• No results found

"Het Verzet" in de huiskamer: een onderzoek naar een documentairereeks van "Productiekern Wereldoorlog II" en de beeldvorming van het verzet in Vlaanderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share ""Het Verzet" in de huiskamer: een onderzoek naar een documentairereeks van "Productiekern Wereldoorlog II" en de beeldvorming van het verzet in Vlaanderen"

Copied!
257
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘HET VERZET’ IN DE HUISKAMER

EEN ONDERZOEK NAAR EEN DOCUMENTAIREREEKS VAN

‘PRODUCTIEKERN WERELDOORLOG II’ EN DE BEELDVORMING

VAN HET VERZET IN VLAANDEREN

Aantal woorden: ca. 50.000

Wouter De Witte

Studentennummer: 01605873

Promotor: Prof. dr. Nico Wouters

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de geschiedenis. Academiejaar: 2019 - 2020

(2)

Verklaring i.v.m. auteursrecht

De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie.

(3)

Woord vooraf

Een thesis schrijven is steeds een uitdaging, zeker in het jaar 2020. Vandaar dat ik hier iedereen wens te bedanken die mij tijdens dit onderzoek geholpen heeft. Eerst en vooral wens ik mijn promotor Nico Wouters te bedanken voor het begeleiden van deze thesis.

Het verzamelen van literatuur en bronnenmateriaal was vanwege de maatschappelijke context complexer dan tijdens mijn bachelorjaren. Daarom wens ik de medewerkers van de Universiteitsbibliotheek, het CegeSoma, het VRT-archief (specifiek Kathleen Bertrem, Ann Coenen en Eddy Verhoeven) en het Liberaal Archief/Liberas (specifiek Peter Leroy) te bedanken voor het digitaal beschikbaar stellen van zowel primaire en secundaire bronnen. Zonder jullie hulp was deze thesis nooit mogelijk geweest.

Ook wens ik Herman Van de Vijver, Rudi Van Doorslaer, Philippe Van Meerbeeck en Etienne Verhoeyen te bedanken voor hun medewerking aan de interviews. Daarnaast wens ik de heren Van de Vijver en Van Doorslaer ook te bedanken voor het ter beschikking stellen van archiefstukken uit hun persoonlijk archief.

Geert Clerbaut, Elke Poppe, Herman Van de Vijver, Veerle Vanden Daelen en de studiedienst van de VRT wens ik te bedanken hoor het beantwoorden van verschillende vragen.

De professoren van UGent die mij onderwezen en bijstuurden wens ik eveneens te bedanken, alsook mijn ouders en vrienden. Zonder hen waren deze vier jaren niet mogelijk geweest.

(4)

Inhoudsopgave

Verklaring i.v.m. auteursrecht ... 2

Woord vooraf ... 3

Inhoudsopgave ... 4

Lijst met gebruikte afkortingen... 6

Inleiding ... 8

1. Onderzoeksvraag ... 10

2. Methodologie en bronnen ... 12

Hoofdstuk 1: Theorie, context en achtergrond ... 14

1. Het verzet en geschiedenis... 14

1.1. Het verzet ... 14

1.2. Beeldvorming, de Tweede Wereldoorlog en het verzet ... 21

1.3. Het verzet en historiografie ... 30

2. Productiekern Wereldoorlog II ... 34

2.1. Terminologie ... 34

2.2. Institutionele context ... 34

2.3. Het ontstaan van het project ... 37

2.4. Onevenwicht tussen verzet en collaboratie ... 41

2.5. Werkwijze ... 43

2.6. Receptie van ‘Het Verzet’ ... 53

Hoofdstuk 2: Geschiedenis van ‘Het Verzet’ ... 63

1. Proloog (1970 - 1978) ... 63

1.1. De visie van professor Charles (1971) ... 64

1.2. De basistekst van mei 1972 ... 66

2. ‘Het Verzet’ – Reeks 1 (1978 - 1984) ... 68

2.1. Een nieuw begin (1978-1980) ... 68

2.2. Verdere ontwikkeling (1980-1983) ... 70

2.3. Naar de eindmeet (1983-1984) ... 81

3. ‘Het Verzet’ – Reeks 2 (1984 – 1989) ... 85

3.1. Een nieuw begin (1984 – 1986) ... 85

3.2. ‘Het Verzet’ in twee delen (1986 – 1988)... 91

(5)

Hoofdstuk 3: Analyse van enkele afleveringen ... 97

1. Het analysen van audiovisuele bronnen. ... 97

1.1. De documentaire als geschiedschrijver ... 98

1.2. Methodologie: het analyseprotocol ... 100

2. Het Verzet ... 101

2.1. Inleiding ... 101

2.2. Synopsissen ... 103

2.3. Analyse van de filmische laag ... 109

2.4. Analyse van de vertelling ... 117

3. De repressie ... 127

3.1. Inleiding ... 127

3.2. Synopsissen ... 128

3.3. Analyse van de filmische laag ... 132

3.4. Analyse van de vertelling ... 137

Besluit ... 147

1. Conclusies van dit onderzoek ... 147

2. Pistes voor verder onderzoek ... 150

3. Reflectie op onderzoek en methodologie ... 153

Bibliografie ... 154

(6)

Lijst met gebruikte afkortingen

Afl. Aflevering

AL L’ Armée de la Libération (Bevrijdingsleger) BNB Belgische Nationale Beweging

BRT Belgische Radio- en Televisieomroep BSP Belgische Socialistische Partij

CegeSoma Centre d'Études et de Documentation Guerre et Sociétés contemporaines/ Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij

GL Geheim Leger

KPB (of KP) Kommunistische Partij (van België) NKB Nationale Koninklijke Beweging

NSGWO Navorsings- en Studiecentrum van de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog

OF Onafhankelijkheidsfront

OMBR/ BMWO Organisation Militaire Belge de Résistance/ Belgische Militaire Weerstandsorganisatie

Prog. Programma

VNV Vlaamsch Nationaal Verbond

VRT Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie VTM Vlaamse televisiemaatschappij

VUB Vrije Universiteit Brussel

Nota bene: In deze masterproef werd de ‘voorkeurspelling’, met uitzondering van titels

(7)

Een goedenavond. Zo dadelijk start er een reeks programma’s over de Tweede Wereldoorlog en ons land. Velen van u – dat zal zowat de helft zijn – hebben die jaren ’40- ‘44, ’45 niet gekend, ofwel waren ze te jong om die bewust te beleven. De ouderen – en dat is dan de andere helft – beweren vaak dat die oorlogsjaren hun leven voor altijd hebben getekend en dat die tweede wereldoorlog de kloof zou zijn dat die generaties scheidt. Maar is dat allemaal wel juist? Dat is één van de vele vragen die wij hebben gesteld toen wij deze reeks hebben opgezet. En daarbij hebben we voortdurend voor ogen gehouden dat het eerste slachtoffer dat sneuvelt bij een oorlog de waarheid is. En dat het vele jaren kan duren eer die weer tot leven gewekt kan worden. U zal zelf kunnen oordelen in welke mate wij erin gelukt zijn pas een goeie dertig jaar na de gebeurtenissen, de historische waarheid - zoals men dat wel eens plichtig zegt – voor u tekenen. […]1

(8)

Inleiding

Op 30 september 1973 opende Jerome Verhaeghe met deze woorden de eerste aflevering van de eerste reeks van het documentaire-project ‘Een klein land in een

Wereldoorlog’, ook bekend als de reeksen van ‘Productiekern Wereldoorlog II’. Het

laatste woord zal bijna 18 jaar later, op 26 juli 1991, uitgesproken worden. De schaal van dit project is ongeëvenaard in de Belgische geschiedenis, evenals het bereik dat de reeksen vonden bij de Vlaamse televisiekijkers. Maar welke impact heeft dit gehad op de Vlaamse historiografie?

Het antwoord daarop is dubbelzijdig. Zoals hieronder zal blijken, worden de reeksen in verschillende historiografische werken vermeld, vooral in de context van studies over de herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog en de beeldvorming rond verschillende aspecten van die oorlog. Ondanks deze vermeldingen blijkt dat de onderzoeken naar deze documentairereeksen slechts schaars zijn. Hoewel er over dit onderwerp al enkele eindwerken geschreven werden, heeft slechts één hiervan een weerklank gevonden onder Vlaamse historici: “22 jaar oorlog op de BRT: geschiedenis

van ‘Productiekern Wereldoorlog II’”2. Deze eindverhandeling van Veerle Vanden Daelen, neergelegd in het jaar 2000, behandelt alle fundamentele aspecten van het project. Het is tot op vandaag hét referentiepunt voor iedereen die onderzoek doet naar - of iets wil zeggen over – de reeksen van ‘Productiekern W.O.II’. Wanneer historici het hebben over dit project, refereren ze steevast naar deze thesis, of het artikel uit 2010 dat Vanden Daelen op basis van haar eindverhandeling schreef: “Loe De Jong

en Maurice De Wilde: twee oorlogsmonumenten.”3

Vanden Daelen koos voor haar eindwerk voor een zekere focus op de figuur van Maurice De Wilde en de reeksen die geproduceerd werden door Werkgroep Collaboratie waar De Wilde hoofd van was. Deze focus was terecht aangezien, zoals hieronder uitgediept zal worden, deze reeksen de populairste en het meest controversieel waren. Er werden echter ook reeksen gemaakt door anderen, voornamelijk de Werkgroep Verzet. Ook deze reeksen worden door Vanden Daelen besproken, zij het minder gedetailleerd.

