• No results found

Wie betaalt de rekening?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wie betaalt de rekening?"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wie betaalt de rekening?

Een onderzoek naar de werking van het wetsvoorstel ‘Wet bescherming

erfgenamen tegen onverwachte schulden’ voor het notariskantoor Volders.

Mevr. M.H. Rienks

Studentnummer: 297406

Hanzehogeschool - HBO Rechten

Groningen Mevr. mr. M.H. Meijer Afstudeerdocent Notariskantoor Volders Grootegast Mevr. mr. M.S. Teunissen-Dijkstra Praktijkbegeleidster Groningen, mei 2015

(2)

Afstudeeronderzoek HBO-Rechten

“Wie betaalt de rekening?”

Een onderzoek naar de werking van het wetsvoorstel ‘Wet bescherming

erfgenamen tegen onverwachte schulden’ voor het notariskantoor Volders.

Auteur:

M.H. Rienks

Student HBO-Rechten, Hanzehogeschool Groningen

Studentnummer: 297406

Opdrachtgever:

Notariskantoor Volders

Grootegast

Praktijkbegeleidster:

Mevr. mr. M.S. Teunissen-Dijkstra

Kandidaat-notaris

Afstudeerdocent:

Mevr. mr. M.H. Meijer

Hanzehogeschool Groningen

Groningen, mei 2015

(3)

Samenvatting

Dit onderzoek is in opdracht van notariskantoor Volders te Grootegast uitgevoerd. In dit onderzoek is onderzocht wat de mogelijke invloed is van het concept wetsvoorstel ‘Wet bescherming erfgenamen tegen onverwachte schulden’ op de huidige werkzaamheden van het notariskantoor en of er mogelijke aanpassingen nodig zijn na invoering van het wetsvoorstel.

De doelstelling van het onderzoek is het doen van aanbevelingen aan notariskantoor Volders, naar aanleiding van en anticiperend op het wetsvoorstel ‘Wet bescherming erfgenamen tegen

onverwachte schulden’, om te komen tot verbetering van de advisering op het gebied van

(negatieve) nalatenschappen. Deze doelstelling wordt bereikt door het doen van deskresearch met betrekking tot literatuur en jurisprudentie op het gebied van (negatieve) nalatenschappen, het analyseren van interne stukken met betrekking tot de werkwijze en advisering bij (negatieve) nalatenschappen en het interviewen van medewerkers uit het notariaat.

De vraag die centraal staat in dit onderzoek luidt als volgt: ‘In hoeverre sluit de advisering van

Notariskantoor Volders op het gebied van (negatieve) nalatenschappen aan op de huidige wetgeving en de binnen de branche gebruikelijk opvattingen en hoe dient hier met het oog op de nieuwe wetgeving in de toekomst mee om te worden gegaan?’ Voor de beantwoording van deze vraag zijn

een aantal deelvragen opgesteld. Deze deelvragen zijn gecategoriseerd in drie thema’s en zijn elk op een apart gedeelte gericht. De deelvragen richten zich op de theorie, praktijk en op een analyse.

De volgende deelvragen zijn gesteld in het onderzoek:

Theorie

- Welke mogelijkheden geven wet- en regelgeving, jurisprudentie en literatuur aan een erfgenaam als hij te maken krijgt met onverwachte schulden en deze niet met zijn privévermogen kan betalen?

- Wat is vanuit wet- en regelgeving, jurisprudentie en literatuur de rol van de notaris als boedelafwikkelaar indien er (onverwacht) schulden zijn, tegenover een erfgenaam en schuldeiser?

- In welke situatie kan een erfgenaam een beroep doen op het wetsvoorstel en in hoeverre verschilt dit met de huidige wet- en regelgeving?

Praktijk

- Welk advies geeft de (kandidaat) notaris over het algemeen wanneer het gaat om het aanvaarden van een nalatenschap? Wat is de meest voorkomende vorm?

- Welke problemen doen zich of kunnen zich voordoen op het notariskantoor Volders bij de advisering als het gaat om nalatenschappen?

Analyse

- In hoeverre komen theorie en praktijk rondom de adviseer- en handelswijze, wanneer het gaat om een nalatenschap, overeen?

- In hoeverre komen theorie en praktijk rondom het wetsvoorstel overeen? Is de theorie in de praktijk uitvoerbaar?

De vragen die bij de theorie behoren, geven een antwoord op de wijze hoe momenteel met de bestaande literatuur, jurisprudentie en wet- en regelgeving gehandeld dient te worden. Dit

onderzoek is dan ook vanuit deskresearch uitgevoerd. De praktijkvragen geven een antwoord op hoe er momenteel in de praktijk, op het notariskantoor, wordt gehandeld en waar men tegen aan loopt wanneer men te maken krijgt met een nalatenschap. Daarbij wordt een weergave gegeven hoe de situatie met het huidige systeem wordt afgehandeld en welke invloed het wetsvoorstel hierop zou hebben indien het ingevoerde wetgeving zou zijn. Voor de beantwoording van de praktijk vragen is

(4)

er veel gewerkt met interne stukken. Daarnaast zijn medewerkers ondervraagt om de dossier uitkomsten kracht bij te zetten. De laatste deelvragen gericht op de analyse zien op een vergelijking tussen theorie en praktijk. Hier speelt de overkoepelende vraag in hoeverre de theorie met de praktijk strookt en andersom.

Belangrijkste resultaten

De advisering en handelswijze die momenteel wordt gehanteerd op notariskantoor Volders, komt redelijk overeen met de huidige wetgeving en met de handelswijze van andere kantoren.

Nalatenschappen met een positief saldo worden zuiver aanvaard, nalatenschappen met een onbekend of negatief saldo worden veelal beneficiair aanvaard en in sommige gevallen verworpen. Wat opvallend is, en wat bleek uit de bevraging van de medewerkers, is dat de ene medewerker te allen tijde adviseert om beneficiair te aanvaarden en de andere medewerker de advisering laat afhangen van het saldo van de nalatenschap. Wat overigens nog meer op viel is dat in vrijwel alle dossiers die zijn onderzocht de nalatenschap zuiver werd aanvaard, ook al stond het saldo van de nalatenschap enkel globaal vast.

Wat betreft het wetsvoorstel is er nog veel onduidelijk. En het is dan ook de vraag of er echt belang bij is om het wetsvoorstel in zijn huidige vorm te realiseren. Dit onder andere vanwege het feit dat sommigen beweren dat dit nieuwe artikel niet de oplossing biedt voor de problematiek. Van deze problematiek, namelijk het bestaan van schulden in een nalatenschap, is vrij weinig te merken op het notariskantoor. In geen enkel dossier dat is onderzocht kon een onbekende wending of schuld herleid worden, waardoor de erfgenaam ernstig benadeeld werd. Bij de bevraging naar een oordeel over het wetsvoorstel bij de medewerkers in het notariaat, staat men positief tegenover het

wetsvoorstel. Toch zien zij liever een wijziging in de huidige wetgeving door het standaardiseren van de beneficiaire aanvaarding.

Aanbevelingen in het kort

Gezien het feit dat er geen eenduidig advies vanuit het kantoor wordt gegeven is het aanbevelingswaardig dit te realiseren. Daarbij is het eveneens verstandig om de beneficiaire

aanvaarding op een positievere manier te benaderen. Het moet voor de erfgenaam duidelijk zijn dat bij beneficiaire aanvaarding hij beter beschermd is tegen onverwachte wendingen, ondanks het gegeven dat deze wijze van aanvaarding kosten met zich meebrengt. Ook het volgen van een cursus is een advies, omdat het wetsvoorstel in zijn huidige hoedanigheid erg complex is. Gezien het feit dat op kantoor veelal zuiver wordt aanvaard, is het mogelijk dat er een keer een erfgenaam zich meld met dergelijke problematiek als bedoeld in het wetsvoorstel. Tot slot wordt aanbevolen om nader onderzoek te doen naar de advisering en handelswijze, mede in het licht van het wetsvoorstel.

(5)

Voorwoord

Voor u ligt het onderzoeksrapport, dat na vijf maanden hard werken tot stand is gekomen. Het onderzoeksrapport is het afrondende onderdeel van de opleiding HBO-Rechten aan de

Hanzehogeschool Groningen. Gedurende drie en een half jaar heb ik naar deze fase toegewerkt, waarbij ik middels leerstof en stage er achter ben gekomen dat mijn interesse uit gaat naar Privaatrecht. Daarbij is na mijn stage de nadruk gelegd op de notariële branche, waar ik dan ook graag in verder wil.

Gezien mijn interesse lag het dan ook voor de hand om een onderwerp binnen het notariaat te kiezen. Om tot een onderwerp te komen heb ik veel aan de lessen gehad die zijn gegeven omtrent het afstudeeronderzoek. Uiteindelijk ben ik terecht gekomen bij een wetsvoorstel dat voor het notariaat interessant zal zijn wanneer het geëffectueerd zal worden. Het onderwerp ziet op

nalatenschappen, een onderdeel van het notariaat wat mij erg aanspreekt. Alle puzzelstukjes vielen bij dit onderzoek op zijn plaats en ik had dan ook veel zin om aan de slag te gaan.

Het aan de slag gaan was voor mij ook tevens een obstakel. Ik vond het lastig ergens te beginnen en om er daadwerkelijk een middag voor te gaan zitten. Naar mate de deadline naderde begon ik steeds meer de stress te voelen. Door een peptalk van mij praktijkbegeleider en afstudeerdocent werd ik meer gemotiveerd en heb ik in de laatste weken alle zeilen bijgezet om de deadline te kunnen halen. Voor de uiteindelijke totstandkoming van dit rapport wil ik allereerst de heer Albert Volders

bedanken voor de afstudeerplek die hij mij heeft geboden binnen het kantoor.

