• No results found

AENSIEN DOET GHEDENCKEN GRAFMONUMENTEN VAN ZEVENTIENDE-EEUWSE VLOOTVOOGDEN ALS TEKENEN VAN HERINNERING EN ‘EXEMPLA VIRTUTIS’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "AENSIEN DOET GHEDENCKEN GRAFMONUMENTEN VAN ZEVENTIENDE-EEUWSE VLOOTVOOGDEN ALS TEKENEN VAN HERINNERING EN ‘EXEMPLA VIRTUTIS’"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AENSIEN DOET GHEDENCKEN

GRAFMONUMENTEN VAN ZEVENTIENDE-EEUWSE

VLOOTVOOGDEN ALS TEKENEN VAN HERINNERING EN ‘EXEMPLA

VIRTUTIS’

Afbeelding 1

Rombout Verhulst, Model voor het praalgraf van Maerten Harpertsz. Tromp (1654) (Rijksmuseum, Amsterdam) Masterscriptie Kunstgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam

Door: Wilko van Dijk

Studentnummer: 10052259

Begeleiding: Dr. A.R. de Koomen

Aantal woorden: ± 22.400 (inclusief afbeeldingen, excl. dankwoord, voetnoten, literatuurlijst en bijlagen)

Houten, zomer 2019

(2)

‘Wat Penne, wat Pinceel, kan haren Lof of-malen? Nu deez' Zee-Helden gaen, betreen de Opper-Zalen,

Van 't Elisesche-Veldt: Zy sullen niet meer gaen Met Mars, in Zege-Prael, mae steedts by Heemskerck staen;

By Heyn, Tromp, van Gael, en aer Helden, die haer Leven Verlieten voor het Landt; alwaer haer Naem geschreven

Sal worden, in 't Eer-Boeck van de Onsterff'lijckheyt, En in des Hemels-Koor, genieten d'Eeuwigheyt’1.

1 Daniël François Scheurleer, Van Varen en van Vechten. Verzen van Tijdgenooten op onze zeehelden en zeeslagen, lof- en

schimpdichten, matrozenliederen (dl. II) (Den Haag 1914) 438.

(3)

INHOUDSOPGAVE:

ONDERWERP: PAGINANUMMER:

Lijst met gebruikte afbeeldingen, tabellen & grafieken 4

Dankwoord 6

Inleiding 7

Hoofdstuk 1: Zeevaart en zeeheldencultus in de Republiek der Verenigde Nederlanden 13

Hoofdstuk 2: Heilige Helden? 27

Hoofdstuk 3: Grafmonumenten voor zeehelden 55

Samenvatting & conclusies 84

Literatuurlijst 91

Bijlage(n)

Bijlage I Verklarende woordenlijst 96

Bijlage II Top-40 van Nederlandse zeehelden uit de zeventiende eeuw 97

Bijlage III Publieke grafmonumenten in de zeventiende eeuw per tijdvak 98

Bijlage IV Overzicht graftekens van zeventiende-eeuwse zeehelden 99

(4)

LIJST MET GEBRUIKTE AFBEELDINGEN, TABELLEN & GRAFIEKEN

AFBEELDINGEN

1. Rombout Verhulst, Model voor het praalgraf van Maerten Harpertsz. Tromp (1654) (Rijksmuseum, Amsterdam)

2. Hendrik Udemans, Portret Johan Banckert, (ca. 1630) (Rijksmuseum, Amsterdam)

3. Ferdinand Bol, Portret Michiel de Ruijter (1667) (Rijksmuseum, Amsterdam)

4. Ontwerp nationaal gedenkteken zeehelden (1887) (Stadsarchief, Amsterdam)

5. Een lid van de actiegroep De Bovengrondse geeft de Admiraal de Ruijterweg de naam van een vrouw

(Amsterdam. Bron:

https://www.parool.nl/amsterdam/ex-lid- straatnaamcommissie-er-valt-nog-wel-wat-te-zeggen~bba44e8f/?referer=https%3A%2F %2Fwww.google.nl%2F)

6. Willem van de Velde de Oude, De zeeslag bij

Nieuwpoort (1654) (Scheepvaartmuseum,

Amsterdam)

7. Claes Jansz. Visscher (II) & David Vinckboons, Zeestrijd voor Gibraltar (1607) (Verblijfplaats onbekend)

8. Cornelis Claesz. van Wieringen, Het ontploffen van het Spaanse admiraalsschip (ca. 1621) (Rijksmuseum, Amsterdam)

9. Krantenadvertentie d.d. 14 april 1640, een verwijzing naar afbeelding 10 (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag)

10. Salomon Savery, naar Abraham de Verwer, Zeeslag bij Duins (rechterplaat) (1640) (Rijksmuseum, Amsterdam)

11. Salomon Savery (toegeschreven), Zegewagen van Maarten Tromp (1639) (Rijksmuseum, Amsterdam) 12. Jan Luyken, Lykstaatsie te Amsterdam van Cornelis

Tromp (1692) (Stadsarchief, Amsterdam)

13. Timotheus ten Hoorn (uitgever), Leven en bedryf van den vermaarden zeeheld Cornelis Tromp (1692) (Collectie Nederland, Amersfoort)

14. Fraai houtsnijwerk voorstellende Cornelis Tromp (Oudezijds Voorburgwal 136, Amsterdam)

15. Jan Luyken, Cornelis Tromp door de Koning van Denemarken tot Ridder geslagen (1676) (Rijksmuseum, Amsterdam)

16. Zwaard van geuzenaanvoerder Willem Blois van Treslong (Michaëlskerk, Oosterland (Wieringen)) 17. Het geschonden harnas van Jacob van Heemskerck

(Rijksmuseum, Amsterdam)

18. Anoniem, Grafmonument van Jacob van Heemskerck (1567-1607) (1650-1700) (Stadsarchief, Amsterdam) 19. Fragment uit het begraafboek van Jacob van

Heemskerck: 'ab meritu immunis' (‘wegens verdiensten vrijgesteld’) (Stadsarchief, Amsterdam) 20. Fragment uit het begraafboek van Michiel de Ruijter

(Stadsarchief, Amsterdam)

21. Een in hout gegraveerde uitspraak van Maerten Tromp (Verblijfplaats onbekend)

22. Pieter Steenwijk, Vanitas-stilleven (allegorie op de dood van admiraal Maerten Harpertsz. Tromp) (ca. 1655) (Lakenhal, Leiden)

23. Gerard Brandt, Leven en bedryf van den Heere Michiel de Ruiter (1687) (DBNL, Den Haag) 24. Bruno Spanceerder (uitgever), Persoonlijke

uitnodiging voor de begrafenis van Michiel de Ruyter (1677) (Rijksmuseum, Amsterdam)

25. Jan Luyken, Lijkstaatsie van Michiel Adriaansz. de Ruijter op de Dam te Amsterdam (1677) (Rijksmuseum, Amsterdam)

26. Ludolf Bakhuizen, Portret van Petrus Francius (1688) (Universiteit van Amsterdam, Amsterdam)

27. Fragment van het deurkozijn van het geboortehuis van Piet Hein (1577) (Scheepvaartmuseum, Amsterdam)

28. Bartholomeus van der Helst, Portret van Egbert Meeusz. Kortenaer (1655-1665) (Rijksmuseum, Amsterdam)

29. Abraham Blotelingh, Portret van Egbert Meeusz. Kortenaer (circa 1666) (Rijksmuseum, Amsterdam) 30. Abraham Blotelingh, portret van Tjerk Hiddesz. de

