• No results found

Globalisering op de stoep. Studenten Humanistiek over de betekenis van globalisering voor hun toekomstig werkveld.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Globalisering op de stoep. Studenten Humanistiek over de betekenis van globalisering voor hun toekomstig werkveld."

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afstudeeropdracht oktober 2015

Globalisering op de stoep

Studenten Humanistiek over de betekenis van

globalisering voor hun toekomstig werkveld

Student: Mira Krozer / 1003135 Begeleider: Caroline Suransky Meelezer: Guido Ruivenkamp Examinator: Anja Machielse

(2)

Voorwoord

Ik wil mijn scriptie opdragen aan alle studenten en medewerkers Humanistiek in het verleden, nu, en in de toekomst. Jullie maken deel uit van een waardegemeenschap die, wat mij betreft, het verschil kan maken in de wereld. Deze unieke academische gemeenschap gaat niet voor de snelle oplossing maar is bereid om langdurig tijd en energie te investeren in de grote vragen van het leven en van deze tijd.

Een aantal mensen wil ik afzonderlijk bedanken. Ten eerste mijn begeleider Caroline Suransky. Haar geduldige en vriendelijke houding gedurende dit hele project heeft me geholpen over mijn onzekerheid met betrekking tot het doen van wetenschappelijk onderzoek heen te komen. Zij heeft me geleerd hier mijn eigen weg in te gaan en eigen stijl in te ontwikkelen en mede daardoor is dit zo’n leerzame tijd voor mij geweest. Ten tweede wil ik mijn tweede lezer Guido Ruivenkamp bedanken, ik heb veel geleerd van jouw commentaar op de verschillende versies van mijn scriptie. Verder de leden van mijn intervisie groepje: Sandra Schouwstra, Marinde van Egmond, Dieuwke van der Wal, Annelieke Daamen en Daan Stoffer. Jullie hebben sommige stukken grondiger gelezen dan wie dan ook (inclusief ikzelf) en hiermee hebben jullie onmiskenbaar bijgedragen aan de kwaliteit. Verder hebben de kritische vragen die jullie stelden en de manier waarop jullie meedachten tijdens alle fasen van het onderzoek geholpen om de lijn te ontdekken en vast te houden. Ten slotte, het thuisfront: Freek Willems, Annet Staal en Yoram Krozer, jullie zijn van onschatbare waarde omdat zonder jullie globalisering voor mij überhaupt nooit een onderwerp van betekenis was geweest.

Mira Krozer, 15 november 2015

Abstract

Here globalization theory is used as a frame to aluminate and develop new, meaningful missions for the students of the University of Humanistic Studies based on the key aspiration: a meaningful life in a just society. The innovative method of concept mapping is used to develop an understanding of students’ ambitions respective of what globalization means for them. Found is that students struggle to develop a cohesive frame to match motivations and the challenges of globalization. To help students develop a clearer understanding university’s should pay more attention to the way globalization theory maps out drivers for the future such as the ideal of cosmopolitanism and less attention to the more managerial ‘internationalization’.

(3)

Inhoud

Proloog: in den vreemde?...5

1 Inleiding op het onderzoek en onderzoeksmethoden...8

1.1 Twee voorbereidende verkenningen...8

1.2 Een empirische verkenning: De UvH en globalisering...9

1.3 Een theoretische verkenning: Humanistiek en globalisering...11

1.4 Empirisch onderzoek naar de meningen en ervaringen van studenten Humanistiek...13

1.5 Onderzoeksdoel en – vragen...13

1.6 Methodologische oriëntatie: focusgroep-gesprekken en ‘concept mapping’...14

1.7 Kwalitatieve data analyse...16

1.8 Opzet van de scriptie...19

2. De Universiteit voor Humanistiek in transitie...20

2.2 Zorgen van studenten in breder perspectief...22

2.3 De Universiteit voor Humanistiek vroeger en nu...24

2.4 Kernwaarden zingeving & humanisering...27

3 Theoretische verkenning: de betekenis van globalisering voor de aspiraties van de UvH...30

3.1 Hoe krijgt het begrip globalisering bekendheid?...30

3.2 Internationalisering: veranderingen in de relaties van organisaties en overheden...32

3.3 ‘Oer-conceptualiseringen’ van het begrip globalisering en de betekenis voor bestaansoriëntatie en humanisering...34

3.4 Het moderne leven in transnationale netwerken...37

3.5 Bestaansoriëntatie en humanisering in transnationale netwerken...40

4 Studenten over de betekenis van globalisering en de invloed op het werkveld en de houding van humanistici...43

4.1 Beroepsprofiel van de humanisticus...43

4.2 Associaties van studenten bij het begrip globalisering...44

4.3 Hoe besluiten studenten welke onderwerpen zij associëren met globalisering?...46

4.4 Studenten over de eindtermen in het licht van globalisering...50

4.5 Hoe zien studenten zichzelf in vergelijking met hun voorgangers?...53

4.6 Studenten over het werkveld en de rol die globalisering hierin speelt...55

5. Conclusie...58

5.1 Theoretische perspectieven op het begrip globalisering en het ontwikkelen van beroepsperspectieven...62

5.2 Hoe zou de UvH kunnen reageren op de veranderingen die globalisering teweeg brengt?...63

5.3 Reflectie op het onderzoek en suggesties voor vervolgonderzoek...65

(4)

Bijlage 1 Onderwijsdoelen...69 Bijlage 2 Vragen enquête studenten Humanistiek over Globalisering, Culturele Diversiteit en

Internationalisering...72 Bijlage 3 Uitnodigingen voor de focusgroep...78 Bijlage 4 Stappenplan focusgroep...80

(5)

Proloog: in den vreemde?

Mijn moeder vertrok in 1974 voor twee jaar naar Kameroen. Zij ging daar werken op een missiepost op het platteland. Iets later, 39 jaar later om precies te zijn, reisde ik voor drie weken naar Afrika. En wel naar Tanzania, in het Oosten van Afrika. We maakten allebei een reis naar Afrika, maar hebben totaal verschillende ervaringen. Niet alleen omdat we andere mensen zijn, maar ook omdat de wereld er nu heel anders uitziet dan toen mijn moeder naar Afrika vertrok.

Een groot verschil zit in de mate van locatiegebondenheid. Mijn moeder was meer gebonden aan een specifieke locatie dan ik. Dit verschil ontstond al voor dat we op reis gingen. Zij was gebonden aan een beperkt aantal folders om zich een beeld te vormen terwijl ik kon kiezen uit een eindeloze digitale database met materiaal. De verschillen in de beschikbaarheid van informatie heeft gevolgen voor de voorbereiding van zo’n reis. Het is makkelijker om een reis te plannen als je snel te weten kunt komen wat je mee moet nemen, waar je op moet letten en wat de lokale gebruiken zijn. Lokale reisorganisaties, reisverslagen van anderen, er zijn tegenwoordig allerlei informatiebronnen beschikbaar die het reizen vergemakkelijken.

Verder zien we het verschil terug in de manier van reizen. Voor mijn moeder was haar Afrika ervaring een hele onderneming. Zo stapte ze voor de eerste keer in het vliegtuig en eenmaal aangekomen werd ze door lokale gidsen in een gammele auto vervoerd naar ‘Moloko’ een naam zo exotisch en vreemd dat het net zo goed de ‘middle of nowhere’ had kunnen heten. Voor mij was het relatief eenvoudig om op een vliegtuig te stappen en in een totaal andere wereld te belanden. Ik kon me vooraf maar een voorstelling maken van hoe ‘Afrika’ echt zou zijn. Mijn ervaring versmolt, dankzij de vele internetcafés onderweg, regelmatig met die van het alledaagse nieuws uit Nederland. Maar mijn moeder was een jaar lang compleet ondergedompeld in de lokale cultuur. Op allerlei momenten in onze reiservaringen zien we dat de ervaring van mijn moeder veel intenser verbonden is met de plek waar zij zich op dat moment bevond.

Uit de verschillen kunnen we opmaken dat het tegenwoordig steeds gemakkelijker is om verre reizen te maken en relatief onbekende volkeren te bezoeken. Via televisie en internet kunnen we bovendien minutieus op de hoogte zijn van wat er duizenden kilometers verderop gebeurt. Onze tijd wordt gekenmerkt door allerlei vormen van contact over de hele wereld; direct en minder direct, met een duidelijke aanwijsbare betekenis of abstracter van aard, vredelievend of juist ontwrichtend. Het proces waarin deze contacten tot stand komen en de betekenis die ze hebben voor deelnemers is het onderwerp van deze scriptie en wordt ook wel globalisering genoemd.

Mijn moeder en ik zijn natuurlijk niet de enigen die dit soort reizen hebben gemaakt. Sterker nog; sinds het gemakkelijker is om zulke reizen te maken doen meer mensen dat ook. Dit heeft natuurlijk niet alleen gevolgen voor de reizigers maar ook voor de lokale bevolking van Oost Afrika.

(6)

Er zijn vliegvelden en hotelcomplexen gekomen om de toeristen te ontvangen. Groepen westerlingen komen de dorpjes, markten, huizen en scholen bekijken en een steeds groter aandeel van het inkomen komt uit de toeristenindustrie. Ook voor Afrikaanse jongeren is tegenwoordig internet beschikbaar en dat betekent dat het voor hen meer dan ooit mogelijk is om erachter te komen wat er in de wereld te koop is. Waar mijn moeder mensen nog voornamelijk in klederdracht zag lopen, liepen er bij mij jongeren met gympies die in Amsterdam niet zouden misstaan.