Tevens wil ik mijn praktijkbegeleider, mevrouw Marije Teunissen-Dijkstra, bedanken. Zij heeft mij veel adviezen gegeven, ondersteund en goed begeleid gedurende de periode.

Daarnaast wil ik mijn afstudeerdocent, mevrouw Margriet Meijer, bedanken voor de periode dat zij mij heeft begeleid en de adviezen die zij mij heeft gegeven.

Ook de heer Micheal Riemens wil ik hierbij bedanken voor de adviezen die hij mij heeft gegeven bij de totstandkoming van mijn onderzoeksopzet.

Tot slot wil ik de heer mr. Paul Kluitenberg, kandidaat-notaris bij notariskantoor Slagman te Leeuwarden, mevrouw mr. Loes van der Poel, kandidaat-notaris bij notariskantoor Schrama te Sassenheim en mevrouw mr. Welmoed M. van den Berg-van der Pol bedanken voor het beantwoorden van mijn vragen

Tot slot wil ik Sybrand Heringa en Wilma Helmes bedanken voor het meedenken en becommentariëren van het stuk.

Door de tijd die zij allen in mij hebben gestoken is het onderzoeksrapport zo geworden als deze nu is. Ik wens u veel plezier bij het lezen van dit rapport.

Marijke Henriëtte Rienks Groningen, mei 2015

(6)

Inhoudsopgave

H

OOFDSTUK

1.

I

NLEIDING P

.

9

1.1 Relevantie p. 9 1.2 Eerder onderzoek p. 10 1.3 Actoren p. 10 1.4 Doelstelling p. 12 1.5 Onderzoeksmethoden p. 12 1.6 Interventiecyclus p. 12 1.7 Vraagstelling p. 12 1.7.1 Centrale vraag p. 13 1.7.2 Deelvragen p. 13 1.7.2.1 Theoretisch p. 13 1.7.2.2 Praktijk p. 13 1.7.2.3 Analyse p. 13 1.8 Leeswijzer p. 13

H

OOFDSTUK

2.

M

ETHODOLOGISCHE VERANTWOORDING P

.

14

2.1 Onderzoeksverloop p. 14 2.2 Het onderwerp p. 14 2.3 Theorieonderzoek p. 14 2.4 Praktijkonderzoek p. 15 2.5 Onderzoeksobjecten p. 16 2.6 Analyse p. 16 2.7 Reflectie p. 16

H

OOFDSTUK

3.

T

HEORIEONDERZOEK P

.

18

3.1 Erven in het algemeen p. 18

3.1.1 Goederen p. 18 3.1.2 Schulden p. 18 3.1.3 Erfgenamen p. 18 3.1.3.1 Parentele stelsel p. 19 3.1.4 Verwerpen of aanvaarden p. 20 3.1.4.1 Verwerpen p. 20 3.1.4.2 Aanvaarden p. 20 3.1.4.3 Zuiver aanvaarden p. 20 3.1.4.4 Beneficiair aanvaarden p. 21

3.1.4.5 Minderjarigen, onderbewindgestelden en onder curatele gestelden p. 21

3.1.5 Na de keuze p. 22

3.2 De rol van de notaris p. 23

3.1.1 Bevoegdheden p. 23

3.2.2 Werkzaamheden p. 23

3.3.3 Vereffening p. 24

(7)

3.3.3.2 Schulden voldoen p. 25

3.3 De rol van erfgenaam p. 27

3.3.1 Verwerpen p. 27 3.3.2 Beneficiair aanvaarden p. 27 3.3.3 Zuiver aanvaarden p. 28 3.4 Het wetsvoorstel p. 30 3.4.1 Huidig systeem p. 30 3.4.2 Voorstel p. 30 3.4.3 Onverwachte schulden p. 31 3.4.4 Verschillen p. 32 3.5 Samengevat p. 34

H

OOFDSTUK

4.

P

RAKTIJKONDERZOEK P

.

36

4.1 Theorie ontmoet praktijk p. 36

4.2 Dossiers p. 39

4.2.1 Casus met beneficiaire aanvaarding p. 39 4.1.1.1 Hoe het aan de hand van het huidig systeem is verlopen p. 39 4.1.1.2 In geval het wetsvoorstel geëffectueerd zou zijn ten tijde van de casus p. 40

4.2.2 Stelsituatie p. 40

4.2.2.1 Huidige wetgeving p. 40

4.2.2.2 Wetsvoorstel p. 41

4.2.2.3 Verschillen p. 41

4.2.3 Casus met zuivere aanvaarding p. 42

4.2.3.1 Hoe het aan de hand van het huidig systeem is verlopen p. 42 4.2.3.2 In geval het wetsvoorstel geëffectueerd zou zijn ten tijde van de casus p. 43

4.2.4 Stelsituatie p. 43 4.2.4.1 Huidige wetgeving p. 43 4.2.4.2 Wetsvoorstel p. 44 4.2.4.3 Verschillen p. 44 4.3 Beoordeling wetsvoorstel p. 45 4.4 Samengevat p. 46

H

OOFDSTUK

5.

A

NALYSE

P

.

47

5.1 Advisering en handelswijze p. 47 5.1.1 Theorie p. 47 5.1.2 Praktijk p. 47 5.1.3 Analyse p. 47 5.2 Wetsvoorstel p. 48 5.2.1 Theorie p. 48 5.2.2 Praktijk p. 48

(8)

5.2.3 Analyse p. 49

H

OOFDSTUK

6.

C

ONCLUSIES P

.

50

6.1 Conclusie advisering en handelswijze p. 50

6.2 Conclusie wetsvoorstel p. 50 6.3 Concluderend p. 50

H

OOFDSTUK

7.

A

ANBEVELINGEN

P

.

52

7.1 Aanbeveling 1 p. 52 7.2 Aanbeveling 2 p. 52 7.3 Aanbeveling 3 p. 52 7.4 Aanbeveling 4 p. 52

L

IJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN P

.

53

L

ITERATUURLIJST P

.

54

J

URISPRUDENTIELIJST P

.

56

B

IJLAGENOVERZICHT P

.

57

Bijlage 1 Interventiecyclus p. 58

Bijlage 2 Onderzoeksmodel p. 59

Bijlage 3 Antwoorden bevraging A.B. Volders p. 60

Bijlage 4 Antwoorden bevraging M.S. Teunissen-Dijkstra p. 61

Bijlage 5 Antwoorden bevraging W.M. van den Berg-van der Pol p. 63

Bijlage 6 Antwoorden bevraging P. Kluitenberg p. 64

Bijlage 7 Antwoorden bevraging L. van der Poel p. 65

Bijlage 8 Verklaring van erfrecht 11/429mt p. 67

Bijlage 9 Verklaring van erfrecht 12/612mt p. 69

(9)

Hoofdstuk 1.

Inleiding

Sinds 2008, het jaar waarin de huidige crisis begon, is het aantal huishoudens dat een schuld heeft, de hoogte van de schuld en de samenstelling van de schuld toegenomen en veranderd. Dit blijkt uit een jaarverslag van de vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (hierna te noemen: NVVK) over het jaar 2013. Waren er in 2008 44.000 aanmeldingen met een gemiddelde schuld van € 29.900,00, zijn er in 2013 89.000 aanmeldingen binnen gekomen bij het NVVK met een gemiddelde schuld van € 37.700,00.1

Naast dat het aantal mensen met schulden is gestegen, is ook de mate waarin men zich schaamt voor deze schulden gestegen. Het rechtsbijstandbureau DAS heeft hier onderzoek naar gedaan, waaruit blijkt dat de helft van de Nederlanders zijn schulden liever geheimhoudt.2 Door deze schaamte komt

de problematiek niet aan het licht en komen erfgenamen voor een verrassing te staan, wanneer de schuldenaar is overleden.

Doordat de erflater de schulden geheimhoudt, hebben de erfgenamen geen idee van de schuld, laat staan de hoogte er van. Toch dienen zij bij de notaris een keuze te maken van de wijze waarop zij de nalatenschap aanvaarden dan wel verwerpen. De notaris probeert op basis van de aangeleverde stukken een zo goed mogelijk advies te geven, maar kan de erfgenamen niet behoeden voor onverwachte schulden. In reactie op het rapport ‘Erven zonder financiële zorgen’ van de Radboud Universiteit Nijmegen en Netwerk Notarissen, waarin aandacht wordt gevraagd voor de financiële problemen waar sommige erfgenamen in geraken door het zuiver aanvaarden van een nalatenschap, heeft de heer Teeven een wetsvoorstel gedaan waarin hij de erfgenamen, mits zij voldoen aan de voorwaarden, wil beschermen tegen deze onverwachte schulden.3

In het kader van dit wetsvoorstel wil notariskantoor Volders weten of de advisering binnen een nalatenschap moet veranderen als de nieuwe wet aangenomen wordt en zo ja, hoe deze verandering het beste uitgevoerd kan worden.

1.1 Relevantie

Dit onderzoek is binnen het notariskantoor Volders te Grootegast uitgevoerd, waarbij mevrouw M.S. (Marije) Teunissen-Dijkstra de begeleiding op zich heeft genomen. Zij hebben veel met

nalatenschappen en de afwikkeling daarvan te maken. In de afgelopen jaren is het op kantoor niet vaak voorgekomen dat men een negatieve boedel moest afwikkelen. Men verneemt echter wel een toename, zeker als het gaat om enkel het verzorgen van een verklaring van erfrecht.

