• No results found

Een monument voor Multatuli Over de totstandkoming van het volledig werk van Multatuli uitgegeven door Uitgeverij G.A. van Oorschot

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een monument voor Multatuli Over de totstandkoming van het volledig werk van Multatuli uitgegeven door Uitgeverij G.A. van Oorschot"

Copied!
93
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een monument voor Multatuli

Over de totstandkoming van het volledig werk van Multatuli

uitgegeven door Uitgeverij G.A. van Oorschot

Masterscriptie Redacteur/editor Arlette van der Loo

Studentnummer: 10052895 Datum: 03/09/2015

Begeleider: prof. dr. E.A. Kuitert Tweede lezer: Arjen Fortuin Universiteit van Amsterdam

(2)

1

Bron afbeelding: Spaarnestad Photo., Foto van een gelithografeerd portret van Multatuli (Eduard Douwes Dekker), gepubliceerd in Het Leven in 1920. Fotocollectie Het Leven (1906-1941), Den Haag.

(3)

2

Dankwoord

Het schrijven van deze scriptie is voor mij een proces geweest waar ik, ondanks moeilijke momenten, veel voldoening uit heb gehaald en dat mij daarnaast ook veel nieuwe inzichten heeft opgeleverd. Een aantal mensen wil ik hiervoor in het bijzonder bedanken omdat ik zonder hun hulp deze scriptie niet op deze manier had kunnen schrijven.

Ten eerste mijn scriptiebegeleider Lisa Kuitert, voor de bemoedigende woorden en alle tips en adviezen.

Daarnaast het Multatuli Museum, met speciale dank aan conservator Klaartje Groot. Voor de hulp en het vertrouwen dat ik kreeg toen ik de archiefstukken wilde raadplegen en inzien. Zonder deze archiefstukken had ik mijn scriptie nooit kunnen schrijven.

Ook dank ik de Bijzondere Collecties te Amsterdam voor het tijdelijk beheren van de archieven van het Multatuli Museum en de medewerkers van de leeszaal die altijd zeer behulpzaam waren als ik voor de zoveelste keer de archieven kwam opvragen om ze in te zien.

Daarnaast wil ik graag Arjen Fortuin bedanken omdat hij mij geïntroduceerd en geïnspireerd heeft tot het onderwerp van mijn scriptie en me geholpen heeft zoveel mogelijk antwoorden op mijn vragen te vinden.

Ten slotte wil ik de mensen in mijn omgeving bedanken die mij tot steun zijn geweest in dit gehele proces.

(4)

3

Inhoudsopgave

Inleiding ... 5

1. Van Oorschot ... 10

1.1 Gerardus Adriaan van Oorschot ... 10

1.2 Politiek en literatuur ... 11

1.3 De Forum periode ... 13

1.4 Oprichting en ontwikkeling Uitgeverij G.A. van Oorschot ... 14

1.4.1 Financiering ... 15

1.4.2 Fondsprofiel ... 17

2. Multatuli Genootschap ... 19

2.1 Oprichting en ontwikkeling ... 19

2.2 Aandeel in het volledig werk van Multatuli ... 21

2.3 Literair belang Multatuli... 23

3. Totstandkoming Volledige Werken Multatuli ... 25

3.1 Uitgeverij contact ... 25

3.1.1 Problemen bij Uitgeverij Contact ... 27

3.2 Uitgave volledig werk bij Uitgeverij G.A. van Oorschot ... 32

3.2.1 Authentieke Max Havelaar ... 33

3.3 Volledige Werken ... 36

3.3.1 Voorbereidingen volledig werk Multatuli ... 36

3.4 Verloop samenwerking en financiering uitgave ... 39

3.4.1 1949-1950 ... 40 3.4.2 1951-1959 ... 45 3.4.3 1960-1977 ... 51 3.4.4 1978-1987 ... 59 3.4.5 1988-1995 ... 63 4. Editie ... 68 4.1 Doel ... 68

4.2 Vergelijking Verzamelde Werken met Volledige Werken ... 70

(5)

4

Bijlagen

Bijlage I Circulaire uit 1949 ... 82

Bijlage II Deel II Verzamelde Werken van Multatuli: uitgeverij Elsevier ... 86

Bijlage III Deel II Volledige Werken: Uitgeverij G.A. van Oorschot ... 88

(6)

5

Inleiding

Eduard Douwes Dekker (1820-1887), bij velen beter bekend onder zijn pseudoniem Multatuli,

schreef met de Max Havelaar in 1860 een aanklacht tegen de misstanden in Nederlands-Indië.1

Met de Max Havelaar wilde Multatuli niet de ‘zoveelste roman’ uitbrengen, maar hij deed met zijn schrijven een poging de toestand van de Nederlandse Oost-Indische koloniën te

verbeteren.2 De lezer niet behagen, maar de waarheid vertellen was dan ook zijn doel.3 Ondanks

dit nobele streven, is het niet alleen de strekking van de Havelaar waar de 19e-eeuwse schrijver

zo beroemd mee is geworden, het is voornamelijk de kunst van het vertellen die veel lezers ontroerde. Een duidend voorbeeld hiervan is de liefdesgeschiedenis van Saïdjah en Adinda, het tragische verhaal van de twee jonge Javaanse geliefden, het meest gelezen onderdeel van

Multatuli’s werk.4 Met de Max Havelaar bracht Multatuli een schok teweeg. Met de volgende

werken waaronder bijvoorbeeld de Minnebrieven en de Ideeën, zorgde Multatuli volgens

biograaf Dik van der Meulen daarna nog voor een hele serie naschokken.5 Naast de Havelaar

hebben ook veel van zijn andere werken invloed gehad op de Nederlandse literatuur en het politieke denken. Multatuli werd door veel sociaal betrokken Nederlanders en Vlamingen, zoals

onderwijzers, letterkundigen en vrijdenkers, als voorbeeld gezien.6 Ook veel auteurs lieten zich

inspireren door het werk van Multatuli en probeerden in hun eigen schrijven de traditie van Multatuli voort te zetten. Een voorbeeld van een Nederlandse auteur die zich liet inspireren door Multatuli is Charles Edgar du Perron (1899-1940) beter bekend als E. du Perron. Du Perron was zowel schrijver, dichter als criticus en is onlosmakelijk verbonden met het invloedrijke literaire tijdschrift Forum dat hij in 1932 samen met mede Multatuliliefhebber, vriend en auteur Menno ter Braak (1902-1940) oprichtte. De vrienden correspondeerden veel met elkaar over hun leven en liefde voor literatuur. In 1937 is er briefcontact tussen de heren waarin Ter Braak het idee oppert voor een tekstkritische uitgave van het volledig werk van Multatuli. Du Perron antwoordt direct enthousiast en benoemt de waarde van een dergelijke uitgave:

1 Van der Meulen, 2003: p.321. 2 Van der Meulen, 2003: p.766. 3 Van der Meulen, 2003: p. 766. 4 Van de Meulen, 2003: p.318. 5 Van der Meulen, 2003: p.9. 6 Van der Meulen, 2003: p.9.

(7)

6

“Natuurlijk voel ik enthousiasme voor het idee! Ook moreel zou het zoo'n overwinning zijn om Multatuli op deze manier te brengen, precies op de plaats die hem toekomt: als onze grootste prozaschrijver naast den eeuwigen Vondel. […] Je weet niet hoe dit plan mij toelacht - als er nu maar wat van komt!”7

In 1940 worden er voor het eerst serieuze stappen ondernomen voor het uitbrengen van het volledig werk van Multatuli. Volgens Du Perron moet de editie een ‘editie voor de eeuwigheid’

worden.8 In 1950 is het dan eindelijk zover, in dat jaar verschijnt namelijk het eerste deel van

het volledig werk van Multatuli bij uitgeverij G.A. van Oorschot onder de titel Volledige Werken. De uitgave is een uitvoering van het initiatief van Du Perron die door zijn overlijden in 1940, zijn idee zelf niet meer heeft kunnen waarmaken. De samenstelling en het editiewerk wordt voor het grootste deel uitgevoerd door letterkundige Garmt Stuiveling, die door Du Perron al vanaf het eerste ogenblik bij de uitgave betrokken is en na het overlijden van Du Perron hoofdinitiatiefnemer van het project wordt. Stuiveling komt met de plannen voor de uitgave uiteindelijk terecht bij Uitgeverij G.A. van Oorschot. Het enorme project wordt daar overzien en geleid door uitgever Geert van Oorschot die in 1948 Uitgeverij G.A. van Oorschot opricht. Het project is enorm; een 25-delige uitgave met delen van gemiddeld achthonderd pagina’s. Het werk wordt per deel uitgegeven en neemt een tijdsbestek in van maar liefst vijfenveertig jaar. Ten tijde van het voorbereiden van het eerste deel van het volledig werk van Multatuli is Uitgeverij G.A. van Oorschot pas net opgericht, mede hierdoor en door een papierschaarste dat ontstaan is tijdens de tweede wereldoorlog is er daarom weinig geld. Ondanks deze ongunstige omstandigheden besluit Van Oorschot in 1948 toch aan de voorbereidingen van de uitgave te beginnen. Als een van beroemdste en meest gewaardeerde schrijvers van de Nederlandse literatuur, lijkt het volledig werk van Multatuli voor elke uitgeverij een prestigieuze aanwinst voor het fonds. In 1948 was er echter maar één uitgever die de ‘monsteruitgave’ aandurfde: Geert van Oorschot. De hoofdvraag van deze scriptie zal daarom ook zijn: wat waren voor Geert van Oorschot de motieven voor de uitgave van het volledig werk van Multatuli en hoe is de uitgave tot stand gekomen? Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zal ik in deze scriptie een aantal subvragen stellen en beantwoorden. Deze vragen zullen voortkomen uit de subonderwerpen die besproken worden in de

7 Brief E. du Perron aan Menno ter Braak, 2 april 1937, www.mennoterbraak.nl

(8)

7

verschillende hoofdstukken van deze scriptie. In de volgende paragrafen geef ik een overzicht van de hoofdstukken en de bijbehorende subvragen van dit onderzoek.

