• No results found

HET WETSVOORSTEL

In document Wie betaalt de rekening? (pagina 30-32)

Het wetsvoorstel is, zoals in hoofdstuk een reeds is aangestipt, gebaseerd op een rapport van de Radboud Universiteit in samenwerking met Netwerk Notarissen.68 Zij wilden middels het rapport

aandacht vragen voor de financiële problemen die kunnen ontstaan door zuivere aanvaarding van een erfenis. In het rapport wordt geconcludeerd dat de huidige wetgeving geen soelaas biedt tegen de problematiek. Dit rapport is voorgelegd aan toenmalig staatssecretaris Teeven.69 Hij wilde dan ook

middels het wetsvoorstel een extra wetsartikel aan boek vier van het BW toevoegen. Door het artikel wil hij erfgenamen beter beschermen tegen onverwachte schulden. Deze voorgestelde betere bescherming wordt bereikt door middel van een gedeeltelijke of gehele ontheffing van het voldoen van de onverwachte schuld. Tevens zal de rechter middels dit wetsvoorstel een handvat worden aangereikt, omdat de huidige wetgeving geen bescherming biedt tegen onverwachte schulden.

3.4.1 Huidig systeem

Dat een erfgenaam bij verwerping of beneficiaire aanvaarding niet altijd vrijuit gaat, hebben we in paragraaf 3.3 gezien. Wanneer men zuiver aanvaardt is men vrijwel altijd aansprakelijk met het eigen vermogen, indien de schulden hoger zijn dan het erfdeel. Toch geniet de zuiver aanvaarde erfgenaam ook enige bescherming, dankzij de artikelen 4:194 BW en 48 IW, wanneer er zich onverwachte feiten voordoen. Met het wetsvoorstel zouden erfgenamen nog beter worden beschermd en zou de rechter een beter handvat moeten worden geboden. Middels dit handvat krijgt de rechter de mogelijkheid om een erfgenaam geheel of deels te beschermen tegen (onverwachte) schulden, iets wat met de huidige wetgeving niet mogelijk is, zo is gebleken uit jurisprudentie. Dit omdat de huidige wetgeving geen bescherming van erfgenamen tegen (onverwachte) schulden kent. Maar wat houdt het

wetsvoorstel nou in?

3.4.2 Voorstel

Zoals hierboven al is gezegd, wilde voormalig staatssecretaris Teeven een extra artikel aan boek vier van het BW toevoegen. Dit artikel zal de naam artikel 4:194a BW krijgen. En zal als volgt komen te luiden:

“Een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een schuld van de nalatenschap, die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, kan binnen drie maanden na die ontdekking de kantonrechter verzoeken om geheel of gedeeltelijk te worden ontheven van zijn verplichting deze schuld uit zijn vermogen te voldoen voor zover deze niet uit zijn erfdeel kan worden voldaan. De kantonrechter stelt vast of en in hoeverre redelijkerwijs niet van de erfgenaam kan worden gevergd dat hij deze schuld uit zijn overige vermogen voldoet.”70

Dit nieuwe artikel zegt dat een zuiver aanvaardende erfgenaam binnen drie maanden een verzoek kan indienen bij de rechter, indien er zich een onverwachte schuld voordoet. De rechter kan daarop, naast dat hij het verzoek afwijst, beslissen de erfgenaam gedeeltelijke of gehele ontheffing te verlenen. Bij de gedeeltelijke ontheffing zal de rechter eveneens bepalen voor welk deel de

erfgenaam wel moet bijdragen aan de onverwachte schuld. Hiermee kan de erfgenaam dus ook met het privévermogen worden aangesproken om een gedeelte van de schuld te voldoen. Belangrijk element in dit geheel is dat enkel ontheffing wordt verleend voor de onverwachte schuld. De andere schulden, die zich voor het aanwenden van de onverwachte schuld hebben voorgedaan, zullen niet binnen de ontheffing vallen en derhalve door de erfgenaam moeten worden vergoed. Heeft de erfgenaam zuiver aanvaard, is zijn erfdeel inmiddels door alle schulden verdampt en blijken er nog meer ‘gewone’ schulden aanwezig te zijn, dan is hij verplicht deze schulden uit zijn eigen vermogen te voldoen. Het wetsvoorstel ziet immers niet op deze gewone/bekende schulden.