Het kantoor wordt middels dit onderzoek gewezen op de huidige werkwijze en de mogelijke

patronen die zich bevinden in de advisering bij nalatenschappen. Door theorie en praktijk met elkaar te vergelijken zullen er punten naar voren komen die leiden tot aanbevelingen. Middels deze

aanbevelingen zal ik een bijdrage leveren aan de rechtspraktijk van notariskantoor Volders. Zowel de (kandidaat) notaris als de erfgenaam zullen hierbij gebaat zijn, omdat mogelijke fouten of

onduidelijkheden hierdoor kunnen worden voorkomen en daarmee langdurige procedures. Daarnaast zou de afwikkeling mogelijk kunnen worden versneld doordat de (kandidaat) notaris middels dit onderzoek goed geïnformeerd zal worden en door de aanbevelingen weet waar hij/zij op moet letten.

1 ‘Schuldenproblemen nemen toe in omvang en complexiteit’, NVVK 31 maart 2014, www.nvvk.eu/schuldhulpverlening/bericht/495

2 ‘Schulden op de werkvloer’, DAS 25 juni 2014, www.das.nl (klik op ‘over DAS’ vervolgens klikken op ‘Nieuws & Pers’ dan op ‘nieuwsberichten’ daarna de maand ‘juni’ selecteren en tot slot ‘schulden op de werkvloer’) 3 'Wet bescherming erfgenamen tegen onverwachte schulden', 5 februari 2014, www.interconsultatie.nl (zoek op bescherming erfgenamen)

(10)

1.2 Eerder onderzoek

Zoals hierboven al even kort is aangegeven, is het wetsvoorstel gebaseerd op een rapport van de Radboud Universiteit en de Netwerk Notarissen. Uit dit rapport, opgemaakt en aangeboden aan de politiek in 2012, blijkt dat steeds meer erfgenamen in de financiële problemen komen door het accepteren van een erfenis. In dit rapport worden drie wegen bewandeld van waaruit de financiële problematiek voor een erfgenaam ontstaat. Omdat de huidige wet momenteel geen oplossing biedt voor deze problemen, heeft men in het rapport een aantal mogelijkheden gegeven om deze

problematiek mogelijk te doen beëindigen.

De eerste route ziet op de wijze van aanvaarden. Momenteel worden de meeste nalatenschappen zuiver aanvaard, met alle gevolgen van dien. Het rapport zegt de problemen te verkleinen dan wel weg te nemen door het huidige systeem om te vormen tot een systeem waarin men alleen een nalatenschap met beneficiaire gevolgen kan aanvaarden. Op deze manier is de erfgenaam beter beschermd tegen schuldeisers, omdat hij bij beneficiaire aanvaarding de schulden uit een nalatenschap niet met zijn privévermogen hoeft te voldoen.

Route twee ziet op het uitstellen van de manier waarop men zal aanvaarden. Door het uitstellen kan men gedurende deze periode wel handelingen verrichten die er toe leiden dat men de nalatenschap aanvaardt. Maar op deze manier kan men al enige inzicht krijgen in de nalatenschap en na een bepaalde periode besluiten hoe men de nalatenschap aanvaard of verwerpt. Hierdoor is men niet verplicht zuiver te aanvaarden, maar staan de verschillende mogelijkheden nog open ook al heeft men aanvaardingshandelingen verricht.

Tot slot beschrijft men in het rapport nog een derde route. Deze route is door de heer Teeven aangenomen en in zijn wetsvoorstel verwerkt. Middels deze route wordt een nieuw lid aan artikel 4:194 BW toegevoegd. In dit lid zou moeten komen te staan dat bij de rechter een verzoek tot beneficiaire aanvaarding zou kunnen worden gedaan. De positie van de erfgenaam, bij onverwachte schulden, wordt hiermee verbeterd.4

De heer Teeven heeft middels een brief gereageerd op het rapport en heeft daarin aangegeven te zullen onderzoeken hoe de derde route zijn werking zal moeten krijgen. Tevens heeft hij beterschap belooft op het gebied van de informatieplicht van de overheid. Op de andere twee routes is de heer Teeven niet expliciet ingegaan.5

Naast het specifieke onderzoek dat heeft geleid tot het wetsvoorstel, heeft een student van de Juridische Hogeschool Avans-Fontys, Esther Wassink, in 2009 onderzoek gedaan naar wat men het beste kan adviseren in het geval er schulden binnen een nalatenschap zijn. Zij heeft in haar

afstudeeronderzoek, met de titel “Productblad Erfrecht. Met speciale aandacht voor de gevolgen voor erfgenamen wanneer een nalatenschap schulden bevat”, het juridisch loket geadviseerd in zijn adviseringstaak met betrekking tot negatieve nalatenschappen. Zij heeft na het onderzoek

geconcludeerd, dat door een juridisch medewerker in een dergelijke situatie het beste geadviseerd kan worden, dat de erfgenaam beneficiair dient te aanvaarden. Tevens dient de medewerker de klant naar een notaris door te verwijzen.

1.3 Actoren

Ook andere organisaties hebben hun mening over het wetsvoorstel geuit. Men heeft voornamelijk binnen het notariaat met de afwikkeling van nalatenschappen, en dus ook met het wetsvoorstel, te maken. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna te noemen: KNB) zich over het nieuwe wetsvoorstel heeft gebogen. In hun brief, die tezamen met de Estate Planners in het Notariaat (hierna te noemen: EPN) is opgesteld, concluderen zij dat het

4 F.W.J.M. Schols en L.A.G.M. van der Geld, Rapport “Erven zonder financiële gevolgen”, oktober 2012, www.rijksoverheid.nl (zoek op: ‘Rapport “Erven zonder financiële gevolgen”’)

(11)

wetsvoorstel een goed initiatief is. Hiermee krijgt de rechterlijke macht een wettelijke grondslag om de gekozen aanvaarding te wijzigen, wat volgens het KNB en de EPN een gunstige ontwikkeling is. Toch hebben beide partijen wel een kanttekening geplaatst wat betreft de informatieplicht vanuit de overheid. Een cliënt stapt vaak naar de notaris wanneer hij al feitelijke handelingen heeft verricht en in zulke gevallen heeft de cliënt geen keuze meer. Het KNB en de EPN zijn van mening dat de

overheid het publiek dan ook beter van informatie moet voorzien.6 Ook het Register

Belastingadviseurs (hierna te noemen: RB) heeft commentaar gegeven op het wetsvoorstel. De RB is ook tevreden over het voorstel, maar vreest wel voor een spiegeleffect. Hiermee bedoelt de

organisatie dat er bij een zuivere aanvaarding en een negatieve nalatenschap verworpen zou mogen worden en vice versa. 7

Ook verschillende geleerden hebben het wetsvoorstel kritisch onder de loep genomen. Allen hebben nog veel vragen wanneer zij het voorstel en de memorie van toelichting hebben gelezen en men vraagt zich af of het anders zou moeten. Want zo concluderen de heren Blokland, Burgerhart en Kolkman dat het wetsvoorstel geen uitkomst biedt voor een neergaande nalatenschap (een nalatenschap die eigenlijk niet meer te reden is). Zij zijn van mening dat er veel onduidelijkheid is over onder andere wanneer iets als onverwachte schuld kan worden aangemerkt en vanaf welk moment een nalatenschap negatief is om een verzoek tot ontheffing van de schuld te accepteren. Tevens vragen zij zich af hoe de crediteur met een dergelijk situatie om moet gaan. Daarnaast dient de vraag zich aan hoe een notaris met en dergelijke boedelafwikkeling om dient te gaan. Volgens hen is het voorstel dan ook ondoelmatig en weinig doordacht om de problematiek (het

privé-aansprakelijk worden na een zuivere aanvaarding) rondom het erven van een nalatenschap aan te pakken. Zij pleiten er dan ook voor om de beneficiaire aanvaarding als primaire route aan te nemen, zonder dat hiervoor griffierechten voor hoeven worden betaald. Hierdoor zou dit wetsvoorstel overbodig zijn.8 Overigens om de beneficiaire aanvaarding als primaire route in te stellen, zal ook

hiervoor een wetsvoorstel moeten worden ingediend.

De heer Biemans belicht het wetsvoorstel op verschillende manieren en vanuit verschillende posities. Ondanks onduidelijkheden waar Biemans, evenals de heren Blokland, Burgerhart en Kolkman, tegenaan loopt, is hij in eerste instantie tevreden dat de heer Teeven de problematiek erkent. Toch rijzen ook bij hem de vragen die Blokland, Burgerhart en Kolkman hebben. Met name de positie en de gevolgen voor de schuldeiser en de gevolgen voor de andere erfgenamen dient volgens hem beter te worden onderzocht. Daarnaast ziet hij liever dat in plaats van een betalingsontheffing, die ontstaat wanneer het verzoek is gehonoreerd door de rechter, in het geheel wordt overgegaan op

beneficiaire aanvaarding.9

Naast de notarissen heeft ook de rechtspraak zijn mening geuit over de kwestie. De Raad voor de Rechtspraak ziet ook liever een ander systeem en vindt het wetsvoorstel overbodig. Zij zijn voor de bescherming van erfgenamen, maar ziet dit liever door het standaard stellen van de beneficiair aanvaarden. Dit stellen zij, omdat zij van oordeel zijn dat geen enkele erfgenaam aansprakelijk gesteld wil worden voor schulden uit een nalatenschap. Tevens zeggen zij dat het wetsvoorstel vanuit de jurisprudentie overbodig is.10

6 Brief KNB en EPN 05 mei 2014 aan het ministerie van Veiligheid en Justitie over wetsvoorstel onverwachte

schulden, door mr. J.H.F. Wilmink en mr. A.R. Autar, Den Haag 5 mei 2014

7 Reactie rb op conceptwetsvoorstel 'wet bescherming erfgenamen tegen onverwachte schulden', door B.M. Boerman, mr. R.J.M. de Fouw, mr. A.T. Pahladsingh en dr. R.N.F. Zuidgeest, Culemborg 13 maart 2014 8 P. Blokland, W. Burgerhart & W.D. Kolkman, 2014

9 J.W.A. Biemans, 2014

10 www.knb.nl (klik op: ‘standpunten’ vervolgens op ‘beneficiaire aanvaarding’ en tot slot op het bericht van 18 september 2014 ‘Raad voor de rechtspraak wil risico’s erfgenamen uitsluiten’)

(12)

1.4 Doelstelling

De doelstelling voor dit onderzoek luidt als volgt:

“Het doen van aanbevelingen aan notariskantoor Volders, naar aanleiding van en anticiperend op het wetsvoorstel ‘Wet bescherming erfgenamen tegen onverwachte schulden’, om te komen tot

verbetering van de advisering op het gebied van (negatieve) nalatenschappen

door

het geven van een overzicht van knelpunten met betrekking tot de advisering bij (negatieve) nalatenschappen

door middel van

het doen van deskresearch met betrekking tot literatuur en jurisprudentie op het gebied van

(negatieve) nalatenschappen, het analyseren van interne stukken met betrekking tot de werkwijze en advisering bij (negatieve) nalatenschappen en het bevragen van medewerkers.”