In het eerste hoofdstuk wordt globaal de levensloop van Geert van Oorschot geschetst en is er voornamelijk aandacht voor de ontwikkeling van de literaire en politieke voorkeuren van Van Oorschot en wordt bekeken hoe deze voorkeuren zich vertalen in het fonds van Uitgeverij G.A. van Oorschot. Daarnaast is er in dit hoofdstuk ook aandacht voor de geschiedenis van Uitgeverij G.A. van Oorschot waarin de nadruk ligt op de beginjaren van de uitgeverij waarbij de financiën en de vorming van het fondsprofiel nader worden belicht. De subvraag van dit hoofdstuk is: kan Geert van Oorschot gezien worden als een uitgever van canonieke werken?

Het tweede hoofdstuk gaat in op het Multatuli Genootschap. Dit genootschap is in 1910 opgericht door en voor Multatuliliefhebbers, die zich ook wel multatulianen noemen. Het genootschap heeft sinds de oprichting een zeer belangrijke rol in het laten voortleven van de traditie van Multatuli en zijn werk in de vorm van bijeenkomsten, lezingen, uitgaven omtrent Multatuli, zo waren ze ook nauw betrokken bij de uitgave van de Volledige Werken. Daarnaast was voor zowel Garmt Stuiveling in zijn rol als voorzitter van het genootschap en voor Van Oorschot die net als Stuiveling het erelidmaatschap van het genootschap ontving, het genootschap van persoonlijk belang. Naast Garmt Stuiveling waren ook alle andere samenstellers van de Volledige Werken lid van het Multatuli Genootschap. In het tweede hoofdstuk wordt er een overzicht weergegeven van de oprichting en ontwikkeling van het genootschap. Daarnaast zal er aandacht zijn voor de betrokkenheid van het genootschap bij de uitgave van het volledig werk en het belang van Multatuli in de jaren vijftig, de jaren waarin de eerste delen van het werk verschijnen. De subvraag van dit hoofdstuk is: welk aandeel heeft het genootschap gehad in de totstandkoming van de Volledige Werken?

Hoe verliep de samenwerking tussen Van Oorschot en de samenstellers van het volledig werk en hoe kwam de financiering voor de Volledige Werken uiteindelijk rond zijn de subvragen die worden beantwoord in hoofdstuk drie. Op deze subvragen geef ik antwoord door middel van een reconstructie die ik heb gemaakt van de totstandkoming en de uitgave van de Volledige Werken vanaf het tekenen van het eerste contract in 1940 tot de overhandiging van het laatste deel van de uitgave in 1995. Bij de reconstructie staan er twee belangrijke pijlers centraal: de samenwerking tussen de samenstellers van de uitgave en Gerard van Oorschot en de financiering van de uitgave.

Waar het in het hoofdstuk drie voornamelijk gaat over de praktische zaken rondom de totstandkoming en het verschijnen van de uitgave, gaat het in hoofdstuk vier over de

(9)

8

inhoudelijke aspecten van de uitgave. De subvragen die in dit hoofdstuk worden beantwoord zijn: waarom koos Van Oorschot voor een wetenschappelijke editie van het volledig werk en hoe is de editie van de Volledige Werken samengesteld. Er zal daarnaast een vergelijking worden gemaakt met de editie van Volledige Werken Van Oorschot en de editie van Multatuli’s volledig werk dat eerder verscheen bij uitgeverij Elsevier onder de titel Verzamelde Werken. Dit hoofdstuk dient als een verduidelijking van de omvang en de inhoud van de Volledige Werken en geeft daarnaast een indruk van de rol van de editeur en de uitgever in het ontwikkelen van een editie.

Waarom zou een onderzoeker zich buigen over de uitgave van een tekst en niet de tekst zelf bestuderen? Uit secundaire literatuur en uit voorbeelden uit het verleden weten we dat de uitgeverij met haar uitgaven niet alleen kan bijdragen aan materiële maar ook de symbolische productie van literatuur. Kuitert omschrijft in haar artikel over materiële en symbolische productie van literatuur in de uitgeverij, materiële productie als “activiteiten die in directe en concrete zin tot een tastbaar boek leiden dat literatuur genoemd wordt” en de symbolische productie als “de niet-stoffelijke toekenning van waarde aan literatuur door het uiten van literatuurkritiek in specifieke kanalen als het literatuuronderwijs aan volwassenen en jeugdigen,

wetenschappelijke en literaire tijdschriften, pers en media”.9 Volgens Kuitert is de uitgeverij

niet alleen een machinerie waar de boeken gemaakt worden, maar dient de uitgeverij ook als smaakmaker, door als trendsetter te zinspelen op waardeoordelen en zeker ook als ‘gatekeeper’, omdat er duidelijk gekozen wordt om een auteur wel of niet binnen te laten.10 Niet alleen

theoretisch gezien klinkt dit aannemelijk, uit de praktijk is ook gebleken dat de uitgeverij zowel de materiële als symbolische productie op zich neemt. Door de publiciteitsafdeling van een uitgeverij worden allerlei dingen bedacht om de auteur een podium te bieden en publiciteit voor zijn werk te krijgen, deze afdeling is dan ook van groot belang in de symbolische productie van

de uitgeverij.11 Symbolische productie van literatuur is echter niet te beschouwen als

eenrichtingsverkeer, het kan ook andersom in zijn werk gaan: wanneer uitgaven bijdragen aan de literaire status van de uitgeverij. Dit gebeurt wanneer de literaire status van auteurs en hun werken bijdragen aan het beoogde literaire fondsprofiel van een uitgeverij en men door de uitgaven de uitgeverij als ‘literair’ gaan beschouwen.

Hoe werkt de beginnende uitgeverij die een bepaalde status nastreeft, dat wordt in deze scriptie gedemonstreerd aan de hand van de uitgave van de Volledige Werken van Multatuli.

9 Kuitert, 2008: p.67. 10 Kuitert, 2008: p.68. 11 Kuitert, 2008: p.82.

(10)

9

Vanwege de omvang van een masterscriptie heb ik mij moeten beperken tot een bepaalde casus, de uitgave van het volledig werk van Multatuli. Het onderzoek is nog verder afgebakend omdat ik voor een bepaalde invalshoek heb gekozen met bijbehorende vragen en subvragen die in de vier hoofdstukken van deze scriptie worden beantwoord. Om de hoofdvraag, wat waren voor Geert van Oorschot de motieven voor de uitgave van het volledig werk van Multatuli en hoe is de uitgave tot stand gekomen, heb ik historisch onderzoek uitgevoerd, dit onderzoek is gebaseerd op de archieven van het Multatuli Museum te Amsterdam en het Letterkundig Museum te Den Haag. Tevens heb ik literatuurstudie verricht voor dit onderzoek om mijn bevindingen uit de archieven te onderbouwen en aan te vullen met secundaire literatuur.

(11)

10

1. Van Oorschot

Uitgeverij Van Oorschot staat bekend om haar literaire fonds, deze uitstraling is dan ook vanaf het begin het doel geweest van oprichter Geert van Oorschot. In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van Geert van Oorschot als uitgever. In het kader van de hoofdvraag van de scriptie stel ik mezelf in dit hoofdstuk de vraag: kan Geert van Oorschot gezien worden als uitgever van canonieke werken? Niet alleen de geschiedenis en ontwikkeling Van Oorschot als persoon, maar ook de oprichting en ontwikkeling van Uitgeverij G.A. van Oorschot staan in dit hoofdstuk centraal.

1.1 Gerardus Adriaan van Oorschot

Gerardus Adriaan (Geert) van Oorschot wordt geboren op vijftien augustus 1909 in het Zeeuwse Vlissingen als tweede kind van Levinus Petrus van Oorschot en moeder Johanna Wilhelmina Smallegange. Hij groeit op in Zeeland samen met twee zussen en een broertje. In zijn jeugd spelen boeken en lezen al een grote rol in het leven van Geert, lezen was een

‘dagelijkse behoefte’.12 Het boek is volgens hem dan ook al vanaf zijn kinderjaren zijn metgezel

die hem nooit verraden of in de steek gelaten heeft.13 Opvallend in het leesgedrag van Van

Oorschot is dat er in zijn jeugdjaren, al voor de middelbare schooltijd, thuis al heel veel aandacht is voor literatuur. Zo leest hij bijvoorbeeld het werk van auteurs als Multatuli, Henriëtte Roland Rolst en Herman Gorter. Het allermooiste boek in die tijd vindt Geert Kees de jongen van Theo Thijssen, Van Oorschot meent zelfs dat Kees zijn eerste echte vriendje

was.14 Niet alleen literatuur, maar ook politiek is erg belangrijk onderwerp binnen het

gezinsleven bij de familie Van Oorschot. In Twee vorstinnen en een vorst een autobiografische roman geschreven onder het pseudoniem R. J. Peskens, beschrijft Van Oorschot het ontstaan van het ‘vrijdenkersdom’ van zijn vader. Deze omslag vindt plaats in de jeugdjaren van Geert

wanneer zijn vader zich aansluit bij Domela Nieuwenhuys.15 Later sluit zijn vader zich aan bij

de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP) en brengt het uiteindelijk tot lid van gemeenteraad en als lid van de Provinciale Staten van Zeeland voor de SDAP. Niet alleen zijn vader, maar ook de anarchistische moeder van Geert is politiek betrokken, zo is ze bijvoorbeeld

voorzitster van de Coöperatieve Vouwenbond in Vlissingen.16 De politieke activiteiten en

12 Van Oorschot, 1986: p. 11. 13 Van Oorschot, 1986: p.11. 14 Van Oorschot, 1986: p12. 15 Peskens, 1975: p.112. 16 Keja, 2013.