68 Reactie op het rapport “Erven zonder financiële zorgen”, door F. Teeven, Den Haag 7 maart 2013 69 F.W.J.M. Schols en L.A.G.M. van der Geld, Rapport “Erven zonder financiële gevolgen”, oktober 2012, www.rijksoverheid.nl (zoek op: ‘Rapport “Erven zonder financiële gevolgen”’)

Voordat de rechter gehele of gedeeltelijke ontheffing verleend, dient hij een aantal voorwaarden te toetsen. Deze voorwaarden staan vermeld in de memorie van toelichting betreffende het

wetsvoorstel. De rechter dient de volgende voorwaarden te toetsen:

1. Is het verzoek tot ontheffing van de onverwachte schuld ingediend binnen de termijn van drie maanden na ontdekking van de onbekende schuld;

2. Is de schuld daadwerkelijk onbekend;

3. Kan de erfgenaam geen verwijt worden gemaakt dat deze schuld onbekend is gebleven; 4. Is de erfgenaam te goeder trouw;

5. Heeft de erfgenaam voldoende voldaan aan zijn onderzoeksplicht.

Indien aan al deze vereisten is voldaan kan de verzoekende erfgenaam een geslaagd beroep op het wetsvoorstel doen en daarmee gehele of gedeeltelijke ontheffing krijgen voor de voldoening van de schuld.71

De meeste voorwaarden spreken voor zich en er kan vrij eenvoudig worden vastgesteld of er aan is voldaan. De belangrijkste vraag en tevens het belangrijkste begrip is natuurlijk wanneer er

daadwerkelijk sprake is van een ‘onverwachte schuld’.

3.4.3 Onverwachte schulden

Wat valt er nu onder een onverwachte schuld? De memorie van toelichting legt het als volgt uit: “Een

onverwachte schuld is een schuld die de erfgenaam niet kende en evenmin behoorde te kennen op het moment dat hij de nalatenschap zuiver aanvaardde.”72Met deze zin wordt indirect naar artikel 3:11

BW verwezen, namelijk naar het begrip ‘goede trouw’. Iemand is te goeder trouw indien hij niet wist en ook niet behoefde te weten van het bestaan van een bepaalde schuld. Indien er twijfel bestaat over de aanwezigheid van een schuld, dient de erfgenaam hier nader onderzoek naar te doen. Is het niet mogelijk om een onderzoek te doen naar de schulden, dan levert dit geen rechtvaardiging op en handelt de erfgenaam dus niet te goeder trouw.73 Naast de goede trouw speelt ook de kwestie wat

een erfgenaam redelijkerwijs had kunnen weten. Het is bijvoorbeeld bij een gezin dat op goede voet staat met elkaar aannemelijk dat, bij overlijden van de ouders, kinderen op de hoogte zijn van eventuele schulden. Als er vermoedens bestaan over het bestaan van schulden, dient men, zoals hiervoor al gezegd, onderzoek te doen om met zekerheid vast te kunnen stellen of er schulden zijn.74

Een erfgenaam kan bekend zijn met hypotheekschulden, saldi van rekeningen en de hoeveelheid facturen. Dergelijke informatie vloeit vaak voort uit de administratie die de erflater heeft gevoerd. Doordat deze gegevens bekend zijn of bekend kunnen zijn, verstaat de wetgever deze informatie niet onder onverwachte schulden. Schulden zullen hiermee dus niet snel als onverwacht worden

aangemerkt. In de rechtspraak is een aantal voorbeelden gegeven van wat er kan worden geschaard onder de noemer ‘onverwachte schulden’ en dus niet aan de erfgenaam kan worden toegewezen. Zo heeft de rechtbank in Roermond geoordeeld dat een legitieme vordering onder de regel valt. En heeft de rechter de erfgenamen, die door het overlijden van de langstlevende geconfronteerd werden met de legitieme vordering van stiefbroers en –zusters, dan ook de machtiging gegeven om de zuiver aanvaarde nalatenschap om te zetten naar een beneficiaire aanvaarding. De uiterste wil van de erflaatster was hierbij bekend, waardoor artikel 4:194 BW hier niet opging. De rechter oordeelde echter dat het, op grond van de redelijkheid en billijkheid, onredelijk en onbillijk zou zijn om de erfgenamen met hun privévermogen aansprakelijk te laten zijn voor de schuld die voortvloeit uit de legitieme vordering.75

71 MvT. bij de Wet bescherming erfgenamen tegen onverwachte schulden, p. 6 72 MvT. bij de Wet bescherming erfgenamen tegen onverwachte schulden, p. 4. 73 Van der Roest 2011, p. 268.