1.5 Onderzoeksmethoden

De theoretische vragen worden beantwoord middels desk-research. Door bestaand materiaal, zoals jurisprudentie, boeken, tijdschriften, wet- en regelgeving etc., zullen de vragen worden beantwoord. De bestaande materialen worden gehaald uit de bronnen die vanuit kantoor aangeboden worden, maar ook via de school databanken en de mediatheek. In deze fase, het theoretisch kader, zal het huidige systeem tegenover het nieuwe systeem worden geplaatst en zal worden onderzocht waar de verschillen zijn, hoe het in elkaar zit, wat de voorwaarden zijn, enzovoort.

Voor het praktijk onderzoek zal middels dossieronderzoek de werkwijze en wijze van aanvaarding worden onderzocht. Hiervoor worden er twintig dossiers gebruikt. Voor deze hoeveelheid is gekozen, omdat er niet voldoende tijd zal zijn om veel meer dan twintig dossier te onderzoeken. Door het dossieronderzoek zal er een voldoende indruk worden verkregen van de werkwijze binnen het kantoor. Om de vermoedens die ontstaan vanuit het dossieronderzoek te bevestigen, worden ook de notaris en kandidaat-notaris bevraagd (field-research). Hierdoor zal naast een bevestiging van de vermoedens ook een beeld worden verkregen van vermoedelijke knelpunten die (kunnen) ontstaan bij de advisering binnen een nalatenschap.

Voor de vragen met betrekking tot de analyse worden de verzamelde gegevens vergeleken en zal worden gezocht naar verschillen en overeenkomsten. Deze zullen zo goed mogelijk in kaart worden gebracht.

1.6 Interventiecyclus

Dit gehele onderzoek zal zich in de eerste twee fasen van de interventiecyclus doen afspelen, namelijk het signaleren van een (mogelijk) probleem en het stellen van een diagnose van dit probleem. Voor een beschrijving van de fase van de interventiecyclus wil ik u verwijzen naar bijlage 1. Op het kantoor waar het onderzoek zal plaatsvinden, is nog niet eerder onderzoek gedaan naar de advisering bij (negatieve) nalatenschappen. Hierdoor is het logisch dat er vanuit het kantoor ook geen gegevens zijn over de stand van zaken binnen nalatenschappen. Mede gezien de duur van de afstudeerstage, circa 5 maanden, zal ik naar alle waarschijnlijkheid niet in staat zijn verder in de interventiecyclus te komen dan enkel de eerste twee fasen.

1.7 Vraagstelling

Bij het onderzoek zal er een centrale vraag beantwoord worden middels beantwoording van deelvragen. De volgende vragen heb ik naar aanleiding van mijn vooronderzoek opgesteld.

(13)

1.7.1 Centrale vraag:

In hoeverre sluit de advisering van Notariskantoor Volders op het gebied van (negatieve) nalatenschappen aan op de huidige wetgeving en hoe dient hier met het oog op de nieuwe wetgeving in de toekomst mee om te worden gegaan?

1.7.2 Deelvragen:

De deelvragen zijn opgedeeld in drie categorieën.

1.7.2.1 Theoretisch

1) Welke mogelijkheden geven wet- en regelgeving, jurisprudentie en literatuur aan een erfgenaam als hij te maken krijgt met onverwachte schulden en deze niet met zijn privévermogen kan betalen?

2) Wat is vanuit wet- en regelgeving, jurisprudentie en literatuur de rol van de notaris als boedelafwikkelaar indien er (onverwacht) schulden zijn, tegenover een erfgenaam en schuldeiser?

3) In welke situatie kan een erfgenaam een beroep doen op het wetsvoorstel en in hoeverre verschilt dit met de huidige wet- en regelgeving?

1.7.2.2 Praktijk

4) Welk advies geeft de (kandidaat) notaris over het algemeen wanneer het gaat om het aanvaarden van een nalatenschap? Wat is de meest voorkomende vorm?

5) Welke problemen doen zich of kunnen zich voordoen op het notariskantoor Volders bij de advisering als het gaat om nalatenschappen?

1.7.2.3 Analyse

6) In hoeverre komen theorie en praktijk rondom de adviseer- en handelswijze, wanneer het gaat om een nalatenschap, overeen?

7) In hoeverre komen theorie en praktijk rondom het wetsvoorstel overeen? Is de theorie in de praktijk uitvoerbaar?

1.8 Leeswijzer

Dit onderzoeksrapport bestaat in totaal uit zeven hoofdstukken. In het navolgende hoofdstuk zal worden ingegaan op de methodologische verantwoording van dit onderzoeksrapport. Daarna zal er, in hoofdstuk drie, een bestudering van de theorie wat betreft nalatenschappen worden

weergegeven. Hierbij ziet de eerste paragraaf op het algemeen deel, waarna vervolgens wordt ingegaan op de rol van de notaris, de rol van de erfgenaam en tot slot de aankomende wetgeving. Dit onderzoek levert een lijst van onderzoekspunten op. Hierna worden, in hoofdstuk vier, de gegevens vanuit dossiers en medewerkers geïnventariseerd over de wijze van advisering bij een nalatenschap en welke invloed het wetsvoorstel in een dergelijke situatie kan hebben. Al deze gegevens worden vervolgens in hoofdstuk vijf vergeleken, middels een analyse van de resultaten. In hoofdstuk zes wordt vervolgens aan de hand van de analyse een conclusie getrokken, waarna in hoofdstuk zeven aanbevelingen aan notariskantoor Volders worden gedaan om zodoende verbetering van de advisering op het gebied van (negatieve) nalatenschappen te kunnen realiseren.

(14)

Hoofdstuk 2.

Methodologische verantwoording

Op verschillende wijzen kan een onderzoeker aan zijn informatie komen. Hieronder zal worden uiteengezet op welke wijze dit onderzoek is opgezet en welke bronnen hiervoor zijn gebruikt. Het onderzoek heeft op twee gebieden plaatsgevonden, namelijk in de praktijk maar alvorens daar aan te komen is de theorie onderzocht. Hier zal besproken worden hoe het onderzoek is aangepakt, welke handelingen er plaats hebben gevonden en hoe de onderzoeker aan de informatie is gekomen.

2.1 Onderzoeksverloop

Alvorens ik tot het schrijven van dit onderzoeksrapport ben gekomen, heb ik allereerst een onderzoeksvoorstel geschreven. Dit voorstel omvatte voor het grootste deel wat hetgeen wat in hoofdstuk een aan de orde is geweest, dus een probleemstelling, doelstelling, hoofdvraag en deelvragen. Daarbij is het voorstel ook vermeld welke mogelijke bronnen ik achtte te gebruiken en welke methoden van onderzoek ik zou hanteren. Dit voorstel heb ik later uitgebouwd tot een onderzoeksopzet, waarna ik deze ter goedkeuring aan de Toetsingscommissie heb voorgelegd. Begin maart kreeg ik dan het verlossende woord dat de opzet goedgekeurd was. Onderwijl het wachten op deze goedkeuring was al een begin gemaakt met het inlezen voor het theoretische onderzoek. Na de goedkeuring ben ik begonnen met schrijven van het theorieonderzoek. Deze fase heeft een aantal weken geduurd. Toen het vraagstuk duidelijk uit de theorie bleek, is begonnen met het praktijkonderzoek. Tussen april en begin mei zijn verschillende dossiers bestudeerd en zijn een tweetal medewerkers van notariskantoor Volders bevraagd en een drietal kandidaat notarissen van andere kantoren in Nederland. De antwoorden van de medewerkers, die zijn gegeven aan de hand van een vragenlijst, zijn veelal middels citaten en/of middels algemene zinnen in het rapport verwerkt. Aan de hand van de verzamelde gegevens zijn vervolgens twee dossiers geselecteerd die later casuïstiek zijn uitgewerkt. Voorts zijn in de laatste weken van het onderzoek de analyse, conclusie en aanbevelingen geschreven. Hierna is het gehele stuk nogmaals doorgenomen en is het onderzoek verder afgerond.

Voor een duidelijk beeld van hoe het onderzoek in elkaar steekt is een onderzoeksmodel gemaakt. Voor dit onderzoeksmodel verwijs ik u kortheidshalve naar bijlage 2.

