• No results found

Dansondernemers, net een ander soort

In document De Nederlandse danssector (pagina 190-195)

Interviewverslag Mundial Productions (dinsdag 6 maart 2012)

Bijlage 14: Verslag mysteryguest onderzoek

1 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

1.2 Methode van onderzoek

1.3.2 Dansondernemers, net een ander soort

De dansondernemers zijn net een ander soort ondernemer dan ondernemers in het mkb. Het zijn jonge, hoogopgeleide ondernemers, waarvan ruim de helft een hbo- opleiding heeft gedaan. Dit kan te maken hebben met het feit dat de kunstvakoplei- dingen op hbo-niveau plaatshebben. Dat is een duidelijk contrast met de, over het algemeen oudere en lager opgeleide mkb’ers. Ondernemers in de danssector zijn dan ook heel leergierig en investeren continu in de kwaliteit van hun onderneming door bijscholing.

Opmerkelijk is dat dansondernemers, met een verschil van 31%, zichzelf meer als startende ondernemer zien dan de ondernemers in het mkb. Dit kan verband hou- den met de leeftijd van de dansondernemers, waarvan de meerderheid jonger is dan 35 jaar. Ook zijn het voornamelijk jonge bedrijven in de sector en zijn danson- dernemers erg kritisch wat betreft de kwaliteit van hun zaak, het moet echt goed zijn.

Dat dansondernemers zo jong zijn heeft te maken met het vak. Een professionele uitvoerende danser heeft een beperkte ‘houdbaarheidsdatum’ om zijn vak actief uit te oefenen. Dit is iets wat bij meer beroepen voorkomt waarbij beweging centraal staat, zoals voetbal. Een aantal van deze dansers stromen door naar andere func- ties binnen de danssector, maar een andere deel gaat in een geheel andere sector aan het werk.

1.3.3 Meer flexibel

Een kantoorbaan van 9.00 tot 17.00 uur is een uitzondering in de danssector, het werk gebeurt voornamelijk in de avond en regelmatig in het weekend. Dansonder- nemers hebben iets meer een 24-7 mentaliteit dan het mkb.

Ondernemer zijn is vaak de enige optie om het vak te kunnen uitoefenen. Dit is ook in de cijfers terug te zien. 90% van de dansondernemers zijn hun bedrijf zelf gestart en doen dit voornamelijk vanuit huis als een eenmanszaak, hoewel zij het liefst de beschrijving ZZP'er hanteren.

Anders dan bij het mkb zijn er minder familiebedrijven in de danssector. Als het gaat om werknemers maakt de dansondernemer liever gebruik van flexibele arbeid dan mensen in loondienst, waarvoor drie keer minder vaak wordt gekozen dan in het

mkb. De dansondernemers vervullen vaker de rol van leidinggevende, maar de om- vang van de onderneming is gelijk aan die in het mkb.

1.3.4 Hunkering naar erkenning en waardering dans(vak)

In alle interviews werd een hunkering naar meer waardering voor en erkenning van dans benoemd. Voor een deel ging het om dans als een sociaal middel dat mensen verbindt, maar ook om zelfontplooiing. Vooral ondernemers die werken met stijldans benaderen dans vanuit dit aspect.

Het andere aspect betreft dans als vak. Hierin werd vooral het gebrek aan begrip voor de zwaarte en complexiteit van het vak als een punt van verbetering genoemd. Zowel door de consument als de zakelijke markt.

1.3.5 Overdragen van passie, mensen iets leren

Het leukste van hun onderneming vinden de dansondernemers het contact met klanten waarbij overdracht plaatsvindt. Een aantal respondenten noemt specifiek het lesgeven als voorbeeld. En voor een paar van hen was het niet meer les kunnen geven zelfs een reden om dan niet meer te ondernemen in de danssector.

Het kunnen werken vanuit hun passie en deze daarbij mogen overdragen aan ande- re mensen, om ze iets te leren, daar halen de dansondernemers de meeste energie uit.