Sommige academici maken zich zorgen of traditionele, lokale culturen niet onder de voet gelopen worden door al die toeristen en contacten met het buitenland. De filosoof en Goethe biograaf Rüdiger Safranski noemt in zijn boek Hoeveel globalisering verdraagt de mens globalisering ‘de grote gelijkmaker’ (Safranski, 2004: 15). Hij doelt hiermee op de ondermijnende invloed van globalisering op lokale specialiteiten. Globalisering zorgt ervoor dat steeds meer overal met dezelfde standaarden, producten, oplossingen etc. wordt gewerkt. Internationaal opererende bedrijven proberen hun producten en diensten op zoveel mogelijk plekken te slijten. Daardoor zien we steeds meer dat men overal hetzelfde soort voedsel kan krijgen maar ook dat er in het straatbeeld dezelfde soort kleding voorbij komt. De media in het wereldwijde medialandschap propageren bijvoorbeeld steeds meer dezelfde beelden over succesvol zijn, werken, en ontspannen. Volgens Safranski betekent dit dat langzaam specifieke, locatiegebonden gebruiken, ideeën, arrangementen de nek worden omgedraaid. Hij waarschuwt ervoor dat globalisering: ‘al het bijzondere waar zij op stuit te tracht elimineren’ (Safranski, 2004: 17).

De kern van Safranski’s betoog is dat reizen je de kans biedt om geconfronteerd te worden met iets vreemds. Door globalisering wordt de kans daarop kleiner. Volgens hem leert reizen je om een zekere tolerantie te ontwikkelen ten aanzien van het ongemak dat het vreemde oproept. Reizen is zo belangrijk omdat het ergens anders vreemd is; je kunt het risico lopen dat alles anders uitpakt dan voorzien, je komt andere mensen tegen dan thuis en er dienen zich andere gebruiken en culturen aan. Daarmee om kunnen gaan betekent dat je kosmopoliet kunt worden. Kosmopolitisme is er namelijk op gericht om het vreemde te tolereren; een belangrijke vaardigheid omdat het leven je overal en altijd confronteert met onverwachte en onvoorziene gebeurtenissen. We dreigen te verliezen dat we die vaardigheid kunnen trainen door te reizen omdat door globalisering de plekken waar het echt anders is steeds schaarser worden. Safranski verwacht dan ook dat het kosmopolitisme als ideaal in de toekomst steeds minder aansprekend zal zijn.

Als we terugkijken naar de verschillen in de reiservaringen van mijn moeder en mij; dan lijkt het er inderdaad op dat Safranski’s zorg over globalisering klopt. De reis van mijn moeder vond plaats in de jaren zeventig toen globalisering net opkwam. Zij was op diepgaande manier ondergedompeld in de voor haar vreemde Afrikaanse cultuur. Zij bleef immers lang op dezelfde plek en was vrijwel verstoken van contact met het thuisfront. Bovendien waren de mensen die ze tegenkwam nog daadwerkelijke ‘vreemden’, in die zin dat ze nog een specifiek lokale cultuur belichaamden. Dankzij

(7)

deze ontberingen; duurzaam verblijven, afgesloten van contact met thuis en een echt vreemde omgeving kon ‘het andere’ zich in optima forma aan haar openbaren en deze confrontatie heeft haar doen nadenken over zichzelf.

Mijn reis vond plaats toen globalisering in volle gang was. Het was voor mij bijna niet meer mogelijk om op dezelfde manier ondergedompeld te zijn in een vreemde wereld zoals mijn moeder het was vergaan. Zo waren de landen die ik bezocht allang niet meer zo traditioneel als mijn moeder had meegemaakt; ik hoorde er dezelfde hitjes als thuis op de radio en met de jongeren kon ik dezelfde taal spreken; het ‘globish’ versimpeld Engels, dat gebruikelijk is als geen van de gesprekspartners de internationale voertaal echt goed spreekt. Lang verblijven op een plek was wel een optie maar de reismogelijkheden ter plekke waren zo uitgebreid dat de verleiding om snel verder te reizen erg groot was. De verleiding om me ter plekke via email terug te trekken uit ‘den vreemde’ was, dankzij het overal beschikbare internet, onweerstaanbaar.

Safranski’s zorgen riepen een aantal vragen bij me op: Zijn reizen inderdaad steeds minder een confrontatie met ‘het vreemde’? Is globalisering inmiddels zover doorgeschoten dat er zich een mondiaal levensgevoel meester heeft gemaakt van locatiegebonden overtuigingen zodat je nergens een echt ander type mens; ‘een vreemde’ leert kennen? Heb ik in Afrika niets authentieks ervaren maar slechts een ‘Africa- experience’ meegemaakt; een toneelstuk bedacht, gespeeld en uitgevoerd voor goed betalende toeristen die het continent beter thuis via een goed boek hadden kunnen leren kennen? Zijn mijn generatiegenoten en ik niet meer geïnteresseerd in vreemdelingen en hoe verhouden we ons tot het ideaal kosmopolitisme?

(8)

1 Inleiding op het onderzoek en onderzoeksmethoden

1.1

Twee voorbereidende verkenningen

De prangende vragen die de verschillende reiservaringen van mijn moeder en mij opriepen, waren een belangrijke aanleiding voor mijn onderzoek. Ik vroeg me af hoe mijn generatiegenoten over deze kwesties dachten en of en hoe zij de gevolgen van globalisering ervaren en betekenis geven. Bij het kiezen van een focus voor een empirisch onderzoek onder generatiegenoten, bedacht ik me dat ik heel benieuwd was naar de ervaringen en meningen van mijn medestudenten Humanistiek aan de Universiteit voor Humanistiek (UvH). Studenten Humanistiek zijn volgens mij een interessante doelgroep, omdat zij, volgens de eindtermen van de Masteropleiding Humanistiek, geacht worden om tijdens hun studie kennis te ontwikkelen over; ‘actuele diversiteitvraagstukken en kan deze relateren

aan processen van globalisering en kosmopolitische dimensies van humanisme.’1 Met andere

woorden: van studenten Humanistiek zou je mogen verwachten dat zij zich met deze onderwerpen bezig houden.

Mijn interesse in de meningen van studenten Humanistiek heeft twee kanten. Het eerste punt is strategisch van aard en gaat over veranderingen ten aanzien van hun beroepsoriëntatie. Het werkveld waarvoor humanistici opgeleid worden is namelijk volop in beweging. Het lijkt erop dat in de klassieke werkvelden van de Humanistiek (geestelijke begeleiding in Justitie, Defensie en Zorg) er minder banen beschikbaar zijn. Studenten en alumni maken zich zorgen2 over een mogelijk tekort aan arbeidsplaatsen in de toekomst. De beroepsmogelijkheden voor humanistici zijn aan verandering onderhevig. Dit roept de vraag op: Wat kunnen en willen studenten met hun opleiding nu de klassieke werkvelden zo in beweging zijn? Ik wilde onderzoeken of studenten deze veranderingen verbinden met de invloed van globalisering in de samenleving, maar ook of zij het mogelijk achten om juist nieuwe beroepsperspectieven te ontwikkelen in het kader van globalisering. Het tweede punt is inhoudelijk: op basis van humanistische tradities kan globalisering verbonden worden met de idealen van het kosmopolitisme. Zouden deze kosmopolitische idealen herkend en gedeeld worden door studenten Humanistiek en zo ja, wat zou dat kunnen betekenen voor hun verwachtingen ten aanzien van hun toekomstig werk?

1 Zie ook bijlage 1 waarin de doelen en eindtermen van het Onderwijs en Examenreglement integraal zijn opgenomen. Hier wordt gedoeld op het doel diversiteit, multiculturaliteit en mondialisering (eindterm 4).

(9)

1.2

Een empirische verkenning: De UvH en globalisering

Om een empirische studie over globalisering en kosmopolitisme onder studenten Humanistiek goed geïnformeerd uit te kunnen voeren, heb ik eerst zowel een empirische als een theoretische verkenning gedaan. Ik ben begonnen met het verkennen van de stand van zaken op de Universiteit voor Humanistiek wat betreft de doelstellingen van het onderwijs tegen de achtergrond van mijn interesse in globalisering. Ook richtte ik me op signalen van alumni die hun zorgen uitspreken over veranderingen in de werkvelden. Beide kanten van deze stand van zaken op de UvH heb ik in kaart gebracht. Een beleidsmedewerkster UvH heeft me zeer ter zijde gestaan in mijn zoektocht naar relevant materiaal. Zij richtte mijn aandacht op de volgende documenten: beschrijvingen van het beroepsprofiel van de humanisticus, doelstellingen van de UvH en ervaringen van alumni op de arbeidsmarkt. Om inzicht te krijgen in het beroepsprofiel raadde ze me aan het Onderwijs- en Examenreglement te raadplegen. Daarin staan de doelen en eindtermen van de opleiding weergegeven en zijn daarmee een schakel tussen onderwijs en werkveld van humanistici. Het reglement 2015-2016 bevat een overzicht van de meest recente doelen en eindtermen. In het strategisch plan 2014-2017 beschrijft het bestuur van de UvH haar toekomstvisie voor de opleiding en de organisatie. De alumni-enquêtes, ten slotte, geven een goed overzicht van de ervaringen van alumni die in het werkveld actief zijn.