2.2. Het onderwerp

Notariskantoor Volders heeft veel te maken met nalatenschappen. Zij zien dan ook binnen de

nalatenschappen dat deze steeds vaker negatief zijn. Dit onderzoek is dan ook mede aan de hand van dit gegeven en in samenspraak met het wetsvoorstel tot stand gekomen. Door het gegeven dat het een actueel onderwerp is en het feit dat in de toekomst notarissen zich vaker geconfronteerd zullen zien met negatieve nalatenschappen, leek het mevrouw M.S. Teunissen-Dijkstra een goed onderwerp om te onderzoeken. Daarbij komt dat er niet veel bekend is over de wijze van handelen in het geval er een onverwachte schuld zich voordoet, hetgeen waar het wetsvoorstel op ziet.

2.3 Theorieonderzoek

Middels deskresearch is het theorieonderzoek tot stand gekomen. Diverse juridische boeken, juridische tijdschriften en jurisprudentie is gebruikt voor de onderbouwing van de theorie. Maar natuurlijk ook wet- en regelgeving met bijbehorende toelichtingen hebben een belangrijke rol gespeeld. Daarbij was boek vier van het Burgerlijk Wetboek veruit de belangrijkste bron, omdat hierin vrijwel alles omtrent de nalatenschap is vermeld. Voor de uitleg van bepaalde wetsartikelen is de tekst en commentaar gebruikt evenals literatuur waarin naast uitleg voorbeelden in waren opgenomen. Om de vraag met betrekking tot het wetsvoorstel te kunnen beantwoorden heeft de memorie van toelichting een belangrijke rol gespeeld. Hierin is immers vermeld hoe het concept wetsartikel zijn inkleuring krijgt. Ook commentaren van verschillende deskundigen hebben hierbij

(15)

geholpen om een goed beeld te kunnen krijgen van de inhoud en welke elementen onduidelijk zijn omtrent het wetsvoorstel.

De bronnen zijn veelal geselecteerd op relevantie en/of actualiteit. Ondanks deze selectie is het van een handleiding niet gelukt hier een recentere druk van in te zien. Dit is een handleiding dat wordt gebruikt bij cursussen aan notarissen en kandidaat-notarissen. Gezien het feit dat het speciaal voor het notariaat is geschreven en de handleiding ziet op het nieuwe recht, zoals wij deze nu kennen, heb ik er toch voor gekozen deze handleiding bij het schrijven van het rapport te gebruiken. Wanneer ik twijfelde over de informatie heb ik getracht hier via andere bronnen informatie over in te winnen. Wat betreft de overige literatuur ik heb geprobeerd zoveel mogelijk recente literatuur te zoeken, daarmee doelend op literatuur van de afgelopen vijf jaar.

Wanneer het gaat om de jurisprudentie, heb ik ook daar zoveel mogelijk getracht recente uitspraken te vinden. De jurisprudentie die in het rapport is verwerkt beslaat een periode van maximaal 25 jaar. Hieronder valt ook jurisprudentie die is gemaakt in de periode dat er nog oud recht van toepassing was. Dit zou in eerste instantie niet relevant zijn. Jurisprudentie gemaakt onder oud recht blijft echter vaak gelden in het huidige recht. Waardoor ook de oudere jurisprudentie in sommige gevallen nog steeds relevant is.

Om de gegevens vervolgens in het rapport te verwerken, heb ik zoveel mogelijk voor begrijpelijke woorden gekozen. Op deze manier kan niet alleen een jurist die gespecialiseerd is in het privaatrecht, maar ook een jurist gespecialiseerd op een ander terrein de tekst begrijpen. Om dit te realiseren is een inleidende paragraaf geschreven met wat algemene termen en uitleg, waarna op de

theoretische deelvragen wordt ingegaan. Na de theoretische uitleg en de beantwoording van de bijbehorende deelvragen werd het mogelijk de praktijk in te duiken. Voor een overzicht van de gebruikte bronnen verwijs ik u naar de literatuur- en jurisprudentielijst.

2.4. Praktijkonderzoek

Uit het theorieonderzoek zijn onderzoekspunten naar voren gekomen, die in de praktijk verder zijn onderzocht. Om de praktijk in kaart te krijgen is er empirisch onderzoek gedaan. Dit empirische onderzoek heeft zich vervolgens ontpopt tot een kwalitatief onderzoek. Voor deze kwalitatieve onderzoeksvorm is gekozen, omdat er geen cijfermatige gegevens worden verzameld, maar er juist wordt ingezoomd op de advisering en handelswijze binnen notariskantoor Volders. Er zijn in dit kader verschillende dossiers bestudeerd en van een tweetal dossiers is een casus geformuleerd. Deze casuïstiek werd daarna aan de huidige wetgeving en later aan het wetsvoorstel blootgesteld. Omdat er op het notariskantoor Volders nog nooit een situatie heeft voorgedaan waarin er onverwachte schulden zich voor deden, zijn de twee uitgeschreven casussen eveneens in een stelsituatie

geschetst. In deze voorbeeldsituaties is getracht een voorbeeld weer te geven waardoor een beroep op het wetsvoorstel mogelijk zou kunnen. Na de situatieschets is de casus getoetst aan de huidige wetgeving en aan het wetsvoorstel.

Eveneens is in dit onderdeel een vragenlijst voorgelegd aan een vijftal medewerkers werkzaam in het notariaat. Dit heb ik gedaan middels een gestructureerd interview. Dit omdat ik wilde inventariseren welke werkwijze men hanteert en hoe men over het wetsvoorstel denkt. Daarbij heb had ik ten tijde van het interview al voldoende voorkennis over de onderwerpen van de vragen. De vragenlijst is allereerst per mail verzonden en later, indien er onduidelijkheden waren of nog verdere vragen is er nog nogmaals per mail contact opgenomen met de betreffende persoon doorgenomen. Deze werkwijze is overigens niet gehanteerd bij de medewerkers werkzaam op notariskantoor Volders, deze heb ik eerste de vragenlijst voorgelegd en later persoonlijk benaderd en face-to-face

geïnterviewd. Op deze wijze zijn de lijsten deels door de persoon zelf ingevuld en na bespreking (mondeling of per mail) aangevuld met eventueel aanvullende informatie. In totaal zijn er vijf interviews afgenomen. De personen die zijn geïnterviewd, zijn bekende van medewerkers van notariskantoor Volders. Op deze wijze kon ik snel de juiste persoon benaderen. Naar mijn mening is

(16)

het aantal afgenomen interviews voldoende geweest, omdat de antwoorden op de door mij gestelde vragen veel overeenkomsten vertonen.

De gegevens die voortvloeiden uit de vragenlijst, zijn eveneens opgenomen in de bijlagen drie tot en met zeven.

2.5 Onderzoeksobjecten

Voor het verrichten van het praktijkonderzoek heeft allereerst een dossieronderzoek

plaatsgevonden. De selectie van dossiers is tot stand gekomen aan de hand van willekeur of op aanraden van mevrouw M.S. Teunissen-Dijkstra. Dit heeft uiteindelijk tot een aantal van twintig te bestuderen dossiers geleid. Door het dossieronderzoek ben ik meer informatie over de adviseer en handelswijze in de praktijk te weten gekomen. Bij de bestudering is vooral aandacht uitgegaan naar het vermogen van de erflater en op welke wijze de erfgenamen hebben aanvaard. Middels het onderzoek van twintig dossiers wordt er, naar mijn inzien, een voldoende beeld geschetst van de adviseer- en handelswijze dat wordt gehanteerd op notariskantoor Volders. Dit is omdat na de bestudering van deze twintig dossiers na voren kwam dat er geen bijzondere afwijkingen zaten in de handelswijze of advisering zoals deze wordt gehanteerd op notariskantoor Volders.

De advisering en handelswijze zoals deze wordt gehanteerd op notariskantoor Volders, wordt

middels bevraging van de medewerkers werkzaam bij Volders nogmaals duidelijk. Mede hierdoor kan ook worden gekeken of tussen denken en handelen nog een verschil bestaat. Daarnaast is gekeken of de gehanteerde adviseer- en handelswijze op notariskantoor Volders ook afwijkt van andere

kantoren. Hiervoor zijn, zoals hierboven eveneens al naar voren is gekomen, nog twee andere medewerkers werkzaam in het notariaat bevraagd. De heer Paul Kluitenberg, kandidaat notaris bij notariskantoor Slagman te Leeuwarden en mevrouw Loes van der Poel, kandidaat notaris bij notariskantoor Schrama te Sassenheim.

Het interview is gestructureerd van aard, omdat ik zelf al enige kennis had over de onderwerpen door het reeds gedane onderzoek en ik van de informanten naast hun werkwijze wilde weten hoe zij over het wetsvoorstel denken. Om de interviewgegevens te verzamelen heb ik de informanten gemaild met daarin het verzoek de vragenlijst in te vullen. Deze medewerkers zijn direct

aangeschreven, dit was mogelijk doordat het bekende van notariskantoor Volders zijn. Drie van de bevraagde medewerkers heb ik geheel per mail geïnterviewd. Deze hebben de lijst met vragen ingevuld en naar mij gemaild, waarop ik vervolgens naar aanleiding van de antwoorden gericht weer een vraag terug kun sturen. De andere twee medewerkers heb ik eveneens de vragenlijst per mail gestuurd, maar vervolgens face-to-face nader bevraagd aan de hand van de antwoorden die ik had gekregen. De wijze van interviewen is voor mij erg prettig verlopen, omdat het minder tijdrovend voor mij was. Door de reeds ingevulde vragenlijst kon ik al erg ver komen in het onderzoek. 2.6 Analyse

Voor de beantwoording van de analysevragen, zijn theorie en praktijk met elkaar vergeleken. Hierbij is gekeken naar hoe de huidige wetgeving wordt gebruikt in de praktijk en welke uitwerking het wetsvoorstel zou hebben.