1.3.6 Ze ervaren geen concurrentie

Het is opvallend dat dansondernemers geen concurrentie ervaren of, als ze dat wel doen, zich en niet door beïnvloed voelen. Zij spreken van vertrouwen in hun werk en zeggen onderscheidend te zijn in hun kwaliteit. Een uitspraak met zulke grote ze- kerheid is opmerkelijk aangezien dansondernemers zich minder ervaren beschou- wen dan ondernemers in het mkb.

1.3.7 Samen staan wij sterker

De dansondernemers gaven aan te ervaren dat er te veel vanuit eilandjes wordt gewerkt in de sector, waardoor veel solo en langs elkaar heen wordt gewerkt. Wan- neer aan de ondernemers gevraagd werd wat hun wens is voor de danssector of hoe de sector zich meer zou kunnen versterken, werd unaniem een vorm van sa- menwerking aangereikt. Sommige ondernemers noemden daarbij specifieke stijlen, terwijl anderen over de sector in het algemeen spraken.

1.4

Aanbevelingen

Uit de conclusies zijn een aantal aanbevelingen te destilleren die aansluiten bij de doelstellingen van het onderzoek. Het primaire doel was Motivaction het inzicht en de kennis te bieden die het mogelijk maken het BusinessLocus-model in de dans- sector toe te passen. In de eerste paragraaf is aangegeven op welke manier Moti- vaction het BusinessLocus-model kan gebruiken voor de danssector. Ook zijn hier toepassingsmogelijkheden beschreven die Motivaction heeft vanuit de opgedane kennis. De tweede doelstelling, een bijdrage leveren aan de professionalisering van de Nederlandse danssector, staat centraal in de aanbevelingen die zich richten tot de danssector.

1.4.1 Aanbevelingen voor Motivaction

De ontwikkeling van een Creative Industry BusinessLocus

tieve industrie, zoals dat eerder ook gedaan is bij het Mentality-model voor andere sectoren en doelgroepen. In het YoungMentality-model en het Etno-Mentality-model is een nieuwe clustering gemaakt, waarbij de grenzen van de clusters afwijken van de clusters in het moedermodel. Deze nieuwe clustering en ontwikkeling van een echt dochtermodel is niet mogelijk op basis van de Nederlandse danssector, omdat de groep dansondernemers niet talrijk genoeg is. Als de hypothese waar blijkt te zijn, dan gaat het alleen op basis van de door ons onderzochte SBI-codes al om ruim 27.000 ondernemers. Het voordeel van het breder opzetten van een dochter- model van het BusinessLocus is dat er op basis van de data in het KvK-bestand gewogen kan worden met behulp van gegevens als postcode en aantal medewer- kers. Dit is specifiek voor de danssector alleen niet mogelijk, omdat er maar delen van de door de KvK aangeleverde lijsten binnen de populatie vallen.

Om mogelijke creatieve ondernemers bereidwillig te vinden om mee te werken, kan het direct na het invullen van de enquête communiceren van de clustertypering een rol spelen. In dit onderzoek zijn de resultaten pas enige tijd na het invullen van de enquête aan de respondenten kenbaar gemaakt. Omdat verondersteld wordt dat de typering van de Dance BusinessLocus-clusters overeenkomt met andere onderne- mers in de creatieve industrie, kunnen bij een herhaling of uitbreiding van het onder- zoek de op de danssector aangepaste clustertypering gecommuniceerd worden aan de respondent. Het invullen van de enquête is daarmee niet zozeer het meedoen aan een onderzoek, maar zal door de respondenten gezien worden als een testje dat een concreet inzicht in de persoonlijke ondernemersstijl oplevert.