(12)

11

betrokkenheid van beide ouders zorgen ervoor dat niet alleen literatuur maar ook politiek van groot belang is binnen het gezin, het liefste in combinatie. Ook Geert wordt al snel politiek betrokken, al op zijn 14e is hij lid van de Jeugdbond voor onthouding (de J.V.O.), een

socialistische vereniging die mede opgericht is door zijn vader. Binnen deze vereniging is Geert erg actief en kan hij ook zijn liefde voor lezen een schrijven kwijt door middel van het schrijven

van propagandastukken, gedichten en verslagen van bijeenkomsten van de J.V.O.17 Ook houdt

Van Oorschot zich, op latere leeftijd, bezig met het uitgeven van brochures van de vereniging

en zet daarmee de eerste stappen op uitgeversgebied. Tijdens zijn 19e levensjaar wordt Van

Oorschot actief lid van De Dageraad, een liberaal-natuurwetenschappelijke vereniging. De vereniging gaf ook een gelijknamig tijdschrift uit, waar de eerste werken van Multatuli, een van de literaire helden van Van Oorschot, ook in zijn gepubliceerd. Daarnaast schrijft hij artikelen

en houdt redevoeringen over literatuur als Dageraad-spreker.18 Bij De Dageraard kan Van

Oorschot zijn politieke ambities, schrijfambities en zijn voorliefde voor literatuur combineren.

1.2 Politiek en literatuur

Na de middelbare schooltijd verruild Van Oorschot in 1926 Vlissingen voor Rotterdam om daar te gaan werken. Daar krijgt hij het moeilijk met de normen en waarden in zijn verschillende banen die niet gelijk blijken te zijn aan de idealen die hij van huis uit heeft meegekregen; niet

een socialistisch maar een kapitalistisch gedachtegoed lijkt er te heersen.19 In 1928 wordt Van

Oorschot opgeroepen voor militaire dienst, deze oproep weigert hij vanuit idealistische gedachtegoed en belandt daardoor voor tien maanden in de gevangenis.20 Tijdens deze tien

maanden leest Van Oorschot veel, vooral Multatuli komt hier wederom onder zijn aandacht.21

Hij slaat ook aan het dichten waar in 1931 de bundel Gevangenis uit voortkomt. De bundel is uitgegeven door schrijverscollectief Links Richten, waar Van Oorschot zich in 1931 bij aansluit. Deze vereniging combineert linkse overtuigingen met literaire ambitie, wederom de combinatie van politiek en literatuur die Van Oorschot lijkt aan te spreken. Bij Links Richten bewijst Van Oorschot over kwaliteiten van een harde werker te beschikken die hem later ook als uitgever zullen kenmerken. Zo ontwikkelt hij zijn handelsgeest door te onderhandelen met de drukker en de binder en weet zo met minimale kosten toch het maximale resultaat te

17 De Vries, 1995: p.37. 18 De Vries, 1995: p.37. 19 De Vries, 1995: p.38. 20 Keja, 2013. 21 De Vries, 1995: p.41

(13)

12

bereiken.22 Door sommigen wordt Links Richten ook wel de eerste Nederlandse

arbeidersuitgeverij genoemd. Van Oorschot was hierbij zeer betrokken.23

Na zijn vertrek bij Links Richten in 1932, richt Van Oorschot samen met een aantal gelijkgestemden, die net als hij bij het collectief zijn opgestapt wegens tegenstrijdigheden in het gedachtegoed, schrijverscollectief Het Roode Baken op. Ondanks dat dit maar van korte duur is, is opnieuw het schrijven en het uitgeven van bundels het aandeel van Van Oorschot in het collectief. In hetzelfde jaar trouwt hij met zijn eerste vrouw Anna Smit met wie hij twee kinderen krijgt, de oudste zoon Geert (1933) en zoon Levien (1937).

Zowel het uitgeven en schrijven zet hij voort wanneer hij zich in 1932 ook aansluit bij de politieke partij De Onafhankelijke Socialistische partij (de OSP). Hij wordt actief binnen het partijblad De fakkel, waarin hij stukken publiceert. In 1934 wordt Geert uit de OSP gezet omdat hij brochures van voormalig OSP-lid secretaris Jacques De Kadt verkoopt binnen de partij. Dit is volgens de partij een kwalijke zaak omdat De Kadt eerder door de partij is geroyeerd. In hetzelfde jaar richt hij samen met Jacques De Kadt en journalist en politicus Saloman Tas het tijdschrift De Nieuwe Kern op. De Nieuwe Kern bestaat van 1934 tot 1940 en is een maandblad voor cultuur, politiek en wetenschap. Jacques de Kadt is politicus en essayist met een sterke eigen mening waarvan hij niet bang was hem uit te dragen. Dit resulteerde na royement bij de

OSP eerder al voor een gevangenisstraf wegens opruiing.24 De Kadt gelooft dat niet materiele

vooruitgang maar culturele ontplooiing het belangrijkste doel is en ontwikkelt zich als een cultuursocialist. Dit denken zet hij voort in het tijdschrift De Nieuwe Kern dat zich laat

inspireren door het cultuursocialisme en het verspreiden van ‘hogere cultuur onder arbeiders’.25

Jacques de Kadt brengt dit denken ‘over’ op Van Oorschot. Er kan daarom gesteld worden dat

De Kadt in die tijd een belangrijke invloed heeft op het politieke denken van Van Oorschot.26

Met het redacteurschap van De Nieuwe Kern bemoeit Van Oorschot zich weinig, wel is hij verantwoordelijk voor de exploitatie van het blad en fungeert hij opnieuw als uitgever, dit is

tevens zijn belangrijkste taak binnen het tijdschrift.27 Door zijn betrokkenheid bij De Nieuwe

Kern komt Van Oorschot in aanraking met het literaire tijdschrift Forum dat in 1932 is opgericht door Menno ter Braak en E. du Perron, auteurs die hij herkent als gelijkgestemden op het gebied van literaire voorkeur.28 Ter Braak en E. du Perron, beiden ook grote 22 De Vries, 1995: p.44. 23 Van Faassen, 2004: p.24. 24 Van Bork, 2006. 25 Van Bork, 2006. 26 De Vries, 1995: p.50. 27 Van Faassen, 2004: p.37. 28 Van Faassen, 2004: p.37.

(14)

13

liefhebbers, wisten volgens Van Oorschot echte literaire kwaliteit te herkennen en hij voelde zich dan meteen verwant met de twee heren en de andere betrokkenen van het tijdschrift.29

Forum is dan ook van zeer grote invloed geweest op de ontwikkeling van Van Oorschot als

uitgever en kan volgens hem zelfs als basis gezien worden van het fonds van Van Oorschot.30

1.3 De Forum periode

Du Perron en Ter Braak, richtten in 1932 het nieuwe tijdschrift Forum op. Zij werden direct het gezicht van het tijdschrift, dat hun eigen literaire opvattingen ademde, als een weerspiegeling van hun persoonlijkheid. Dit was volgens Ter Braak van belang omdat ‘de persoonlijkheid

namelijk het eerste en laatste criterium bij de beoordeling van de kunstenaar”.31 In de ‘vorm of

vent’ discussie, die oplaaide in de jaren dertig. In deze discussie waarin partij gekozen werd voor vorm of vent, was de vraag of literatuur en poëzie beoordeeld moesten worden op de

creatieve vorm of het menselijke uitgangspunt.32 Forum koos voor ‘de vent’ in de literatuur in

plaats van voor de vorm. De ‘vent’ moest zich onafhankelijk gedragen en dit individuele

bewustzijn moest terug te zien zijn in de literatuur.33 Forum vormde niet alleen het podium voor

de vorm of vent discussie maar ook voor menig andere literaire discussies tussen 1932 en

1935.34 Ondanks dat Forum maar een zeer korte tijd bestaan heeft, slechts drie jaar, zijn juist

deze discussies en kritieken hetgeen wat Forum zo beroemd heeft gemaakt.35 Het tijdschrift is

van grote invloed geweest op de naoorlogse Nederlandse literatuur.36

Van Oorschot herkende zich in de opvattingen van Forum, zowel in de opvattingen over het individualisme en de vorm of vent discussie en vanwege de wederzijdse belangstelling voor Multatuli. Ook Multatuli was, zo zagen we al eerder, er op uit om de vent in zijn werk door te laten doorklinken en wilde niet gewaardeerd worden om zijn mooischrijverij. Het gedachtegoed van Forum sloot volgens Van Oorschot aan bij dat van Multatuli en dus ook bij dat van hem. Hij herkende zijn eigen opvattingen in die van Ter Braak en Du Perron en Forum

verwoordde hiermee het “literaire ideaal” van Van Oorschot.37 De Forumjaren zijn voor Van

Oorschot heel belangrijk geweest in het opzetten van zijn eigen uitgeverij, tijdens deze jaren