De analyse van deze gegevens leidt er vervolgens toe dat er een conclusie is getrokken. Waarna aan de hand van deze conclusie er aanbevelingen in het rapport zijn verwerkt. Op deze wijze wordt er naar mijn inzien een goede weergave gegeven van de onderzoeksresultaten, immers alle vragen zijn beantwoord.

2.7 Reflectie

Dit onderzoek heeft sterke en zwakke kanten. De zwakte van dit onderzoek bevindt zich wellicht in de doelmatigheid van de aanbevelingen. Deze waren wellicht van te voren al te overzien en daarmee dus niet erg innoverend. Wat tevens een beperking van dit onderzoek kan zijn is de hoeveelheid en de wijze waarop de medewerkers uit het notariaat zijn bevraagd. De hoeveelheid is misschien onvoldoende om een representatief oordeel te kunnen geven over de algemene werkwijze in het

(17)

notariaat. Daarbij kan de wijze waarop de ondervraging heeft plaatsgevonden hebben geleid tot het ontbreken van bepaalde informatie, die wellicht bij een face-to-face ondervragen wel naar voren waren gekomen. Tevens kan de hoeveelheid dossiers ook een indicatie zijn van onvoldoende betrouwbaarheid, omdat het wellicht een summier aantal is om conclusies uit te trekken. Echter, tijdens de bestudering van het onderzoek zijn er geen ernstige afwijkingen en dergelijken

opgetreden, waardoor een veelvoud van het aantal bestudeerde dossiers waarschijnlijk geen andere uitkomst had geboden.

Wat daarentegen een sterk punt van het onderzoek is, is dat het onderzoek controleerbaar is. De literatuur is voornamelijk gebruikt om wetgeving beter te begrijpen. De wetten staan vast en voor een ieder hetzelfde en daarmee dus gemakkelijk controleerbaar. Daarnaast is ook jurisprudentie een vaststaand gegeven en voor een ieder in te zien. Gedurende het onderzoek ben ik ook veel op kantoor bezig geweest en heb daar af en toe in de praktijk mee gewerkt. Hierdoor had ik naast de leermomenten in het vakgebied ook de mogelijkheid zelf te ervaren hoe bepaalde situaties worden aangepakt. Daarentegen kan dit ook een struikelblok zijn, omdat hierdoor een zekere indoctrinatie mogelijk is vanuit het kantoor. Ik heb gedurende het onderzoek getracht dit niet te laten gebeuren en ben voor het schrijven van het stuk veelal thuis bezig geweest om mij in die zin niet te laten beïnvloeden.

Terugkijkend op het gehele onderzoeksproces is deze, ondanks dat in de laatste weken het een drukke periode was, naar tevredenheid verlopen. Voordat ik daadwerkelijk aan het

onderzoeksproces zou beginnen was ik erg stuurloos. Ik wist niet goed waar te beginnen en had niet concreet voor ogen waar ik naar toe moest werken. Dit heeft mij dan ook veel tijd gekost, wat ik aan het einde van de onderzoeksperiode moest inhalen. De laatste paar weken ben ik dan ook druk doende geweest met het onderzoek om alles nog voor de deadline klaar te kunnen krijgen. Achteraf gezien had ik dan ook beter in het begin niet zolang moeten aarzelen. En wellicht was het verstandig geweest om juist hulp in te schakelen in het begin.

(18)

Hoofdstuk 3.

Theorieonderzoek

In 2003 is het erfrecht ingrijpend veranderd in vergelijking met het recht wat we daarvoor kenden. Zo is de langstlevende nu beter beschermd en krijgen de kinderen een vordering op de

langstlevende ter grote van hun erfdeel. Het erfdeel van de kinderen is dan ook pas opeisbaar bij overlijden van de langstlevende. De afgelopen jaren is onder andere het Burgerlijk Wetboek aangepast en verbeterd. Deze aanpassingen waren vaak naar aanleiding van bepaalde gebeurtenissen. Zo is het ook gegaan met het wetsvoorstel dat het onderwerp vormt van dit onderzoek. In dit hoofdstuk zal allereerst worden ingegaan op hetgeen bij erven in het algemeen komt kijken. Daarna zal de rol van de notaris en de erfgena(a)m(en) aan bod komen. Het hoofdstuk zal worden afgesloten met een bestudering van het wetsvoorstel. Op deze wijze zal een goede weergave worden gegeven van het huidige en het beoogde wetssysteem.

3.1 ERVEN IN HET ALGEMEEN

We komen uiteindelijk allemaal te overlijden, want niemand heeft het eeuwige leven. Wanneer iemand komt te overlijden wordt deze de overledene of erflater genoemd. In zijn hoedanigheid laat de overledene een nalatenschap na. Deze valt, zogeheten, open. Hiermee wordt bedoeld dat het geheel van goederen en schulden, het vermogen van de erflater, vrij komt en in principe overgaat op de erfgena(a)m(en), ex artikel 4:182 BW.11 Anders gezegd: een erfgenaam volgt de erflater op in de

baten en de schulden. Maar wat houden deze goederen en schulden dan in? Wat kunnen we onder deze begrippen verstaan? Wie kunnen de erfgena(a)m(en)zijn en wanneer hebben zij aanspraak op hun erfdeel?

3.1.1 Goederen

Goederen zijn, zoals artikel 3:1 BW het verwoordt, “(…) alle zaken en vermogensrechten.” Zaken zien op alle stoffelijke en niet-stoffelijke objecten, zoals een stoel, lamp of bed maar ook een saldo op de bank. Vermogensrechten zien daarin tegen op de rechtsverhouding, tussen de objecten en de erflater, hierbij kan men denken aan koop waardoor iemand het eigendom verkrijgt.12 Overigens is

een kenmerkend onderdeel van een goed dat deze overdraagbaar is. Een voorbeeld hierbij is dat een persoon een auto (stoffelijk object) heeft gekocht, dan is hij door de koop van deze auto eigenaar (rechtsverhouding).

3.1.2 Schulden

Schulden zijn ook onderdeel van het vermogen van een erflater. Wat als schuld van de nalatenschap wordt aangemerkt is vormgegeven in artikel 4:7 lid 1 BW. Wat hierbij opvalt is dat na het overlijden van de erflater ook schulden (kunnen) ontstaan die tot de nalatenschap behoren. Hierbij moet men onder andere denken aan lijkbezorging en erfbelasting.13 De schulden zijn aan het overlijden van de

erflater verbonden en vallen daarmee binnen de nalatenschap van de erflater. Het is overigens niet vanzelfsprekend dat de schuld zal worden voldaan. Over schulden en de voldoening daarvan later meer.

3.1.3 Erfgena(a)m(en)

Wie erft en voor welk deel is afhankelijk van het feit of er een uiterste wilsbeschikking, in de volksmond ook wel bekend als testament, is opgemaakt of niet. In een testament staat het de testateur, degene die het testament laat opmaken, vrij om erfgenamen aan te wijzen en voor welke delen van de nalatenschap zij in aanmerking komen. De vrijheid voor het opmaken van een

testament gaat ver, maar is niet onbeperkt. Mocht het bijvoorbeeld zo zijn dat een kind wordt uitgesloten bij testament, dan kan hij middels de wet wel een beroep doen op de legitieme portie en

11 Van Mourik 2013, p. 19. 12 Reehuis 2010, p. 2. 13 Van Mourik 2013, p. 21.

(19)

dus een gedeelte uit de nalatenschap opeisen.14 Om te achterhalen of er op naam van de erflater een

testament aanwezig is, kan men bij het Centraal Testamentenregister te Den Haag (hierna te noemen: CTR) navraag doen. Veelal zal de notaris dit doen, maar het is ook mogelijk om als

nabestaande deze inlichtingen op te vragen. Een kopie van het betreffende testament zal je niet bij het CTR aantreffen. Om daadwerkelijk inzage te krijgen in het testament moet men bij de notaris, waar het testament is opgemaakt, om een kopie verzoeken.15

Wanneer er helemaal geen uiterste wilsbeschikking is opgemaakt, gelden de regels die voortvloeien uit de wet. Volgens artikel 4:13 BW komt de nalatenschap dan toe aan de echtgenoot, ook wel de langstlevende genoemd, en een of meer kinderen. Daarbij hebben de kinderen een vordering, ter grootte van hun erfdeel, op de langstlevende, omdat de gehele nalatenschap onder de langstlevende blijft, ex artikel 4:13 lid 2 en lid 3.16 Om er daadwerkelijk achter te komen wie de erfgena(a)m(en) zijn

in het geval er een wettelijke verdeling plaatsvindt, dient de notaris recherche uit te voeren. Dit is eigenlijk ook de eerste stap die in een dergelijke situatie wordt gezet. Zo dient men, zoals hierboven genoemd, bij het CTR te achterhalen of er ook daadwerkelijk geen testament is opgemaakt.

Daarnaast dient de notaris bij de Basisregistratie Personen (hierna te noemen: BRP) de

persoonsgegevens van de overledene te verifiëren. Dit dient overigens ook in het geval er wel een testament aanwezig is te worden gecontroleerd. Aan de hand van het BRP uittreksel kan er worden gecontroleerd wie de kinderen zijn en wie de langstlevende is.17 Mocht dit geen resultaat opleveren,

oftewel er zijn geen kinderen of langstlevende meer aanwezig, dan gaat men verder kijken naar andere levende familieleden.