2 Veerle Vanden Daelen, “22 Jaar Oorlog Op De BRT: Geschiedenis Van ‘Produktiekern Wereldoorlog

II’” (masterproef, Universiteit Gent, 2000).

3 Veerle Vanden Daelen, “Loe De Jong en Maurice De Wilde. Twee oorlogsmonumenten,” Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, nr. 22 (2010) : 161-96.

(9)

De reeksen van ‘Productiekern Wereldoorlog II’ spelen een belangrijke rol in de historische discussie in verband met de Vlaamse herinnering aan (en de beeldvorming van) de Tweede Wereldoorlog. Die herinnering werd gedomineerd door een ‘incivieke’ herinneringscultuur. Dit zal in hoofdstuk één toegelicht worden, maar het volstaat hier om te stellen dat dit een vergoelijkend beeld van de collaboratie en een negatieve beeldvorming van het verzet bevat.

Het belang van de ‘Productiekern Wereldoorlog II’ voor deze beeldvorming is afkomstig van de grote invloed die televisie in het algemeen heeft als beeldvormer in de populaire cultuur.4 De Wilde ging met zijn reeks de ‘De Nieuwe Orde’ in tegen die gangbare mythe. De collaboratie werd getoond zoals ze was en ondermijnde op deze manier de vergoelijkende incivieke beeldvorming van de collaboratie. De reacties die dit bij het Vlaamse publiek losmaakten, zorgden ervoor dat een onbespreekbare geschiedenis vanaf de jaren 1980 meer bespreekbaar werd. Samen met andere maatschappelijke processen, zoals een andere waardering van de Jodenvervolging in de Vlaamse herinneringscultuur, zorgde dit ervoor dat de ‘zwarte mythe’ van de collaboratie ontkracht werd. De Vlaamse beeldvorming op collaboratie is rond de eeuwwisseling met de 21ste eeuw sterk veranderd.5

Maar wat is er gebeurd met de negatieve beeldvorming van het verzet? Volgens Nico Wouters is de geschiedenis van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog tot op vandaag een vergeten verleden. Wanneer het verzet in België echter benoemd wordt, wordt deze vooral geassocieerd met negatieve stereotypen.6 De negatieve beeldvorming van het verzet is nog steeds dominant in Vlaanderen. Wat was de rol van de reeksen van ‘Productiekern Wereldoorlog II’ hierin? Volgens Marnix Beyen was het ontkrachten van de in Vlaanderen dominante beeldvorming met betrekking tot de collaboratie de opzet geweest van De Wilde’s ‘De Nieuwe Orde’ en wou hij “een meer

op het verzet georiënteerde herinnering ingang […] doen vinden”.7 Dit gebeurde echter niet aangezien het verzet in de daaropvolgende programma’s “weinig genade”

4 Bruno De Wever, ‘Het verzet in de publieke herinnering in Vlaanderen’, in Tegendruk : geheime pers tijdens de Tweede Wereldoorlog, door Bert Boeckx, Gert De Prins, en Bruno De Wever (Gent : AMSAB, 2004), 18.

5 Koen Aerts, ‘De bestraffing van de collaboratie na de Tweede Wereldoorlog: beeldvorming en

onderzoek’, Bijdragen tot de eigentijdse geschiedenis, nr. 21 (2009): 55–92.

6 Nico Wouters, “Het verzet: vergeten verleden?,” in Was opa een held? Speuren naar mannen en vrouwen in het verzet tijdens WOII, ed. Fabrice Maerten (Tielt: Uitgeverij Lannoo, 2020), 21.

(10)

kregen.8 Nico Wouters schreef recent iets gelijkaardigs: “In Vlaanderen bevestigt De

Nieuwe Orde zelfs de negatieve beeldvorming die intussen is ontstaan over het verzet. Dat komt omdat Maurice De Wilde zich vooral op de collaboratie en de repressie concentreert en het verzet zelfs op een haast even kritische manier als de collaboratie behandelt.”9 De productiekern wereldoorlog II realiseerde wel documentaires over het verzet stelt Bruno De Wever, “maar hét gezicht van de productiekern was zonder twijfel

Maurice de Wilde […]. De vele reeksen die De Wilde realiseerde behandelen die aspecten van de bezetting veel gedetailleerder en ze kregen veel meer publieke aandacht dan de uitzendingen over het verzet.”10 Na afloop van het project in 1991 werden er in Vlaanderen nagenoeg geen documentaires over het verzet gemaakt. Volgens De Wever was een interne productiefactor de oorzaak: er is slechts weinig beeldmateriaal van deze clandestiene activiteiten voorhanden.11 De beperkte beelden die wel voor handen zijn, werden opgenomen tijdens de straatrepressie. Deze beelden tonen het verzet als daders en de (vermeende) collaborateurs als slachtoffers, overeenkomstig met de kern van de ‘incivieke’ beeldvorming die in Vlaanderen dominant was.

1. Onderzoeksvraag

Zoals aan het begin van deze inleiding gesteld werd, verwijzen de bovenstaande auteurs steevast naar Vanden Daelen, maar de focus van haar onderzoek lag op de Werkgroep Collaboratie en de figuur van Maurice De Wilde. Een diepgaand onderzoek naar de reeksen van ‘Het Verzet’ bestaat echter nog niet. Dit thesisonderzoek wil dieper ingaan op de documentairereeksen over het verzet, meer bepaald ‘Het Verzet’ (1984), ‘Het Verzet – Deel 1’ (1987) en ‘Het Verzet – Deel 2’ (1988) door twee centrale vragen te stellen. De eerste is: hoe evolueerden de reeksen van het verzet van oorspronkelijk idee tot uiteindelijke uitzending tussen 1970 en 1989? De tweede vraag is: hoe gingen de reeksen van ‘Het Verzet’ om met de dominante ‘incivieke’ herinneringscultuur en de negatieve beeldvorming van het verzet?

8 Marnix Beyen. "‘Zwart wordt van langs om meer de Vlaamsgezinde massa’: Vlaamse Beeldvorming

over Bezetting en Repressie, 1945–2000," in Het Gewicht van het Oorlogsverleden, eds. José Gotovitch en Chantal Kesteloot (Gent: Academia Press, 2003): 111-112.

9 Nico Wouters, “Het verzet: vergeten verleden?” 21.

10 Bruno De Wever, "Het verzet in de publieke herinnering in Vlaanderen," 29; Dit wordt herhaald in:

Koen Aerts en Bruno De Wever, ‘Het verzet in de publieke herinnering in Vlaanderen’, Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis 42, nr. 2–3 (2012): 97.

(11)

In het eerste hoofdstuk zal het algemeen historisch kader geschetst worden waarin de reeksen geproduceerd werden. Dit is opgedeeld in twee delen. Het eerste deel omvat een korte bespreking van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, de beeldvorming van collaboratie en verzet na de oorlog en ten slotte een bespreking van de geschiedschrijving over het verzet tussen 1945 en 1990. Het tweede deel behandelt het kader waarin de reeksen tot stand kwamen (het productieproces, de werkwijze) en schetst ook de context van ‘Het Verzet’ ten opzichte van de andere reeksen.

Het kader dat geschetst wordt, is belangrijk voor het begrip van het tweede hoofdstuk. In dat hoofdstuk zal de evolutie en het productieproces van de verzetsreeksen besproken worden. De vragen die hier gesteld worden, hebben betrekking op de unieke kenmerken die deze reeksen onderling vertonen. Ten eerste bestaat het project ‘Het Verzet’ uit twee reeksen (en de tweede reeks uit twee delen). Ten tweede verschilt de eerste reeks van het verzet (met een indeling gebaseerd op ‘types’ verzet) met de tweede reeks (dat een sociaal-politieke insteek heeft). Hoe komt dit? Heeft de ‘negatieve beeldvorming’ van het verzet de reeks beïnvloed?

Hoofdstuk drie zal ten slotte de omgang van de reeksen met de dominante ‘incivieke’ herinneringscultuur en de negatieve beeldvorming van het verzet bestuderen aan de hand van de analyse van enkele afleveringen van ‘Het Verzet’. Dit kan in verschillende deelvragen opgedeeld worden. Wilden de makers van ‘Het Verzet’ een meer op het verzet georiënteerde herinnering ingang doen vinden? Of waren zij even kritisch voor het verzet als voor de collaboratie? Houdt deze kritische behandeling van het verzet een bevestiging van de negatieve beeldvorming in? Hoe gingen de makers van deze documentairereeksen om met het beperkte beeldmateriaal? Hoe behandelden andere reeksen het verzet en is dit verschillend van de manier waarop de makers van ‘Het Verzet’ dit onderwerp behandelden? Ten slotte zullen de eerste twee afleveringen over de straatrepressie van de reeks ‘De Repressie’ van Maurice De Wilde geanalyseerd worden. Aangezien De Wilde inhoudelijk niet betrokken was bij de ontwikkeling van ‘Het Verzet’ kan de vraag gesteld worden of de behandeling van het verzet door De Wilde anders is.