29 Van Faassen, 2004: p.37. 30 Van Oorschot, 1986: p.13. 31 Van Bork, 2012. 32 Van Bork, 2012. 33 Vaessens, 2009.

34Redactie Nieuwsblad van het Noorden, 1979: p.24

35 Vaessens, 2009. 36 De Vries, 1995: p.55 37 De Vries, 1995: p.65

(15)

14

kreeg het oprichten van zijn uitgeverij namelijk steeds vastere vormen.38 De traditie van Forum

sprak Van Oorschot zo aan dat hij dit wilde voortzetten in zijn eigen uitgeverij. Later zou Van Oorschot zich dan ook bestempelen als de beheerder van de erfenis van Forum waarbij alle

auteurs in het licht werden gezet van de auteurs Multatuli, Ter Braak en Du perron.39

1.4 Oprichting en ontwikkeling Uitgeverij G.A. van Oorschot

Na zijn uitgeverstaken bij de J.V.O., Links Richten en Het Roode Baken, begint Van Oorschot

zijn eigen ‘reizende boekhandel’ waarin hij erg succesvol is goed mee rond kan komen.40

Tijdens deze werkzaamheden komt hij in dienst van Uitgeverij De Jongh als vertegenwoordiger in Nederland. Uitgeverij De Jong was gevestigd in Antwerpen en niet officieel erkend in Nederland waardoor hun boeken niet in de Nederlandse boekhandels verkocht mochten worden,

voor de verkoop namen ze daarom Van Oorschot in dienst.41 Na zijn tijd als vertegenwoordiger

voor De Jongh, treedt hij als colporteur in dienst bij A. A. M. Stols.42 In 1939 wordt Van Oorschot regulier verkoper bij Querido waar hij tot 1944 werkzaam zal blijven. In de tijd van de Tweede Wereldoorlog is Van Oorschot erg belangrijk voor uitgeverij Querido. Omdat veel van de werknemers hun werkzaamheden niet meer kunnen waarnemen vanwege hun Joodse achtergrond, neemt Van Oorschot veel taken over en wordt in 1944 tot bedrijfsleider

benoemd.43 Tijdens zijn periode bij Querido trouwt Geert met zijn tweede vrouw Hillechiena

(Hilly) Munneke, waar hij zoons Guido (1944) en Wouter (1952) mee krijgt. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog zal Geert de stap zetten om zijn eigen uitgeverij op te richten.

Na de bevrijding in 1945 richten Van Oorschot en zijn vrouw Hillie van Oorschot Uitgeverij G.A. van Oorschot op. Waar de bestaande uitgeverijen al veel problemen ondervinden tijdens de Tweede Wereldoorlog en in de nasleep hiervan, daar is het voor de beginnende uitgeverijen zowaar nog lastiger om het hoofd boven water te houden.44 Na de oorlog zorgen praktische problemen voor moeilijke omstandigheden. Ten tijde van de oorlog ontstaat papierschaarste en ondanks dat hier door Bureau Papiervoorziening, dat door de overheid in het leven wordt geroepen om de distributie van papier te organiseren, een oplossing voor probeert te bieden kunnen er ook na de oorlog nog steeds weinig boeken worden gedrukt. Voor beginnende uitgeverijen zoals Uitgeverij Van Oorschot, betekent dit niet alleen een rem 38 Van Oorschot, 1986: p.13. 39 De Vries, 1995: p.12 40 De Vries, 1995: p.52 41 De Vries, 1995: p.52. 42 Verkoper 43 Keja, 2013. 44 De Vries, 1995: p.68

(16)

15

op de productie, maar ook een rem op de gehele ontwikkeling van de bedrijfsvoering van de

uitgeverij, het bedrijf kan zich door de lage productie namelijk niet ontwikkelen.45 Ook had

Uitgeverij van Oorschot, in tegenstelling tot uitgeverijen die al voor de oorlog bestonden, geen oude voorraden liggen die ze nog konden verkopen. Om zo veel mogelijk geld te besparen deed Van Oorschot dan ook bijna alles zelf in de uitgeverij. Zo nam was hij niet alleen uitgever maar

onder anderen ook corrector, redacteur, vertegenwoordiger en boekhouder.46

1.4.1 Financiering

Ondanks dat Van Oorschot bespaarde op personeelskosten, kwam hij nog steeds geld tekort.

Hij leende daarom ƒ20.000 gulden als startkapitaal voor zijn uitgeverij en gebruikte dit als basis

om verder uit te breiden.47 Omdat er zo weinig geld was en elke uitgave een risico kon vormen,

moest er voor elk project een nieuw plan worden opgezet zodat de uitgave kon worden

bekostigd.48 Niet alleen voor zijn startkapitaal leende Van Oorschot dan ook geld, ook bij de

investering die bij elk boek vooraf gedaan moest worden, leende hij vaak geld van zijn

contacten, van wie de meesten werkzaam waren in het boekenvak.49 Naast het lenen van

particulieren, was een andere belangrijke manier om aan geld te komen voor een uitgave het aanvragen van een subsidies. Het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschapen (het OK&W) werd door Van Oorschot vaak benaderd wanneer hij een nieuwe uitgave op het oog

had.50 Daarnaast benaderde Van Oorschot ook regelmatig het Prins Bernard Fonds voor

subsidies. Dit resulteerde na een paar jaar na het oprichten van de uitgeverij dan ook in de bijnaam ‘subsidietijger’.51 Het eerste verzoek voor een subsidie deed Van Oorschot bij het

OK&W voor een bijzondere uitgave: het volledig werk van Multatuli.52 Naast subsidies bij de

grote instanties zette Van Oorschot tot 1950 ook hoog in op particuliere bijdragen. Wanneer hij geld nodig had voor een uitgave sprak hij particulieren aan waarvan hij dacht dat ze kapitaalkrachtig waren met de vraag of ze wilde investeren. Hij zinspeelde hierbij vaak op het ‘unieke belang voor onze cultuur’ van de uitgave in de hoop de potentiele investeerders te

overtuigen.53 De particulieren die de uitgave steunden deden dit door voorafgaand op de uitgave

in te tekenen, waarmee ze de uitgave op voorhand voor een bepaalde bedrag steunden. Dit was

45 De Vries, 1995: p.69. 46 De Vries, 1995: p.72. 47 De Vries, 995: p.69.

48 Van den Braber, 2004: p.125. 49 De Vries: 1995: p.74.

50 De Vries, 1995: p.82. 51 De Vries, 1995: p.83. 52 Van den Braber, 2004: p.127. 53 De Vries, 1995: p.83.

(17)

16

niet alleen financieel gezien handig, maar kan ook gezien worden als een soort marktonderzoek omdat Van Oorschot op die manier kon pijlen of er op voorhand als interesse was voor een

dergelijke uitgave?54 Daarnaast kon het extra gunstig uitpakken als een het intekenen op een

uitgave een ‘kettingreactie’ opriep; wanneer er belangrijke of invloedrijke mensen tekenende

voor de uitgave kon dit ook andere intekenaars overtuigen om in te tekenen op de uitgave.55

Naast particulieren en instanties waren ook de boekhandels niet veilig voor de overredingskracht van Van Oorschot. Zo gaan er verhalen rond dat hij boekhandels binnengelopen zou zijn en net zo lang ingepraat hebben op de boekhandelaren totdat ze dure

uitgaven zoals verzamelde werken aanschaften.56 Deze manier van ‘overtuigen’ is door velen

echter nooit als intimiderend ervaren, Van Oorschot zette zijn ‘geldschieters’ dan ook niet onder

druk maar overtuigde ze met zijn charme, charisma, enthousiasme en overredingskracht.57 Tot

1950 draaide Van Oorschot elk jaar met een klein beetje winst, pas in 1950 draaide de uitgeverij verlies, na dit jaar is tevens een omslagpunt te zien in het verkrijgen van gelden voor uitgaven. Er werd minder ingezet op particuliere bijdragen maar meer op subsidies vanuit de overheid, deze steun was zo groot en belangrijk voor de uitgeverij dat de uitgeverij dreef op deze

bijdragen.58 Het verkrijgen van steun vanuit de overheid was uiteraard ook minder

arbeidsintensief dan die van particulieren waar iedereen persoonlijk benaderd moest worden.59

Dat Van Oorschot zijn pijlen richtten op de overheid leek een slimme zet, het persoonlijk vermogen van Van Oorschot steeg tussen 1951 en 1958 namelijk flink, hij verdiende in deze

jaren gemiddeld achttienduizend gulden.60

Van Oorschot gaf naar eigen zeggen alleen boeken uit waar hij goede persoonlijke argumenten voor had, bijvoorbeeld dat ze voor het prestige van de uitgeverij van belang waren of voor het cultureel belang, deze argumenten speelde volgens hem dan altijd een grotere rol

dan het winstkenmerkende aspect.61 Naast het willen uitgeven van literatuur en poëzie moest

Van Oorschot echter ook het hoofd boven water houden, waardoor er ook uitgaven gedaan moesten worden die wellicht minder ‘literair’ waren dan andere uitgave. Door echter achter elke uitgave te staan en dit ook te profileren zorgde Van Oorschot uiteindelijk voor een stabiele financiële basis voor zijn uitgeverij die steeds sterker werd: door de consequente keuze voor

54 De Vries, 1995: p.184. 55 De Vries, 1995: p.184. 56 Van den Braber, 2004: p.128. 57 Van den Braber, 2004: p.132. 58 Van den Braber, 2004: p.124. 59 Van den Braber, 2004: p.125. 60 Van den Braber, 2004: p.125. 61 Van den Braber, 2004: p.121.