Vries (1667) (Fries Scheepvaartmuseum, Sneek)

31. Abraham Blotelingh, portret van Auke Stellingwerf (1667) (Fries Scheepvaartmuseum, Sneek)

32. Abraham Blotelingh, Portret van Witte de With (1655-1677) (RKD-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag)

33. Abraham Blotelingh, Portret van Aert van Nes (1650-1674) (RKD-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag)

34. Daniël Marot (I), Grafmonument in nis (fantasie) (na 1706 - voor 1800) (Rijksmuseum, Amsterdam) 35. Reeks postzegels Nederlandse zeehelden (1943-1944)

(Caput Ovis, Dordrecht)

36. Lijkrede viceadmiraal Ruldolph Coenders (1666) (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag)

37. Signatuur van Pieter Rijcx op het grafmonument van Witte de With (Laurenskerk, Rotterdam)

38. Hendrick van Vliet, Interieur Oude Kerk van Delft met het praalgraf van Maarten Tromp (1658) (Collectie Toledo museum of Art, VS)

39. Hendrick de Keyser, Grafmonument voor Willem van Oranje (Nieuwe Kerk, Delft)

40. Emanuel de Witte, Gezicht op het grafmonument van Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk in Delft (1645) (Palais des Beaux-Arts, Lille)

41. Dirck van Delen, Een familiegroep bij het praalgraf van Willem de Zwijger in de Nieuwe Kerk te Delft (1656) (Rijksmuseum, Amsterdam)

42. Artus Quellinus, Buste van Cornelis Jan Witsen, burgemeester van Amsterdam (1658) (Louvre, Parijs) 43. Hendrick de Keyser, Epitaaf en graf Jacob van Heemskerck (1567-1607) (Oude Kerk, Amsterdam) 44. Pieter de Keyser, Epitaaf voor Cornelis Jansz. de

Haen (1580-1633) (Oude Kerk, Amsterdam) 45. Artus de With, Epitaaf voor viceadmiraal Abraham

van der Hulst (1619- 1666) (Oude Kerk, Amsterdam) 46. Rombout Verhulst, Epitaaf voor Willem van der

Zaen (1621-1669) (Oude Kerk, Amsterdam) 47. Rombout Verhulst, Grafmonument voor Isaac

Sweers (1622-1673) (Oude Kerk, Amsterdam) 48. Herman Schouten, Prent Oude Kerk met het

grafmonument van Isaac Sweers (1785) (Stadsarchief, Amsterdam)

49. Anoniem, Grafzerk voor Mooy Lambert (St. Laurenskerk, Rotterdam)

50. Coenraet Decker, Allegorie ter ere van Michiel de Ruijter en Cornelis Tromp en hun overwinningen in de zeeslagen in de jaren 1672 en 1673 (1673) (Rijksmuseum, Amsterdam)

51. Johannes Blommendael, Grafmonument voor Jan van Brakel (St.-Laurenskerk, Rotterdam)

52. Johannes Blommendael, Grafmonument voor Jan van Brakel (St.-Laurenskerk, Rotterdam)

53. Anoniem, Rouwbord voor Tjerk Hiddesz. de Vries (Fries Scheepvaartmuseum, Sneek)

54. Willem Valk & Berend T.Boeyinga, Herdenkingsmonument Tjerk Hiddesz. de Vries (Harlingen)

55. Pieter de Keyser, Praalgraf voor Piet Hein (Oude Kerk, Delft)

(5)

56. Rombout Verhulst, Praalgraf voor Maerten Tromp (Oude Kerk, Delft)

57. Praalgraf voor Maerten Tromp (detail) (Oude Kerk, Delft)

58. Artus Quellinus, Praalgraf voor Jan van Galen (Nieuwe Kerk, Amsterdam)

59. Anoniem, Prent grafmonument Jan van Galen (Stadsarchief, Amsterdam)

60. Anoniem, Prent grafmonument Jan van Galen (Stadsarchief, Amsterdam)

61. Rombout Verhulst, Praalgraf voor Michiel de Ruijter (Nieuwe Kerk, Amsterdam)

62. Pieter Rijcx, Grafmonument voor Witte de With (Laurenskerk, Rotterdam)

63. Slag in de Sont’, basreliëf aan de voet van het De With-monument (detail) (Laurenskerk, Rotterdam) 64. Detail grafmonument Witte de With (Laurenskerk,

Rotterdam)

65. Rombout Verhulst, Grafmonument voor Egbert Meeusz. Kortenaer (Laurenskerk, Rotterdam) 66. Grafmonument voor Egbert Meeusz. Kortenaer

(detail)

67. Gerrit Lamberts, Kerkopstelling

grafmonument Pieter Florisz. (1835) (Geheugen van Nederland, Den Haag)

68. Anoniem, Litho van het praalgraf van viceadmiraal

Pieter Florisz. (Bron:

https://www.westfriesgenootschap.nl/archivering/wes t-friesland_toen_en_nu/wf_ten_06_30_33.php) 69. Restanten grafmonument van Pieter Florisz.

(Westfries Museum, Hoorn)

70. Reliëf grafmonument van Pieter Florisz. (Westfries Museum, Hoorn)

71. Bartholomeus Eggers, Grafmonument voor Jacob van Wassenaer Obdam (Grote Kerk, Den Haag) 72. Verwoest grafmonument voor de gebroeders

Evertsen (Middelburg)

73. Rombout Verhulst, Hersteld

grafmonument voor Johan en Cornelis Evertsen (Wandelkerk, Middelburg)

74. Rombout Verhulst, Grafmonument voor Willem Joseph van Ghent (Domkerk, Utrecht)

75. Anoniem, Grafmonument voor Philips van Almonde (Grote Kerk, Den Briel)

76. Grafmonument voor Vasco da Gama (klooster Jerónimos (Lissabon), Portugal)

77. Ferdinand Bol, Luitenant-Admiraal-Generaal Cornelis Tromp met onbekend hulpje (Scheepvaartmuseum, Amsterdam)

78. Salomon van Ruysdael, zeventiende-eeuwse vervoersmiddelen (paardrijden, huifkar, trekschuit,

zeilboot en roeiboot) (Bron:

http://www.scheveningentoenennu.nl/huifkarren/ruys dael/index.html).

TABELLEN

1. Ontwikkeling van de marinepopulatie in de zeventiende eeuw

GRAFIEKEN

1. Publieke grafmonumenten voor zeehelden per kerk in de zeventiende eeuw

(6)

DANKWOORD

Het schrijven van een scriptie is een langdurige, solistische en ambachtelijke bezigheid, met een voortdurende woordenstrijd en scherpslijperij. Gelukkig heb ik in Dr. Arjan de Koomen (Kunstgeschiedenis, Universiteit van Amsterdam) een geduldige, inspirerende en enthousiaste scriptiebegeleider gevonden die me heeft aangespoord om me meer te focussen, hoofd- en bijzaken te scheiden en algemeenheden en omvang van het onderzoek te beperken. Dit is het eindresultaat ten goede gekomen.

Zeker zoveel dank ben ik verschuldigd aan Silvy Meuwissen, mijn lieve en begripvolle echtgenote, die veel geduld heeft gehad wanneer ik weer eens lange schrijfdagen maakte, maar ook vanwege het feit dat studie de afgelopen jaren een belangrijke component van ons leven is geworden en soms prioriteit kreeg boven andere relevante zaken.

Hopelijk vormt dit eindproduct ook een kleine inspiratiebron voor mijn neven Marijn, Joris, Juul, Lucas, Jort en Jesse om in de komende decennia de grenzen van hun kunnen en nieuwsgierigheid te ontdekken.