Naast de documenten die de beleidsmedewerkster beschikbaar maakte, had ik zelfstandig toegang tot een aantal relevante bronnen. Zo ben ik betrokken geweest bij het oprichten van ‘de HumanistiekFabriek’ een serie bijeenkomsten, georganiseerd door de Studievereniging voor Humanistiek (SvH), die erop gericht zijn om studenten Humanistiek en Zorgethiek en Beleid voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Zodoende heb ik toegang gekregen tot het werkboek waarin de doelstellingen en activiteiten van dit initiatief beschreven worden en het verslag van de initiatiefneemster waarin ze haar persoonlijke ervaringen over het verschil tussen het werkveld en de UvH beschrijft. Verder maak ik gebruik van de resultaten van een enquête die ik heb afgenomen en verwerkt als onderdeel van mijn stage.

De enquête ‘studenten Humanistiek over Globalisering, Culturele Diversiteit en Internationalisering’ werd door mij in 2014 verspreid onder masterstudenten Humanistiek en Zorgethiek en Beleid. Er hebben 43 studenten meegedaan; dat is bijna 30% van het aantal masterstudenten van de UvH. De respondenten waren evenredig verdeeld over de drie masterjaren van de opleiding Humanistiek en daarnaast hebben er tien studenten van de opleiding Zorgethiek en Beleid meegedaan.

De enquête is destijds verspreid met behulp van het online enquêteprogramma ‘SurveyMonkey3 zodat respondenten gemakkelijk toegang hadden tot de vragen. Voor de analyse is alleen gebruik gemaakt van frequenties (in percentages en absolute getallen) omdat de software op deze omgeving

(10)

geen invoeringen van individuele respondenten weergeeft. Deze ruwe data is nodig om ingewikkeldere statistische bewerkingen te doen (correlaties onderzoeken) maar omdat deze data niet beschikbaar was is dit dus niet gebeurd·. Het voornaamste doel van de enquête was het verkennen van meningen van studenten over het belang van globalisering voor hun studie en toekomstig werk. In het huidige onderzoek maakt de enquête deel uit van het bronnenbestand van de empirische verkenning die vooraf gaat aan mijn nieuwe onderzoek onder studenten Humanistiek. In deze empirische verkenning zijn de volgende documenten gebruikt:

1. De doelen en eindtermen van de master zoals beschreven in het Onderwijs en Examenreglement 2015-2016

2. Het strategisch plan UvH 2014-2017 3. Werkboek HumanistiekFabriek 2013-2015

4. Reflectieverslag initiatiefnemer HumanistiekFabriek

5. Alumni-enquêtes 2011, 2012, 2013, 2014 en alumni onderzoek arbeidsmarkt 2015.

6. Enquête ‘studenten Humanistiek over Globalisering, Culturele Diversiteit en Internationalisering’. Deze enquête hield ik in 2014 in het kader van mijn stage.

Elk van deze bronnen bevat andere informatie. De eindtermen (1) beschrijven wat afgestudeerde masterstudenten Humanistiek zouden moeten kunnen en kennen aan het eind van de opleiding. Het strategisch plan (2) beschrijft waar de UvH de komende jaren naar toe wil met haar opleiding Humanistiek. Deze doelstellingen zijn vergeleken met beschrijvingen van studenten en alumni over het werkveld aan de hand van alumni-enquêtes en motivaties voor het starten van de HumanistiekFabriek. Hierbij zijn deze bronnen gebruikt: werkboek HumanistiekFabriek 2013-2015 (3), reflectieverslag initiatiefnemer HumanistiekFabriek (4), Alumni-enquêtes 2011, 2012, 2013, 2014 en alumni onderzoek arbeidsmarkt 2015 (5). Ten slotte zijn er de kwantitatieve gegevens van de bovengenoemde enquête: ‘studenten Humanistiek over Globalisering, Culturele Diversiteit en Internationalisering’ (6).

De enquête hield ik in het kader van mijn stage in 2014. De vragen waren erop gericht om erachter te komen hoe studenten de eindtermen, opleiding en het werkveld zien in het licht van globalisering. De centrale vraag bij de enquête was: Welk belang hechten studenten van de Universiteit voor Humanistiek aan het bestuderen van globalisering in hun opleiding met het oog op hun toekomstig werk? Deze vraag was verder gespecificeerd in drie subvragen: Welke onderwerpen binnen globalisering willen studenten bestuderen en waarom? Wat verwachten studenten van culturele diversiteit in hun toekomstig werk? Hoe evalueren studenten het huidig curriculum met betrekking tot culturele diversiteit? In bijlage 2 is een overzicht van alle gestelde vragen te vinden. De resultaten signaleren de meningen van studenten over het belang van globalisering voor hun studie en toekomstig werk. De resultaten van het eerste empirische, verkennende onderzoek worden beschreven in hoofdstuk twee.

(11)
(12)

1.3

Een theoretische verkenning: Humanistiek en globalisering

In aanvulling op de empirische verkenning op basis van documenten en eigen verzameld bronnenmateriaal, heb ik me ook gericht op een theoretische verkenning van belangrijke inhoudelijke concepten op het terrein van humanistiek en globalisering. Het doel van deze theoretische verkenning was niet zozeer om een verklarend model te ontwikkelen, maar meer een denkraam, een frame, om de ervaringen en attitudes van studenten ten opzichte van globalisering en de betekenissen die zij daaraan geven voor het werkveld in een breder conceptueel perspectief te kunnen plaatsen.

Er is gezocht naar literatuur over de betekenis van globalisering voor de begrippen humanisering en zingeving in de volgende databases: Picarta, Web of Science, Pubmed, Worldcat, Google Scholar, Psychinfo en de catalogus van de Universiteit van Utrecht. Ik ben uitgegaan van de Engelse termen voor zingeving en humanisering om zo het bereik te vergroten. Voor de vertaling van deze termen heb ik me laten leiden door het werk van Derkx (2013) waarin hij uitlegt dat de begrippen ‘meaningframe’ en ‘humane society’ in relatie tot elkaar begrepen moeten worden4. Het begrip ‘meaningframe’, kan volgens hem gebruikt worden om uit te leggen hoe mensen betekenis geven aan het leven. Dit komt dicht in de buurt van het begrip zingeving. Om het begrip humanisering uit te leggen geeft hij aan dat het creëren van een humane samenleving voor hem gelijk staat aan ‘social

justice’ (Derkx, 2013: 43). Op basis van deze uitgangspunten heb ik de volgende zoektermen

ingevoerd: globalization & meaningframe & social justice. Ik was geïnteresseerd in artikelen waarin

meaningframe en social justice in relatie tot elkaar besproken worden en daarnaast gekoppeld worden

aan de betekenis van globalisering.

Deze zoektocht leverde beperkt relevante literatuur op. In de eerste plaats omdat er voornamelijk artikelen gevonden werden waarin de betekenis van globalisering voor óf

‘meaningframes’ óf voor ‘social justice’ afzonderlijk werd gebruikt. In de meeste artikelen werd

echter niet duidelijk ingegaan op de betekenis van de relatie tussen deze begrippen met betrekking tot globalisering. De zoektermen leverde bijvoorbeeld de tekst ‘Dialogical Self theory: Positioning en

Counter-positioning in a Globalizing Society’ van Hermans en Hermans-Konopka (Hermans &

Hermans-Konopka, 2012) op. Dit is een interessant boek om het begrip zingeving (zoekterm

‘meaningframe’ & globalization) in relatie tot globalisering te bespreken omdat globalisering gebruikt

wordt als model voor de veranderingen die teweeg zijn gebracht in de betekenis van ‘het zelf’ in moderne samenlevingen. De auteurs gaan echter niet op wat globalisering zou kunnen betekenen voor de samenleving.

Het boek ‘Empire’ van Hardt en Negri daarentegen geeft een interessante verklaring voor de betekenis van globalisering voor de samenleving, namelijk dat de dominantie van westerse

4 Zie ook pagina 24 waar deze relatie verder besproken zal worden onder het kopje ‘kernwaarden zingeving en humanisering’.

(13)

mogendheden op het internationale politieke toneel als alternatieve en moderne vorm van imperialisme kan worden gezien, hetgeen het ontstaan van een humane samenleving wereldwijd in de weg staat. Deze uitleg is interessant voor het bespreken van humanisering (zoekterm ‘social justice’ &

globalization) maar gaat minder in op wat deze veranderingen betekenen voor het leven van gewone

mensen en de mogelijkheden die zij hebben om een zinvol leven te leiden.

In een volgende zoekronde zocht ik naar literatuur waarin de auteurs een breed kader scheppen ten aanzien van de betekenis van het begrip globalisering. Een beschouwende bespreking van het begrip zou me immers kunnen helpen om de ideeën van studenten Humanistiek over globalisering te interpreteren. Zo kwam ik uit bij het werk van Jones (2010). Jones geeft een overzicht van het wetenschappelijk debat over globalisering aan de hand van een aantal centrale denkers en daarin ben ik hem grotendeels gevolgd.