(12)

2. Methodologie en bronnen

Wat methodologie en bronnen betreft zal hoofdstuk twee bestaan uit klassiek historisch onderzoek: het is de bedoeling om aan de hand van historische bronnen een geschiedenis te reconstrueren, in dit geval de geschiedenis van de Werkgroep Verzet. Hiervoor werden twee soorten bronnen gebruikt: schriftelijke en mondelinge bronnen. De ‘Productiekern Wereldoorlog II’ documenteerde alle vergaderingen van werkgroepen en de Wetenschappelijke Commissie in een verslag. Daarnaast werd ook de communicatie tussen medewerkers onderling en de hiërarchie bewaard. De reeksen van Paul Louyet werden echter gemaakt in zijn privébedrijf Résobel, waarvan archieven niet bekend zijn. Deze reconstructie zal ook gebruik maken van enkele interviews met oud-medewerkers van de productiekern, meebepaald Herman Van de Vijver, Rudi Van Doorslaer, Philippe Van Meerbeeck en Etienne Verhoeyen.

Hoofdstuk drie is een analyse van enkele afleveringen. Audiovisuele bronnen gebruiken voor historische onderzoek is vrij onorthodox, ondanks de stijgende populariteit van deze soort bron. Audiovisuele bronnen vereisen hun eigen methodologie, wat in detail besproken zal worden aan het begin van het derde hoofdstuk. Het volstaat hier om te melden dat dit via de constructie van een analyseprotocol zal gebeuren. De voornaamste bronnen hiervoor zijn vanzelfsprekend de afleveringen zelf, die bewaard worden in het visuele archief van de VRT. Belangrijke hulpbronnen zijn de basisteksten, de scenario’s die op basis hiervan geschreven werden en een uitgeschreven kopie van de uiteindelijke aflevering. Het was oorspronkelijk de bedoeling om de evolutie van de afleveringen te analyseren, met aandacht wat voor aangepast werd, vooral in de context van de beeldvorming van verzet. Dit was echter niet mogelijk vanwege enkele beperkingen in het bronnenbestand.

In theorie heeft ‘Productiekern Wereldoorlog II’ een enorm archief achtergelaten: naast de hierboven vermelde bronnen, waren er ook contracten, SABAM-overeenkomsten, financiële documenten, persoonlijke archieven van medewerkers, audio(visuele) bronnen (de programma’s, geluidsbanden, interviews) etc. Dertig jaar na afloop van het project is de beschikbare omvang van het archiefbestand echter sterk teruggelopen en versplinterd over verschillende instellingen.

Een deel van het archiefbestand is nog steeds aanwezig in het VRT-archief. Het gaat om verschillende documenten van uiteenlopende reeksen, maar er is geen

(13)

duidelijke structuur in wat bewaard werd. Het bestand bestaat hoofdzakelijk uit financiële documenten, maar ook het persoonlijk archief van Jerome Verhaeghe bevindt zich hier. De oudste documenten uit het begin van de jaren 1970 werden ook hier teruggevonden. Al in de jaren 1990 was er een plan om de archieven digitaal te inventariseren en toegankelijk te maken voor derden. Hoewel hiertoe een aanzet gegeven werd, is deze opdracht nooit volbracht. Een beperkter inventarisatieproces werd wel opgestart met als doel de stukken over te brengen naar het CegeSoma. Op het moment van dit schrijven loopt op de VRT een digitalisatieprogramma van de getranscribeerde interviews. Deze waren bij gevolg niet beschikbaar voor onderzoek. In 1993 ontving het CegeSoma het eerste deel. In juni 1999 en oktober 2000 werden het tweede en derde deel naar dit centrum overgebracht. In 2001 maakte Jo Van Dessel een inventaris op van het bestand dat naar deze instelling overgebracht was. Uit deze inventaris blijkt dat de inventarisatie vooral (maar niet uitsluitend) documenten van de Werkgroep Collaboratie en Maurice De Wilde omvat. Van Dessel merkt evenwel op dat ook documenten van de Werkgroep Verzet naar het CegeSoma werden overgebracht, maar nog niet geïnventariseerd waren.12 Op het moment van dit schrijven is dit archiefdeel niet opgenomen in het digitale archiefsysteem van het CegeSoma (Pallas) en is de locatie van dit archiefdeel niet bekend. Dit heeft een vrij grote impact op dit onderzoek aangezien de basisteksten, scenario’s en andere (onbekende) documenten van ‘Het Verzet niet beschikbaar waren voor onderzoek.13

Ten slotte wordt het persoonlijk archief van Adriaan Verhulst, de voorzitter van de Wetenschappelijke Commissie die de ‘Productiekern Wereldoorlog II’ begeleidde, bewaard in het Liberaal Archief (Liberas). Dit archief bewaart niet enkel de meest volledige collectie van notulen van de Wetenschappelijke Commissie, maar ook kopieën van dienstorders en brieven aan verschillende medewerkers van de productiekern. Dit onderzoek steunt in hoofdzaak op documenten die hier bewaard worden.

12 Jo Van Dessel, Inventaris 'BRT Productiekern Wereldoorlog II', (Brussel, CegeSoma, 2001).

13 De basisteksten voor ‘Het Verzet – Deel 1’ werden mij ter beschikking gesteld door Rudi Van

(14)

Hoofdstuk 1: Theorie, context en achtergrond

1. Het verzet en geschiedenis

1.1. Het verzet

Het onderwerp van deze thesis zijn documentaires over het verzet, niet het eigenlijke verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toch is het belangrijk om kort enkele kenmerken en termen in verband met het verzet te bespreken. Hier wens ik beknopt in te gaan op de chronologie van het verzet, het verzet in Vlaanderen, de types verzet en de verzetsorganisaties. Het is niet de bedoeling om het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog exhaustief te bespreken. De bespreking hieronder dient vooral als referentiepunt voor wat in de hierop volgende hoofdstukken besproken zal worden.

1.1.1. Een beknopte chronologie

Begin en ontwikkeling

In feite slaat ‘het verzet’ in de Belgische context op iedereen die weigert zich te onderwerpen aan het gezag van de bezetter na de capitulatie in de zomer van 1940.14 Hoewel de meerderheid zich neerlegde bij deze nieuwe situatie, deed een minderheid dat niet. Deze groep zou in de loop van de oorlog groter worden, maar zal steeds een minderheid blijven. De eerste stap naar het verzet is in de meeste gevallen gestoeld op twee ideologische basissen, namelijk patriotisme en antifascisme. Dit verklaart waarom het verzet in hoofdzaak in enkele sociale kringen ontstaat.15

Patriotisme was de drijfveer voor de Franstalige kleine burgerij en middenklasse, die nauw aanleunde bij kringen van oud-strijders. Het is binnen dit milieu dat het verzet zich het vroegst ontwikkelde. In sommige gevallen hervatten de eerste verzetsleden het werk dat ze tijdens de oorlog van 1914-1918 ook bedreven hadden. De tweede ideologische basis, het antifascisme, was in België sterk aanwezig in gematigde linkse groepen – zoals liberalen, socialisten en sommige christendemocraten – en extreem linkse communisten van de Kommunistische partij van België (KPB).16

14 Fabrice Maerten, “Het verzet in België: patriotten, communisten en andere antifascisten,” in Was opa een held? Speuren naar mannen en vrouwen in het verzet tijdens WOII, ed. Fabrice Maerten (Tielt: Uitgeverij Lannoo, 2020), 41.

15 Mark Van den Wijngaert et al., België tijdens de Tweede Wereldoorlog (Antwerpen: Standaard

Uitgeverij, 2004), 209-210.

(15)

De gematigde en democratische linkerzijde was door de teleurstelling in het falen van westerse parlementaire democratieën “uit het veld geslagen”.17 “Uiteindelijk”, stelt Maerten, “[…] kan [men] niet zeggen dat velen […] bereid werden gevonden om

openlijk te collaboreren, maar ze waren wel, bij gebrek aan beter, geneigd tot inschikkelijkheid jegens de bezetter.”18 Dat was ook het geval voor de KBP. Door het sluiten van het niet-aanvalspact tussen de Sovjet-Unie en Duitsland in de zomer van 1939 zat de partij sinds de inval in België in een moeilijke situatie. Het zou zich neutraal opstellen tot Duitse inval in de Sovjet-Unie in juni 1941. De partij is vanaf dan bevrijd van haar tweeslachtige positie en richt binnen het partijkader enkele verzetsorganisaties op (o.a. het Onafhankelijkheidsfront (OF)).19

Rond de jaarwisseling tussen 1941 en 1942 ontstonden er ook groeperingen van een rechts-patriottische inslag, vaak rond kernen van militairen. Het Belgische Legioen (later ‘Het Heropgericht Leger van België’ en uiteindelijk ‘Geheim Leger’) ontstond in deze context. Deze belgicistische, autoritaire en anti-parlementaire beweging stond oorspronkelijk neutraal tegenover de bezetter, maar zou onder invloed van het strenge bezettingsregime evolueren tot een verzetsbeweging.20

Intensivering en groei

Begin 1942 is de basis van het verzet in België gevormd. Vanaf dit moment zal zowel het geografische bereik als het aantal verzetsleden steeds stijgen. Die groei is te verklaren aan de hand van drie factoren, namelijk de invoering van de verplichte tewerkstelling begin 1942, de groeiende Duitsvijandigheid ingegeven door het strenge militaire bestuur en ten slotte de internationale situatie. Duitsland leed in 1942-’43 verliezen op verschillende fronten zoals in Rusland, Noord-Afrika en Italië. Dit bewees aan de verzetsleden dat de Duitse bezetter weldegelijk te verslaan was.21

Het intensiveren van de Jodenvervolging in de zomer van 1942 zou ook gezien kunnen worden als een factor. De invloed hiervan op het Belgisch verzet was echter klein vanwege de geografische concentratie van de Joodse gemeenschap.22

17 Van den Wijngaert et al., België tijdens de Tweede Wereldoorlog, 210.

18 Fabrice Maerten en Rudi Van Doorslaer, “Het verzet,” in Tegendruk: geheime pers tijdens de Tweede Wereldoorlog, eds. Bert Boeckx, Gert De Prins en Bruno De Wever (Gent, AMSAB, 2004), 34.