Houten, zomer 2019

(7)

INLEIDING

HELDENDOM

Oorlogen veroorzaken fysiek en psychisch leed, maar leveren vaak ook helden op. De meeste helden zullen hun vroegtijdige, gewelddadige dood niet hebben nagestreefd, hooguit het risico daarop hebben aanvaard. Met hun buitengewone vaardigheden, moed en capaciteiten vervullen helden een voorbeeldrol. Als historische figuren bevorderen ze het saamhorigheidsgevoel en de collectieve bewustwording van een gedeeld verleden.1 In Nederland spreken vooral leiders van opstanden, zoals Claudius Civilus (69 n. Chr.), Willem van Oranje, of personen die bereid waren hun leven te offeren, zoals zeehelden, tot de verbeelding.2

Toch lijken onze nuchtere volksaard en egalitaire samenleving in de weg te staan aan heldenverering en militaire tradities, zelfs wanneer je in ogenschouw neemt dat Nederland voortkomt uit de Tachtigjarige Oorlog. We maken weinig plaats voor heroïsche persoonlijkheden en hun standbeelden.3 En die er zijn worden nogal eens bekritiseerd. De Nederlandse ‘Veteranendag’ kent bijvoorbeeld pas een korte traditie. Des te opvallender is het dat de ‘Militaire Willems-Orde’, de hoogste onderscheiding van Nederland voor moed, beleid en trouw, deze eeuw al vier keer is uitgereikt.4 De laatste ontvanger, helikopterpiloot Roy de Ruiter (2018), werd door premier Rutte gekarakteriseerd als het ‘[…] prototype van een Nederlandse held die zichzelf niet als held ziet.’5

Bij leven of postuum, helden kunnen op vele manieren worden geëerd en herinnerd, zoals door middel van riddering, geschenken, parades, beelden, films, naamgevingen of met een laatste rustplaats. De held kan ten voorbeeld worden gesteld om bepaalde (vermeende) nationale karaktereigenschappen te belichamen. Het inherente risico is dat de held losgezongen raakt van zijn eigen persoonlijkheid of van de historische context en voer wordt voor fantasie en speculatie.6

Kunstenaars kunnen een belangrijke rol spelen bij het lauweren van het verleden en het koesteren van helden. De klassieke pose van een reeks zeventiende-eeuwse zeehelden met de hand in de zij en professionele attributen en verwijzingen (baton, schepen en wapens) op de achtergrond doen zelfs monarchaal aan. Het lijken staatsieportretten (afbeeldingen 2 en 3).

1 AD. Geraadpleegd op 29 november 2015, van

http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Nederland/article/detail/4179948/2015/11/07/Als-held-kun-je-maar-beter-niet-uit-Nederland-komen.dhtml.

2 Lotte Jensen, De verheerlijking van het verleden: helden, literatuur en natievorming in de negentiende eeuw (Nijmegen

2008) 19.

3 Herman Pleij, Moet kunnen. Op zoek naar een Nederlandse identiteit (Amsterdam 2015) 189.

4 Defensie.nl. Geraadpleegd op 1 september 2018, van

https://www.defensie.nl/onderwerpen/onderscheidingen/militaire-willems-orde.

5 De Volkskrant. Geraadpleegd op 1 september 2018, van

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/roy-de-ruiter-benoemd-tot-oorlogsheld-wegens-het-redden-van-nederlandse-militairen-in-afghanistan~b014027e/.

6 Algemeen Dagblad. Geraadpleegd op 13 augustus 2016, van

http://www.ad.nl/dossier-nieuws/wilders-wil-nederland-terugveroveren-maar-op-wie~a5ff649e/; Filavaria. Geraadpleegd op 29 juli 2017, van http://www.filavaria.nl/zeehelden.htm.

(8)

Afbeelding 2 Afbeelding 3

Hendrik Udemans, Portret Johan Banckert Ferdinand Bol, Portret Michiel de Ruijter (ca.1630) (Rijksmuseum, Amsterdam) (1667) (Rijksmuseum, Amsterdam)

De zeventiende-eeuwse Nederlandse zeehelden en hun verhalen hebben weinig aan belangstelling ingeboet.7 Zo werd eind negentiende eeuw de ‘Commissie tot Oprichting van een Nationaal Gedenkteken Gewijd aan de Grote Daden der Vroegere Nederlandse Zeehelden’ opgericht.8 Het beoogde gedenkteken is er nooit gekomen (afbeelding 4).

Afbeelding 4

Ontwerp nationaal gedenkteken zeehelden (1887) (Stadsarchief, Amsterdam)

Musea herinneren aan het roemrijke verleden, zoals de versierde spiegel van het Engelse vlaggenschip de ‘Royal Charles’, buitgemaakt tijdens de befaamde ‘tocht naar Chatham’ (1667) en als oorlogstrofee in het Rijksmuseum tentoongesteld. Tegenwoordig komen ook uitwassen van de Gouden Eeuw, zoals slavernij en uitbuiting, meer aan bod.9 Martine Gosselink (Hoofd Geschiedenis, Rijksmuseum) zegt:

7 Denk onder meer aan de ‘overwintering op Nova Zembla’ (1597), de oprichting van de ‘Vereenigde Oostindische

Compagnie’ (VOC) (1602), de ‘verovering van de Zilvervloot’ (1628), de strijd tegen de Spanjaarden en Engelsen, de ontdekking van Tasmanië (1642), het ‘Journaal van Bontekoe’ (1646), de ‘tocht naar Chatham’ (1667) en de ‘Glorious Revolution’ (1688).

8 Stadsarchief Amsterdam. Geraadpleegd op 4 augustus 2017, van

https://archief.amsterdam/inventarissen/inventaris/57.nl.html.

9 De Volkskrant. Geraadpleegd op 18 juli 2016, van

http://www.volkskrant.nl/beeldende-kunst/ook-musea-moeten-eerlijker-zijn-over-de-vaderlandse-geschiedenis~a4331047/; Het Parool. Geraadpleegd op 19 februari 2017, van

http://www.parool.nl/stadsgids/rijksmuseum-komt-met-tentoonstelling-over-slavernij~a4460699/; Het Algemeen Dagblad.

(9)

‘Wij tonen hier de pronkstukken van de elite in Nederland. Dat is geweldig, daar trekken we miljoenen bezoekers mee. Maar geschiedenis is ook rauw en vies, ze stinkt.’10

Hoe sterfelijk het lichaam, de heldenstatus lijkt onveranderlijk. Dit is geen zekerheid, zoals recente discussies omtrent de ‘nalatenschap’ van Jan Pieterszoon Coen en Witte de With bewijzen.11 Onder invloed van actuele politieke en maatschappelijke ontwikkelingen kan de heldenstatus wijzigen.12

2015 werd een gedenkwaardig ‘Michiel de Ruijter’-jaar: De film over diens leven trok enorme aantallen bioscoopbezoekers en onder de titel ‘Michiel de Ruijter, onverschrokken Admiraal’ sierde hij de cover van ‘Zeehelden’.13 De Ruijter wordt geroemd om zijn overwinningen, maar ook vanwege zijn goedaardigheid, standvastigheid, religieuze tolerantie en menslievendheid.14 Zijn leiderschap, tactische inzichten en zeemanschap vielen op, maar ook zijn diplomatie en bereidheid om orders stipt op te volgen. In 1651 was hij bijna in de anonimiteit verdwenen nadat hij besloot om te stoppen met varen. Gelukkig liet hij zich in 1652 overhalen om weer een commando op zich te nemen. Uiteindelijk viel hem eeuwige roem ten deel.