In de eerste plaats het werk van Held et. al. (Held et. al. 1999). Zij hebben globalisering gedefinieerd als ‘internationalisering’ en dit is een gangbare definitie van globalisering geworden (Jones, 2010: 9). Jones geeft het werk van Bauman en Giddens een belangrijkere positie als de ontwikkelaars van de ‘oer’ conceptualisering van globalisering (Jones, 2010: 102). Giddens’ beschrijvingen van kernervaringen van de moderniteit en Bauman’s ideeën over het belang van fluïditeit daarbinnen geven volgens Jones namelijk meer inhoud aan het begrip dan het idee dat globalisering alleen gekenmerkt wordt door internationalisering. Jones laat zien dat belangrijke denkers op het gebied van globalisering teruggrijpen naar ideeën van Bauman en Giddens. Appadurai en Sassen zijn voorbeelden van denkers die schatplichtig zijn aan Bauman en Giddens en hebben belangrijk werk gedaan op het gebied van onderzoek naar globalisering. Appadurai in het bijzonder omdat hij de invloed van globalisering op de cultuur onderzoekt terwijl dat vaak een onderbelicht onderwerp is in het debat (Jones, 2010: 209). Ook voor Humanistiek is het werk van Appadurai heel relevant omdat hij ingaat op de relatie tussen social justice en meaningframes en deze relatie in het perspectief van globalisering plaatst. Om deze reden besloot ik het werk van Appadurai een centrale plaats toe te kennen in een theoretische verkenning waarin ik de kernwaarden van de Humanistiek, namelijk zingeving en humanisering, in perspectief plaats.

(14)

1.4

Empirisch onderzoek naar de meningen en ervaringen van

studenten Humanistiek

Na het afronden van de eerste verkennende empirische en theoretische onderzoeken zal ik me specifiek richten op de meningen en ervaringen van studenten die op dit moment de masteropleiding Humanistiek volgen. Het doel is om inzicht te krijgen in de betekenissen die studenten zelf hechten aan het begrip globalisering en hoe zij deze betekenissen koppelen aan de veranderingen die zij ervaren op de arbeidsmarkt. Mijn aanpak in dit deel van het onderzoek is gebaseerd op ‘grounded theory’. Volgens Charmaz staat bij deze methode ‘emergentie’ centraal; onderzoekers moeten voortdurend open blijven staan voor nieuwe perspectieven (Charmaz, 2010:162). Dit past bij mijn type onderzoek aangezien de verkenningen waarop ik dit empirisch onderzoek baseer, namelijk de document-analyse en de theoretische verkenningen, exploratief van aard zijn. Ik ben dus open het veld ingegaan en ben pas achteraf verbindingen tussen theorie en empirie gaan zoeken. Deze verbindingen zijn niet zozeer verklarend maar eerder beschrijvend van aard en hebben tot doel nieuwe vragen op te roepen.

Het empirisch onderzoek onder huidige studenten start bij wat zij vinden van de kernwaarden en de daarmee samenhangende missie van de UvH. De studie Humanistiek richt zich op het ‘bevorderen van een zinvol leven in een humane samenleving’. Deze kernwaarden en criteria zijn leidend voor afgestudeerden en studenten Humanistiek: zij geven namelijk richting aan de vraag wat ze kunnen met hun opleiding. Maar wat betekenen deze waarden en criteria in de nieuwe, veranderende arbeidscontext waarin zij komen te werken? Hoe manifesteren processen van globalisering in deze context? Reflecties op dergelijke vragen zouden kunnen aanzetten tot het uitbreiden en/of opnieuw definiëren van het beroepsprofiel van de opleiding Humanistiek, waarin meer rekening gehouden wordt met de invloed van globalisering in de samenleving en de moeilijkheden en mogelijkheden die dat opent om nieuwe humanistieke werkvelden te ontwikkelen.

1.5

Onderzoeksdoel en – vragen

Met de kennis die mijn empirische verkenning naar de UvH en globalisering en mijn theoretische verkenning van Humanistiek en globalisering opleverde, creëerde ik de basis voor de volgende onderzoeksdoelen en mijn hoofd- en deel-onderzoeksvragen:

Onderzoeksdoel: Bijdragen aan een discussie over nieuwe beroepsprofielen voor humanistici die

rekening houden met de invloed van globalisering op de kernwaarden van Humanistiek en de professionele mogelijkheden van UvH alumni in een veranderende, globaliserende wereld.

Specifiek kennisdoel van dit onderzoek: Meer inzicht verschaffen in de mening van studenten

Humanistiek t.a.v. veranderingen die globalisering teweeg brengt in de samenleving en daarmee van invloed kunnen zijn op de professionele kernwaarden en – vaardigheden die humanistici zouden moeten leren om nieuwe mogelijkheden op de arbeidsmarkt te creëren.

(15)

Hoofdonderzoeksvraag: Hoe zien aankomende humanistici de betekenis van globalisering voor de

opleiding Humanistiek en hun toekomstige werkvelden en zou het ideaal kosmopolitisme hier een rol kunnen vervullen?

Deelonderzoeksvragen:

1. Hoe zien aankomende humanistici hun toekomstige beroepsmogelijkheden in een veranderende, globaliserende context?

2. Hoe vinden aankomende humanistici dat de opleiding Humanistiek zou moeten reageren op deze veranderingen t.a.v. de professionele mogelijkheden van afgestudeerden?

1.6

Methodologische oriëntatie: focusgroep-gesprekken en ‘concept

mapping’

Voor het empirisch onderzoek onder studenten Humanistiek koos ik voor focusgroep-gesprekken. Dit is een dataverzamelingsmethode waarbij een kleine groep (vier tot vijftien deelnemers) geselecteerde respondenten onder begeleiding van een moderator over bepaalde onderwerpen discussieert. De respondenten hebben zich vrijwillig opgegeven om mee te doen aan het onderzoek. Daarmee zijn deze respondenten vooringenomen; ze geven immers blijk van een bovengemiddelde interesse in globaliseringsvraagstukken. Deze bias hoeft geen probleem te zijn; we hebben immers gezien dat er in het onderwijs op de UvH sowieso aandacht is voor internationalisering en ook voor globaliseringsvraagstukken. Dat hier studenten aan het woord zijn geweest die hier wellicht bovengemiddeld geïnteresseerd in zijn betekent dat deze vragen door de groep zijn beantwoord die waarschijnlijk een blijvende interesse in deze onderwerpen heeft, ook na afloop van hun studie in het werkveld.

Ik koos voor focusgroepen omdat het een goede aanvulling is op de resultaten van de enquête die ik in 2014 hield in het kader van mijn stage. Door middel van focusgroepen komen namelijk verschillende en uiteenlopende ideeën en beelden over bepaalde onderwerpen naar voren, terwijl in enquêtes de collectieve, eenduidige ‘mening’ over het onderwerp naar voren komt (Bernard, 2006). Zo kan de data uit focusgroepen de data uit andere methodes verrijken (de Vos et al., 2002: 204).

De uitwisseling van ideeën en meningen in focusgroepen levert gedetailleerde informatie op over de verschillende opinies die er in groepen bestaan. Daarnaast biedt de focusgroep als onderzoeksmethode nog twee voordelen. Ten eerste ontstaat er inzicht hoe respondenten elkaar beïnvloeden. Daarmee krijgen we niet alleen inzicht in hun meningen, maar ook in de factoren die bepalen hoe een bepaald antwoord tot stand komt (de Vos et al., 2002:203). Ten tweede is er een voordeel voor respondenten omdat dat zij zich, ter plekke, in gesprek met anderen, een beeld kunnen vormen over het onderwerp (de Vos et al., 2002: 204). Bij ingewikkelde concepten zoals globalisering kunnen respondenten die niet direct een antwoord klaar hebben zo de gedachtegang van anderen volgen en tijdens de focusgroep een eigen mening vormen.

(16)

Focusgroepen hebben tot doel dat zoveel mogelijk diversiteit aan ideeën wordt gegenereerd. Er zijn daarom twee eisen; de deelnemers moeten voldoende ‘common ground’ hebben, maar de groep moet ook voldoende gemêleerd zijn (de Vos et al., 2002: 203). Door masterstudenten uit verschillende jaren te benaderen is gezorgd voor voldoende verschil, maar ook hebben zij redelijk veel gemeenschappelijk, aangezien ze allemaal voor de opgave staan om binnenkort zelf het werkveld te gaan verkennen. Bovendien is van masterstudenten te verwachten dat zij uit de voeten kunnen met het abstractieniveau van een thema als globalisering. Voor de benadering van studenten was toestemming nodig van de onderwijsdirecteur. Deze toestemming is verleend (zie bijlage 3). Er hebben 13 masterstudenten meegedaan in 2 groepen van respectievelijk zes en zeven studenten. Er hebben 3 eerstejaars, 3 tweedejaars en 7 derdejaars meegedaan aan de focusgroep gesprekken. Zij zijn via email en de Humanistic Studies groep op Facebook benaderd (zie bijlage 3).

De focusgroepen besloegen 2 deelsessies. De eerste deelsessie moest de associaties van studenten over globalisering in kaart brengen. De tweede deelsessie moest inzichtelijk maken hoe studenten de eindtermen interpreteren aan de hand van deze associaties over globalisering. Door eerst de betekenissen van het begrip globalisering in kaart te brengen konden studenten de vraag naar de betekenis van globalisering voor het beroepsprofiel van de humanisticus makkelijker beantwoorden omdat duidelijker wordt wat globalisering zoal kan betekenen.