Verbeterpunten bij herhaling of uitbreiding van het onderzoek

Als dit onderzoek in deze vorm of in een uitgebreidere vorm (op basis van het aantal respondenten of het opnemen van andere creatieve ondernemers), dan zijn er een aantal elementen in de opzet van het onderzoek waarmee rekening gehouden dient te worden.

• De enquêtevraag: “Welke omschrijving past het best bij uw bedrijf?”, moet voor de danssector of de creatieve industrie veranderd worden in: “Welke rechtsvorm heeft uw onderneming?” Het mengen van rechtsvormen met de term ZZP’er die door de belastingdienst gebruikt wordt, leidt tot moeilijker interpreteerbare gegevens. • In de danssector zijn heel veel ZZP’ers. Om toch te weten hoeveel ZZP’ers er zijn

kan beter een extra vraag gesteld worden. Deze vraag moet zijn: Welke omschrij- ving past het best bij uw bedrijf: freelancer, traditioneel bedrijf, combinatie van de twee.

• Bij de vraag naar opleidingsniveau is het in de danssector ook relevant om te vra- gen naar het soort opleiding. Dit kan gebeuren als vervolgvraag, hiermee is vanuit het kwantitatieve onderzoek aan te geven hoeveel dansers in de sector terecht zijn gekomen via een kunstvakopleiding, en welke dansondernemers zichzelf zonder deze opleiding op professioneel niveau heeft gekregen.

• Bij het onderzoek in de danssector was er bij veel respondenten onduidelijkheid over de vraag over dansstijlen. De indeling die gemaakt is, is op zich goed. Maar in de enquête zijn geen voorbeelden van de verschillende dansstijlen opgenomen. • In de antwoorden van de respondenten gaven veel geënquêteerden aan, naast de

mogelijkheden bij de vraag over social media, onder overig ook vaak Twitter aan- gaven. Later in de enquête staat een vraag over Twitter, deze vragen moeten sa- mengevoegd worden.

• In het kwalitatieve onderzoek kwam naar voren dat veel ondernemers het moeilijk vonden om te kiezen voor de artistieke of zakelijke kwaliteit van hun onderneming. Naast de dichotomische vraag, moet deze vraag ook opgenomen worden als een stelling in de 10 BusinessLocus-stellingen

• Wat ook in het kwalitatieve onderzoek naar voren kwam, was dat de contexten die geformuleerd zijn in het theoretisch kader niet alle contexten omvat. De educatieve context moet toegevoegd worden aan de mogelijkheden.

1.4.2 Mogelijke toepassingen van dit onderzoek Ministerie van OC&W

Het door de rijksoverheid gesubsidieerde cultuurbestel heeft te maken met een ver- mindering van de subsidiegelden. Mede door deze vermindering van subsidies heeft Halbe Zijlstra, staatsecretaris van onderwijs cultuur en wetenschap, het programma

“Ondernemerschap Cultuur” geïnitieerd. De nadruk in dat programma ligt op investe- ring in en ontwikkeling van vaardigheden en kennis op het gebied van ondernemer- schap.

Motivaction kan in opdracht van het ministerie een bijdrage leveren aan de gewens- te kennisopbouw over ondernemerschap.

Brancheorganisaties

De ruimte die Motivaction heeft om de resultaten uit dit onderzoek om te zetten in onderzoeken voor individuele dansondernemers is niet groot. Het merendeel van de dansondernemers is ten slotte een eenmanszaak of ZZP’er. Wel ligt er een kans voor Motivaction om zijn diensten aan te bieden aan brancheorganisaties en belan- genverenigingen in de sector. Twee voorbeelden van zulke organisaties zijn FNV Kiem en Dance Masters.

Met behulp van de aanpassingen in de typering van de BussinesLocus-clusters kunnen de ledenbestanden van zulke organisaties geanalyseerd worden en kan Mo- tivaction advies uitbrengen op het gebied van verbetering van de dienstverlening. Een concreet voorbeeld is Dance Masters, een brancheorganisatie die dansscholen certificeert en die bezig is om een cursus over ondernemerschap te ontwikkelen. Motivaction kan bij de ontwikkeling hiervan een rol spelen vanuit de nu voorhanden kennis van het ondernemerschap in de danssector.