Tegenstanders vonden de film in 2015 eenzijdig en de persoon van De Ruijter te positief belicht en protesteerden tegen ‘Michiel de Rover’.15 Dit toont aan dat er meerdere ‘waarheden’ rondom een zogenaamd heroïsche figuur denkbaar zijn.16 Zo stelt actiegroep ‘De Grauwe Eeuw’: ‘Nederland kent een verleden van massamoord, slavernij en kolonisatie [ …] Wij, Actiegroep De Grauwe Eeuw, verzoeken de Nederlandse Staat om onmiddellijk te stoppen met het verheerlijken van massamoordenaar Jan Pieterszoon Coen d.m.v. de tunnel die u naar hem vernoemd heeft.’17 Kunsthistoricus Gary Schwartz omschrijft het huidige maatschappelijke debat als: ‘De oude verzuiling heeft plaatsgemaakt voor een verzuiling langs lijnen van herkomst.’18 Staatssecretaris Raymond Knops (Binnenlandse Zaken) geeft tegengas: ‘Die activisten krijgen heel veel podium.’ […] ‘Maar waar hebben we het over? Willen we nou de geschiedenis gaan tipp-exen? Willen we gaan ontkennen waar we vandaan komen? Het draagt alleen maar bij aan verdeeldheid.’19

Geraadpleegd op 28 oktober 2017, van https://www.ad.nl/binnenland/wie-gaan-er-schuil-achter-de-grauwe-eeuw~a1b673f7/; Trouw. Geraadpleegd op 11 mei 2019, van

https://www.trouw.nl/cultuur/weg-met-de-voc-mentaliteit-het-scheepvaartmuseum-laat-de-schaduwkant-van-de-gouden-eeuw-zien~aa4e38dd/.

10 NRC. Geraadpleegd op 9 november 2017, van

https://www.nrc.nl/nieuws/2017/09/22/schaamte-is-mijn-kompas-daar-vaar-ik-op-13117614-a1574533.

11 Schooltv. Geraadpleegd op 12 september 2015, van

http://www.schooltv.nl/video/jan-pieterszoon-coen-hollandse-held-of-misdadiger/; AD. Geraadpleegd op 9 november 2017, van https://www.ad.nl/rotterdam/kunstcentrum-witte-de-with-wil-af-van-naam-foute-zeeheld~a25f4245/.

12 Lotte Jensen, De verheerlijking van het verleden, 210.

13 Historisch nieuwsblad. Tweemaandelijks magazine over geschiedenis en het historisch bedrijf (Amsterdam 1992) augustus

2015.

14 Lotte Jensen, De verheerlijking van het verleden, 149.

15 AFA. Geraadpleegd op 25 oktober 2015, van

https://afadenhaag.wordpress.com/2015/01/25/afa-den-haag-in-actie-tegen-verheerlijking-michiel-de-Ruijter/.

16 De Telegraaf. Geraadpleegd op 14 augustus 2016, van

http://www.telegraaf.nl/binnenland/26406539/__Terschelling_herdenkt_rampen__.html.

17 Algemeen Dagblad. Geraadpleegd op 3 maart 2018, van

https://www.ad.nl/binnenland/wie-gaan-er-schuil-achter-de-grauwe-eeuw~a1b673f7/.

18 De Volkskrant. Geraadpleegd op 10 augustus 2018, van

https://www.volkskrant.nl/mensen/-wanneer-komt-de-eerste-tiendelige-tv-serie-over-de-oorlog-in-indonesie-~b6a41a04/.

19 De Telegraaf. Geraadpleegd op 3 maart 2018, van https://www.telegraaf.nl/nieuws/1743860/tijd-voor-tegengas.

(10)

Toch blijkt zelfs de overheid terughoudend. Oorspronkelijk wilden de Amsterdamse autoriteiten zeehelden uit de ‘Slag op de Zuiderzee’ (1573) met straatnamen eren. Uit vrees voor associaties met de slavenhandel worden nieuwe straten nu vernoemd naar personen die hebben gevochten tegen het kolonialisme en slavernij.20 Gezien de verhitte discussies (afbeelding 5) raakt dit (kunst)historisch onderzoek een actueel thema.21

Afbeelding 5

Een lid van de actiegroep De Bovengrondse geeft de Admiraal de Ruijterweg de naam van een vrouw (Amsterdam)

AFBAKENING VAN HET ONDERZOEK

Deze Masterscriptie is gewijd aan de herinnering aan zeventiende-eeuwse Nederlandse vlootvoogden. Centraal staat het fenomeen ‘grafmonument’, dat voor een aantal van hen werd opgericht. Grafmonumenten waren prestigieuze, kostbare objecten die vooral in kerkgebouwen werden geplaatst. In de vroegmoderne tijd werden zeelieden als ruw en onbehouwen volk beschouwd, niet bepaald de doelgroep voor wie grafmonumenten werden opgericht; het waren ‘heren voor zes weken’, de tijd die ze nodig hadden om hun geld te verbrassen in duistere herbergen en bordelen, alvorens platzak het ruime sop te kiezen, een onzeker lot tegemoet.22 Het zeemansleven was niet voor tere zielen en werd gekenmerkt door ziektes, eenzaamheid, hardheid, discipline, ontberingen, geweld, diefstal en de dood. Een kleine groep zeelieden onttrok zich aan het beschimpte imago en werd zeeheld, al kreeg lang niet iedere zeeheld een grafmonument. Meestal bestond het eerbetoon uit geschenken, gedichten, portretten of liedjes, een niet te onderschatten blijk van erkenning, gezien de uitbundige zang- en dichtcultuur (bijvoorbeeld de vele geuzen- en heldenliederen).23

Naast Willem van Oranjes grafmonument werden er in de zeventiende-eeuwse Republiek alleen voor landadel en zeehelden grafmonumenten opgericht. De rijke burgerlijke elite die zich graag adellijke pracht en praal aanmat, liet nauwelijks grafmonumenten voor zichzelf oprichten en beperkte

20 De Volkskrant. Geraadpleegd op 2 maart 2019, van

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/nieuwe-wijk-in-ijburg-is-al-bijna-klaar-maar-halsema-strijdt-nog-met-commissie-over-de-straatnamen~b012caef/; AT5. Geraadpleegd op 13 juli 2019, van https://www.at5.nl/artikelen/195183/straten-centrumeiland-worden-vernoemd-naar-strijders-tegen-koloniale-overheersing-en-racisme.

21 De Volkskrant. Geraadpleegd op 4 mei 2019, van

https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/niet-alles-had-in-de-gouden-eeuw-met-slavenhandel-te-maken-dus-laten-we-ook-niet-doen-alsof~b99050e2/.

22 Gabri van Tussenbroek, De toren van de Gouden Eeuw. Een Hollandse strijd tussen Gulden en God (Amsterdam 2017)

136.

23 Natascha Veldhorst, Zingend door het leven. Het Nederlandse liedboek in de Gouden Eeuw (Amsterdam 2009) 139; Een

bekend voorbeeld is het ‘Wilhelmus’.

(11)

zich tot wandborden en grafzerken, ondanks de aanwezigheid van geld, geïmporteerde steen- en marmersoorten en gekwalificeerde beeldhouwers. Blijkbaar stond de burgerlijke cultuur in de weg. Dit maakt grafmonumenten voor zeelieden bijzonderder.