3.1.3.1 Parentele stelsel

Het oproepen van erfgenamen in een nalatenschap is niet willekeurig. De wet heeft in artikel 4:10 BW het zogeheten parentele stelsel opgenomen. Dit artikel vertelt wie wanneer wordt opgeroepen tot de nalatenschap. De eerste groep bestaat uit de echtgenoot tezamen met de kinderen van de erflater. Zijn er personen die aan deze definitie voldoen, dus echtgenoot of kind van de erflater zijn, dan zijn de erfgenamen bekend en behoeft er niet verder te worden gezocht naar erfgenamen uit andere groepen.

De volgende groepen zijn gecategoriseerd in artikel 4:10 BW en kunnen achtereenvolgens worden opgeroepen tot erfgenaam in een nalatenschap:

1. de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de erflater tezamen met diens kinderen; 2. de ouders van de erflater tezamen met diens broers en zusters;

3. de grootouders van de erflater; 4. de overgrootouders van de erflater.

Mocht één van de personen van een bepaalde groep niet meer in leven zijn, zijn onterfd, onwaardig zijn, of de nalatenschap hebben verworpen, maar zijn er wel afstammelingen die deze erfgenaam kunnen opvolgen, dan erven deze. Van opvolging kan bijvoorbeeld sprake zijn indien een kind van de erflater is vooroverleden, maar dit kind zelf ook twee kinderen heeft achtergelaten. In dat geval erven de kleinkinderen van de erflater. Het opvolgen van een voormalig erfgenaam, die door omstandigheden niet bij de nalatenschap kan komen, wordt ook wel plaatsvervulling genoemd en is in artikel 4:12 BW vastgelegd. Deze plaatsvervulling gaat terug tot en met de zesde graad zo blijkt uit artikel 4:12 lid 3 BW. Hierdoor zouden bijvoorbeeld de kinderen van een neef van vader, de erflater, als laatste kunnen erven.18

14 Van Mourik 2013, p. 119.

15 Van Drooge e.a.2002, p. 43. en 44. 16 Van Mourik 2013, p. 43.

17 Van Drooge e.a.2002, p. 44. en p. 45. 18 Van Mourik 2013, p. 11. en p. 12

(20)

Belangrijk bij het parentele stelsel is dat er per groep moet worden gekeken of hier mensen zijn die kunnen erven. Dit houdt dus ook in dat er, bij afwezigheid van de expliciet genoemde personen in de eerste groep, eerst gekeken moet worden of er middels plaatsvervulling een erfgenaam kan worden geroepen. Kunnen er ook bij plaatsvervulling geen erfgenamen worden geroepen, dan gaat men verder naar de volgende groep.

3.1.4 Verwerpen of aanvaarden

Als de nalatenschap is opengevallen heeft de erfgenaam de keuze om deze te verwerpen of te aanvaarden. Binnen drie maanden na het overlijden van de erflater, moet de erfgenaam zich beraden over de te maken keuze en dient hij deze kenbaar te maken, ex artikel 4:185 lid 1 BW. De erfgenaam heeft in beginsel keuze uit een drietal mogelijkheden, die zijn weergegeven in artikel 4:190 lid 1 BW, te weten: zuiver aanvaarden, beneficiair aanvaarden of verwerpen. Binnen de termijn van drie maanden mag een erfgenaam wel beheershandelingen verrichten, zo blijkt uit de memorie van antwoord (hierna te noemen: MvA).19 Bij beheershandelingen kan men onder andere denken

aan de voldoening van schulden of het innen van vorderingen. Het betreffen handelingen die er voor zorgen dat bepaalde dingen worden stopgezet en andere dingen voor zover mogelijk hun doorgang vinden.20

3.1.4.1 Verwerpen

In het geval van laatst genoemde mogelijkheid, de erfgenaam wil de nalatenschap verwerpen, ziet hij af van de nalatenschap. In dit geval heeft de erfgenaam geen recht meer op de baten, maar heeft hij ook niks te maken met de schulden. Om deze keuze te bewerkstelligen, dient de erfgenaam een verklaring af te leggen bij de griffie van de rechtbank van het sterfhuis, ex artikel 4:191 lid 1 BW.21 In

een dergelijk geval kan de notaris een verklaring opstellen, met daarin de keuze van de erfgenaam. De erfgenaam zal vervolgens deze verklaring moeten ondertekenen, waarna de verklaring naar de rechtbank gezonden kan worden. Deze verklaring zal vervolgens worden ingeschreven in het boedelregister, ex artikel 4:186 BW.22 Dit boedelregister is openbaar en door schuldeisers in te zien,

zo is vastgelegd in artikel 7 van het besluit boedelregister. Aan deze procedure bij de rechtbank zijn kosten verbonden, te weten de griffiekosten die in 2015 € 122,00 bedragen.

3.1.4.2 Aanvaarden

Om de nalatenschap te aanvaarden hebben de erfgenamen een tweetal keuzes, welke zij middels een verklaring bij de notaris kenbaar maken. Want zoals eerder weergegeven heeft een erfgenaam, als hij de nalatenschap wil aanvaarden, de mogelijkheid de nalatenschap zuiver of beneficiair te aanvaarden. Bij elke wijze van aanvaarden geldt dat men het gehele aan hem toekomende erfdeel wil erven en zijn deel dus niet kan beperken.23

3.1.4.3 Zuiver aanvaarden

Als men zuiver aanvaardt is het belangrijkste rechtsgevolg dat de erfgenaam met zijn privévermogen aansprakelijk is voor eventuele schulden uit de nalatenschap, indien zijn erfdeel niet toereikend is om de schuld te voldoen. Aan het zuiver aanvaarden van de nalatenschap zijn geen vormvereisten gebonden. In het geval de erfgenaam de nalatenschap zuiver wil aanvaarden behoeft hij dit enkel middels een verklaring aan de notaris kenbaar te maken. Ook een enkele gedraging waaruit kan worden afgeleid dat de erfgenaam de nalatenschap zuiver aanvaardt kan voldoende zijn, ex artikel 4:192 BW.24 Hierbij kan men denken aan het verkopen van het appartement dat aan de erflater

toebehoorde25 of het ophalen van de spullen van de erflater bij een derde en het informeren bij een

19 MvA, Kamerstukken II 1962/63, 3771, nr. 6, p. 112 20 Kolkman 2012, p. 41.

21 Van Mourik 2013, p. 179 22 Van Mourik 2013, p. 181.

23 Schols en Van Haare 2013, p. 119. 24 Van Mourik 2013, p. 177.

(21)

bank naar de rekeningen van de erflater26. Deze gedragingen worden als daad van stilzwijgende

aanvaarding aangemerkt. Het doen van deze handelingen kan nadelig uitpakken, wanneer men besluit toch beneficiair te aanvaarden. Dit is namelijk in dit stadium, normaliter, niet meer mogelijk, waardoor er sprake is van stilzwijgende aanvaarding en men dus aansprakelijk gesteld kan worden met het privévermogen.

Toch zijn niet alle handelingen die aan de inboedel van een erflater zijn gelieerd automatisch een gedraging waardoor stilzwijgende aanvaarding tot stand komt. Zo kan een erfgenaam een auto van de erflater op zijn naam laten overschrijven of de tenaamstelling van de inboedelverzekering

wijzigen.27 Maar ook het inventariseren en stopzetten van lidmaatschappen en abonnementen of het

ontslaan van huispersoneel van de erflater behoren eveneens niet tot gedragingen die maken dat er stilzwijgend wordt aanvaard.28

3.1.4.4 Beneficiair aanvaarden

Wanneer men beneficiair gaat aanvaarden kan men niet in het privévermogen worden aangesproken om de schulden uit de nalatenschap te voldoen, ex artikel 4:184 lid 2 BW. Deze vorm van

aanvaarding wordt ook wel ‘aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving’ genoemd. In dit geval is men beter beschermd tegen schulden en erft men pas iets als de baten hoger zijn dan de schulden. Deze wijze van aanvaarding brengt echter, net als bij de verwerping, met zich mee dat de keuze in het boedelregister moet worden ingeschreven, waardoor er eveneens griffierecht betaald dient te worden. Daarbij brengt beneficiair aanvaarden met zich mee dat de nalatenschap in beginsel moet worden vereffend, ex artikel 4:202 lid 1 sub a BW. Bij vereffening dient aan bepaalde wettelijk vastgestelde regels te worden voldaan, die zijn vastgelegd in boek 4, titel 6, afdeling 3 BW. Deze procedure is veelal kostenverhogend. Dit omdat een vereffenaar meer handelingen moet verrichten, zoals het opmaken van een boedelbeschrijving, een boedelnotaris aanstellen en het opmaken en publiceren van een rekening en verantwoording. De te nemen stappen zullen door de kantonrechter worden opgelegd en kunnen dus per geval verschillen. Daarnaast maakt het nog verschil in welke mate de procedure moet worden gevolgd. Er bestaat een onderscheid tussen een ‘zware’ en ‘lichte’ procedure, waarbij de vereffenaar in de zware procedure door de rechter is benoemd en er

strengere regels gelden.29 Het is echter mogelijk dat van vereffening wordt afgezien. Dit gebeurt in

de gevallen zoals genoemd in artikel 4:202 lid 1 sub a, artikel 4:202 lid 2 en 4:202 lid 3 BW.30 Van

vereffening mag worden afgeweken, indien de baten de schulden overstijgen en er sprake is van een wettelijke verdeling.31 Indien deze situatie zich voordoet, kan de vereffenaar een verzoek indien bij

de rechter, die vervolgens de vereffeningsprocedure kan opheffen, zo is vastgelegd in artikel 4:209 BW.32

3.1.4.5 Minderjarigen, onderbewindgestelden en onder curatele gestelden

Naast de groep die kan kiezen op welke wijze zij de nalatenschap willen aanvaarden, bestaat er ook een groep die daar geen keuze in kunnen maken. Deze groep is verplicht de nalatenschap beneficiair te aanvaarden, gezien hun zwakkere positie in de maatschappij. Personen die onder deze groep vallen kan men vinden in artikel 1:245 BW. Het gaat hier om mensen die onder gezag staan. Dit zijn minderjarigen, onderbewindgestelden en onder curatele gestelden. Deze groep dient conform artikel 4:193 BW beneficiair te aanvaarden, om hen zodoende zo goed mogelijk te beschermen. Naast de beneficiaire aanvaarding kunnen zij de nalatenschap ook verwerpen.33 Ook hiervoor geldt dat de

kantonrechter toestemming moet verlenen.