19 Van den Wijngaert et al., België tijdens de Tweede Wereldoorlog, 211-12.

20 Van den Wijngaert et al., België tijdens de Tweede Wereldoorlog,” 211-12; Maerten en Van Doorslaer,

“Het verzet,” 36.

21 Van den Wijngaert et al., België tijdens de Tweede Wereldoorlog,” 212-13. 22 Maerten, “Het verzet in België,” 44-45.

(16)

Bevrijding en nasleep

Het grootste deel van België wordt in een tiental dagen door geallieerde troepen bevrijd. Door deze onverwachte snelheid was de deelname van het verzet aan de bevrijding veel kleiner dan men had gepland. Ondanks belangrijke overwinningen op lokaal vlak, zoals bij de bevrijding van de haven van Antwerpen, speelden de verzetsbewegingen vooral een bijrol. Bij gevolg kwam de glorie van de bevrijding voornamelijk de geallieerden toe.23

Toen de Belgische regering uit ballingschap te Londen terugkeerde, stond haar een moeilijke taak te wachten. Het moest de Belgische staat, het democratische bestel en de openbare orde herstellen. Dit laatste was in de bevrijdingsdagen - en vooral gedurende de straatrepressie - teloorgegaan. Hoewel de Duitsers wegwaren, bleef het verzet een rol spelen. Op verschillende plaatsen werd de rol van lokale besturen en ordehandhaving overgenomen, zoals onder andere bij het bewaken van inciviekenkampen. Dit feit, samen met de al bestaande angst voor communistische en koningsgezinde elementen binnen het verzet, resulteerde in wantrouwen van de regering tegenover het verzet.24

De regering begon daarom meteen aan een pacificatie- en incorporatiepolitiek waarbij getracht werd om de verzetsbewegingen in te kapselen in het Belgische bestel om ze op deze manier te controleren. Dit zou gebeuren door de verzetslieden officieel te erkennen en te integreren in het Belgisch leger. De specifieke condities waaronder dit gebeurt en de langzaamheid van de procedures lokken onvrede uit. Dit slaat om in woede wanneer ze op 13 november 1944 gedwongen worden om te demobiliseren en hun wapens moeten inleveren. De communisten die sinds 26 september 1944 in de regering zetelen, nemen op 16 november 1944 als reactie hierop hun ontslag. Het doel hiervan was om de regering te doen vallen en een linkse coalitie te vormen. De KPB organiseerde, vertegenwoordigd via het Onafhankelijkheidsfront, een nationale protestmars tegen de ‘antiverzetspolitiek’ van de regering op 25 november 1944.25

23 Maerten, “Het verzet in België,” 74.

24 Maerten, “Het verzet in België,” 74; Wouters, “Het verzet: vergeten verleden?” 24. 25 Maerten, “Het verzet in België,” 74-75; Wouters, “Het verzet: vergeten verleden?” 22-23.

(17)

Deze mars draaide echter uit op een dubbele mislukking. Enerzijds kon de verontwaardiging over de behandeling van de verzetsstrijders geen massabeweging op gang brengen. Anderzijds draaide de betoging uit op een botsing met de rijkswacht waarbij verschillende betogers gewond raakten. Ook dit treffen leidt niet tot een bredere mobilisatie. “Het gros van de bevolking,” stelt Maerten, “weigert zich aan te

sluiten bij de rangen van een verzetsbeweging die als partijgebonden wordt ervaren.”26 Hiermee werd de beperkte politieke kracht van het verzet duidelijk. Het slaagt er niet in om zich te integreren in de naoorlogse staat.27 “Ondanks […] talrijke

verwezenlijkingen”, stelt Maerten, “heeft het verzet weinig of geen invloed op de naoorlogse maatschappij.”28

1.1.2. Vlaanderen en het verzet

[…] 72% [van de gewapende acties] vindt plaats in Wallonië, 14% in Brussel en 14% in Vlaanderen. Nauwelijks één op de vier sluikkranten wordt in het Nederlands geschreven. Bovendien wordt slechts 25,2% van de clandestiene bladen in Vlaanderen uitgegeven, tegenover 42,1% in Wallonië en 31,8% in Brussel. […] Uit een uitgebreid sociografisch onderzoek over de agenten van de inlichtingsdiensten blijkt bovendien dat minstens 79,3% van hen Franstalig zijn. […] Bovendien wordt 71% van de dossiers van politieke gevangenen in het Frans behandeld, tegenover 29% in het Nederlands.29

Verschillende statistische onderzoeken wijzen consequent in dezelfde richting, namelijk dat het verzet in Vlaanderen minder intensief aanwezig was en later op gang kwam dan in Brussel en Wallonië. Er wordt gesteld dat Vlaanderen tweemaal minder verzetslieden leverde wat op basis van haar demografische gewicht verwacht zou worden. In Vlaanderen was een belangrijke minderheid van de verzetslieden echter Franstalig, wat de op taal gebaseerde statistieken nuanceert.30

Om dit te verklaren kan teruggekeken worden naar de twee ideologische basissen van het verzet: antifascisme en patriotisme. De invloed van antifascisme in Vlaanderen was zwakker dan in Brussel of Wallonië. Enkele redenen hiervoor zijn de beperktere industrialisering en de geringe invloed van de socialistische partij en de KPB in deze regio. Deze voornoemde partijen waren beide dragers van antifascistisch gedachtengoed.31

26 Maerten, “Het verzet in België,” 74-75; Wouters, “Het verzet: vergeten verleden?,” 22-23. 27 Maerten, “Het verzet in België,” 74-75; Wouters, “Het verzet: vergeten verleden?,” 22-23. 28 Maerten, “Het verzet in België,” 77.

29 Maerten, “Het verzet in België,” 70. 30 Maerten, “Het verzet in België,” 70-71.

31 Maerten, “Het verzet in België,” 70-71; Maerten en Van Doorslaer, “Het verzet,” 38-39; Mark Van den

(18)

De band tussen Vlaanderen en het Belgisch patriotisme en de invloed van de Vlaamse Beweging versterkte het verschil tussen noord en zuid. Zonder hier in detail op in te gaan, is het zo dat de Vlaamse ontvoogdingsstrijd vaak lijnrecht tegenover het Belgicisme kwam te staan. Dit resulteerde in onverschilligheid of animositeit tegenover België, wat op zijn minst de risicovolle stap naar het verzet niet voor de hand liggend maakte. In het extreme geval konden Anti-Belgische gevoelens ook een motief tot collaboratie zijn. De Duitse Flamenpolitik, waarbij Vlamingen op verschillende vlakken positief gediscrimineerd werden, werkte het verschil tussen Vlaams- en Franstalig België nog verder in de hand.32

“In een dergelijke context is het eerder verbazingwekkend dat de Vlamingen tot

30% van de Belgische verzetslui uitmaakten” stellen Maerten en Van Doorslaer.33 Het anti-belgicisme dient niet overdreven te worden. Er waren nog steeds Vlamingen die tegen de bezetter wilden vechten. Daarnaast dient Vlaams gezindheid vanzelfsprekend niet vereenzelvigd te worden met Duitsgezindheid. Naar mate de oorlog vorderde werd voor velen duidelijk dat de Duitse en Vlaamse belangen niet parallel liepen. Ten slotte had ook Vlaanderen hard te lijden onder de het bezettingsregime, waardoor anti-Duitse gevoelens dominant werden in de publieke opinie. 34

1.1.3. Vormen van verzet

Voor er ingegaan wordt op enkele verzetsorganisaties, dienen eerst de categorieën van verzet verduidelijkt te worden. Na de bevrijding werkte de regering vijf verzetsstatuten uit die het verzet in verschillende categorieën deelde.35 De documentaires van ‘Productiekern Wereldoorlog II’ hanteerde een andere dan de officiële verzetscategorieën, namelijk inlichtingendiensten, ontsnappingslijnen, clandestiene- of sluikpers, het burgerlijk verzet en het gewapend verzet. Deze opdeling zal hieronder gevolgd worden. Er moet echter opgemerkt worden dat verzetsorganisaties zich zelden beperkten tot één categorie van verzet.

32 Maerten en Van Doorslaer, “Het verzet,” 38-39. Mark Van den Wijngaert et al., België tijdens de

Tweede Wereldoorlog,” 214.

33 Maerten en Van Doorslaer, “Het verzet,” 39.

34 Maerten en Van Doorslaer, “Het verzet,” 39; Mark Van den Wijngaert et al., België tijdens de Tweede

Wereldoorlog,” 215.