De hoofdvraag van dit scriptieonderzoek luidt: ‘Waarom werden er in de Gouden Eeuw in de Republiek grafmonumenten opgericht voor een aantal vlootvoogden?’

In hoofdstuk 1 richt ik de aandacht op de Nederlandse zeevaart en de oorlogsvloot, zodat de oprichting van de grafmonumenten beter kan worden begrepen. Dit geschiedt aan de hand van de vragen: ‘Wat was het belang van de Nederlandse zeevaart en oorlogsvloot?’ en: ‘Waardoor ontstond de zeeheldencultus in de zeventiende eeuw?’

In het tweede hoofdstuk staan vlootvoogden centraal. Met behulp van de vragen ‘Welke vlootvoogden kregen (publieke) grafmonumenten, wie gaven daartoe de opdracht en aan wie?’ wordt nagaan wie er in de Gouden Eeuw betrokken waren bij de begrafenis van en oprichting van grafmonumenten voor zeehelden.

In hoofdstuk 3 worden de belangrijkste zeventiende-eeuwse zeeheldenmonumenten als kunstuiting behandeld en vergeleken. Dat gebeurt aan de hand van de deelvraag ‘Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de grafmonumenten van Nederlandse vlootvoogden?’ Zeevaart was ook in andere landen belangrijk. Door de toevoeging van een extra paragraaf ben ik nagegaan of de Nederlandse zeeheldenmonumentencultuur een uniek verschijnsel was of dat andere Europese landen in de vroegmoderne tijd eveneens grafmonumenten hebben opgericht voor hun gestorven zeehelden.

Het onderzoek wordt afgesloten met een ‘Samenvatting & conclusies’, een literatuuropgave en enkele bijlages. Verder heb ik veel beeldmateriaal en voetnoten verwerkt.

In de afgelopen decennia hebben vooral Ronald Prud’homme van Reine, Gerben Hellinga, Frits Scholten, Cynthia Lawrence en Elisabeth Neurenberg wetenschappelijke aandacht besteed aan grafmonumenten voor zeehelden. Neurenberg en Scholten hebben de nadruk op de beeldhouwkundige tradities gelegd (kunsthistorisch), terwijl Prud’homme van Reine en Hellinga de biografieën van vlootvoogden hebben beschreven (historisch), waarbij het grafmonument een individueel leven en roemrijke daden afsloot. Lawrence kijkt met name naar de zeeheldencultus. Overige literatuur besteedt ofwel aandacht aan individuele monumenten24 of is historisch algemeen beschrijvend en chronologisch van aard. Pierre Bizots ‘Helden-Toneel’ (1690) is een contemporaine bron die een aantal (zee)heldengrafmonumenten beschrijft.

Mijn insteek is anders. Ik heb gekeken naar het ontstaan en de gehele ontwikkeling van het fenomeen ‘grafmonumenten voor zeehelden’: Wie wel, wie niet en waarom? Ook heb ik gekeken naar begraaftradities, gereformeerde voorbeelden, andere zeevarende naties, het Staatse leger, generaliteitsbelang, wedijver, trots, voorbeeldgedrag, maar ook de lijn doorgetrokken naar het huidige debat over de positie van vroegere zeehelden.

24 Cynthia Lawrence, 'Hendrick de Keyser's Heemskerk monument: the origins of the cult and iconography of Dutch naval

heroes', in: Simiolus 21 (1992) 272.

(12)

Dat heeft tot diverse inzichten geleid, zoals het unieke karakter van publieke grafmonumenten voor zeventiende-eeuwse Nederlandse zeehelden, in vergelijking met het Staatse leger en andere vroegmoderne zeevarende naties. Dat sneuvelen een eerste voorwaarde vormde om in aanmerking te kunnen komen voor een prestigieus grafmonument was uit eerdere literatuur bekend, maar ik heb het nadrukkelijker kunnen onderbouwen. De top-10 van populairste vlootvoogden kregen, met uitzondering van Cornelis Tromp, allemaal een publiek grafmonument toegekend. Cornelis Tromp stierf een natuurlijke dood.

Daarnaast kunnen we constateren dat zeehelden, zoals Witte de With en Michiel de Ruijter, tegenwoordig hevig onder vuur liggen, maar dat het maatschappelijk debat nog niet is neergeslagen op de grafmonumenten voor zeehelden.

Dit onderzoek is niet alomvattend en uitputtend geweest, maar vormt een uitgebreide schets van publieke grafmonumenten25 ter ere van zeventiende-eeuwse zeehelden. De voorbeelden bieden inzicht in de hoofdontwikkelingen en verklaringen over het ontstaan ervan. De aandacht is vooral uitgegaan naar publieke grafmonumenten (met name praalgraven en epitafen) voor zeehelden. Grafzerken en rouwborden komen sporadisch aan bod. Dat geldt ook voor privé-gefinancierde monumenten. Omwille van de volledigheid heb ik ze vermeld.

Zoals gezegd heeft alleen een bijzonder kleine toplaag van zeehelden een grafmonument of andersoortig eerbetoon gekregen en leven hun namen en verdiensten (zichtbaar) voort. Talloze zeelieden streden aan hun zijde, maar rusten roemloos op de zeebodem en in archieven. Dit is ergens ook hun verhaal, zoals Joan Dullaart dichtte na de ‘Slag bij Lowestoft’ (1665):

‘Men kan aan ieder Held geen stoflijk pronkbeeld wagen, Maar zoo de gunst myn' pen door vleikunst niet verleid,

Zal mond nog eeuw uwe eer, word 't marmer u ontzeit, Met uwe beenderen beklagen.’26

25 Epitafen, praalgraven, grafzerken en rouwborden.

26 Daniël François Scheurleer, Van Varen en van Vechten (dl. II), 115.

(13)

HOOFDSTUK 1

ZEEVAART EN ZEEHELDENCULTUS IN DE REPUBLIEK DER VERENIGDE NEDERLANDEN

INLEIDING

Vanaf de zestiende eeuw gingen de Nederlanders zich naast visvangst, nadrukkelijk toeleggen op het massagoederenvervoer van en naar de Oostzee (‘moedernegotie’). Dit werd gestimuleerd door de Nederlandse strategische ligging aan de Noordzee, de goede binnenlandse vaarwegen, de succesvolle veeteelt en zuivelproductie, maar ook door een tekort aan geschikte landbouwgronden, waardoor de import van graan noodzakelijk was.27 Vergeleken met de concurrentie konden Nederlanders grotere vrachtvolumes vervoeren en hanteerden relatief lage vrachtprijzen. Reeds rond 1500 overtrof het aantal Nederlandse schepen de handelsvloot van het Hanzeverbond.28 In 1567 bestond de Nederlandse handelsvloot uit meer dan achthonderd schepen met een laadvermogen van tweehonderd last29 per stuk en was vijftien procent van de Nederlandse bevolking werkzaam in de zeevaart. In de loop van de Gouden Eeuw liep dit percentage op naar veertig procent.30

De handel draaide om het halen van hout, scheepvaartbenodigdheden (masten, touw, teer), broodgraan en vissoorten (stokvis) vanuit het Oostzeegebied naar Noordwest-Europa en de Middellandse zeehavens. Amsterdam werd de belangrijkste overslaghaven en een internationaal ontmoetingspunt. Omgekeerd verscheepten de Nederlanders vooral zout, wijn, textiel en diverse soorten vis, aangevuld met kaas, boter en later tabak richting het Baltische gebied.