(18)

17

kwaliteit, zowel in inhoud als vorm, bond de uitgeverij een vaste en groter wordende groep literatuurliefhebbers aan zich.62

1.4.2 Fondsprofiel

“De Nederlandse literatuur, de lezers ervan en hun kasten zijn zonder Van Oorschot niet voorstelbaar meer. Hij heerst. En wie hem kennen, dwingt hij in hun eigen huis met zijn boeken tot lezen. Hij is de Dreverhaven van literatuur. Ere-uitgever zou hij moeten zijn.”63

Dit is een citaat van Kees Fens dat te lezen is in een boekje dat verscheen naar aanleiding van het aanvaarden van de titel doctor honoris causa op 20 november 1986 aan de Universiteit van Tilburg met daarin ook de rede die Van Oorschot gaf op die dag. De lovende woorden van Fens zeggen iets over de status van Van Oorschot als uitgever maar zeker ook over de status van zijn uitgeverij. Uitgeverij van Oorschot staat bekend als een literaire uitgeverij, het oorspronkelijke doel van Van Oorschot. Geld verdienen was belangrijk, de uitgeverij moest immers blijven draaien, maar het leek van minder groot belang dan esthetische aspecten van de uitgaven.

De uitgeverij heeft door de jaren heen literair prestige verkregen. De uitgaven die hierbij een belangrijk aandeel hebben zijn voornamelijk De Nederlandse Klassieken, een reeks waarin veel verzameld werken werden opgenomen van prestigieuze Nederlandse schrijvers als Multatuli. Met deze reeks probeerde Van Oorschot het zogenaamde cultuursocialisme uit te

dragen: het beschikbaar maken van ‘hoge cultuur’ voor iedereen die daar behoefte aan had.64

Dit probeerde hij ook met De Russische Bibliotheek, waarbij belangrijke Russische schrijvers uit de negentiende eeuw zoals Tolstoj en Tsjechov zijn vertaald en opgenomen. Beiden reeksen werden door de uitgeverij gepresenteerd als de canon van de Nederlandse en Russische

literatuur.65 Door de reeksen op die manier te presenteren werd er door de uitgeverij direct een

bepaalde waarde aan verbonden. Voor zowel de Russische en Nederlandse moet de lezer bij Van Oorschot zijn. Daarnaast gaf de uitgeverij literatuur uit, die naar eigen zeggen de erfenis van Forum bewaakte, en waarin schrijvers werden geplaatst in de traditie van Multatuli, Ter

Braak en Du Perron.66 Opnieuw een waardeoordeel dat een hoog literair gehalte pretendeert.

62 Van den Braber, 2004: p.121. 63 Van Oorschot & Fens: 1987. 64 De Vries, 1995: p.11. 65 De Vries, 1995: p.11. 66 De Vries, 1995: p.12.

(19)

18

Literair prestige verkreeg Van Oorschot dus niet alleen op inhoudelijk vlak maar ook via de vorm waarop hij het presenteerde. Door zijn uitgaven als ‘literair’ te presenteren en als ‘canoniek’ kende Van Oorschot direct een waarde toe aan de werken die ook werden overgenomen en die de status van de uitgeverij bepaalde.

Aan het begin van dit hoofdstuk werd de vraag gesteld of Van Oorschot gezien kan worden als een uitgever van canonieke werken. Door werken uit te geven van belangrijke auteurs en door persoonlijk achter de uitgaves te staan bond Van Oorschot snel een vast lezerspubliek aan zich van literatuurliefhebbers, ze wisten dat ze bij Van Oorschot terecht konden voor kwaliteit. Maar ook vooral door werk uit te geven en er direct een literaire waarde aan te verbinden door ze als canonieke werken of literaire werken te bestempelen, heeft de uitgeverij zich geprofileerd als literaire uitgeverij en uitgeverij van canonieke werken. Het eredoctoraat in de letteren dat Van Oorschot verkreeg aan de Universiteit van Tilburg in 1986, een jaar voor het overlijden van Van Oorschot, lijkt een bekroning van Van Oorschot als literair uitgever en zowel het cultuursocialistische doel, het verspreiden van ‘hoge cultuur’ onder iedereen, als het persoonlijke doel om als ‘een dienaar van de literatuur’ te fungeren lijken hiermee te zijn voltooid en tevens erkend. Door vast te houden aan een bepaald uitgeefbeleid waar inhoud en vorm centraal stonden, is er door de jaren heen een beeld opgebouwd en erkend van Van Oorschot als een uitgever canonieke werken.

(20)

19

2. Multatuli Genootschap

Dit hoofdstuk zal ingaan op het Multatuli Genootschap dat door en voor multatulibewonderaars is opgericht om het leven en werk van Multatuli te eren en levend te houden. Ten eerste zal een introductie van het Multatuli Genootschap worden gegeven door een kort overzicht te geven van de oprichting en ontwikkeling van het genootschap en de activiteiten die ze onderneemt. Daarnaast zal er ingegaan worden op het aandeel van het Multatuli genootschap in de totstandkoming en voltooiing van het volledig werk van Multatuli, waarbij speciale aandacht uitgaat naar de samenstelling van het genootschap tijdens de periode waarin het volledig werk is uitgegeven. De subvraag die in dit hoofdstuk beantwoord zal worden is: welk aandeel had het genootschap in de totstandkoming van de Volledige Werken?

2.1 Oprichting en ontwikkeling

Het Multatuli Genootschap ontstaat in 1910 naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de Max Havelaar. Er wordt een Multatuli-commissie in het leven geroepen om Multatuli’s nagedachtenis te huldigen. Deze commissie komt voort uit vrijdenkersbeweging De Dageraad

die ontstaat rondom het tijdschrift De Dageraad.67 De Dageraad wordt in 1855 opgericht en

draait voornamelijk om geloofsvragen, het zoekt naar een zo natuurlijk mogelijke godsdienst waarin een compromis wordt gesloten tussen een geloof in god en de bevindingen in de

wetenschap die dit geloof tegenspreken.68 In 1859 publiceert Multatuli zijn Geloofsbelijdenis

in het tijdschrift en onderhoudt daarna goede contacten met uitgever en redacteur van het

tijdschrift Frans Christiaan Günst.69 In 1861, een jaar na het verschijnen van de Max Havelaar,

publiceert Multatuli opnieuw in De Dageraad met zijn Gebed van de onwetende. In dit stuk spreekt hij zijn twijfel uit over het bestaan van een god. Deze publicatie zorgt ervoor dat Multatuli “de koning van de vrijdenkers wordt” zo ook bij de dageraadlezers in zowel

Nederland als Vlaanderen.70 Naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de Max Havelaar

wordt er daarom in 1910 een Multatuli-commissie opgericht om dit feit te herdenken. Deze

commissie bestaat uit zowel dageradianen als niet-dageradianen.71 De commissie zal later

uitgroeien tot het genootschap, tot die tijd wordt er gesproken van een commissie. In hetzelfde

67 Jongstra, 1985: p.132. 68 Jongstra, 1985: p.19. 69 Jongstra 1985: p.19.

70 Van der Meulen, 2002: p.428. 71 Jongstra, 1985: p.132.

(21)

20

jaar, in 1910, wordt ook het Multatuli Museum opgezet.72 Twee gebeurtenissen die zeer

belangrijk zijn voor het ontstaan en de ontwikkeling van het genootschap.

Het eerste bestuur van de Multatuli-commissie bestaat uit zes leden met aan het hoofd letterkundige en redacteur van het literaire tijdschrift De Gids, Jacob Nicolaas van Hall. Naast dat Hall voorzitter is van de commissie, neemt hij ook een belangrijke rol in bij het opzetten

van het museum ter ere van Multatuli.73 Samen met letterkundige J. G. Götze die de taak van

sectretaris-penningmeester op zich neemt, bibliothecaris en auteur P.J.A. Meersmans, museumconservator C.W.E. Baard, letterkundige W.A.F. Bastiaanse en letterkundige S. Kalff,

vormt Van Hall het bestuur van de commissie.74 Ze organiseren ter nagedachtenis en huldiging

van de Max Havelaar een Multatuli-tentoonstelling waar onder anderen handschriften,

contracten en portretten van Multatuli worden tentoongesteld.75 Nadat de tentoonstelling heeft

plaatsgevonden ontstaat de ‘Vereeniging Het-Multatuli-Museum’ die wordt opgericht als blijvende hulde aan de schrijver en die de collectie van de tentoonstelling voor een deel blijft

beheren.76 Dit is de basis voor de oprichting van het Multatuli Museum. In 1945 wordt er voor

het eerst over een Multatuli Genootschap gesproken wanneer de ‘Vereeniging Het Multatuli Museum’ tot ‘Multatuli Genootschap’ omgedoopt wordt, dit is tevens het jaar waarin herdacht wordt dat Multatuli 125 jaar geleden geboren is.77 Het genootschap wordt vanaf dan tevens verantwoordelijk voor het inrichten en openstellen van het museum. De voltooiing hiervan laat helaas echter lang op zich wachten. Pas in 1974 wordt er namelijk het lang verwachte Multatuli Museum ingericht met het archiefmateriaal dat eerder al is ondergebracht in de woonvertrekken van de Korsjespoortsteeg 20 in Amsterdam, het geboortehuis van Multatuli waar het museum

tot op de dag van vandaag gevestigd is.78 Na de tentoonstelling in 1910 wordt de collectie eerst

onder gebracht in Stedelijk Museum en vanaf 1926 in een zaal van de Universiteitsbibliotheek

van Amsterdam.79 Het Multatuli Genootschap houdt voor de jaren dat beneden in de vertrekken

het museum ingericht kan worden boven in de zitkamer haar vergaderingen.80 Bij het ‘ontstaan’

van het genootschap in 1945, wordt er een doel geformuleerd voor het genootschap: “de kennis

omtrent Multatuli vermeerderen en zijn voortdurende actualiteit naar voren te brengen”.81 Dit

72 Jongste & Waterschoot, 1990: p.1. 73 Jongste & Waterschoot, 1990: p.1. 74 Multatuli Museum, 2015. 75 Jongstra, 1985: p.143. 76 Jongstra, 1985: p.146. 77 Jongstra, 1985: p.27. 78 Jongstra, 1985: p.240. 79 Ter Laan, 1995: p.326.