(19)

Inlichtingendiensten

Het ter beschikking hebben van juiste inlichtingen speelt een grote rol in de oorlogsvoering. Vandaar dat de regering te Londen al in de zomer van 1941 agenten naar bezet België stuurde om informatie te verzamelen. In België waren er echter al spontaan enkele netwerken ontstaan in de zomer van 1940, ondanks het feit dat er toen nog contact was tussen het bezette land en de geallieerden. Inlichtingendiensten verzamelden informatie van militaire, politieke en economische aard. Inlichtingen van diverse verzetsleden werden verzameld en omgezet in een gedetailleerd rapport. Dit rapport werd vervolgens verzonden – fysiek via microfilm of via telegrafie - naar de geallieerden te Londen.36

Ontsnappingslijnen

Verhoeyen vat het doel van ontsnappingslijnen als volgt samen:

Het belangrijkste doel van de ontsnappingslijnen was het overbrengen naar Engeland van Belgisch en geallieerd vliegpersoneel, van Belgische militairen die zich bij de strijdkrachten in Groot-Brittannië wilden voegen en van Belgische verzetslieden die moesten geëxfiltreerd worden om dat ze “verbrand” waren. Daarnaast werden ook joden, Nederlandse verzetslieden en uit Duitsland ontsnapte krijgsgevangen overgebracht, en bestonden er ook routes naar Zwitserland.37

Ontsnappingslijnen organiseren was hoofdzakelijk een logistiek probleem: men moet de vluchtelingen onopgemerkt laten onderduiken, extra rantsoenzegels voorzien om hen te voeden, valse papieren maken of verkrijgen en hen ten slotte ook onopgemerkt door verschillende grenscontroles loodsen (vaak richting Spanje via Frankrijk). Deze route werd onder andere genomen door het netwerk ‘Comète’ (of Komeet), dat in de zomer van 1941 was opgericht door Andrée De Jongh. Hoewel dit niet het enige ontsnappingsnetwerk was, is het waarschijnlijk de meest bekende. Deze controles brengen vanzelfsprekend risico’s met zich mee, alsook het feit dat Duitse agenten of vertrouwensmannen van de bezetters deze netwerken trachten te infiltreren.38

Clandestiene pers

De Duitse censuur zorgde ervoor dat alle ‘gewone’ publicaties in het bezette land onder Duitse controle stonden. De sluikpers, de pers die zonder officiële goedkeuring

36 Verhoeyen, België Bezet 1940-1944, 266-67; Maerten, “Het verzet in België,” 46-50. 37 Verhoeyen, België Bezet 1940-1944, 279.

(20)

verscheen, had enkele belangrijke kenmerken. Deze vrije informatiebron steunde de bevolking moreel en bood een tegengewicht tegen de Duitse propaganda.39 Naast de onafhankelijke pers waren er ook bladen die verbonden waren aan politieke partijen en een politieke functie hadden: “Talrijke blaadjes wilden ook aanzetten tot reflectie

over de organisatie van de staat en lanceren voorstellen voor hervormingen of zelfs een nieuw maatschappelijk mode.”40

De sluikpers kon verschillende vormen aannemen, van met de handgeschreven teksten tot gedrukte kranten. De oplages waren dan ook beperkt. Naar mate de oorlog vorderde werd dit eveneens een belangrijk instrument om de bevolking te overtuigen tot het plegen van actief verzet. Sluikbaden publiceren was dan ook niet ongevaarlijk. Perscellen waren een doelwit van infiltratieacties door de bezetter, waardoor velen werden opgerold: pers-cellen worden geregeld opgerold waardoor velen gemiddeld slechts een jaar bestaan.41

Burgerlijk verzet

Het burgerlijk verzet is een moeilijke categorie omdat het verschillende acties – alsook andere categorieën kan omvatten. Het publiceren van clandestiene pers wordt soms tot burgerlijk verzet gerekend. Burgerlijk verzet verwijst vooral naar individuele acties. Het gaat dus om personen die op een niet-georganiseerde manier de bezetter tegenwerken. Deze vorm van verzet is dus een verzamelterm voor een zeer uiteenlopende waaier aan verzetsdaden. Het omvat arbeiders die hun eigen werk saboteren, gezinnen die hulp boden aan joden en andere onderduikers, bedienden of politieagenten die administratie fout invullen of niet aan de bezetter doorgeven.42

Gewapend verzet

Gewapend verzet beslaat alle verzetsacties waarbij men actief de bezetter met wapens gaat bestrijden. Zonder volledig te zijn, kunnen drie belangrijke subcategorieën onderscheiden worden, namelijk sabotage, aanslagen op personen en directe confrontaties met het Duitse leger.

39 Verhoeyen, België Bezet 1940-1944, 294. 40 Maerten, “Het verzet in België,” 52.

41 Maerten, “Het verzet in België,” 52; Verhoeyen, België Bezet 1940-1944, 295. 42 Maerten, “Het verzet in België,” 60-61.

(21)

Sabotage was de meest voorkomende vorm van gewapend verzet. Net als in andere gevallen van verzet, ontstond gewapend verzet zowel op eigen initiatief in het bezette land, als ook op initiatief van – of gesteund door – Londen. Sabotagedaden kunnen kleinschalig zijn, zoals het doorknippen van lokale elektriciteits- of telefoonkabels, maar er zijn ook grotere sabotagedaden. In dit laatste geval gaat het vaak om sabotagedaden waar explosieven aan te pas komen, zoals het vernietigen van industrie of transport.43

Aanslagen op personen werden vanaf 1942 intensiever. Deze aanslagen werden vooral op collaborateurs gericht, hoewel men ook Duitse militairen voor een korte periode in het vizier nam. De harde repressieacties, zoals het terechtstellen van gijzelaars, maakten van deze laatstgenoemden echter geen aantrekkelijk doelwit. Deze vorm van verzet wordt vooral gelinkt aan de partizanen (Belgisch leger der partizanen), hoewel ook zij sabotageacties pleegden.44

Directe confrontaties met het Duitse leger waren eerder zeldzaam, maar het gebeurde toch in de aanloop naar en tijdens de bevrijding. Het Geheim leger organiseerde bijvoorbeeld een maquis in de Ardennen. De Patriottische Milities waren binnen de koepel van het onafhankelijkheidsfront opgericht om aan de bevrijdingsgevechten deel te nemen.45

1.2. Beeldvorming, de Tweede Wereldoorlog en het verzet

Marnix Beyen onderzocht in 2012 waarom er meer straatnamen in Wilsele verwezen naar het verzet dan de buurgemeente Wijgmaal. Het antwoord lag in de politieke verhoudingen van de late jaren 1940, maar opmerkelijk was dat slechts weinig van de huidige inwoners van Wilsele wisten waar de straatnamen naar verwezen. “Vandaag

wijst zeer weinig er immers op dat in Wilsele de verzetsherinnering sterker aanwezig zou zijn dan in Wijgmaal.” concludeerde Beyen.46

Op het einde van de jaren 1990 onderzocht Patrick Duportail de beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog in de Oost-Vlaamse gemeente Bottelare. In die gemeente had doorheen de jaren een opmerkelijke verschuiving in de beeldvorming plaatsgevonden. Waar inwoners kort na de oorlog hard waren voor de collaborateurs

43 Verhoeyen, België Bezet 1940-1944, 306-10.

44 Verhoeyen, België Bezet 1940-1944, 314-15; Maerten, “Het verzet in België,” 57-59. 45 Verhoeyen, België Bezet 1940-1944, 315, 321-22; Maerten, “Het verzet in België,” 59-60.

46 Marnix Beyen, “Alleen nog maar een straatnaam? Verzetshelden in de Wilselse herinneringspolitiek,” Tijd-Schrift, nr. 1 (2012): 34.

(22)

en positief stonden tegenover het verzet, was de situatie in 1995 omgedraaid. “Anno

1995 stond de dorpsgemeenschap - gemiddeld gezien - amper neutraal jegens het verzet. Het verzet kan dus op bijzonder weinig sympathie rekenen bij de bevolking.”47 Zelfs oud-verzetsleden schatten hun eigen verzetsverleden negatief in. In 1944 stond de gemeente negatief tegenover de collaboratie, maar dit was geëvolueerd naar een tolerante houding: “een aantal collaborateurs [krijgen] ontegensprekelijk een

martelaarsrol toebedeeld.”48

In het televisieprogramma ‘Kinderen van de collaboratie’ stelde Koen Aerts het volgende:

Wie kent Youra Livchitz, Robert Maistriau en Jean Franklemon ? Als ik die vraag stel aan een geïnteresseerd publiek blijven de meeste het antwoord schuldig. Zeer opmerkelijk want die drie jongemannen zijn verantwoordelijk voor één van de meest unieke verzetsacties tijdens de Tweede Wereldoorlog in heel Europa. Zij houden namelijk ter hoogte van Boortmeerbeek het zogenaamde 20ste konvooi tegen, een Jodentransport dat vertrekt in Mechelen en dus eindigt, normaal gezien, in de concentratie- en vernietigingskampen. Als ik vervolgens, na die vraag te hebben gesteld, de vraag stel “wie kent er een aantal collaborateurs?” dan beginnen mensen zeer spontaan en vrij snel namen te noemen als Leo Vindevogel, August Borms, Irma Laplasse enzovoort.49

De drie voorbeelden die hierboven aangehaald worden zijn fragmenten van een groter geheel: de beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog in Vlaanderen. De kern hiervan kan in drie punten samengevat worden. Ten eerste is het verzet afwezig in het geheugen van de Vlamingen. Het tweede punt is dat de repressie – en dus de collaboratie – een centrale plaats inneemt in de herinnering van de Tweede Wereldoorlog. Vlaanderen is zich, in zekere zin, met deze ‘incivieke’ herinnering gaan vereenzelvigen. Deze ‘incivieke’ herinnering of visie is gebaseerd op het vergroten en verkleinen van enkele aspecten van de Tweede Wereldoorlog (zie infra). Ten slotte is het zo dat wanneer een Vlaming toch aan het verzet denkt, dit gepaard gaat met hoofdzakelijk negatieve associaties.50

Het verzet won de oorlog, maar verloor in Vlaanderen de strijd om de publieke herinnering. Deze ‘publieke herinnering’ omschreef De Wever als volgt: “de

47 Patrick Duportail, “De oorlog tussen heden en verleden. Beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog

in de Oost-Vlaamse plattelandsgemeente Bottelare,” Bijdragen tot de eigentijdse geschiedenis, nr. 2. (1997): 152.