Door een verbod (1594) van de Spaanse koning Philips II dreigden Nederlanders verstoken te raken van de gewenste, maar schaarse luxe overzeese goederen (‘rijke handel’). Avonturiers en Nederlandse kooplieden gingen daarom zelf op zoek naar handel en de vaarroutes naar Azië, Afrika en Amerika. Jan Huygen van Linschoten schreef een boek over zijn opgedane kennis in Portugese dienst. ‘Itinerario’ (1596) werd een bestseller en bevatte een schat aan geheime informatie over Oost-Indië.

Forse inkomsten uit visserij,31 het Baltische massagoederenvervoer en de komst (vanaf 1585) van rijke kooplieden uit de Zuidelijke Nederlanden, met hun handel, geld en expertise, leverden de broodnodige investeringsgelden en kennis op voor de zogenoemde ‘maatschappijen van verre’ ofwel ‘partenmaatschappijen’.32 Grote en kleine investeerders deelden de hoge risico’s en kosten, winsten en verliezen van de expedities. Gespreide investeringen maakten gewaagde ontdekkingsreizen mogelijk, zoals de zoektocht naar een noordelijke doorgang.

27 Wim Blockmans, Metropolen aan de Noordzee. De geschiedenis van Nederland, 1100-1560 (Amsterdam 2010) 292, 570. 28 James C. Kennedy, Een beknopte geschiedenis van Nederland (Amsterdam 2017) 92-93.

29 Jonathan I. Israel, Nederland als centrum van de wereldhandel, 1585-1740 (Franeker 1991) 30.

30 Herman Pleij, Moet kunnen, 170-171.

31 ‘Eene van de principaelste mijnen ende welvaren onser gemeenen lande ende ingesetenen’ (bron: J.P. van der Voort,

‘Noordzeevisserij’, in: Gustaaf Asaert, Philippus Bosscher, Jacobus R. Bruijn & Willem J. van Hoboken (ed.), Maritieme geschiedenis der Nederlanden, 4 dl., dl. 2 (Bussum 1976-1978) 289).

(14)

Tussen 1625 en 1700 werden er in de Republiek jaarlijks vier- à vijfhonderd zeeschepen gebouwd33 en was ongeveer de helft van de wereldvloot hieruit afkomstig.34 Gunstige werkvooruitzichten en relatief hoge lonen lokten arbeiders en zeelieden uit andere Europese landen naar De Nederlanden, waardoor meer dan de helft uit van de Nederlandse arbeidsmarkt uit immigranten bestond. Ze vergrootten het arbeidspotentieel.35

Een aanzienlijk deel van de bevolking was betrokken bij activiteiten die direct of indirect met water te maken hadden, waaronder investeringen, werkzaamheden, handel of leveranties. 36 Daarnaast vormde watervertier een belangrijk tijdverdrijf, zoals spiegelgevechten, pleziertochtjes en ijsvermaak. Water werd verbeeld in tekeningen, schilderijen, liedteksten, pamfletten en in de spreektaal. Dit laatste bewijst het maritieme lexicon van Wigardus à Winschoten (1681).37 Scheurleers uitgebreide verzameling zeemans- en heldenverzen uit de Gouden Eeuw onderstreept de Nederlandse verbondenheid met water.38 Veel octrooien waren gerelateerd aan scheepvaart en waterbeheersing, zoals baggermolens.39 Pamfletten werden in hoge oplages verspreid en informeerden het publiek over het wel en wee in de Republiek en gaven publieke opinies weer.40 Allerhande onderwerpen en personen konden aan bod komen. Soms trachtte een geroemde zeeheld via een pamflet het publieke beeld te beïnvloeden, zoals vlootvoogd Witte de With. Hij schreef in 1653 bijvoorbeeld dat hij op meer dan vijftig reizen slag had geleverd met de vijand en tevens: ‘…bij Acapulco heb ik met zes man een verkenning uitgevoerd, en ben in het bos door tweehonderd vijandelijke musketiers besprongen, en ben er, na verlies van vijf doden, zelf gewond van afgekomen, met een musketkogel dwars door mijn lijf.’41

Door de oprichting van diverse compagnieën, zoals de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en West-Indische Compagnie (WIC), maar ook door de vele zeeoorlogen42 werd de Nederlandse afhankelijkheid van de zee alleen maar groter. Zeegevechten trokken veel belangstelling, soms live aan de kust, en riepen commentaren en beschrijvende beelden op.43

HEGEMONIE

De Gouden Eeuw (grofweg tussen 1590 en 1740) was een periode van respectievelijk opkomst, bloei en welvaartsafname, waarin de Republiek internationaal een vooraanstaande rol op economisch gebied 33 Maarten Prak, Gouden Eeuw, 114.

34 René van Stipriaan, Ooggetuigen van de Gouden Eeuw in meer dan honderd reportages (Amsterdam 2000) 16.

35 James C. Kennedy, Een beknopte geschiedenis van Nederland, 125.

36 Investeerder, werknemer of in de toeleverings- of afnemersindustrie.

37 Hans Beelen (et al), Seeman. Maritiem Woordenboek van Wigardus à Winschoten (Zutphen 2011).

38 Daniël François Scheurleer, Van Varen en van Vechten. Verzen van Tijdgenooten op onze zeehelden en zeeslagen, lof- en

schimpdichten, matrozenliederen (dl. I-III) (Den Haag 1914).

39 Gerard Doorman, Octrooien voor uitvindingen in de Nederlanden uit de 16e-18e eeuw (´s-Gravenhage 1940). 40 Paul Zumthor, Het dagelijks leven in de Gouden Eeuw, deel II (Utrecht 1962) 102.

41 René van Stipriaan, Ooggetuigen van de Gouden Eeuw, 194-196.

42 Alleen al op de Noordzee vochten de Nederlanders in de zeventiende eeuw negentien grote zeeslagen uit (Bron: S.W.P.C.

Braunius, ‘Oorlogsvaart’, in: Gustaaf Asaert, Philippus Bosscher, Jacobus R. Bruijn & Willem J. van Hoboken (ed.), Maritieme geschiedenis der Nederlanden, 4 dl., dl. 2 (Bussum 1976-1978) 347).

(15)

opeiste. Vooral de kustgewesten, een stad als Amsterdam voorop, profiteerden van de grootschalige bedrijvigheid en de zeeblokkade van Antwerpen. Holland was uitgegroeid tot ’s werelds centrale goederenopslagplaats en spil van de handelsfinanciering en wisselhandel.44

De handelshegemonie van de Republiek werd versterkt door de lage rentevoet, hoge belastingopbrengsten en de Amsterdamse Beurs en Wisselbank. Rijkdommen werden niet alleen aan luxe gespendeerd, maar ook geïnvesteerd in grootschalige (landwinning)projecten, staatspapieren, de handelsvloot en -voorraad.45

In het eerste kwart van de zeventiende eeuw was maar liefst driekwart van de Amsterdamse regenten betrokken bij handelsactiviteiten.46 De Republiek bood ondernemers en geschoolde arbeiders veel mogelijkheden.47 Tussen de partenmaatschappijen ontstond zelfs een stevige concurrentie, waardoor handelswaar in Azië duur werd ingekocht en in Europa goedkoop verkocht. De Staten-Generaal elimineerde deze binnenlandse concurrentie door de partenmaatschappijen te vervangen door de monopolistische VOC (1602). Formeel was het een particuliere organisatie, maar haar bestuurders waren direct danwel indirect verbonden met het overheidsbestuur en de regentenklasse. Publieke en private belangen liepen door elkaar. Nepotisme, patronage en corruptie kwamen veelvuldig voor. De VOC bezat een overzees gewelds- en handelsmonopolie en kreeg forse financiële en organisatorische ondersteuning van de Staten-Generaal en de gewesten. Het succes vertaalde zich in handelswinsten, invloed en in stijgende aandelenkoersen.