Kunstvakscholen

Niet alleen op beleidsniveau of in het vrije circuit kan Motivaction met de nieuwe kennis nieuwe opdrachten binnenhalen. Ook binnen het hbo-kunstvakonderwijs kan Motivaction met de kennis over het dansspecifieke ondernemerschap een bijdrage leveren aan het deel van het curriculum dat over ondernemerschap gaat. Hogescho- len hebben er baat bij dat de afgestudeerde studenten slagen in hun danscarrière en zoals in het kwalitatieve onderzoek is gebleken is ondernemerschap iets dat ei- genlijk hoort bij het professioneel bezig zijn met dans.

1.4.3 Aanbevelingen danssector

In de interviews, gedurende het kwalitatieve onderzoek, zijn een aantal aankno- pingspunten voor aanbevelingen gevonden die een bijdrage kunnen leveren aan de professionalisering van de danssector.

Ontwikkeling van een dansbrede bachelor opleiding

De dansondernemers geven aan dat dans(vak) meer erkenning en waardering moet krijgen vanwege de inhoud en de waarde die het heeft voor de maatschappij. “Het is heel hard werken en het minst betaald krijgen van alle theatervormen.” De

ondernemers die ondernemen in andere stijlen dan de klassieke dans, hebben nu niet de mogelijkheid om via een bacheloropleiding specifiek te werken aan hun vaardigheden als dansondernemer. In het vrije circuit zijn er initiatieven die als een kwaliteitskeurmerk gelden, maar deze zijn stijlspecifiek en geven geen erkend di- ploma.

De andere stijlen kunnen worden opgenomen in het kunstvakonderwijs, maar omdat zij commerciëler georiënteerd zijn dan de klassieke stijlen moet dit idealiter gebeu- ren in de vorm van een samenwerking tussen reguliere hogescholen en kunstvak- scholen. Het belang van samenwerking om de sector sterker te maken is door alle geïnterviewde ondernemers aangereikt.

De samenwerking moet in de vorm van een major-minorconstructie plaatsvinden, waarbij de reguliere hogeschool 40% van het onderwijs voor zijn rekening neemt en ingaat op de ondernemerschapskanten van de danssector. De kunstvakscholen werken daarentegen aan de dansvaardigheden van de toekomstige dansonderne- mers. Hierbij kan in de eerste jaren ruimte zijn voor klassieke basistechnieken, en

ger onderwijs. Dit geeft een boodschap af van erkenning van en waardering voor dans.

Netwerkkaart van de danssector

Veel ondernemers hebben gedurende het kwalitatieve onderzoek aangegeven dat de verschillende stijlen geïsoleerd zijn en op hun eigen eilandjes leven. Tegelijk komt in het kwalitatieve onderzoek ook naar voren dat de dansondernemers sa- menwerken als de manier zien om de sector krachtiger te maken. Om de samen- werking in de danssector te bevorderen moet er een digitale netwerkkaart gemaakt worden waarop alle organisaties in de sector staan. Zonder het inzicht in het net- werk van de dansondernemers zijn de beschikbare mogelijkheden tot samenwer- king ook niet inzichtelijk.

Dit is te verwezenlijken door ledenbestanden en databases aan elkaar te koppelen van alle opleidingen die direct of zijdelings met dans te maken hebben, alsook de particuliere initiatieven tot certificering. Daarnaast kunnen de overige belangenver- enigingen opgenomen worden en zelfs de gegevens uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Met gegevens over bijvoorbeeld de rechtsvorm en inschrij- vingsdatum kunnen de personen in de database geladen worden. Het inzicht dat zo’n netwerkkaart oplevert, maakt het doen van onderzoeken in de danssector aan- zienlijk makkelijker en ook plukken alle samenwerkende organisaties de vruchten van de netwerkkaart, omdat het inzicht geeft in waar je leden bijvoorbeeld hebben gestudeerd, of hoe groot hun ondernemingen zijn.

