren vanuit de BIS is dat er bedrijven uit het vrije circuit dezelfde diensten verleenden zonder de steun van BIS. Waarom is dat? Wat maakt dat deze bedrijven en alle andere succesvolle bedrijven in het vrije circuit in de danssector het wel kunnen redden zonder subsi-dies? Dit zijn vragen die hun antwoord vinden bij inzicht in de gehele danssector. Dus ook de verhouding tussen ondernemerschap binnen het gesubsidieerde en het vrije circuit.

3.3

Wat is ondernemerschap?

In het vorige hoofdstuk is kort ingegaan op de betekenis van ondernemerschap vol-gens het Rijk en subsidiënten, namelijk het vermogen een gevarieerde mix in in-komsten te vergaren. Deze betekenis is geformuleerd voor het gesubsidieerde cir-cuit, maar het zijn de ondernemingen in het vrije circuit die hun volledige levensvat-baarheid danken aan hun vermogen inkomsten te genereren. In dit onderzoek zijn de ondernemers in de gehele sector, in het gesubsidieerde en het vrije circuit, het onderwerp. De definitie zoals door het Rijk geformuleerd voldoet dan ook niet. De Europese Commissie (EC) en het Centrale Bureau voor de Statistiek (CBS) hebben een andere definitie geformuleerd:

“Ondernemerschap is de mentaliteit en het proces waarbij in een nieuwe of een be-staande organisatie economische activiteit wordt gecreëerd en ontwikkeld door het nemen van risico’s, creativiteit en/of innovatie te combineren met gezond beheer.”68

63

www.creativeclass.com/rfcgdb/articles/GlaeserReview.pdf

64 A window on dance page 115 Cultural industries as opposed to creative industries, misschien extra 65

www.cbs.nl/nl-nl/menu/themas/bevolking/cijfers/extra/bevolkingsteller.htm het exacte aantal was 16.723.605 66 www.kunstfactor.nl/ 67www.kunstfactor.nl/blobs/Kunstfactor/48197/2010/19/Amateurkunst_de_feiten_2010.pdf 68 http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/rapporten/2011/12/20/het- nederlandse-ondernemingsklimaat-in-cijfers-2011/het-nederlandse-ondernemingsklimaat-in-cijfers-2011.pdf, Pagina 16

(27)

Deze definitie bevat twee belangrijke elementen, namelijk: aan de ene kant is on-dernemerschap een proces uitgevoerd door organisaties die productiefactoren in-zetten om waarde toe te voegen. Traditioneel gezien zijn er binnen de economische wetenschap drie productiefactoren onderscheiden, te weten: natuur, arbeid en kapi-taal.69

Aan de andere kant van de definitie is ondernemerschap een mentaliteit. De menta-liteit van het dansondernemerschap is het onderwerp van deze studie en de basis van het gebruikte onderzoeksmodel, het BusinessLocus-model. Het komt uitvoering aan bod in hoofdstuk 5 Resultaten.

Omdat dansondernemerschap in de formele economie het onderwerp is van dit on-derzoek, is gekeken naar de inkadering van het ondernemerschap bij twee instituten die de economische activiteiten formeel maken. Registratie als ondernemer is mo-gelijk bij de Kamer van Koophandel (KvK) en bij de Belastingdienst. Hieronder staan in het kort de procedures die de beide instituten hanteren om een persoon formeel als ondernemer aan te merken.

3.3.1 De benadering van de KvK

De website van de Kamer van Koophandel (KvK) geeft een lijst met rechtsvormen waarvoor gekozen kan worden bij inschrijving in het handelsregister.70 Op deze lijst staan tien afzonderlijke rechtsvormen:

• Eenmanszaak;

• Besloten Vennootschap (B.V.); • Naamloze Vennootschap (N.V.); • Maatschap;

• Vennootschap Onder Firma (V.O.F.); • Commanditaire Vennootschap (C.V.); • Vereniging met volledige rechtsbevoegdheid; • Vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid; • Coöperatie/Onderlinge waarborgmaatschappij; • Stichting.

Tevens vermeldt de KvK dat alle ondernemingen en rechtspersonen in Nederland zich moeten inschrijven in het Handelsregister. Bijvoorbeeld, een eenmanszaak is, hoewel een rechtsvorm, geen rechtspersoonlijkheid, omdat bij een eenmanszaak de juridische aansprakelijkheid gelijk staat aan de natuurlijke persoon en niet een apar-te rechtspersoonlijkheid. De KvK toetst de vraag of een eenmanszaak in het han-delsregister moet worden opgenomen aan de hand van de criteria die de KvK voor rechtsvormen. Een aantal van deze criteria zijn:

• U levert goederen of diensten; • U vraagt hier een vergoeding voor; • U heeft meer dan één opdrachtgever.

Een volledige lijst van deze criteria is terug te vinden in bijlage 3B. Deze criteria zijn dezelfde criteria die de belastingdienst hanteert om iemand aan te merken als on-dernemer voor de BTW. Wat echter opvallend is, is dat de KvK spreekt van de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

es toxicologues et les spécialistes du mercure n’arrêtent pas de nous alerter sur ses dangers dans l’ali- mentation?. On sait que cette substance s’accumule particulièrement

Naar goed Zuid Amerikaans gebruik is dit een initiatief voor mensen die van muziek en gezelschapsdans houden om zodoende weer eens prettig de deur uit te zijn en nieuwe mensen

[r]

Opgemerkt moet worden dat beeld en waar- dering van de academische dans waarschijnlijk voor een belangrijk deel bepaald wordt door de waardering voor het Nederlands Dans Theater (NDT)

Voor SP.A-voorzitster Caroline Gennez mogen de privéverzekeringen alleen meer comfort in het ziekenhuis verzeke- ren, maar niet de medische zorgen. SP.A publiceert plan voor

Waar aan het begin van een work- shop mensen vaak een soort van pilaren zijn die allemaal recht naast elkaar staan en net- jes praten, bewegen ze aan het einde van de workshop

le Moine habile Protestant & savant dans les langues Orien- tales, nous assûre qu’il étoit écrit en Ebreu, parce que Saint Barnabé qui l’avoit décrit pour son usage étoit

le Moine habile Protestant & savant dans les langues Orien- tales, nous assûre qu’il étoit écrit en Ebreu, parce que Saint Barnabé qui l’avoit décrit pour son usage étoit