26 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU3549 27 ECLI:NL:GHAMS:2005:AT8670 28 Schols en Van der Geld 2012, p. 35. 29 Schols en Van Haare 2013, p. 131. en p. 132. 30 Van Mourik 2013, p. 179. en 180.

31 Schols en Van Haare 2013, p. 129. en p. 130. 32 Van Mourik 2013, p. 191.

(22)

3.1.5 Na de keuze

Als men een keuze heeft gemaakt, is deze keuze, in beginsel, onherroepelijk en werkt deze terug tot het moment dat de nalatenschap is opengevallen. Artikel 4:194 BW geeft echter een escape wanneer men na het zuiver aanvaarden bekend wordt met een testament of een voorgevallen gebeurtenis. Bij dit laatste moet men denken aan een vergroting van het erfdeel van de erfgenaam, door

bijvoorbeeld een verwerping van een andere erfgenaam.34 Hierover volgt later meer.

Wanneer de erfgenamen hun keuze kenbaar hebben gemaakt en deze eventueel bij de rechtbank is ingeschreven, maakt de notaris op verzoek van de erfgena(a)m(en) een verklaring van erfrecht (ook wel VVE genoemd) op. Deze notariële akte omvat, naast de standaard elementen uit artikel 40 Wet op het Notarisambt (hierna te noemen: Wna), tenminste de in artikel 4:188 BW beschreven

elementen.35 Met deze akte kan de, in de VVE benoemde, bevoegde handelingsbekwame persoon

onder andere rekeningen van de erflater beheren en stopzetten en de gelden verdelen en uitkeren. De benaming van een bevoegd persoon is afhankelijk van de wijze waarop hij aan zijn bevoegdheid is gekomen. Zo is een persoon die bij testament is benoemd door een erflater, een executeur. Als executeur heeft men verreikende bevoegdheden binnen een nalatenschap. Deze bevoegdheden zijn benoemd in artikelen 4:144, 4:145 en 4:147 BW. In een dergelijk geval behoeft de executeur deze titel enkel te aanvaarden, ex artikel 4:143 BW.36 Is er echter niemand benoemd in een testament,

omdat deze bijvoorbeeld ontbreekt, dan wijzen de erfgenamen iemand aan. Deze aanwijzing wordt middels het ondertekenen van een volmacht door alle erfgenamen aan de notaris bekend gemaakt. Deze bevoegde persoon handelt vervolgens als gevolmachtigde. De reikwijdte van de handelingen die een gevolmachtigde mag doen, is in de volmacht weergegeven. Beide personen, executeur of gevolmachtigde, hoeven geen erfgenaam te zijn.

34 Nieuwenhuis en Stolker 2009, p. 2067. en p. 2068. 35 Van Mourik 2013, p. 62., p. 63., p. 182. en p. 183.

36 ‘Vraag en antwoord’ De executeur in het algemeen (waarom, wie, welke), www.executeur.nl/vraag_en_antwoord

(23)

3.2 DE ROL VAN DE NOTARIS

Wanneer een cliënt zich bij de notaris meldt inzake het overlijden van een dierbare zullen er

duidelijke afspraken gemaakt moeten worden. Voor beide partijen zal de rolverdeling helder moeten zijn, zodat ieder zijn taken concreet kan uitvoeren. Het kan voorkomen dat een cliënt enkel voor een VVE komt en de rest van de nalatenschap zelf zal afwikkelen. Dit komt vaak voor in situaties waarin er een goede verstandhouding is tussen de erfgenamen onderling, maar ook was met de erflater en waarbij de nalatenschap overzichtelijk is. De rol van de notaris is dan beperkt tot enkel het opstellen van de benodigde stukken. Hij wordt dan ook wel de boedelnotaris genoemd. Wanneer de notaris gevraagd wordt de nalatenschap af te wikkelen dient hij echter vrijwel alles te regelen.37

3.2.1 Bevoegdheden

Om als notaris de bevoegdheden te krijgen om namens de erfgenamen de nalatenschap af te handelen, dienen de erfgenamen een verklaring te ondertekenen. In deze verklaring wordt de opdracht gegeven aan de notaris om de nalatenschap af te handelen. Er bestaat dan een overeenkomst van opdracht, zoals dat is geregeld in artikel 7:400 e.v. BW. Middels het

opdrachtformulier wordt de verhouding tussen cliënt en notaris nogmaals duidelijk. Tevens wordt op deze manier een verwachtingspatroon geschapen en geeft het de notaris de bevoegdheid om een declaratie uit te brengen voor de verrichtte werkzaamheden.38 Naast een opdrachtformulier, maakt

de notaris eveneens een boedelvolmacht op. In deze boedelvolmacht geeft de erfgenaam volmacht aan de notaris om bepaalde, in de volmacht genoemde, handelingen namens hem te verrichten.39

Natuurlijk dient daarnaast, zoals hierboven ook al is gezegd, een verklaring uitgebracht te worden over verwerping of de wijze van aanvaarding. Het komt er dus op neer dat de erfgenamen drie stukken dienen te ondertekenen (opdrachtformulier, boedelvolmacht en een verklaring van

aanvaarding of verwerping van de nalatenschap), alvorens de notaris daadwerkelijk aan de slag kan. Wanneer de notaris de stukken retour heeft gekregen, kan hij beginnen met de afwikkeling.

In bovengenoemde situatie is de notaris de gevolmachtigde binnen een nalatenschap. Maar het kan ook voorkomen dat een notaris in een testament tot executeur is benoemd. In een dergelijk geval zal een notaris, evenals een benoemde erfgenaam zou moeten, de execteursbenoeming, mits hij dit wil, moeten aanvaarden. De notaris vervult dan de rol van executeur. De erfgenamen dienen in een dergelijk geval daarvoor geen toestemming te verlenen, maar moeten wel een verklaring afgegeven op welke wijze zij de nalatenschap willen aanvaarden of juist willen verwerpen.

3.2.2 Werkzaamheden

De notaris moet een aantal van handelingen verrichten, die een executeur of gevolmachtigde overigens ook dient uit te voeren.Hoofdzakelijk bestaan de handelingen van een notaris uit het opmaken van een verklaring van erfrecht, het beheer van de goederen van de nalatenschap (waaronder banksaldi en/of verkoop van een woning), het doen van erf- en inkomstenbelasting en het uiteindelijk uitkeren van de erfdelen (na akkoord van de erfgenamen).40 Een executeur of

gevolmachtigde heeft deze taken eveneens, echter heeft hij zelf niet de bevoegdheid tot het opstellen van een akte, de verklaring van erfrecht. Voor deze akte dient hij zich tot een notaris te wenden.

Ook de voldoening van schulden behoort dan tot de taken van de notaris. De schuldeisers zullen veelal uit de administratie van de erflater blijken. Deze schuldeisers worden door de notaris per brief aangeschreven met het verzoek de hoogte van de vordering door te geven. De rangorde voor de voldoening van deze schuldeisers wordt bepaald aan de hand van artikel 4:7 lid 2 BW. Dit artikel geeft weer welke schuldeisers er voorrang hebben op de andere schuldeisers. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de voldoening van de schulden. Naast de rangorde uit genoemd

37 Van Drooge e.a. 2002, p. 41. 38 Van Drooge e.a. 2002, p. 48. en 49. 39 Van Drooge e.a. 2002, p. 51. en p. 52. 40 Van Drooge e.a. 2002, p. 49.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik dank u voor de waardering die u uitspreekt voor de wijze waarop we onze nationale controle hebben georganiseerd en de erkenning dat mede door onze inzet de Nederlandse

De voorzitter schrijft dat de Tweede Kamer zich ervan bewust is dat haar de mogelijkheid tot het geven van een reactie wordt geboden vanwege de bijzondere omstandigheid dat de

Iets minder vaak worden als oorzaken van financiële proble- men genoemd dat werknemers in het verleden verkeerde keuzes hebben gemaakt, bijvoorbeeld een te hoge lening

Ouders spelen een grote rol in de sportbeleving van hun kind: voor, tijdens en na de wedstrijd en thuis.. Een ouder is een rolmodel voor het kind, toeschouwer, supporter

Bij een overlijden voor de einddatum van de verzekering krijgen jouw dierbaren het verzekerd bedrag.. Is er geen overlijden tijdens

En er werd al ingeleverd in de begroting 2020 Uit een door BMC voorafgaand aan het intreden van de coronacrisis uitgevoerde analyse van de begrotingen 2020 bleek dat

Onder verantwoordelijkheid van de secretaris wordt van iedere vergadering een kort bericht gemaakt dat uiterlijk binnen 14 dagen bekend wordt gemaakt aan de werknemers en het

Als er niets meer mogelijk is, geen minnelijke en geen wet- telijke schuldregeling, dan is het vooral van belang dat de beslagvrije voet van uw cliënt gerespecteerd wordt door de