Het eerste deel was erop gericht om gedachten, associaties, ideeën over globalisering los te maken. Ik gebruikte hiervoor een speciale gesprekstechniek genaamd ‘concept mapping’ (Morgan, Fellows & Guevara, 2010). Bij concept mapping introduceert de moderator van de focusgroep een thema. In dit geval was het thema ‘globalisering’. Daarna schrijven de respondenten hun associaties over dit thema op kleine briefjes of kaartjes en plakken hun kaartjes rondom het centrale thema. In dit geval plakten studenten post-its waar ze hun associaties op hadden geschreven op een groot vel met daarop in het midden het woord globalisering. Daarna worden de belangrijkste onderwerpen geselecteerd, waardoor er een kaart of diagram ontstaat.

Volgens Morgan, Fellows & Guevara heeft concept mapping, in vergelijking met klassieke focusgroepen, als voordeel dat er meer interactie ontstaat. Respondenten moeten immers gezamenlijk tot een afweging komen over de belangrijkste betekenissen van het centrale thema (Morgen, Fellows & Guevara, 2010: 192). Daarnaast heeft deze techniek als voordeel dat respondenten op een ongedwongen manier met elkaar spreken waardoor de onderzoeker data verzamelt die dicht bij de leefwereld van de respondent liggen. Ten slotte zijn de ‘maps’ een extra databron; ze geven weer welke onderwerpen met bepaalde thema’s geassocieerd worden (Morgen, Fellows & Guevara, 2010: 199).5

(17)

In de tweede fase van de focusgroep bouw je voort op de associaties die ontstaan zijn in het eerste deel van het gesprek. In het tweede deel werd studenten gevraagd om in gesprek te gaan over hoe zij de doelen en eindtermen van de opleiding Humanistiek (zoals beschreven in Onderwijs en Examenreglement 2015-2016) interpreteren in het licht van hun associaties over globalisering die eerder opgeroepen werden aan de hand van de concept mapping gesprekstechniek. Er zijn drie vragen gesteld: (1) Welke betekenis hechten jullie aan deze eindtermen/doelen in het licht van globalisering? (2) Zijn de eindtermen/doelen van de opleiding inderdaad voldoende voor het functioneren van humanistici in een samenleving waarin globalisering een grote rol speelt? Ten slotte is gevraagd om (3) de generatie humanistici waar ze zelf toebehoren te vergelijken met hun voorgangers, namelijk humanistici die al langer in het veld actief zijn. Het idee achter deze laatste vraag is dat er wellicht verschillen zijn in hoe verschillende generaties zich verhouden tot de effecten van globalisering.

1.7

Kwalitatieve data analyse

De kwalitatieve, ruwe datasets die in mijn onderzoek een rol spelen zijn (a) de documenten (gebruikt in de eerste empirische verkenning) en (b) de transcripten van de focusgroep gesprekken. Beide bronnen leveren kwalitatieve data op en zijn met behulp van het computerprogramma ‘Atlas.ti.’ geanalyseerd. De focusgroep gesprekken zijn opgenomen (met microfoon en een computer) en getranscribeerd. In het transcript hebben de respondenten elk een nummer gekregen om de anonimiteit van de respondenten te waarborgen. De nummers corresponderen met het aantal respondenten; 1 t/ 13. In de tekst zijn zoveel mogelijk citaten uit de verschillende groepen weergegeven zodat het draagvlak van de verschillende conclusies voor de lezer inzichtelijk wordt.

Ik heb bij het opstellen van de codes dezelfde methode gevolgd als bij het verzamelen van de data, namelijk de ‘grounded theory’ methode. Bij het volgen van deze methode is het de bedoeling om zoveel mogelijk open te staan voor betekenissen die door de respondenten zelf naar voren is gebracht (Charmaz, 2010). De data is daarom niet gecodeerd aan de hand van codes voortkomend uit de theoretische verkenning.

De documenten die zijn gebruikt in de empirische verkenning zijn met behulp van deductieve codes, afgeleid van de hoofdvraag, gecodeerd. Hiervoor zijn de codes: ‘eindtermen’, ‘werkvelden’, ‘opleiding’ en ‘UvH organisatie’ toegepast. De analyse had tot doel om erachter te komen hoe in de documenten over de onderwerpen eindtermen, werkvelden, opleiding en UvH organisatie wordt gesproken. Daarnaast is er speciale aandacht geweest voor zinsneden waarin het woord ‘globalisering’ voorkwam. Zo werd het mogelijk om inzicht te krijgen in het beleid van de UvH, de huidige studenten en de alumni over deze onderwerpen. De documenten zijn niet verder gecodeerd omdat hiermee voldoende indruk werd verkregen over het UvH beleid en de associaties van huidige studenten en de alumni bij het begrip globalisering met betrekking tot deze onderwerpen. De resultaten van de analyse worden besproken in hoofdstuk twee.

(18)

De data voortgekomen uit de transcripten is in drie ronden gecodeerd; open, axiaal en selectief (Evers, 2007). In de eerste ronde zijn de transcripten gecodeerd met dezelfde deductieve codes als die gebruikt zijn gebruikt om documenten van de empirische verkenning te coderen. De eerste analyseronde gaf zodoende inzicht in de mening van de respondenten over de eindtermen, het werkveld, de opleiding Humanistiek en de organisatie van de UvH in het algemeen.Verder is er een eerste stap gezet om inductieve codes te ontwikkelen, de zogenaamde open codes. Hierdoor kreeg ik een eerste indruk van de associaties van de studenten bij het begrip globalisering en het verloop van het gesprek tijdens de focusgroepen.

In de tweede ronde, axiaal coderen, kijkt een onderzoeker voor een tweede keer naar de data om verbanden te kunnen leggen tussen de open codes. In deze ronde werden een aantal open codes bij elkaar gebracht in categorieën. De categorieën die ontstonden, hebben aan de ene kant betrekking op de inhoud van het gesprek en aan de andere kant op hoe het proces verliep. In de derde conderingsronde, selectief coderen, werden de inhoudelijke begrippen uit de conceptmappen vergeleken met de procesmatig codes. Op deze manier konden de belangrijkste categorieën geselecteerd worden. Het bleek dat de procesmatige codes het meeste inzicht gaven in de onderwerpen waarover discussie was onder studenten en waarover zij consensus vonden.

Na afloop van het coderingsproces vroeg ik lijsten met quotes op om de resultaten te bestuderen. Er is een uitdraai gemaakt van alle selectieve codes om de meningsverschillen te bestuderen. Het bleek dat het nodig was om de discussies in meer detail te bestuderen om overzicht te krijgen van de argumenten die door de respondenten gebruikt werden. Er is daarom ook een uitdraai gevraagd van alle quotes die de open code ‘standpunt 1’ en ‘standpunt 2’ hadden gekregen. Deze citaten geven namelijk weer welke argumenten en tegenargumenten zijn gebruikt. Ten slotte is een opvraag gedaan van alle quotes die de open code ‘zelfanalyse’ hadden gekregen om te kunnen bepalen hoe respondenten het focusgroepgesprek zelf analyseerden en/of beoordeelden.

De citaten uit de focusgroepen zijn opgenomen in hoofdstuk vier en maken duidelijk over welke onderwerpen studenten tot overeenstemming kwamen, waarover discussie ontstond en waarover onzekerheid bleef bestaan.

(19)

Overzicht van de coderingen in drie rondes:

1e coderingsronde: deductieve codes

 Eindtermen: als in een document/een respondent de eindtermen vermeld staan/bespreekt.  Werkvelden: als in een document/een respondent het werkveld in zijn algemeenheid of

specifieke beroepen van humanistici vermeld staan/bespreekt

 Opleiding: als in een document/een respondent iets over de opleiding Humanistiek vermeldt staan/bespreekt

 UvH: als in een document/een respondent de UvH als organisatie of humanistici in het algemeen vermeldt staan/bespreekt

1e coderingsronde: inductieve, open codes

 De begrippen uit de conceptmappen, zie paragraaf 4.2 voor het overzicht  Focusgroep: bij uitspraken over het verloop of waardering van de focusgroep

 Zelfanalyse: bij uitspraken waarin respondenten de eigen werkwijze of die van de groep analyseerden of waardeerden

 Eigen ervaring: als respondenten een anekdote of eigen ervaring naar voren brachten  Standpunt 1: als een respondent een duidelijk standpunt innam

 Standpunt 2: als een respondent een duidelijk argument tegen standpunt 1 innam  Onduidelijk standpunt: als respondenten geen duidelijk standpunt innamen  Vraag: vragen over de opdracht of over een uitspraak van een mederespondent.

 Aanvulling: als een respondent geen nieuw standpunt innamen maar een aanvulling gaven op standpunt 1 of standpunt 2 dat kort daarvoor aan de orde kwam

2e coderingsronde: axiale codes

Een aantal open codes is in een tweede analyseronde samengevoegd tot de volgende categorieën (in Atlas.ti ook wel ‘families’ genoemd).

 Meningsverschil: standpunt 1 & standpunt 2 (in dit onderzoek zijn er geen discussies geweest die terug te voeren zijn op meer dan 2 standpunten.)