74 MvT. bij de Wet bescherming erfgenamen tegen onverwachte schulden, p. 4. 75 ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ0690

Een andere onverwachte wending, die in de rechtspraak als gegrond is aangenomen, is eveneens bij de rechtbank in Roermond vastgelegd. In deze uitspraak ging het om een te late vordering van de eigen bijdrage van de AWBZ, door het CAK. De erfgenamen waren hiervan niet op de hoogte en konden hier redelijkerwijs ook niet van op de hoogte zijn, waardoor zij de nalatenschap zuiver aanvaardden. De rechter achtte dat het nalatige handelen van het CAK, door het te laat verzenden van een nota, niet door de erfgenaam kon worden voorzien.76

In bovengenoemde situaties had het wetsvoorstel wellicht ook een belangrijke rol kunnen spelen en een houvast voor de rechtbank kunnen bieden. Wellicht was de uiteindelijke uitspraak, indien het wetsvoorstel was geëffectueerd, misschien anders geweest. Want was het wetsvoorstel

geëffectueerd, dan had de rechter de schulden wellicht aangemerkt als een ‘onverwachte schuld’. Met als gevolg dat er wellicht een gehele of gedeeltelijke ontheffing van de schuld volgde. Naast de situatie met de legitieme vordering en de verlate factuur kan men bij onverwachte schulden ook denken aan een vordering uit onrechtmatige daad. Immers, hieruit vloeit de plicht tot het voldoen van een schadevergoeding voort. Een soortgelijke verplichting vloeit voort uit aansprakelijkheden. In alle gevallen volgt de erfgenaam de erflater van rechtswege op en wordt onverwacht met dergelijke (onverwachte) schulden geconfronteerd.77

Een andere voorbeeldzaak, waarin het nieuwe wetsartikel wellicht een cruciale rol had kunnen spelen, was de zaak bij de rechtbank van Zwolle op 10 december 2010. In deze zaak werd het verzoek om de zuivere aanvaarding om te zetten naar beneficiaire aanvaarding afgewezen. De erfgenamen werden, naar hun mening, geconfronteerd met een soortgelijk document als een testament. In dit document, het reglement van een stichting, had de erflaatster vastgelegd dat zij haar gehele vermogen naliet aan een stichting. Door deze begunstiging ten voordele van de stichting, werd het erfdeel van de erfgenamen benadeeld. Naar aanleiding hiervan dienden de erfgenamen een verzoek op grond van artikel 4:194 BW in. De rechter wees dit verzoek echter af, omdat er geen sprake was van een document dat te vergelijken is met een testament.78 Had artikel 4:194a BW toen zijn werking

gehad, dan was er wellicht sprake van een onverwachte schuld geweest.79

In bovengenoemde situaties is het aan de rechter te oordelen, maar heeft hij niet de bevoegdheid een belangenafweging te maken. Bij het nieuwe artikel 4:194a BW is de taak van de rechter erg vrij en hij kan deze naar eigen inzicht invullen. Bij de uiteindelijke beoordeling zal hij een

belangenafweging moeten maken tussen het belang van de erfgena(a)m(en) en die van de schuldeiser(s).80

3.4.4 Verschillen

Bij het wetsvoorstel is uitdrukkelijk niet aangesloten bij de regel uit artikel 4:194 BW, om de

erfgenaam in een situatie waarbij er sprake is van een onverwachte schuld de mogelijkheid te geven beneficiair te aanvaarden. Met het wetsvoorstel blijft de zuivere aanvaarding staan en wordt deze niet omgezet naar een andere wijze van aanvaarding of naar verwerping. Dit heeft de voormalig staatssecretaris zo besloten, omdat in een dergelijk geval de erfgenaam nogmaals naar de rechter zou moeten. Indien men beneficiair aanvaardt, dient men immers een verklaring bij de griffie van rechtbank af te leggen, waarna er een vereffeningsprocedure gestart dient te worden. Door al deze handelingen zou de rechterlijke macht onnodig worden belast, zou een erfgenaam meer kosten moeten maken en rusten er meer lasten op de erfgenaam. Om veel gedoe te voorkomen achtte de staatssecretaris het efficiënter om de rechter bij de ontheffingsprocedure (ook?) de erfdelen vast te laten stellen. Op deze manier zou de rechter ook kunnen beoordelen in welke mate de onverwachte

In document Wie betaalt de rekening? (pagina 30-32)