80 Jongste & Waterschoot, 1990: p.7. 81 Multatuli Museum, 2015.

(22)

21

doel zetten ze vanaf de oprichting van het genootschap direct goed in door onder anderen mee te werken aan de totstandkoming van het volledig werk van Multatuli. Het Multatuli Genootschap is heden ten dage een aparte organisatie die bestaat naast Stichting Multatuli Huis, maar is wel nauw verbonden met de stichting Multatuli Huis. Naast de samenwerking met de stichting, worden er door het genootschap ook nog andere activiteiten en lezingen georganiseerd. Zo zijn er twee grote activiteiten per jaar: een jaarvergadering op de geboortedag van Multatuli en een najaarsbijeenkomst die bestaat uit lezingen waarin het werk van Multatuli wordt besproken. Daarnaast wordt er elk jaar het Jaarboek Multatuli uitgegeven en komt het tijdschrift Over Multatuli twee keer per jaar uit.

2.2 Aandeel in het volledig werk van Multatuli

De samensteller die het meeste tijd gestoken heeft en het grootste aandeel in de totstandkoming van de Volledige Werken van Multatuli had is zonder twijfel literatuurhistoricus en letterkundige Garmt Stuiveling (1907-1985). Als initiatiefnemer van de uitgave verzorgde Stuiveling deel één tot en met zeventien en spendeerde maar liefst vijfenveertig jaar aan de uitgave, geteld vanaf de voorbereiding die getroffen werden voor de uitgave vanaf 1940 tot en met het jaar van zijn dood in 1985 waarin hij nog voorbereidingen trof voor deel zeventien van het volledig werk. Als samensteller van het volledig werk was Stuiveling verantwoordelijk voor het uitpluizen van het aanwezige materiaal dat moest verschijnen in het volledig werk en het persklaarmaken van de kopij, een enorme klus omdat het materiaal uiteindelijk genoeg was voor vierentwintig delen à achthonderd bladzijden. Zoals vermeld was Stuiveling uiteindelijk verantwoordelijk voor de eerste zeventien delen, hiervoor kreeg hij voor het eerste delen hulp van Fred Batten die hem hielp het materiaal voor het eerste deel persklaar te maken. Fred Batten (1910-1980) was auteur, multatuliaan en in 1950 tevens bestuurslid van het Multatuli Genootschap. Daarnaast kreeg Stuiveling ook hulp van andere (bestuurs)leden van het Multatuli Genootschap bij het persklaarmaken van de kopij. Zo hebben humanist en ondervoorzitter van het Multatuli Genootschap Piet Spigt, auteur en ondervoorzitter van het genootschap Henri a. Ett en secretaris theaterwetenschapper Hans de Leeuwe ook een grote bijdrage geleverd aan de uitgave. Voor latere delen zou Stuiveling ook studenten ingezet hebben om kopij uit te zoeken om het proces sneller te laten verlopen. Stuiveling kan met alle uren die hij in het voorbereiden van volledig werk stak met recht een Multatuliliefhebber genoemd worden, maar dit was slechts een van de velen dingen die hij gedaan heeft omtrent het werk en de traditie van Multatuli. Hij is namelijk ook van groot belang geweest voor het Multatuli Genootschap in zijn rol als voorzitter van het genootschap. Hij bekleedt de functie van 1945 tot

(23)

22

1983 en is daarmee maar liefst achtendertig jaar actief als voorzitter. Naast de werkzaamheden voor het volledig werk zet hij zich in deze functie in voor allerlei herdenkingen en lezingen omtrent Multatuli en geldt hij als een van de belangrijke initiatiefnemers van de uiteindelijke inrichting van het Multatuli Museum. Ter ere van de vijftigste verjaardag van Stuiveling wordt

hem door het Multatuli Genootschap het erelidmaatschap aangeboden.82 Naast het

voorzitterschap bij het genootschap was Stuiveling onder anderen ook werkzaam als schrijver, dichter, spreker, letterkundige, hoogleraar taalbeheersing en was hij voorzitter van de

Vereniging van Letterkundigen.83

De voorzitter die Stuiveling opvolgt als voorzitter van het Multatuli Genootschap is tevens van belang voor de afronding van het volledig werk. In 1983 wordt Hans van den Bergh

voorzitter van het genootschap. Van den Bergh, literatuurwetenschapper en

toneelwetenschapper en voorzitter van 1983 tot 1992, verzorgd deel achttien tot en met vijfentwintig, van het volledig werk en neemt daarin de taak van Stuiveling over. Maar niet alleen de ‘hoofdsamenstellers’ waren onmisbaar voor de totstandkoming voor het volledig werk. Ook andere leden van het genootschap hielpen mee om de uitgave te laten slagen. Zo was Hans de Leeuwe (1916-2006) als secretaris van het genootschap, een functie die hij van 1945 tot 1957 vervulde zowel van belang voor het genootschap als voor de uitgave waaraan hij als

mede-editeur meewerkte.84 Hij had in deze functie contact met de overheid en particulieren die

de uitgave financieel wilde steunen en hij had hierdoor ook nauw contact met Van Oorschot. Nadat De Leeuwe gestopt was als secretaris bij het genootschap bleef hij nog wel erg betrokken bij de uitgave tot het laatste deel in 1995. Het belangrijkste aandeel van De Leeuwe als mede-editeur was aan de toneelstukken die terug te vinden zijn in de editie zoals De bruid daarboven. Tooneelspel in vijf bedrijven in het derde deel van de editie.85 De Leeuwe was buiten zijn taak

als secretaris van het genootschap werkzaam als theaterwetenschapper en dus bij uitstek geschikt als editeur voor dit deel van de editie. Daarnaast zijn ook andere leden die in het bestuur van het genootschap zitten nauw betrokken bij de uitgave. De uitgave wordt op de voet gevolgd door het genootschap en in de vergaderingen van het genootschap wordt er dan ook ruime aandacht geschonken aan de uitgave. In de jaarverslagen van het genootschap wordt de vorderingen van de uitgave nauwkeurig benoemd en bijgehouden. Daarnaast wordt het netwerk van het genootschap ingezet om de uitgave te financieren door middel van particulieren

82 Jongstra, 1985: p.238. 83 Van der Heijden, 2013. 84 Hogendoorn, 2008: p:130. 85 Hogendoorn, 2008: p:130.

(24)

23

intekeningen en wordt er vanuit het genootschap ook contact onderhouden met verschillende instanties en overheden voor subsidieaanvragen. Het genootschap is hiermee zowel met hun liefde en expertise op het gebied van het werk en leven van Multatuli waardoor ze samenstellers kunnen leveren voor het werk, als op financieel gebied door het inzetten van hun netwerk een onmisbare schakel geweest in de totstandkoming van de Volledige Werken van Multatuli.

2.3 Literair belang Multatuli

De leden van het Multatuli Genootschap juichten een uitgave van het volledig werk van Multatuli uiteraard toe. Als genootschap stimuleren ze immers de belangstelling het leven en

werk van Multatuli.86 De belangstelling voor Multatuli vergroten en aan zoveel mogelijk

mensen de mogelijkheid bieden Multatuli te lezen is natuurlijk een nobel streven, de schrijver was in de jaren vijftig echter al meer dan zestig jaar geleden overleden, hoe groot was de belangstelling voor Multatuli nog? Een van de manieren om te bekijken hoe groot de aandacht was voor het werk van Multatuli en op welke waarde het geschat wordt is door te bekijken welke aandacht er in het onderwijs geschonken werd aan het werk van Multatuli. Een belangrijk werk om hierbij te bekijken is Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde Geschreven door literatuurhistoricus Gerard Knuvelder. Het werk bestaat uit vier delen waarvan het eerste verschijnt in 1948 en het laatste deel in 1952 en daarna vele malen herdrukt wordt. Dit werk gold op voor veel studenten als hét handboek voor de Nederlandse Literatuur en was door Knuvelder geschreven als vervanger van Handboek tot de Nederlandsche letterkundige geschiedenis geschreven door Prinsen in 1919.87 Het handboek van Knuvelder verkrijgt een monopoliepositie binnen het onderwijs en hiermee de kracht om de smaak en literatuuropvattingen van zijn lezers te beïnvloeden.88 Door deze centrale positie van het handboek en de invloed die het daarmee uitoefende op zijn lezers, is het interessant om te kijken welke aandacht er in het boek geschonken wordt aan Multatuli. Dit kan iets zeggen over de waarde en het belang van zijn werk in de jaren vijftig. In het derde deel van het handboek van Knuvelder wordt er een paragraaf van twintig pagina’s met de titel Eduard Douwes Dekker [Multatuli] (1820-1887) aan Multatuli en zijn werk gewijd. Er wordt een korte geschiedenis van het leven van Multatuli gegeven en er wordt daarnaast ook ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van zijn werk en het impact daarvan. In de conclusie van de paragraaf wordt ingegaan op de invloed die het werk van Multatuli heeft gehad op de literatuur. Hier