48 Duportail, “De oorlog tussen heden en verleden,” 153.

49 Canvas, “Hoe is de beeldvorming rond collaboratie?” In Kinderen van de collaboratie. (Brussel:

Canvas, 6.06.2017), ca. 00:49:20.

(23)

uiteenlopende manieren […] waarop in de publieke ruimte de omgang met het verleden gestalte krijgt. In een democratische samenleving is dat een vrij proces waaraan vele spelers deelnemen.”51 Deze spelers zijn onder andere de overheid, de vrije pers en de klassieke kunsten. Belangrijk voor dit onderzoek is echter dat de televisie sinds de Tweede Wereldoorlog uitgegroeid is tot de “belangrijkste

beeldvorming in de populaire cultuur, naast de cinema en het internet.”52µ

Zoals in de inleiding omschreven werd, zal dit onderzoek analyseren hoe de documentaires over het verzet van ‘Productiekern Wereldoorlog II’ omgaat met deze dominante ‘incivieke’ herinnering en de negatieve beeldvorming van het verzet. Dit onderzoek volgt dus de wetenschappelijke consensus en gaat er dus vanuit dat deze dominante ‘incivieke’ herinnering’ bestond (of bestaat).

De dominantie van een incivieke herinnering in Vlaanderen kan echter op verschillende manieren genuanceerd worden. Ten eerste is het zo dat concepten zoals ‘herinneringscultuur’, ‘herinneringenmilieu’, ‘publieke herinnering’ ‘collectief geheugen’ en ‘beeldvorming’ algemene uitspraken willen doen over de grote groepen (in dit geval de Vlaamse gemeenschap). Zoals De Wever stelt is “het herinneringslandschap […]

vanzelfsprekend gevarieerder en genuanceerder. De clichés geven slechts de grote lijnen aan.”53 Daarnaast kan de dominantie van de ‘incivieke’ herinnering in Vlaanderen in vraag gesteld worden. Er waren vanzelfsprekend andere herinneringenmilieus, zoals die van Vlaamse socialisten, liberalen, communisten en oud-verzetsstrijders, die een andere herinnering aan de Tweede Wereldoorlog opdroegen.54

De wetenschappelijke consensus is echter dat de omgang met de herinnering aan collaboratie en verzet in Vlaanderen in algemene termen opvallend anders is dan in Wallonië en buurlanden zoals Frankrijk en Nederland. Die andere kenmerken werden in algemene termen hierboven besproken.

Opbouwend vanuit deze consensus gaat een groot deel van de historische literatuur in verband met de beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog in op de

51 De Wever, “Het verzet in de publieke herinnering in Vlaanderen,” 18. 52 De Wever, “Het verzet in de publieke herinnering in Vlaanderen,” 18.

53 Bruno De Wever, “'Septemberweerstanders', 'Idealistische oostfrontstrijders' en 'flaminboches'. De

Tweede Wereldoorlog in België: onverwerkt verleden?” in Het verzet en Noord-Europa, eds. Gabrielle Drigeard, Chantal Kesteloot en Anne Bernard (Brussel: Het Navorsings- en Studiecentrum van de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1994), 384.

54 Marc Reynebeau, “De Vlaamse Leeuw uithangen? Nee, bedankt,” De Standaard, 2.11.2019; De

(24)

vraag waarom en hoe de ‘incivieke’ herinnering in Vlaanderen dominant geworden is. Recent werd er meer onderzoek gedaan naar de redenen waarom een verzetsherinnering in Vlaanderen niet resoneerde.55 Beide waaromvragen zijn voor dit onderzoek echter weinig relevant. Aangezien dit onderzoek de omgang van de documentairereeksen met die beeldvorming wil bepalen, is het relevanter om in te gaan op de precieze inhoud van die beeldvorming.

1.2.1. De dominante ‘incivieke’ beeldvorming

Om de ‘incivieke’ visie op verzet te begrijpen zal er eerst ingegaan worden op de ‘incivieke’ visie op collaboratie. Beide beeldvormingen zijn namelijk verbonden.

Zoals alle beeldvormingen belicht deze bepaalde aspecten van de Tweede Wereldoorlog en verdoezelt het anderen. Wat ik hier – in navolging van Koen Aerts – als de ‘incivieke’ herinnering of beeldvorming omschrijf, beschrijft Marnix Beyen als ‘de Vlaamse mythe’. Bruno De Wever omschrijft het als een ‘vergoelijkend’, ‘verhullend’ en ‘legitimerend beeld’ van de collaboratie. Alle beschrijvingen komen steeds op hetzelfde neer: de fascistische, autoritaire en Duitsgezinde sympathieën van Vlaamse collaborateurs worden onder de mat geschoven en Vlaams-nationalistisch idealisme wordt benadrukt. Binnen deze visie streden Vlamingen dan ook niet aan het oostfront voor de belangen van Hitlers Duitsland, maar voor Vlaanderen. De collaborateurs waren vanuit dit opzicht het slachtoffer: de Duitse bezetter had hun Vlaams idealisme misbruikt om voor belangen te strijden die niet de hunne waren.56

Door de bestraffing van de collaboratie centraal te stellen worden de oud-collaborateurs een tweede maal slachtoffer. Dit idee is tweedelig. Ten eerste werden de collaborateurs disproportioneel zwaar bestraft voor hun acties tegen de oorlog. De reden hiervoor – en dit is het tweede deel – ligt volgens dit discours in het feit dat de Belgische staat via de repressie van de collaboratie voor eens en voor altijd wou afrekenen met het Vlaams-nationalisme en de Vlaamse beweging.57

Door de nadruk te leggen op de repressie van de collaboratie – en periodes zoals de straatrepressie – wordt het ook mogelijk om slachtoffer- en daderrollen om te

55 Een bibliografie in verband met beide staat vermeld in: Aerts en De Wever, “Het verzet in de publieke

herinnering in Vlaanderen,” 78.

56 Aerts, “De bestraffing van de collaboratie na de Tweede Wereldoorlog,” 57-58, 62; Beyen. "‘Zwart

wordt van langs om meer de Vlaamsgezinde massa,’” 112; De Wever, “'Septemberweerstanders', 'Idealistische oostfrontstrijders' en 'flaminboches',” 386.

(25)

draaien. Aangezien de collaborateurs in de ‘incivieke’ beeldvorming aangewezen werden als slachtoffers, werden de verzetslieden aangewezen als daders. Het was namelijk het verzet dat de orde moest handhaven tijdens de straatrepressie, het was het verzet dat de inciviekenkampen bewaakte en het was het verzet dat opkwam tegen elke versoepeling van de bestraffing van incivisme. In een latere fase zou het eveneens het verzet zijn dat tegen de amnestie zou protesteren.

Naast een algemeen vijandsbeeld kan het stereotype ‘incivieke beeld’ van het verzet in verschillende (overwegend negatieve) karakteriseringen opgedeeld worden, waar een disproportionele nadruk opgelegd wordt. Verschillende historiografische werken duiden andere kenmerken aan, maar de vijf aspecten hieronder lijken de meest voorname te zijn. Deze vijf kenmerken werden in dit onderzoek onderscheiden, maar overlappen deels en zijn niet exhaustief. Verder onderzoek kan de ‘negatieve beeldvorming’ mogelijks nog scherper in haar verschillende elementen splitsen.

Het eerste aspect is dat het verzet in België Franstalig was, terwijl Vlaanderen collaboreerde. Volgens Nico Wouters is dit het populairste stereotype.58 De realiteit is vanzelfsprekend genuanceerder, maar het klopt dat het verzet in België (maar ook in Vlaanderen) overwegend Belgisch-patriottisch en Franstalig was. (zie 1.2.). Zoals De Wever al in 1994 stelde, heeft “het nagenoeg ontbreken van een Vlaamsgezind verzet

[…] zeker bijgedragen tot een negatieve beeldvorming over het verzet in Vlaanderen.”59 Het belangrijkste is echter dat het overwicht aan Franstaligen in het verzet binnen deze visie gecorreleerd wordt aan anti-Vlaamse gevoelens.