Haar trans-Atlantische tegenhanger, de WIC, werd na beëindiging van het Twaalfjarig Bestand (1621), opgericht en was minder succesvol. De WIC verkreeg hoofdzakelijk bekendheid door de slavenhandel, de minder fortuinlijke kolonisatiepogingen en een doorstart in 1674. Zowel de VOC als WIC werden even voor 1800 beëindigd.

De Nederlandse compagnieën waren even gewelddadig als hun Europese tegenhangers. In de Europese koloniale geschiedenis behoren vooral slavenhandel, uitbuiting en het vele geweld, tot de zwartste bladzijden. Deze thema’s en eventuele excuses spelen een belangrijke rol in hedendaagse debatten.48

OORLOGSVLOOT

In ‘Het lof der zee-vaert’ (1623) beschreef Vondel het belang van de zee: ‘Te rijcke schatten heeft de Zee u toegebracht. Sy werpt u peerlen op, ghy besightse tot pracht.’49 Met behulp van activiteiten ter

44 Jonathan I. Israel, Nederland als centrum van de wereldhandel, 90.

45 Karel Davids & Jan Lucassen (red.), Een wonder weerspiegeld. De Nederlandse Republiek in Europees perspectief

(Amsterdam 2005) 304.

46 Maarten Prak, Gouden Eeuw, 140.

47 Maarten Prak en Jan Luiten van Zanden, Nederland en het poldermodel. Sociaal-economische geschiedenis van

Nederland, 1000-2000 (Amsterdam 2013) 132.

48 EenVandaag. Geraadpleegd op 30 maart 2019, van

https://eenvandaag.avrotros.nl/item/excuses-voor-slavernijverleden-al-twintig-jaar-onderwerp-van-discussie/.

49 Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Geraadpleegd op 31 augustus 2017, van

(16)

zee financierde de Republiek de opstand tegen Spanje, kon ze uitgroeien tot een economische en militaire grootmacht en in 1648 haar onafhankelijkheid afdwingen.

De dominantie en grote belangen van de Republiek zorgden regelmatig voor conflicten. Een grote en sterke marine was een noodzakelijkheid (tabel 1). De Amsterdamse admiraliteit leverde de meeste oorlogsschepen.50 JAAR SCHEPEN OORLOGSVLOOT MARINEPERSONEEL (1) PERSONEEL ZEEVAARTSECTOR (2) PERCENTAGE (1) VAN (2) 1610 80 3.000 35.000 8,6% 1630 133 8.000 50.000 16% 1680 150 3.500 55.000 6,4% Tabel 1

Ontwikkeling van de marinepopulatie in de zeventiende eeuw 51

Weliswaar lagen de lonen op de oorlogsvloot lager dan in andere scheepvaartsectoren, maar bemanningsleden konden rekenen op buitgeld en werden goed verzorgd.52 Vlagofficieren hadden hogere inkomsten. Een luitenant-admiraal verdiende driehonderd gulden per maand, de viceadmiraal tweehonderd en de Schout-bij-Nacht honderd.53 Aangevuld met buitgeld en kostpenningen wisten sommige vlootvoogden zeer rijk te worden.

Ook lagere officieren konden een flinke rijkdom opbouwen,54 zoals blijkt uit de inventarissen van de overleden Evert van Gelder (1669)55 en Marinis Claesz. Juynbol (1661).56 Juynbols huis werd voor maar liefst 11.525 gulden aan viceadmiraal Kortenaer verkocht.

De Nederlandse visserij, koopvaart en oorlogsvloot waren sterk verweven. De eerste twee dienden als praktisch opleidingsinstituut voor de vloot en leverden zo nodig schepen en bemanningen. Lange tijd was de marine een bonte combinatie van oorlogsschepen en allerlei tijdelijk omgebouwde vaartuigen, waarbij niet ieder schip en bemanning even geschikt was voor een oorlogstaak. Pas later in de zeventiende eeuw ontstonden er permanente oorlogsvloten.

50 Olaf van Nimwegen & Ronald Prud’homme van Reine, ‘Oorlogvoering te land en ter zee’, in: Amersfoort, H., A.M.C. van

Dissel, P.M.H. Groen, J. Hoffenaar & J.A. de Moor (red.), De tachtigjarige oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog 1568-1648 (Amsterdam 2013) 330.

51 J. Lucassen ‘Zeevarenden’, in: Gustaaf Asaert, Philippus Bosscher, Jacobus R. Bruijn & Willem J. van Hoboken (ed.),

Maritieme geschiedenis der Nederlanden, 4 dl., dl. 2 (Bussum 1976-1978) 131-132.

52 Ibidem, 141.

53 Jaap R. Bruijn, Varend Verleden. De Nederlandse oorlogsvloot in de 17e en 18e eeuw (Amsterdam 1998) 146. 54 Naast afkomst, succesvolle investeringen en huwelijken, kon het ook gaan om bijvoorbeeld winst op kostpenningen,

smokkel, kaapvaart, piraterij of verduistering van buit.

55 Executeur was diens oom Michiel de Ruijter.

56 Stadsarchief Rotterdam, 18 Notarissen te Rotterdam en daarin opgegane gemeenten (ONA), Inventarisnummer 400 van

http://www.stadsarchief.rotterdam.nl/archieven?mistart=156&mivast=184&mizig=365&miadt=184&milang=nl&misort=dt %7Casc&miview=ldt&mizk_alle=begrafenis en http://www.stadsarchief.rotterdam.nl/archieven?

mistart=28&mivast=184&mizig=365&miadt=184&milang=nl&misort=last_mod %7Cdesc&miview=ldt&mizk_alle=Almonde.

(17)

ZEEKAARTEN EN ZEEMANSGIDSEN

Door hun nautische kennis, hoge alfabetiseringsgraad en effectieve manier van bouwen en tuigen, konden de Nederlanders hun schepen efficiënter beladen en bemannen, waardoor het vervoer goedkoper en efficiënter werd.57 Zeekaarten waren belangrijke gidsen, bijvoorbeeld om verraderlijke ondieptes te omzeilen. Ze werden dan ook goed beschermd, regelmatig gecontroleerd en herzien door deskundige zeelieden, zo nodig via een notariële getuigenis.58

Na enkele vroege uitgaves van zeeboeken59 specialiseerden de Nederlanders zich in cartografie en het maken van globes, zeevaartgidsen en luxe uitgaves over de zee. Er ontstond zelfs een cartografenschool. Tot 1753 zijn er alleen al voor de VOC naar schatting zeventigduizend perkamenten kaarten getekend.60

Uitgevers zoals de familie Blaeu brachten regelmatig populaire boeken en herdrukken uit over de zeevaart. Blaeus ‘Het licht der zee-vaert’ (1608) verscheen in meer dan driehonderd edities en was een bijzonder representatie- en verzamelobject.61 Zeemansgidsen waren niet alleen gebruiksvoorwerpen voor zeelieden, maar ook verzamelobject voor bestuurders en liefhebbers.