86 Ter Laan, 1995: p.325. 87 Van der Heijden, 2013. 88 Van der Heijden, 2013.

(25)

24

worden een aantal conclusies getrokken. Ten eerste wordt er geconcludeerd dat Multatuli van invloed is geweest in zijn eigen tijd, vooral omdat hij zo persoonlijk schreef. Volgens Knuvelder is het dan ook de ‘persoonlijke reactie’ waardoor Multatuli met zijn werk een “strijder voor de

menselijke waardigheid” werd.89 Daarnaast was hij van invloed in zijn tijd omdat hij met zijn

werk “problemen in het gezicht wierp” van de samenleving.90 Maar niet alleen de boodschap

maakte Multatuli opmerkelijk en vernieuwend, ook met zijn taalgebruik oefende hij invloed uit

met zijn “losse, vaak geestige stijl.”91 Deze stijl verklaart volgens Knuvelder ook de moderne

aantrekkelijkheid van zijn werken. Knuvelder stelt hiermee dat de werken niet alleen in de tijd van Multatuli aantrekkelijk waren, maar ook in de huidige tijd. Hij sluit de paragraaf af met een standpunt waarin hij ingaat op de waarde van de inhoud van het werk van Multatuli in de jaren vijftig, het jaar waarin dit deel van de Knuvelder voor het eerst verschijnt:

“Hij was wat men noemt creatief begaafd; hij kon sfeer scheppen, een stemming vastleggen, karakters beelden. Daaraan danken we zijn kunstwerken in strikte zin.”92

Uit het handboek van Knuvelder blijkt dat er aandacht was voor de persoon Multatuli en zijn werk. Dat er aandacht was betekent niet vanzelfsprekend niet dat Multatuli van groter belang was dan andere schrijvers. Wanneer we de hoeveelheid tekst over Multatuli echter vergelijken met de teksten die over de schrijvers is geplaatst die tevens worden besproken in het derde deel van het handboek van Knuvelder, valt op dat er veel meer aandacht in de vorm van teksthoeveelheid is voor Multatuli dan voor andere schrijvers. De tekst over Multatuli beslaat eenentwintig pagina’s terwijl de tekst over bijvoorbeeld Jacob van Lennep en A.L.G. Bosboom-Toussaint maar drie pagina’s krijgen toebedeeld. De meeste schrijvers die door Knuvelder uitgelicht worden over het algemeen in drie tot acht pagina’s besproken, met uitzondering van Conrad Busken Huet die net als Multatuli maar liefst twintig pagina’s krijgt. Dat zowel de persoon Multatuli als zijn werk in 1950 nog van belang waren en er ook bij de jonge generatie interesse was voor deze belangrijke schrijver uit de Nederlandse literatuur blijkt uit dit voorbeeld. Doordat het boek ook daadwerkelijk door studenten als handboek gebruikt wordt, zijn ze dus ook onderwezen met dit idee. Er kan daarom gesteld worden dat het werk van Multatuli niet alleen leefde bij liefhebbers en een oudere generatie en het voor ieder met

89 Knuvelder, 1973: p.469. 90 Knuvelder, 1973: p.469. 91 Knuvelder, 1973: p.460. 92 Knuvelder, 1973: p.469.

(26)

25

interesse in de Nederlandse literatuurgeschiedenis nog van belang was om het werk en leven van Multatuli te kennen in de jaren dat het volledig werk verscheen.

3. Totstandkoming Volledige Werken Multatuli

De uitgave van het volledig werk van Multatuli bestaat uit vijfentwintig delen, zeven delen met werken en achttien delen met brieven documenten van Multatuli waarvan het laatste deel bestaat uit een groot registerdeel, en is uitgegeven in een tijdsbestek van vijfenveertig jaar. Het eerste deel van de uitgave verschijnt namelijk in 1950 en het laatste deel pas in 1995. In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de totstandkoming van de Volledige Werken door het tijdsverloop van het voorbereiden en uitgeven van de uitgave chronologisch te reconstrueren. De reconstructie is gebaseerd op archiefmateriaal van het Multatuli Museum te Amsterdam en het Letterkundig Museum te Den Haag en is aangevuld met informatie uit secundaire literatuur. Hoe verliep de samenwerking tussen Van Oorschot en de samenstellers van het volledig werk en hoe kwam de financiering voor de Volledige Werken uiteindelijk rond zijn de subvragen die in dit hoofdstuk zullen worden beantwoord.

3.1 Uitgeverij Contact

Al in 1937 ontstaat het idee om een vernieuwde en complete uitgave van het volledig werk van Multatuli samen te stellen en uit te geven. In 1940 worden de eerste stappen voor deze uitgave gezet wanneer er een contract voor de uitgave getekend wordt bij Uitgeverij Contact. Hoewel het idee van het volledig werk al in 1937 ontstaat, verschijnt het eerste deel van Volledige Werken uiteindelijk pas in 1950. Dit eerste deel verschijnt echter niet bij Uitgeverij Contact maar bij Uitgeverij G.A van Oorschot. In deze eerste paragraaf wordt een reconstructie gegeven van de periode dat de plannen van het volledig werk nog bij Uitgeverij Contact liggen een periode die begint bij het tekenen van het contract tot het moment dat de samenwerking wordt beëindigd.

In 1930 richt Gilles De Neve uitgeverij De Baanbreker op. De Neve was jurist en de

zoon van een resident in het voormalige Nederlands-Indië.93 In oktober 1933 besluit De Neve

de naam van de jonge uitgeverij te veranderen naar Uitgeverij Contact. Deze naam past volgens De Neve beter bij het internationale en volwassen karakter waar hij met zijn uitgeverij naar

streeft.94 Uitgeverij Contact is een uitgeverij met een sterk ideologisch karakter. Dit karakter

93 Kuitert, 2006: p.180. 94 Kuitert, 2006: p.180.

(27)

26

laat zich onder anderen kenmerken in werken zoals Wij slaven van Suriname, over de opstand van slaven in Suriname en De Veensoldaten, een Nederlandse vertaling van de eerste

ooggetuigenverslagen over concentratiekampen.95 Naast boeken geeft Uitgeverij Contact ook

tijdschriften uit. Een van de belangrijkste hiervan is Het Fundament, een socialistisch maandblad dat verschijnt van 1934 tot 1940. Het maandblad strijdt tegen militarisme en fascisme en is voor een constructief socialisme, het draagt daarmee een duidelijke boodschap

uit die tevens naadloos aansluit bij het ideologische karakter van de uitgeverij.96 De Neve richt

Het Fundament samen met Chris Blom en Wolfgang Cordan op en biedt aan het tijdschrift te

gaan uitgeven bij Contact.97 De Neve die Chris Blom (1905-1995) leert kennen bij het oprichten

van het tijdschrift, vraagt Blom ook direct als mededirecteur van de uitgeverij, vanaf dat

moment vormen De Neve en Blom dan ook samen de directie van de uitgeverij.98

In de loop der jaren zijn er verschillende omslagpunten te zien binnen het fondsbeleid van de uitgeverij. Waar er voor de oorlogsjaren veel aandacht uitgaat naar socialistische literatuur, moet de uitgeverij tijdens en ook na de oorlog ook andersoortige boeken uitgeven omdat veel van de eerder uitgegeven boeken tijdens de oorlog vanwege hun ideologische

karakter, verboden en in beslag genomen worden.99 Ondanks dat de uitgeverij tijdens de oorlog

nog relatief jong is en zoals alle uitgeverijen te maken krijgt met restricties, groeit de uitgeverij tijdens de oorlog snel. Dit heeft de uitgeverij te danken aan de populaire titels die ze in de jaren ‘40 naast het politiek getinte assortiment gaan uitgeven.100 De nadruk komt in deze periode

vooral op fictie te liggen, met hierin aandacht voor zowel vertaalde als Nederlandse literatuur.

Dit uit zich in De Contactboekerij, een serie voor ‘goede en goedkope boeken’.101 In deze serie

verschijnt werk van auteurs als Vestdijk en Du Perron. Er is in deze serie echter niet alleen interesse voor gevestigde auteurs, ook wordt er door de uitgeverij een podium geboden aan debutanten middels de Proloog-reeks. In deze reeks verschijnt in 1947 onder anderen Het Achterhuis.102 Een boek dat in eerste instantie niet goed verkocht wordt. Uitgeverij Contact onderscheid zich in de jaren na de oorlog van andere uitgeverijen door na de oorlog niet mee te

gaan in het uitgeven van sombere literatuur, wat een trend was onder veel jonge schrijvers.103

In de jaren ’50 is er opnieuw een verandering te zien in het uitgeefbeleid van de uitgeverij, 95 Kuitert, 2006: p.181. 96 Kröger, 1999: p.26. 97 Kuitert, 2006: p.182. 98 Kuitert, 2006: p.182. 99 Voorst, 1996: p.148. 100 Kuitert, 2006: p.182. 101 Voorst, 1996: p.148. 102 Voorst, 1996: p.149. 103 Kuitert, 2007: p.18

(28)

27

wanneer het zwaartepunt verschuift van fictie naar non-fictie. Kenmerkend voor dit omslagpunt

is de Contact-Foto-Pockets reeks die vanaf 1951 wordt uitgegeven.104 Deze reeks bestaat uit

foto-pockets gemaakt door Cas Oorthuys en wordt direct een groot succes. In de jaren ’60 is er opnieuw weer meer aandacht voor fictie en wordt er meer werk uitgegeven dat in het literaire fonds van de uitgeverij past. Er verschijnt veel werk van buitenlandse auteurs en ook de Proloog-reeks uit de jaren veertig wordt aangevuld. Het Achterhuis krijgt hierdoor opnieuw aandacht en wordt in tegenstelling tot in de jaren ’40 goed verkocht.

