• No results found

Doel en probleemstelling Dit onderzoek heeft twee doelstellingen:

In document De Nederlandse danssector (pagina 195-198)

Interviewverslag Mundial Productions (dinsdag 6 maart 2012)

Bijlage 14: Verslag mysteryguest onderzoek

1 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

2.2 Doel en probleemstelling Dit onderzoek heeft twee doelstellingen:

• Motivaction nieuwe inzichten en kennis bieden over de danssector, waarmee

Motivaction het BusinessLocus-model toe kan passen op de Nederlandse danssector.

De probleemstelling van dit onderzoek luidt:

• Hoe kan het BusinessLocus-model de ondernemers in de Nederlandse

danssector typeren?

2.3

Methode van onderzoek

Het onderzoek is kwantitatief en kwalitatief van opzet. De uitkomsten van het kwan- titatieve onderzoek zijn indicatief van aard. Het trekken van harde, representatieve conclusies op basis van de 259 deelnemende respondenten is niet mogelijk.

Kwantitatief onderzoek

Om de populatie te bereiken is het door Motivaction onwtikkelde systeem XS (een online onderzoekstool) gebruikt. De uit XS verkregen link naar de enquête is via verschillende kanalen verstuurd, waarbij de verspreiding via social media de beste manier was om deze doelgroep te bereiken. De gebruikte kanalen zijn:

• Registraties in het Handelsregister (verschillende KvK’s hebben kosteloos lijsten beschikbaar gesteld)

• Brancheorganisaties (onder andere FNV Kiem en NBDK)

• Social media (voornamelijk Facebook, maar ook LinkedIn en Twitter)

De 45 stellingen die het hoofdcluster van een respondent in het BusinessLocus- model bepalen zijn het uitgangspunt geweest bij de opstelling van de enquête die voor dit onderzoek. De overige vragen in de BusinessLocus-enquête zijn kritisch bekeken en sommige zijn verwijderd door het gebrek aan relevantie voor de dans- sector.

Ook zijn er op basis van de literatuurstudie en de aanleiding van het onderzoek zes dansspecifieke vragen toegevoegd. De thema’s die in de zes vragen naar voren komen zijn: • Verbondenheid; • Dansstijl; • Danscontext; • Visie op dans; • Soort dansonderneming; • Zakelijke of artistieke kwaliteit.

Kwalitatief onderzoek

Voor het kwalitatieve onderzoek zijn zestien diepte-interviews gehouden. Er is ge- kozen voor diepte-interviews, omdat hierbij de geïnterviewde echt centraal staat en niet, zoals bij een focusgroep beïnvloed kan worden door derden.

Het uitgangspunt was om uit elk van de zes clusters in het BusinessLocus-model drie mensen te interviewen. Dit was voor het cluster einzelgängers niet mogelijk omdat er te weinig geschikte respondenten waren. De respondenten zijn in begin- sel geselecteerd op de mate waarin zij prototypisch zijn voor hun cluster. In sommi- ge gevallen was er een keuzemogelijkheid tussen meerdere respondenten. In die gevallen is de keuze gemaakt op basis van de dansstijl en het soort onderneming. Dit had als doel een diverse selectie aan respondenten te realiseren. Naast het ty- peren van de clusters was het doel namelijk een zo breed mogelijk beeld van de sector te krijgen.

De interviews zijn zo veel mogelijk op locatie afgenomen. Één interview is telefo- nisch afgenomen vanwege tijdsgebrek. De interviews zijn in de regel door twee per- sonen afgenomen, waarbij één van hen het gesprek leidde en de ander aantekenin- gen maakte. In drie gevallen was het niet mogelijk om de interviews zo te plannen dat dit haalbaar was. De verslaglegging heeft toen plaatsgevonden op basis van de gemaakte video-opname. De interviews zijn gehouden tussen 8 en 26 mei 2012 en als dank voor hun deelname ontvingen de respondenten een fles wijn.

Om de interviews af te nemen is een checklist gemaakt met onderwerpen die in het interview aan de orde moesten komen. Deze onderwerpen komen overeen met de

checklist die bij de focusgroepen voor het mkb-onderzoek gehanteerd zijn. Als aan- vulling hierop is er tijdens het interview ingegaan op de dansspecifieke vragen die aan de enquête zijn toegevoegd. De onderwerpen zijn gegroepeerd rondom de vol- gende thema’s: drijfveren, aspiraties en succes, werk-privébalans, concurrentie en keuzes.

2.4

Rapportage

Hoofdstuk 3 gaat in op de achtergrond waartegen het dansondernemerschap zich afspeelt, waarbij aandacht wordt gegeven aan het begrip dans, de educatie op het gebied van dans en het onderscheid tussen het gesubsidieerde en het vrije circuit. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens een vergelijking gemaakt tussen de Nederlandse danssector en het mkb. Het BusinessLocus-model is ontwikkeld voor het mkb en de vergelijking tussen het mkb en de danssector geeft de toepassing van het Busines- sLocus-model in de danssector extra duiding. In hoofdstuk 5 wordt specifiek inge- gaan op de typering van de BusinessLocus-clusters zoals deze toepasbaar zijn voor de danssector en de opmerkelijke overeenkomsten binnen de danssector. In hoofd- stuk 6 wordt de afweging gemaakt of de BusinessLocus-segmentatie de beste seg- mentatie voor de danssector is. En tot slot zijn in hoofdstuk 7 een aantal reacties van respondenten te lezen en in hoofdstuk 8 het dankwoord.

Dit adviesrapport heeft één bijlage. Het onderzoeksrapport in de bijlage geeft een uitgebreidere onderbouwing van de in dit adviesrapport gepresenteerde gegevens. De samenvatting, conclusies en aanbevelingen zijn opgenomen in hoofdstuk 1.

3

De Nederlandse danssector

In dit hoofdstuk komt de positie van dans in Nederland aan bod. In de eerste para- graaf is ruimte voor de vraag: wat is dans eigenlijk?

De commissie Dans van de Raad, die onder het ministerie OC&W valt, heeft een sectoranalyse gemaakt van de danssector waarin zij schrijven: “Zij betreft zowel het gesubsidieerde als het vrije circuit.”5 Maar voordat de economische danssector aan bod komt, zal gekeken worden naar de opleidingsmogelijkheden die dansonderne- mers hebben om hun vaktechnische professionaliteit te vergroten.

In document De Nederlandse danssector (pagina 195-198)