Het tweede aspect is de sterke criminalisering van het verzet. Deze criminalisering wordt mogelijk door het benadrukken of het primair maken van het gewapend verzet. Van dit gewapend verzet worden vervolgens de overvallen (die meteen gelijkgesteld worden aan banditisme) en aanslagen op personen uitgelicht. Minder gewelddadige verzetsacties, zoals het verzamelen van inlichtingen, het organiseren van ontsnappingslijnen of het verspreiden van clandestiene pers worden onderbelicht. De straatrepressie heeft eveneens meegespeeld in de beeldvorming en de associatie met geweld:

Verzetsmensen nemen na de bevrijding deel aan al dan niet spontane, lokale acties tegen (vermeende) collaborateurs – en doen dat opnieuw in mei 1945. Dat blijft tot op heden een moeilijk onderwerp. Er bestaan tal van mythes over, maar eigenlijk is er nog

58 Wouters, “Het verzet: vergeten verleden?,” 21.

(26)

altijd geen diepteonderzoek uitgevoerd dat de rol van het verzet in die straatrepressie goed evalueert.60

Het derde aspect, dat echter in relatie staat met het criminaliserende aspect, is het idee dat het verzet geen nut had en alleen nodeloos mensenlevens in gevaar bracht.61 De negatieve beeldvorming benadrukt hierbij dat het verzet niet enkel gevaarlijk was voor collaborateurs, maar ook voor de hele bevolking aangezien verzetsacties Duitse repressieacties uitlokten. “Het verzet” stelt De Wever “wordt vereenzelvigd met

aanslagen op collaborateurs die reactie van de bezetter uitlokten zodat het gewapend verzet “de ware schuldige [was] voor de dood van duizenden landgenoten”.62

Ten vierde kan gewezen worden op het beeld dat het verzet vereenzelvigd met politieke stromingen aan beide uiteinden van het spectrum. De meeste aandacht gaat hierbij voornamelijk naar het communisten en royalistische militairen. Belangrijk hierbij is dat het verzet als staatsgevaarlijk gezien wordt vanwege de angst voor een machtsgreep. De oorsprong hiervan ligt in het feit dat het verzet na de oorlog zich presenteerde als alternatief voor de wettelijke overheden en ordediensten, zeker wanneer deze afwezig waren. De interneringscentra voor (vermeende) collaborateurs werden eveneens door het verzet bewaakt. “Dat werkt als een tweesnijdend zwaard” stelt Nico Wouters.63

Enerzijds kun je argumenteren dat het verzet zich hiermee verantwoordelijk opstelt door een ordentelijke bestuurlijke overgang te steunen en collaborateurs te beschermen tegen de wraak van de bevolking, anderzijds kan je aanvoeren dat het verzet hier zijn boekje te buiten gaat en een bedreiging vormt voor de democratische staatsmacht. Dat laatste element zal uiteindelijk doorwegen in de beeldvorming.64

Ten slotte is er het beeld dat de meeste verzetsstrijders pas op het einde van de oorlog op de kar sprongen toen het gevaar geweken was. De termen ‘septemberweerstander’ of ‘mannen van het laatste (of elfde) uur’ verwijzen hiernaar. Deze weerstanders sloten zich niet aan vanuit politieke of ideologische overweging, maar om van de (sociale) voordelen van het verzetsstatuut te kunnen genieten. De ‘echte’ verzetslieden waren volgens dit beeld opgepakt door de Duitsers en hadden meestal de oorlog niet

60 Wouters, “Het verzet: vergeten verleden?,” 25. 61 Wouters, “Het verzet: vergeten verleden?,” 25.

62 De Wever, “'Septemberweerstanders', 'Idealistische oostfrontstrijders' en 'flaminboches',” 388. 63 Wouters, “Het verzet: vergeten verleden?” 24.

(27)

overleefd.65 De opdeling in ‘echte’ en ‘valse verzetslieden’ had ook een morele component:

In de geciteerde artikels [geschreven door oud-collaborateurs] komt ook steevast de opvatting naar voren dat “echte” verzetslui zich niet inleidden met politieke moorden. “Echte” verzetslui waren op één hand te tellen tijdens de bezetting en ze distantiëren zich definitief van het verzet toen “septemberweerstanders” en “gepeupel” zich na de bezetting op de Vlaamsgezinden stortten. “Echte” verzetslieden zijn bereid de hand uit te rijken aan de “eerlijke” (dat is de overgrote meerderheid) collaborateurs [in de amnestiekwestie]; ergo – oud verzetslui die dat niet doen (de overgrote meerderheid) zijn septemberweerstanders. De belangrijkste functie van deze beeldvorming is de stigmatisering van oud-verzetslieden.66

Deze karakterisering van ‘septemberweerstander’ omslaat eveneens de zaken die hierboven vermeld zijn (criminalisering, etc.). Het wordt toch als een apart aspect gezien aangezien dit het mechanisme was waardoor niet een deel, maar het hele verzet in een negatief daglicht gesteld werd.

De vijf hierboven besproken kenmerken vormen in dit onderzoek de kern van de negatieve beeldvorming van het verzet. Deze beeldvorming kon zich ontwikkelen binnen beperkte kringen van oud-collaborateurs en Vlaams-Nationalisten maar konden zich – net als hun ‘incivieke visie’ op de collaboratie – verspreiden in de bredere Vlaamse herdenkingsgemeenschap en een zekere dominantie krijgen. De ‘negatieve beeldvormig’ van het verzet wordt in dit onderzoek geoperationaliseerd als ‘de disproportionele nadruk op vijf negatieve kenmerken die het verzet reduceren tot die negatieve kenmerken.’ Dit is de maatstaaf waaraan de documentaires in hoofdstuk drie geanalyseerd zullen worden. Een documentaire die de negatieve beeldvorming bevestigt, legt een disproportionele nadruk op de meerderheid van de kenmerken.

De negatieve ‘incivieke beeldvorming van het verzet is echter niet de enige visie op het verzet.

1.2.2. Andere beelden van het verzet

Zoals hierboven vermeld bestaan er – ondanks de dominantie van de incivieke herinnering – ook nog andere beeldvormingen over het verzet. Er bestaat ook een beeldvorming dat het verzet positief waardeert, zoals de nadruk op haar

65 Wouters, “Het verzet: vergeten verleden?” 21.

(28)

democratische waarden en de rol dat het verzet speelde in de strijd tegen autoritarisme.67 Nico Wouters geeft in dit verband twee voorbeelden van verzetspositieve denkbeelden:

Eén voorbeeld is het beeld van verzetsleden als zuivere idealisten die voor een apolitiek ideaal streden (en na de bezetting ruw aan de kant werden geschoven door de machtspolitiek van de traditionele partijen.) Een ander voorbeeld is het beeld dat het verzet de pluralistische parlementaire liberale democratie verdedigde en zo de directe erflater van onze rechtstaat is.68

Het Belgisch verzet hield er vanzelfsprekend ook een zelfbeeld op na. Dit werd door Jan Lensen onderzocht aan de hand van Vlaamse verzetsliteratuur. Lenzen onderzocht de houding van het Vlaamse proza tegenover het verzet en merkte op hoe het verzet, in een min of meer chronologische volgorde, onderwerp was van hagiografisering, nuancering en problematisering.69

Kort na de oorlog publiceerden verschillende auteurs verhalen die het verzet opwaardeerden en hagiografiserden: het verzet was één geheel en dat geheel werd verbonden met positieve waarden zoals inzet, morele integriteit en offervaardigheid. Deze proza had als doel om via de beschrijving van verzetslieden en verzetsdaden bewondering en verering bij de lezer op te wekken. De idealistische personages in deze werken worden gekenmerkt door moreel positieve waarden en houden steeds een hoger doel boven hun persoonlijke belangen. De verzetsman of -vrouw is een held in de literaire zin van het woord: “Zijn twijfels, angsten en bezwaren verlenen zijn figuur

humane trekken, maar zijn kracht om die te overstijgen spreken ook voor zijn doorzettingsvermogen en zijn openheid om zichzelf ondergeschikt te maken aan een hoger ideaal.” 70 In dit onderzoek zal ik met het woord ‘patriottisch-hagiografische beeldvorming’ deze soort van beeldvorming aanduiden.

De auteurs van verzetsliteratuur waren echter niet blind voor het groeiende negatieve imago van het verzet. Als reactie hierop nemen enkele auteurs de negatieve aspecten op in hun literaire werken. Er vindt dus een incorporatie plaats, maar tegelijk een differentiatie. Het verzet is niet langer een homogene eenheid: er wordt een duidelijke opdeling gemaakt binnen die groep, namelijk tussen de ‘goede’ en ‘slechte’

67 Maerten en Van Doorslaer, “Het verzet,” 46-47. 68 Wouters, “Het verzet: vergeten verleden?,” 21.

69 Jan Lensen, De foute oorlog: schuld en nederlaag in het Vlaamse proza over de Tweede Wereldoorlog (Antwerpen: Garant, 2014), 49-81.

(29)

verzetsstrijders. Auteurs incorporeren met andere woorden deze negatieve beeldvorming, maar sluiten het ook uit: “ze worden afgebeeld als aberraties die buiten de grenzen van de ‘authentieke’ verzetsidentiteit liggen.”71 Vandaar dat het woord ‘goede’ verzet ook vervangen wordt door het woord ‘ware’ of ‘echte’.

Een ‘echte’ verzetsstrijder is niet enkel herkenbaar aan zijn idealistische karakter (zoals hierboven besproken werd), maar wordt ook gedefinieerd via een temporele component: zijn engagement bij het verzet namelijk gestart vóór de bevrijding. Wie niet aan deze temporele component voldoet – en zich dus engageert na of bij de bevrijding - is een septemberweerstander of een weerstander van het laatste of elfde uur. Niet enkel worden zij gekarakteriseerd met moreel verwerpelijke waarden, zoals opportunisme en egoïsme, hun gedrag is ook opmerkelijk agressiever en gewelddadiger dan de ‘echte’ verzetslieden (bijvoorbeeld in de context van de straatrepressie). Deze laatsten kunnen hun gezag echter niet steeds doen gelden tegenover het volk of de ‘slechte’ verzetslieden: “de goede verzetsstrijders [zijn] niet

altijd opgewassen […] tegen de septemberweerstanders.”72

De opdeling van het verzet in twee morele categorieën is gelijkaardig aan de opdeling die een belangrijke plaats inneemt in de ‘incivieke beeldvorming’ van het verzet (zie supra). Het is dus niet zo dat de differentiatie enkel van oud-collaboratie en Vlaams-nationalistische zijde geproduceerd werd. Ook oud-verzetsstrijders hadden baat bij deze opdeling: het zuiverde hun imago en verdedigde hen tegen de negatieve beeldvorming. Het feit dat beide partijen deze opdeling naar voor schuiven, verklaart mogelijks waarom de differentiatie gebruikelijk is in de Vlaamse beeldvorming.