In de jaren zeventig verandert er een hoop voor Uitgeverij Contact. Begin jaren zeventig, in 1973, overlijdt oprichter Gilles de Neve waardoor Chris Blom als enige directielid overblijft. Twee jaar later in 1975, gaat Uitgeverij Contact op in het Kluwer-concern en vertrekt ook Chris Blom die vanaf de begin- en succesjaren als tweede directielid van Contact zeer betrokken is, bij de uitgeverij. De fusie zorgt voor een verandering in de visie en daarmee ook in het beleid

van Uitgeverij Contact wat hem doet besluiten te vertrekken.105

3.1.1 Problemen bij Uitgeverij Contact

Op 10 april 1940 worden de plannen voor een uitgave van het volledig werk van Multatuli concreet wanneer Garmt Stuiveling en E. du Perron samen het contract voor de uitgave tekenen

bij Uitgeverij Contact.106 Deze samenwerking is het begin van wat volgens Stuiveling en Du

Perron de ‘eeuwige Multatuli moet worden’.107 Vijf weken na het tekenen van het contract komt

Stuiveling door het overlijden van Du Perron echter alleen voor het samenstellen van de uitgave te staan. Deze uitgave blijkt na het overlijden van Du Perron nog een veel grotere klus te zijn dan aanvankelijk door beide heren gedacht werd. Het modelcontract, opgesteld door Stuiveling, betreft namelijk een volledig werk dat zou gaan bestaan uit twaalf delen, maar wanneer er gestart wordt met de voorbereidingen voor de uitgave, blijkt dat er veel meer materiaal beschikbaar is dat in het volledig werk opgenomen moet worden dan aanvankelijk werd gedacht toen het contract werd getekend. Er wordt door Stuiveling dan ook al snel geconcludeerd dat

de uitgave niet uit twaalf, maar uit vierentwintig delen zal gaan bestaan.108 Vanwege de ruime

hoeveelheid aan beschikbaar en te verwerken materiaal start Stuiveling na het tekenen van het contract direct met de samenstelling van het materiaal en werkt hier tijdens de oorlogsjaren aan.

104 Voorst, 1996: p.149. 105 Voorst, 1996: p.150. 106 E.F, 1979: p.28. 107 Jongstra, 1985: p.207. 108 E.F, 1979: p.28.

(29)

28

In juni 1945, neemt Stuiveling contact op met Uitgeverij Contact omdat hij wil weten hoe het staat met de voorbereidingen van de uitgave bij de uitgeverij. In de oorlogsjaren is hij begonnen met het verwerken van het materiaal en heeft hier al redelijke vorderingen mee gemaakt. Hij laat de uitgeverij dan ook weten dat hij al druk bezig is met het verzamelen en samenstellen van het materiaal, en dat door zijn voorbereidende werk tijdens de oorlog de eerste drie delen al

‘grondig voorbereid en voor spoedige voltooiing vatbaar’ zijn.109 Maar hij heeft zijn vragen

over de praktische voorbereidingen die door de uitgeverij getroffen moeten worden, zoals het voorhanden hebben van een flinke papiervoorraad, zoals die voor deze uitgave zeker nodig zal zijn.110 Hij laat de uitgeverij in een brief weten:

“In een advertentie zag ik dat jullie zeer actief dreigen te worden. Ik zou daarom graag willen weten, hoe het staat met de papierpositie. Acht je de mogelijkheid aanwezig, dat je spoedig de uitvoering van onze Multatuli-plannen kunt ter hand nemen, of zullen we nog lang moeten wachten? Kun je me ten naaste bij een datum noemen, waarop je meent dat het eerste deel zou kunnen verschijnen voor zo ver dat van jullie aandeel afhangt?”111

Stuiveling lijkt met zijn vraag over de papierpositie naar een pijnpunt rondom te uitgave te vragen. Ten tijde van de oorlog ontstaat er een groot papierschaarste in Nederland, dit tekort zorgt in de jaren na de oorlog voor dat er veel uitgeverijen in de problemen raken omdat ze door een tekort aan papier geen uitgaves kunnen uitbrengen. Dit probleem moest worden gereguleerd

door het Rijksbureau voor papier dat al in 1939 opgericht werd.112 De distributie en toekenning

van papier loopt volgens de heren van Uitgeverij Contact alleen nog niet voorspoedig, blijkt uit de reactie die ze geven op de brief van Stuiveling. Hierin stellen zij namelijk dat de autoriteiten de uitgave bemoeilijken, omdat een uitgave als het volledig werk van Multatuli als ‘luxe’ wordt beschouwd en er daarom geen papier beschikbaar voor wordt gesteld. Ze laten Stuiveling weten dat er om die reden in het aller gunstigste geval pas in het najaar van 1946 een eerste deel van het volledig werk zal kunnen verschijnen. Ondanks de moeilijkheden rondom het verkrijgen van papier voor de uitgave, benadrukt directeur De Neve dat er op de uitgeverij wel doorgewerkt wordt aan de voorbereiding van de uitgave, omdat ze ondanks de praktische

109 MMA, doos 14, map 14.1, 1945:1:4

110 MMA, doos 14, map 14.1, 1945:1:4

111 Stuiveling 4 juni 1945: p.1.

(30)

29

tegenslag nog steeds achter de uitgave staan. Met deze voorbereidingen doelt De Neve op de voorbereidingen die voor Fred Batten worden getroffen voor het uitzoeken en samenstellen van materiaal voor de uitgave. Schrijver Fred Batten helpt de uitgeverij mee met het voorbereidend werk voor de uitgave. In 1945 was er nog geen sprake van een beroep als redacteur, maar in de context van deze tijd kunnen zijn werkzaamheden bij de uitgeverij het beste als werkzaamheden van een hedendaagse redacteur worden omschreven Ondanks dat Contact in de reactie op de brief van Stuiveling duidelijk maakt nog steeds achter de uitgave te staan, lijkt de samenwerking vanaf deze briefwisseling alleen maar te verslechteren door het opstapelen van nieuwe praktische problemen.

Stuiveling blijft contact opnemen met de uitgeverij om ze in te lichten over de vorderingen van het werk, maar in plaats van concrete afspraken over het uitbrengen van de uitgave, lijkt de definitieve datum van de uitgave juist steeds verder uit het zicht te raken. De uitgeverij stelt de uitgave bij elk contact namelijk verder uit en reageert een enkele keer zelfs helemaal niet op de brieven van Stuiveling. In 1947, wanneer het contract voor de uitgave al zeven jaar geleden is getekend maar nog steeds geen concrete vormen heeft aangenomen, besluit Stuiveling duidelijk zijn twijfels over het verschijnen van de uitgave uit te spreken jegens de heren van de uitgeverij:

“Wanneer wij in ’47 met de eerste 3 delen kunnen komen, is dit toch al 2 ½ jaar na de bevrijding, maar wanneer wij ook 1947 laten voorbijgaan vrees ik dat van uitstel afstel komt. Vooral ook omdat ik zelf niet eindeloos door dit werk in beslag genomen wil blijven en ik weet precies hoe het met die dingen gaat: pas als de concrete uitvoering bezig is geeft met daaraan zijn volledige werkkracht en zolang dit niet het geval is gaat het lijken op een chronische kwaal.”113

Deze uiting blijkt voor Stuiveling echter niet het gewenste resultaat op te leveren, maar zorgt juist voor een groeiende twijfel. De uitgeverij geeft aan deze brief namelijk geen gehoor. Stuiveling besluit daarop nogmaals zijn twijfels uit te spreken middels een andere brief waarin hij de heren bij Uitgeverij Contact duidelijk maakt dat hij de uitgave ergens anders zal publiceren als er niet snel definitief uitsluitsel komt over de datum waarop de eerste delen uitgegeven zullen worden.114

113 MMA, doos 14, map 14.2, 1946:I:182.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

4) Hoe verklaar je dat Stern op zo korte tijd zo goed Nederlands heeft geleerd? In de slotrede ironiseert Multatuli zelf zijn eigen procédé met de woorden: ‘Ik heb u in 't

Om deze weerklank gedurende zo lange tijd bij het publiek te behouden - daarvoor moet de kunstenaar over kunde en talent beschikken. Vooral vereist is stembeheersing zodat zijn

Zelfs prijken de sinds 1950 verschijnende Volledige Werken (in de vervolge aan te duiden als VW) met een Havelaartekst die haast evenzeer het werk is van Stuiveling als van

Maar over al die onderwerpen heeft Jeroen Brouwers toch geen woord gezegd! Het is waar. ‘Dat den Javaan wordt onderdrukt en zo’, dat was zijn tekst, en daarover moet ik het nu dan

Sinds het verschijnen van Multatuli's roman Max Havelaar: of de koffijveilingen der Nederlandsche Handel-maatschappij in mei 1860 is er een enorme vloed van secondaire literatuur

Maar achteraf gezien moeten wij vaststellen dat Multatuli wel degelijk met kennis van zaken heeft gehandeld, en dat zijn opkomen voor de Javaan geen bedenksel achteraf was, maar dat

De structuur van het boek - nogal bijzonder, zeker voor zijn tijd - kan hier en daar als vrij slordig worden aangemerkt, hoewel de schrijver zelf daar mogelijk bewust de hand in

Die editie is in 1992 verschenen, zij het niet in één, maar in twee delen. In opdracht van het Constantijn Huygens Instituut te 's-Gravenhage verzorgde A. Kets-Vree