 Pluralisme: diversiteit, multiculturalisme, interculturaliteit, pluralisme, migratiestromen  Internationalisering: internationalisering, samenwerking, technologie, communicatie, internet,

productieprocessen, toename welvaart, 1 taal, digitalisering, grotere bereikbaarheid, mondialisering, toename welvaart, machtsverhoudingen, mondialisering, actuele context (vluchtelingen)

 Betekenis internationalisering: nationalisme, traditie, ecologische crisis, monsterbedrijven, ongelijkheid, te grote problemen/te grote schaal, krimp: kleinere wereld, groei grotere wereld,

(20)

teruggang naar het lokale

 Kosmopolitisme: kosmopolitisme, verantwoordelijkheid, wereldburgerschap, wereldwijd betrokken

 Consensus: standpunt 1 & aanvulling  Discussie: meningsverschil & aanvullingen  Onzekerheid: onduidelijk standpunt & vraag

3e coderingsronde: selectieve codes

 Discussie & pluralisme

 Discussie & internationalisering

 Discussie & betekenis internationalisering  Discussie & kosmopolitisme

 Onzekerheid & pluralisme

 Onzekerheid & internationalisering

 Onzekerheid & betekenis internationalisering  Onzekerheid & kosmopolitisme

1.8

Opzet van de scriptie

Hoofdstuk een introduceert het onderzoek en bespreekt de onderzoeksmethoden. Hier wordt uitgelegd hoe de eerste empirische en theoretische verkenningen tot stand zijn gekomen en op welke manier ze bijdragen aan het opzetten en uitvoeren van het empirisch onderzoek onder studenten Humanistiek en bij het beantwoorden van de hoofdvraag.

In het tweede hoofdstuk ga ik in op de missie en de kernwaarden van de Universiteit voor Humanistiek (UvH) alsmede de alumni-enquêtes vanaf 2011 om een beeld te schetsen van de opleiding en de verandering waar studenten op dit moment mee te maken hebben.

Hoofdstuk drie is een theoretische verkenning van de academische discussie over het begrip globalisering. In dit hoofdstuk kom ik expliciet terug op de relatie tussen globalisering en kosmopolitisme zoals dat in de inleiding besproken is.

Hoofdstuk vier gaat in op de onderzoeksvraag van deze studie en bespreekt het empirisch onderzoek naar hoe studenten betekenis geven aan het begrip globalisering en welke mogelijkheden en uitdagingen zij zien voor de toekomst in het licht van het eigen beeld dat ze van globalisering hebben. In het vijfde hoofdstuk worden de hoofd – en deelonderzoeksvragen besproken door de eerste empirische en theoretische verkenningen (zie hoofdstuk 2 en 3) en de resultaten van het empirisch onderzoek (hoofdstuk 4) op elkaar te betrekken.

(21)

2. De Universiteit voor Humanistiek in transitie

De Universiteit voor Humanistiek (UvH) is een bijzondere universiteit in het Nederlandse universitaire landschap. Dit is te danken aan haar levensbeschouwelijke achtergrond. De UvH laat zich inspireren door het humanisme. De UvH leidt studenten van oudsher op om als humanistisch geestelijk verzorger (HGV’er) in gevangenissen, ziekenhuizen en defensie cliënten te begeleiden bij het omgaan met hun persoonlijke levensvragen. Deze werkzaamheden vormen het ‘klassieke werkveld’ van afgestudeerden van de UvH, ook wel humanistici genoemd. Het onderwijs aan de UvH is lange tijd gevormd doordat studenten werden voorbereid op het werk als geestelijk verzorger. Daarnaast kunnen humanistici ook werkzaam zijn op middelbare of hogere scholen als docent levensbeschouwing of lesgeven op het terrein van ethiek, filosofie en maatschappijleer). Een klein aantal afgestudeerden vindt werk in het bedrijfsleven als adviseur.

Uit verschillende alumni-enquêtes blijkt dat afgestudeerden van de Universiteit voor Humanistiek zich zorgen maken over hun arbeidsmarktpositie. In de alumni-enquête uit 2011 tonen werkzoekende afgestudeerden zich somber: ‘opvallend is dat werkzoekenden hun kansen op de

arbeidsmarkt klein tot zeer klein in’ (2012: 10). Verder komt, in drie van de vijf opeenvolgende

rapporten, naar voren dat volgens alumni ‘het klassieke werkveld onder vuur ligt’ zij bedoelen hiermee dat het aantal arbeidsplaatsen in deze werkvelden terugloopt (2012: 7, 2013: 9, 2014: 12). Het Humanistisch Verbond, de zendende instantie voor humanistisch geestelijk verzorgers, organiseerde in maart 2014 een conferentie over deze vraag hoe de toekomst van humanistisch geestelijk verzorgers eruit ziet. Hier werd ook geconcludeerd dat het aantal vaste formatieplaatsen krimpt6.

Zijn de zorgen van alumni terecht? In het rapport uit 2014 zijn er aanwijzingen dat de zorgen inderdaad terecht zijn. Zo geven ‘meerdere alumni’ aan niet op WO-niveau te werken7 en 82% vindt na anderhalf jaar een baan op niveau tegenover 90% van het landelijk gemiddelde (2014: 11).Verder doen alumni vaak werk waarbij de werkgever niet vroeg naar Humanistiek als achtergrond. Humanistici doen dus vaak werk dat niet humanistiek-gerelateerd is maar ook met een opleiding in de filosofie of ethiek gedaan kan worden.

6 Zie ook het verslag van de conferentie van dagvoorzitter Thijs Tromp.

7 De meeste rapporteurs zijn voorzichtig met cijfers omdat de gemiddelde alumni-enquête een lage respons heeft vanwege het kleine aantal afgestudeerden dat elk jaar afstudeert, dit bleek uit navraag bij een van de rapporteurs.

(22)

Of het klassieke werkveld daadwerkelijk krimpt of dat er wel werk als geestelijk begeleiders wordt gevonden is niet duidelijk. De minderheid van de ondervraagden uit cohort 2012 is tevreden over de opleiding als voorbereiding op de arbeidsmarkt (2014:11). Terwijl in het meest recente rapport (2015) valt te lezen: ‘dat nog steeds veel banen worden verworven binnen de geestelijke begeleiding.’ Maar ook; ‘dat er soms moeilijkheden zijn om een vaste, betaalde baan in dat werkveld [geestelijke begeleiding] te krijgen.’ (2015: 21).

Wel is duidelijk dat de baankansen per sector verschillen. In de zorg en bij defensie zouden humanistici nog voldoende aan de slag komen, terwijl er bij justitie een vacaturestop is afgekondigd (2015: 21). In de rapporten worden geen harde cijfers over het aantal humanistiek-gerelateerde beschikbare arbeidsplaatsen gegeven. Dat is jammer want die zouden de zorgen kunnen onderbouwen of juist ontkrachten.

Wat doen alumni met hun ervaring dat het werkveld waarvoor ze zijn opgeleid lijkt uit te dunnen? Ze raken bijvoorbeeld geïnteresseerd in het starten van een eigen bedrijf. De alumni-enquête uit 2013 concludeert dat de combinatie van het voeren van een eigen bedrijf naast of in plaats van een vaste baan ‘een veelvoorkomende optie voor humanistici is’ (2013: 8). Verder is er in 2013 een beroepsvereniging voor zelfstandig werkend humanistici opgericht, Plein H. Dit toont aan dat er tegenwoordig een groep zelfstandig werkende humanistici is die de behoefte heeft om zich te organiseren. Ook neemt een aantal alumni het de UvH kwalijk dat zij te weinig aandacht voor ondernemerschap heeft (2014: 7). Dit verwijt geeft aan dat alumni verwachten dat ondernemerschap steeds belangrijker wordt voor humanistici.

Dat studenten zich zorgen maken over hun arbeidsperspectieven blijkt ook uit het werkboek HumanistiekFabriek 2014-2015 waarin het volgende valt te lezen:

‘De banenmarkt staat in zijn algemeenheid onder druk; er zijn minder vaste werkplekken beschikbaar en studenten krijgen minder snel een baan op hun niveau. Daarnaast staat het werkveld van de humanistisch geestelijk verzorger onder druk; het werkveld en de beroepspraktijk zijn niet eenduidig en de werkgelegenheid in de traditionele werkvelden gaat achteruit.’

Omdat er geen cijfers zijn over aantallen arbeidsplaatsen, weten we niet of de zorgen die hier genoemd worden terecht zijn. We kunnen de bekommernissen wel in perspectief plaatsen. Een van de initiatiefnemers van de HumanistiekFabriek uit in een verslag over haar motivatie om de serie bijeenkomsten te starten haar twijfels over de toepasbaarheid van humanistiek op de arbeidsmarkt. Zij schetst een beeld van de UvH als een plek waarin zaken als zingeving, levensvragen, levensbeschouwing, spiritualiteit, rituelen, ethiek gemeenplaatsen zijn. Een veilige haven waar mensen echt aandacht hebben voor elkaar en naar elkaar luisteren. Zij vraagt zich af of deze kennis in de

(23)

wereld buiten de UvH wel belangrijk is. Daar zijn woorden als ‘professionaliteit’ en ‘zakelijkheid’ belangrijk terwijl het op de UvH gaat over eigen uniciteit en maatschappijkritiek.