De laatste fase die Lensen onderscheidt, begint wanneer het ‘echte’ verzet ook geproblematiseerd wordt. Het komt erop neer dat de morele kwaliteiten die toegeschreven worden aan ‘echte’ verzetsstrijders ook in vraag gesteld worden. Op die manier wordt het verzet van haar heldenstatus ontmaskerd en worden verzetslieden feilbare mensen. Het gaat hier niet per se om een negatieve, maar een meer menselijke, realistische beeldvorming. Het verzet is niet langer ‘de witten’ die tegen ‘de zwarten’ (de collaborateurs) strijden. Ze worden ‘grijs’, moreel ambigue.73

Nu de beeldvorming – zowel negatief als positief – verduidelijkt is, kan de centrale vraag gesteld worden: hoe gaan de documentaires van ‘Productiekern Wereldoorlog

71 Lensen, De foute oorlog, 59. 72 Lensen, De foute oorlog, 59. 73 Lensen, De foute oorlog, 66-69.

(30)

II’ om met deze beeldvorming? Wordt het dominante negatieve beeld van het verzet bevestigd of wordt de negatieve beeldvorming gemythologiseerd? Op welke manier gebeurt dit? Hoe gaat men om met de positieve patriottisch-hagiografische beeldvorming en de negatieve visie van het verzet? Deze vragen zullen in hoofdstuk drie beantwoord worden. In het laatste onderdeel van deze theoretische inleiding over het verzet zal de historiografie kort besproken worden.

1.3. Het verzet en historiografie

Het is relevant om kort het historiografische landschap in verband met onderzoek naar het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog te schetsen. Op deze manier wordt er een duidelijke context geschetst waarin de documentairereeksen tot stand kwamen. Voor deze bespreking werd voornamelijk gebruik gemaakt van het werk ‘L’historiographie

de la Résistance belge. À la recherche de la patrie perdu’ » van Fabrice Maerten, een

overzichtswerk dat gebaseerd is op recente studies over dit onderwerp.74

Wat opvalt wanneer de historiografische productie in België vergeleken wordt met buurlanden, is dat eerstgenoemde in volume veel beperkter is dan de anderen. Die was niet alleen minder populair, het gaf ook geen aanleiding tot maatschappelijke debatten die het onderzoek hadden kunnen stimuleren. Dit had verschillende maatschappelijke redenen die hier niet behandeld zullen worden, maar kort na de oorlog kwamen er toch enkele initiatieven van de grond.75

Enerzijds wordt in 1948 het ‘Guldenboek van de Belgische Weerstand’ gepubliceerd door de ‘Commissie voor de Geschiedenis van het Verzet’ dat drie jaar eerder was opgericht. Over de wetenschappelijke waardering bestaat echter discussie. Volgens Fabrice Maerten kijkt dit boek met een eerder heroïsche visie terug op de oorlogsjaren en symboliseert dit werk het idee van de moedige, eengemaakte natie die tegenover de vijand staat. Waar echter geen discussie over bestaat is dat het werk duidelijk minder aandacht besteed aan politiek linkse verzetsbewegingen, zoals het

74 Fabrice Maerten, « L’historiographie de la Résistance belge. À la recherche de la patrie perdu, » in Faire l’histoire de la résistance, ed. Laurent Douzou. (Rennes, Presses universitaires de Rennes, 2010), 257-276.

75 Maerten. “L’historiographie de la Résistance belge,” 257-258 ; Karolien Steen, “Een laatbloeier: de

Belgische verzetshistoriografie,” in De schemerzone van een stad in oorlog: de evolutie van het verzet in Gent (1940-1944): Van ongestructureerde initiatieven tot georganiseerde verzetsbewegingen (PhD diss., Universiteit Gent, 2007), 75-77.

(31)

Onafhankelijkheidsfront of de Partizanen. Een eerder conservatieve houding van de auteurs zou hier – in de ontluikende Koude Oorlog – aan de basis van liggen.76

Anderzijds werd aan het begin van de jaren 1960 de vzw Centrum voor de

Geschiedenis van de Twee Wereldoorlogen opgericht. Dit zou de eerste stap zijn in

de richting van een onderzoekscentrum dat zich zou toeleggen op de studie van de Tweede Wereldoorlog. De uitbouw van dergelijk centrum zou in het midden van de jaren 1965 gestimuleerd worden door de polemiek die ontstond in de nasleep van vrijspraak van de naar Oostenrijk gevluchte Vlaamse SS’er Robert Verbelen. Twee jaar later werd het Navorsings- en Studiecentrum van de Geschiedenis van de Tweede

Wereldoorlog (NSGWO) opgericht, dat de taak van het voornoemde vzw overnam. Het

doel van het NSGWO werd verwoord als het "nemen van alle noodzakelijke

maatregelen om documenten of archieven met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog in België, alsook de voorgeschiedenis en de gevolgen, te inventariseren, te bewaren en te selecteren"77. Institutionalisering is steeds een drijfveer voor wetenschappelijk onderzoek en het Studiecentrum kreeg de verantwoordelijkheid voor de organisatie van dit onderzoek.

De periode tussen 1949 – 1967 noemt Maerten echter « La longue traversée du

déser », aangezien het aantal gepubliceerde werken zeer beperkt was.78 Het is niet enkel de oprichting van het voornoemde centrum dat hieraan een einde brengt. In 1968 publiceerde Henri Bernard ‘La résistance belge 1940-1945’. Het werk, dat geïnspireerd was op de werken van de Franse historicus Henri Michel, werd goed ontvangen maar veroorzaakte ook debat wat op zijn beurt onderzoek stimuleerde.79

Een eerste werk dat gepubliceerd werd door leden van het NWGSO verscheen in 1971: ‘L' an 40: la Belgique occupée’. Deze monografie van José Gotovitch en Jules Gérard-Libois kan gezien worden als een werk van een nieuwe generatie historici. Het weerspiegelt de evolutie naar een meer wetenschappelijke benadering van de hedendaagse geschiedenis in het algemeen en het verzet specifiek. Ondanks het feit dat het thema ‘verzet’ slechts een klein deel van het werk uitmaakt, benadert dit het verzet op een andere manier waarbij er meer aandacht is voor politieke factoren en de

76 Maerten. “L’historiographie de la Résistance belge,” 261.

77 S.n, “Het CegeSoma: de geschiedenis van het centrum,” CegeSoma, geraadpleegd op 13/07/2020, https://www.cegesoma.be/nl/het-cegesoma.

78 Maerten. “L’historiographie de la Résistance belge,” 261. 79 Maerten, “L’historiographie de la Résistance belge,” 264-268.

Afbeelding

Figuur 1: De positie van ‘Productiekern W.O.II binnen de VRT-hiërarchie (ca. 1987). Bron: S.n
Tabel 1: De reeksen van ‘Productiekern Wereldoorlog II’ (1973-1991). Bron: Vanden Daelen, 22 jaar  oorlog op de BRT (bijlagen); 19-24; Eigen opzoekingen in het VRT-archief (zie bijlagen)
Tabel 2: Schema van uitzendingen (ca. 1971-1973). Bron: Schema uitzendingen W.O. II, geen dag- dag-datum vermeld (VRT-Archief, Brussel, Doos 251522, Map ‘Schema uitzendingen W.O.II’)
Tabel 3: De reeksen, hun thema en hun aandeel in het project. Bron: Vanden Daelen, 22 jaar oorlog  op de BRT (bijlagen); 19-24; Eigen opzoekingen in het VRT-archief (zie bijlagen)
+7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vraag ook maar eens aan iemand met het minimumin- komen of hij er bezwaar tegen heeft dat hij 52 procent belasting moet gaan betalen als hij op een gegeven moment zoveel

V a n u i t hetzelfde besef te leven i n een cultuur die een crisis doormaakte, legden zij de scheidslijn tussen vernieuwers en behoudenden, niet tussen hen die meer o f

3p 19 Bereken de minimale afstand tussen de opening van de kraan en de opening van het flesje waarbij geen water verspild wordt. Rond je antwoord af op een geheel

5p 2 Bereken hoeveel keer per minuut de wielrenner de pedalen rond moet trappen om deze snelheid te bereiken.. Eindexamen wiskunde B havo 2010

Alle hokjes rechts van de kolom hokjes die je net geen kruisje hebt gegeven hebben meer tanden op het achterwiel.. Deze combinaties hebben dus nog een kleiner verzet, en krijgen dus

Maar het heimelijk vergaren van militaire inlichtingen was nu niet iets waar de gemiddelde Nederlander kaas van had gegeten, aldus een lid van een van de eerste

In zijn advies aan de Europese Commissie heeft de raad daarom aangegeven dat er een nieuwe Europese verordening moet komen waarin wordt vastgelegd dat het beschikbaar stellen

Voor 2018 zorgde het instellen van verzet ervoor dat de tenuitvoerlegging van het dwangbevel, op grond van de wet, automatisch werd opgeschort totdat op het verzet is beslist;?. 