Wel moet deze koppeling van persoonlijke gegevens gebeuren door een externe organisatie die geen direct belang heeft in de danssector en die bekend staat om de goede omgang met privacy. De wil tot medewerking aan zo een initiatief zal niet groot zijn als de aanbiedende partij een duidelijk commercieel belang heeft. Hoewel deze aanbeveling een utopisch streven is, betekent dat niet dat het niet realiseer- baar is. Het vereist echter wel een sterke commitment van de betrokken partijen en een reële investering in tijd en geld.

2

Inleiding

In opdracht van Motivaction, in naam van Esther Cachet, hebben Andrea Moreira Santos en Frank Boom een onderzoek uitgevoerd naar het ondernemerschap in de Nederlandse danssector aan de hand van het BusinessLocus-model.

2.1

Achtergrond

Het toetsen van het BusinessLocus-model aan de hand van de danssector

De aanleiding van dit adviesrapport is het gebrek aan informatie over de sectorbre- de danswereld die een van de afstudeerders nodig had voor haar eigen dansonder- neming. Na overleg met Motivaction is besloten om het door Motivaction ontwikkel- de BusinessLocus-model te toetsen aan de danssector. Dit model is ontwikkeld om ondernemers in het mkb te kunnen segmenteren op basis van hun drijfveren en mentaliteit.

Cultureel ondernemerschap staat meer in de belangstelling

Onder druk van teruglopende subsidiegelden is er vanuit de overheid een groeiende aandacht voor cultureel ondernemerschap. Verschillende beleidsstukken pleiten voor de bevordering van cultureel ondernemerschap en de professionalisering van de creatieve industrie. 3 En toch is, ondanks de actualiteit van cultureel onderne- merschap, het belang van dit onderzoek tijdloos; de danssector bestaat namelijk, ongeacht de situatie, voor een groot deel uit ondernemers.

Weinig aandacht voor economie in danswetenschap

De aandacht die er vanuit de overheid is voor cultureel ondernemerschap heeft zijn weg nog niet voldoende gevonden naar de wetenschappelijke wereld. Ondanks dat er veel multidisciplinaire onderzoeken naar dans zijn, is een groot deel van de Ne- derlandse danssector niet vertegenwoordigd. De bestaande onderzoeken richten zich voornamelijk op de klassieke stijlen of een andere specifieke stijl. Ook de eco- nomische wetenschappen zijn slecht vertegenwoordigd in het wetenschappelijke dansonderzoek, dit terwijl ruim 40%van de sector uit ondernemers bestaat. 4

De Nederlandse danssector

Het beeld van dans verschilt per individu. Terwijl bij de gedachte aan dans de ene persoon klassieke stijlen voor de geest haalt, denkt de ander aan hedendaagse dans als hiphop. Dit heeft te maken met iemands persoonlijk referentiekader. Som- mige mensen komen dans al tegen in het basisonderwijs en sommigen pas tijdens het voortgezet onderwijs bij het vak culturele en kunstzinnige vorming (CKV). De ontwikkelingsmogelijkheden qua dansonderwijs lopen door tot de hbo- vakopleidingen, maar ook zijn er particuliere opleidingen die zich niet beperken tot de klassieke stijlen. Niet alleen heeft ieder individu een eigen gedachte bij dans, voor elk van deze opvattingen is ruimte in de danssector. Dit onderzoek richt zich op alle vormen van ondernemerschap in de gehele danssector. Van de instellingen die Rijkssubsidies krijgen tot de zelfstandige dansdocenten en van geschoolde tot on- geschoolde dansondernemers.

2.2

Doel- en probleemstelling

In document De Nederlandse danssector (pagina 190-195)