(24)

De zorgen die in de alumni-enquêtes worden geuit en de vragen die in het verslag van de initiatiefneemster van de HumanistiekFabriek worden gesteld, laten zien dat zowel studenten als alumni worstelen met de vraag hoe zij dat wat ze op de UvH geleerd hebben in de praktijk moeten brengen. De manier waarop zij de Humanistieke kennis en vaardigheden ‘in de praktijk’ brengen is verschillend; als medewerker met een vaste baan bij een aantrekkelijke werkgever, als kleine zelfstandige die zelf opdrachten verwerft en projecten doet, als geestelijk verzorger in een van de sectoren waar men nog gewenst is, als docent voor een groep studenten of leerlingen etc. Bovendien blijkt dat alumni creatief zijn om zelfstandig nieuwe manieren te ontdekken bijvoorbeeld door met andere zelfstandigen samen te werken. De kloof lijkt vooral te worden ervaren in het vertalen van wat op de UvH gebruikelijk is; de taal waarmee dingen worden uitgelegd en de houding die men naar elkaar heeft, naar een wereld buiten de UvH.

2.2 Zorgen van studenten in breder perspectief

Zoals aangegeven in de introductie is door mij in 2014 een enquête gehouden onder masterstudenten Humanistiek over het belang van globalisering voor de opleiding en de arbeidsmarkt onder de titel: ‘studenten Humanistiek over Globalisering, Culturele Diversiteit en Internationalisering’. De resultaten geven een breder perspectief op de kloof die studenten ervaren tussen de UvH en ‘de buitenwereld’8. De ‘buitenwereld’ kunnen we namelijk opvatten als het werkveld waarin globalisering een belangrijke rol speelt.

De eerste vraag in de enquête was of studenten globalisering een belangrijk onderwerp vonden. Een ruime meerderheid (35) gaf aan het een belangrijk tot heel belangrijk onderwerp te vinden maar de studenten zijn verdeeld over de vraag of globalisering voldoende in de opleiding terugkomt. De helft van de respondenten (23) vindt dat de opleiding hier onvoldoende aandacht aan besteedt maar de andere grote groep respondenten (12) vindt dat de opleiding daar wel voldoende aan toekomt.

De belangrijkste thema’s voor studenten waren: bedrijven die internationaal opereren (21x), milieuvervuiling en opwarming van de aarde (19x) en de toenemende kloof tussen arm en rijk in de wereld (16x). Dit zou een eerste aanknopingspunt kunnen zijn om de kloof die studenten ervaren te begrijpen. Het zou immers zo kunnen zijn dat deze onderwerpen op de UvH weliswaar van belang zijn, maar dat studenten deze onderwerpen daarbuiten niet zo vaak tegenkomen.

Of de kloof die studenten ervaren voortkomt uit een verschil in de aandacht die het onderwerp op de UvH krijgt en het belang van globalisering in het werkveld is middels de enquête niet duidelijk geworden. Studenten zijn namelijk verdeeld over de vraag of globalisering belangrijk zal zijn in hun werk. Er is immers maar een klein verschil gevonden tussen het aantal studenten dat verwacht dat ze wel met globalisering te maken (19) en studenten die verwachten van niet (16).

(25)

Er is ook gevraagd naar de verwachtingen van studenten over diversiteitsvraagstukken. De vraag was of studenten denken dat ze hiermee in hun werkveld te maken krijgen. En of ze zich hierop zouden willen voorbereiden? Met het oog op de eindtermen van Humanistiek zou je verwachten dat studenten in ieder geval geïnteresseerd zijn in dit type vraagstukken aangezien diversiteit als belangrijk thema expliciet is opgenomen9.

Studenten zijn inderdaad geïnteresseerd in diversiteitsvraagstukken. De stelling: ik vind het

belangrijk om me te leren verplaatsen in mensen uit een andere cultuur werd door bijna de helft van

de studenten (20) onderschreven. Studenten gaven aan ook dat ze zich op problemen in cultureel diverse werkvelden willen voorbereiden; bijna alle respondenten (40) verwachten zelfs dat ze vaak of soms met diversiteitsvraagstukken te maken gaan krijgen. De specifieke houding die studenten zeggen te willen leren ontwikkelen is interessant; we kunnen deze houding namelijk herkennen in de eindtermen. De Humanistieke waarde die gerelateerd worden aan diversiteit is bijvoorbeeld kosmopolitisme. Deze waarde past bij een houding waarin het je kunnen verplaatsen in mensen met een andere culturele achtergrond belangrijk is.

Een meerderheid van de studenten (23) vindt het belangrijk om tijdelijk in het buitenland te studeren en een kwart van hen vindt dat er op de UvH te weinig mogelijkheden zijn om buitenland ervaring op te doen in de vorm van een stage of studeren in het buitenland. Studenten zijn in tegenstelling tot het belang dat zij aan globalisering hechten met betrekking tot hun werkveld wel opvallend eensgezind over hun wens om in het kader van hun studie een tijd in het buitenland te verblijven.

Concluderend kunnen we stellen dat globalisering voor studenten een belangrijk onderwerp is maar dat zij worstelen met de vraag wat hen in de buitenwereld te wachten staat. Globalisering is wel een belangrijk onderwerp, maar of dat nu direct in hun werkveld van betekenis is dat weten veel studenten eigenlijk niet. De enquête heeft niet duidelijk kunnen maken of studenten de kloof die zij ervaren tussen het werkveld en de UvH relateren aan een gebrek aan aandacht voor globalisering- of diversiteitsvraagstukken in hun opleiding. Studenten zijn namelijk verdeeld over de vraag hoe belangrijk globalisering in het werkveld is. Wel zijn de meeste studenten ervan overtuigd dat diversiteitsvraagstukken in hun werkveld een belangrijk onderwerp zullen zijn. Studenten zijn vooral geïnteresseerd in het ontwikkelen van een houding die we, met het oog op de eindtermen, kunnen identificeren als een Humanistieke houding. Het lijkt erop dat zij er met betrekking tot globaliseringsvraagstukken, vooral in geïnteresseerd zijn om een specifiek Humanistieke attitude uit te dragen. Een interessante vraag voor vervolgonderzoek zou kunnen zijn waar studenten hun behoefte om een specifieke houding te ontwikkelen op baseren, als zij met betrekking tot diversiteit geen directe problemen op hun toekomstige werkvloer verwachten. Wat wel duidelijk is geworden is dat zij het in ieder geval belangrijk vinden om tijdens hun studie een tijdje over de grens te vertoeven.

(26)

2.3 De Universiteit voor Humanistiek vroeger en nu

De Universiteit voor Humanistiek (UvH) is een kleine universiteit in het hartje van Utrecht opgericht op basis van de inspanningen van de geestelijk vader van het Humanistisch Verbond (HV) Jaap van Praag. Op 25jaaruvh.nl is een korte geschiedenis van het instituut te lezen. Ik geef op basis van deze website een korte impressie van de achtergronden van de oprichting van de UvH.

Van Praag streefde er vanaf de jaren vijftig, de naoorlogse jaren, naar om het humanisme erkend te krijgen als brede beweging die mensen zonder kerkelijke overtuiging kon inspireren en hun belangen kon behartigen. Dit noemde hij ‘de grote strijd’. Zijn motivatie was sterk beïnvloed door zijn ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. Hij was ervan overtuigd dat het hallucinante meelopersgedrag dat in de oorlog zoveel ellende had veroorzaakt voortkwam uit het groeiende nihilisme uit de vooroorlogse jaren. Totalitaire massabewegingen konden alleen worden tegengegaan als mensen geestelijk weerbaarheid zouden ontwikkelen. Daarnaast wilde hij organisaties met een humanistische oriëntatie vestigen om mensen te helpen hun geestelijke weerbaarheid te versterken. Dit noemde hij ‘de kleine strijd’.

Een van zijn eerste wapenfeiten van de kleine strijd was de vestiging van het Humanistisch Verbond en de raadsliedencursus waarmee mensen opgeleid werden tot geestelijk verzorgers in het leger. In de jaren zestig ontstond op basis van deze cursus het Humanistisch Opleidingsinstituut (HOI) wat in 1989 de UvH werd. Dit hielp ook bij de grote strijd aangezien het neerzetten van het humanisme als een bewust beleefde levensbeschouwing mensen zou helpen om zich autonoom te oriënteren op het leven zodat ze niet meer in de ban zouden raken van totalitaire massabewegingen.

Van Praag is altijd gefascineerd door de geestelijke weerbaarheid van de mens. Hij heeft volgens de website van de UvH ook altijd geijverd voor een ‘systematische ambtshalve bemoeienis met de mens’ (…). Deze inzet heeft geresulteerd in de ‘dienst geestelijke verzorging’ die hij voor militairen en gedetineerden oprichtte. De geestelijk verzorger verschilde van een psycholoog of maatschappelijk werker omdat hij of zij gesprekken voerde op het niveau van existentiële vraagstukken. Het humanisme kon daarbij een inspiratiebron zijn en voor zover er een boodschap was, dan toch alleen dat er overal en ten alle tijd de mogelijkheid tot een menswaardig leven bestaat. De inzet van Van Praag om mensen op te leiden tot geestelijk verzorgers die anderen op professionele basis kunnen begeleiden bij levensvragen wordt tot op de dag van vandaag voortgezet door de UvH.

(27)

Van Praag’s inspanningen om op basis van het humanisme als belangrijke levensbeschouwelijke stroming met een eigen dienst geestelijke verzorging op te richten passen naadloos in het patroon van de verzuiling; het levensbeschouwelijk patroon dat vanaf de jaren vijftig in Nederland gebruikelijk was (Derkx, 1997). De verzuiling is een tamelijk unieke manier waarop in de Nederlandse samenleving in de naoorlogse jaren met levensbeschouwing werd omgegaan. Grote levensbeschouwelijke en politieke stromingen; katholicisme, protestantisme, socialisme en liberalisme, hadden in die jaren een eigen ‘zuil’. Het maatschappelijke leven van mensen speelde zich grotendeels binnen de eigen zuil af; zo las men eigen kranten, keek eigen televisieprogramma’s, ging naar specifieke winkels en natuurlijk naar een eigen kerk of vereniging.

Inmiddels spelen de zuilen geen grote rol van betekenis meer in het leven van de meeste Nederlanders, maar de achtergrond van de UvH toont de sterke verbondenheid van het instituut met deze geschiedenis. De UvH is begonnen als startpunt van een eigen humanistische zuil in Nederland maar tegenwoordig heeft het instituut ook een bredere oriëntatie. Zo is de opleiding op meer disciplines dan geestelijke verzorging gericht. Dat zien we bijvoorbeeld aan het type wetenschap dat op de UvH wordt bedreven. Humanistiek als wetenschap is: ‘multidisciplinaire menswetenschap op

het gebied van levensbeschouwing, zingeving en de inrichting van een humane samenleving.’ De

multidisciplinariteit wordt gevormd door het combineren van verschillende menswetenschappen:

‘filosofie, psychologie, pedagogiek, sociologie, religie- en cultuurwetenschappen, sociaalpolitieke wetenschappen en onderzoeksleer.10 Daarnaast richt de UvH zich tegenwoordig op

‘internationalisering’ zo blijkt uit het jaarverslag 2013 (pagina 9). Dit is ook een strategische doelstelling voor de komende jaren11 (2014-2017). De bedoeling is dat de UvH de komende jaren met meer internationale maatschappelijke partners gaat samenwerken en dat zij meer internationaal erkend onderzoek doet.

Toch blijft in de bachelor – en de masteropleiding Humanistiek de opleiding tot geestelijk verzorger van belang. Zo is de verbinding tussen theorie en praktijk heel belangrijk: ‘theoretisch doel

is het verkrijgen van meer inzicht in de mogelijkheden voor zingeving en humanisering. Praktisch doel is mensen te begeleiden en stimuleren met vraagstukken op het gebied van zingeving en humanisering.’12 Deze combinatie is vanuit haar achtergrond als opleidingsinstituut voor geestelijk

verzorgers goed te begrijpen. Humanistici moeten immers in staat zijn mensen persoonlijk te begeleiden en daarvoor hebben ze een aantal vaardigheden nodig zoals gesprekstechnieken en coachingsvaardigheden. Voor een combinatie van een geestelijke en sociaalwetenschappelijke studie zijn deze vaardigheden niet zondermeer evident, maar voor geestelijk verzorgers wel.

10 Zie: uvh.nl/over-de-uvh/over-onze-universiteit/missie-en-strategie

11 Strategisch plan 2014-2017

(28)

Het lijkt erop dat er een transitie gaande is op de UvH. Dat blijkt uit de volgende drie veranderingen. De eerste verandering ligt de oorsprong in de inspanningen om een eigen humanistische zuil op te richten. Inmiddels is de UvH echter een universiteit met een brede oriëntatie op verschillende wetenschappelijke disciplines die zich laat inspireren door het humanisme, maar daar niet mee samenvalt. Ten tweede wil zij zowel een brede wetenschappelijke opleiding bieden op sociaal- en geesteswetenschappelijke gebied en tegelijkertijd studenten een specifiek vak leren, namelijk op het terrein van humanistisch geestelijk werk. Ten derde heeft het instituut een sterke verbondenheid met de traditie van het humanisme in Nederland maar zij wil ook internationaal actief worden, zo blijkt uit het strategisch plan.

De drie veranderingen die hierboven geschetst worden bieden een perspectief op de kloof die studenten ervaren tussen wat er op de UvH gaande is en wat er in de arbeidsmarkt speelt (besproken in paragraaf 2.2) en de zorgen die daaruit voortkomen. Ten eerste leren studenten vaardigheden die van pas komen als geestelijk verzorger, maar hen wordt ook een breder arbeidsmarktperspectief geboden dat bij brede sociaal/geestelijk wetenschappelijke opleidingen gebruikelijk is. Ten tweede worden studenten gestimuleerd om zich internationaal te oriënteren en tegelijkertijd zijn de waarden die de UvH uitdraagt sterk met de Nederlandse humanistische wortels van de UvH verbonden.

Het lijkt erop dat de transitie waar de UvH doorheen lijkt te gaan voor veel studenten verwarrend is. Het lijkt erop dat zij het moeilijk vinden om hun studie voor het beroep van geestelijke verzorger te verbinden met de bredere wetenschappelijke opleiding die zij krijgen en de waarden die zij meekrijgen te vertalen naar een internationale context. De UvH zou meer moeten en kunnen doen om deze punten te verhelderen zodat studenten meer open staan voor het werken in een breder internationaal veld en in andere praktijken dan de geestelijke verzorging.

(29)

2.4 Kernwaarden zingeving & humanisering

Er zijn een flink aantal veranderingen gaande op de UvH. Toch is de missie van de UvH steeds hetzelfde gebleven, getuige de website. Hierop staat beschreven: ‘bijdragen (…) aan een humane en

duurzame samenleving waarin alle mensen een zinvol leven kunnen leiden.’ De levensbeschouwelijk

achtergrond komt terug als opdracht tot een principiële inzet voor het bevorderen van een humane samenleving waarin mensen een zinvol leven kunnen lijden. Twee kernwaarden staan centraal: zingeving en humanisering. Deze kernwaarden vormen ook het hart van het werk van een humanisticus. Studenten kunnen deze kernwaarden gebruiken om zich op het werkveld te oriënteren. Alma beschrijft negen ervaringsaspecten die betrekking hebben op zingeving (Alma, 2009: 17-19):

 Doelgerichtheid: gevoel van innerlijke noodzaak

 Samenhang: ervaringen op elkaar kunnen betrekken zodat ze een begrijpelijk geheel vormen  Waardevolheid: eigenwaarde of zelfwaardering en het leven waardevol achten

 Verbondenheid: de coherentie van elke dag en vertrouwen in keuzes en relaties  Transcendentie: gevoel van overstijging en het nieuwe of onbekende ervaringen  Erkenning: bevrediging van behoeften

 Motiverende werking: het resultaat van de voorgaande ervaringen; het gevoel dat je gemotiveerd bent

 Welbevinden: consequentie van de voorgaande ervaringen die een gevoel van welbevinden oproepen

Hoe meer van deze aspecten aanwezig zijn in het leven van mensen, hoe meer het leven als zingevend ervaren wordt. Tegelijkertijd kiezen individuen zelf aan welke aspecten ze meer of minder waarde hechten. Zingevingskaders zoals godsdienst, levensbeschouwing of levensovertuigingen laten verschillende ervaringsaspecten aan bod komen. Een voorbeeld is dat een godsdienst betrekking heeft op het ‘hogere’ waardoor een gevoel van ‘transcendentie’ ontstaat. Zo scheppen zingevingskaders in meer of mindere mate een omlijsting voor de verschillende ervaringsaspecten en kunnen zodoende houvast bieden (Derkx, 2013, Mooren, 2011). Samenvattend kan gesteld worden, dat ieder mens aan zingeving doet. De manier waarop is echter verschillend van mens tot mens en hangt mede af van de context waarin iemand zich bevindt. De zingevingskaders die zijn ontwikkeld kunnen richting geven aan de verschillende ervaringsaspecten.

Waar zingeving zich meestal richt op de persoonlijke ervaring, richt humanisering zich meer op de politieke en morele aspecten van het leven waarin iemand zin geeft aan het bestaan. Humanisering richt zich in zijn algemeenheid op het tweede deel van de missie van de UvH, namelijk haar principiële inzet voor een rechtvaardige samenleving. De vraag is hier hoe voorwaarden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

C1-K 2-W5: Gebruiksklaar maken van het onderhouden/gerepareerde gas-, water- en warmtedistributienet - Werkt volgens procedures, bedrijfsregels en voorschriften. - Gaat indien

ISSN: 0265-6736 (Print) 1464-5157 (Online) Journal homepage: http://www.tandfonline.com/loi/ihyt20 Deep hyperthermia with the HYPERcollar system combined with irradiation for

In het bijzonder wil ik alle deelnemers van de in dit proefschrift beschreven trials bedan- ken: ACNES en liespijn patiënten, vaak jonge mensen in de bloei van hun leven met een

The projected stellar number density profiles and the line- of-sight velocity dispersion profiles of the best models of the three families are compared with the corresponding

Omdat MNOs een grote invloed kunnen hebben op een lokale economie door hun directe invloed op werkgelegenheid en productie en hun indirecte invloed via

Hoewel niet ieder land een spaaroverschot kan hebben, kan het wel zo zijn dat in veel landen veel wordt gespaard, zo- als we nu in de wereld zien gebeuren.. Het gevolg is een

Gebrek aan onafhankelijkheid - veroorzaakt door fractiedisci - pline - van kamerleden lijkt de belangrijkste oorzaak te zijn waarom in de Kamer massaal en

De jaarlijkse groei van de Nederlandse directe investeringen in de buitenlandse V&G voor de periode 1984-2000 lag met 12% bedui- dend boven de 8% voor de totale industrie..