GEZAG EN ADMIRALITEIT

De Nederlandse oorlogsvloot werd gevormd door vijf zelfstandige en rivaliserende admiraliteiten, met eigen organisaties en commandostructuren. Formeel stond de prins van Oranje als admiraal-generaal aan het hoofd van iedere admiraliteit. In de praktijk werd hij vertegenwoordigd door de lokale luitenant-admiraal. De belangrijkste taken van de admiraliteiten waren de bouw, uitrusting en het onderhoud van de eigen vloot, de inning van belastingen, zoals konvooien62 en licenten63 en de uitgifte van kaperbrieven. In de praktijk vielen de inkomsten tegen en was er voortdurende financiële krapte.64

Regelmatig werd er door de admiraliteiten gezamenlijk overlegd, over zaken als de marinebegroting en gezamenlijke acties, maar het bleef nadelig dat iedere admiraliteit een eigen contingent naar zee zond met een eigen bevelstructuur.65 Bovendien waren meegegeven

57 J. Leslie Price, Dutch Culture in the Golden Age (Londen 2011) 167.

58 Stadsarchief Rotterdam. Geraadpleegd op 10 juni 2018, van http://www.stadsarchief.rotterdam.nl/archieven?

mistart=20&mivast=184&mizig=365&miadt=184&milang=nl&misort=dt%7Cdesc&miview=ldt&mizk_alle=kaart en van http://www.stadsarchief.rotterdam.nl/archieven?mistart=8&mivast=184&mizig=365&miadt=184&milang=nl&misort=dt %7Cdesc&miview=ldt&mizk_alle=zeevaart.

59 Cornelis Anthonisz., ‘Onderwijsinge Vander Zee om Stuermanchap Te leeren’ (1558); Lucas Jansz. Waghenaer, ‘Spieghel

der Zeevaerdt’ (1584); Albert Haeyen, ‘Amstelredamsche Zeecaerten’ (1585) en Willem Barentsz., ’Caertboeck van de Midlandtsche Zee’ (1595).

60 Nationaal Archief. Geraadpleegd op 27 juli 2017, van http://www.gahetna.nl/actueel/nieuws/2017/kaarten-voc. 61 De Zeventiende eeuw. Geraadpleegd op 1 september 2017, van

https://www.de-zeventiende-eeuw.nl/articles/10.18352/dze.1551/.

62 Heffingen op in- en uitvoer. 63 Vergunning op handel met de vijand.

64 Olaf van Nimwegen, ‘Deser landen crijchsvolck’. Het Staatse leger en de militaire revoluties, 1588-1688 (Amsterdam

2006) 71; S.W.P.C. Braunius, ‘Oorlogsvaart’, in: Gustaaf Asaert, Philippus Bosscher, Jacobus R. Bruijn & Willem J. van Hoboken (ed.), Maritieme geschiedenis der Nederlanden, 4 dl., dl. 2 (Bussum 1976-1978) 320; Olaf van Nimwegen & Ronald Prud’homme van Reine, ‘De organisatie en financiering van leger en vloot van de Republiek’, in: Amersfoort, H., A.M.C. van Dissel, P.M.H. Groen, J. Hoffenaar & J.A. de Moor (red.), De tachtigjarige oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog 1568-1648 (Amsterdam 2013) 384.

(18)

geweldsinstructies niet altijd eenduidig.66 In dergelijke gevallen moest de overkoepelende vlootvoogd met spoed extra instructies laten halen of naar bevind van zaken handelen. Johan de Witt loste dit probleem uiteindelijk op door regeringscommissarissen, zoals zijn broer Cornelis, te benoemen. Deze gingen mee met de oorlogsvloot en kregen beslissende bevoegdheden.

Johan de Witt bewonderde zeelieden meer om hun ‘courage en stantvasticheyt’67 dan om hun besluitvormingsprocessen.68 Volgens De Witt beschikten landofficieren vaak wel over leidinggevende capaciteiten, maar hij was bevreesd voor jaloerse reacties wanneer hij hen in grote getalen op de oorlogsvloot zou inzetten.

COMPLEXITEITEN

De complexe omstandigheden rondom de admiraliteiten werden verergerd door andere structurele kwesties. Zo waren er spanningen merkbaar tussen het orangistische kamp en de staatse factie. Oranje-stadhouders hechtten doorgaans meer waarde aan het Staatse leger en hun bevelvoerende rol daarin, dan aan de vloot, terwijl de belangrijkste, rijkste en meest bepalende provincies, Holland en Zeeland en hun kooplieden, zich richtten op een sterke marine.

Bovendien liepen de belangen tussen de zeegewesten (Holland, Zeeland en Friesland) en landgewesten (Overijssel, Gelre, Utrecht en Groningen) niet altijd parallel. Het oorlogsgevaar was voor de landprovincies langer en sterker voelbaar dan voor de zeegewesten. Religieuze vraagstukken leidden soms tot verhitte debatten en spanningen in de samenleving.

Evenals in andere landen bestond het personeel van leger en vloot uit vele nationaliteiten en religies. De leiding van het Staatse leger, mede op aandringen van de Oranjes, was hoofdzakelijk in handen van adellijke (buitenlandse) bevelhebbers. De meeste zeeofficieren en vlootvoogden waren praktijkmensen uit de Republiek en nauwelijks van adel. De militaire vorming die edellieden tijdens hun opvoeding meekregen was vooral gericht op landgevechten. Bij de keuze voor bevelhebbers van de vloot en handelscompagnieën speelden aspecten als competentie, nautische kennis en ervaring een grotere rol dan afkomst.69 Praktijkmensen kenden de schepen en omstandigheden, zoals getijden, windrichtingen, zandbanken en ondiepten, op hun duimpje en gebruikten nautische kennis en zeemanskunst bij het varen in vlootverband en bij chaotische scheepsgevechten (afbeelding 6).

66 S.W.P.C. Braunius, ‘Oorlogsvaart’, in: Gustaaf Asaert, Philippus Bosscher, Jacobus R. Bruijn & Willem J. van Hoboken

(ed.), Maritieme geschiedenis der Nederlanden, 4 dl., dl. 2 (Bussum 1976-1978) 323.

67 De Ruijter mopperde vooral op ‘wechgecroope schelmen’, zij die de strijd op zee trachtten te ontgaan (bron: L. Koelmans,

Michiel de Ruijter in eigen woorden, 27).

68 S.W.P.C. Braunius, ‘Oorlogsvaart’, in: Gustaaf Asaert, Philippus Bosscher, Jacobus R. Bruijn & Willem J. van Hoboken

(ed.), Maritieme geschiedenis der Nederlanden, 4 dl., dl. 2 (Bussum 1976-1978) 352.

69 Olaf van Nimwegen & Ronald Prud’homme van Reine, ‘De organisatie en financiering van leger en vloot van de

Republiek’, in: Amersfoort, H., A.M.C. van Dissel, P.M.H. Groen, J. Hoffenaar & J.A. de Moor (red.), De tachtigjarige oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog 1568-1648 (Amsterdam 2013) 389.

(19)

Afbeelding 6

Willem van de Velde de Oude, De zeeslag bij Nieuwpoort (1654) (Scheepvaartmuseum, Amsterdam) Het vergrootte de sociale mobiliteit van getalenteerde zeelieden van bescheiden komaf, zoals Michiel de Ruijter, en versterkte het burgerlijke element. De bevolking zal zich hebben kunnen associëren met een man uit hun midden die wist op te klimmen tot een machtige positie op de vloot.

Aangezien vele bekwame zeelieden tot officier bevorderd werden ontstonden na-ijver en geschillen, want wie voerde overkoepelend het opperbevel? Dit speelde niet alleen tussen de vijf luitenant-admiraals, maar een viceadmiraal van de Amsterdamse admiraliteit kon zich de meerdere wanen van een luitenant-admiraal die afkomstig was van een minder machtige admiraliteit, zoals van Friesland.70

ENKELE LEGENDARISCHE VLOOTVOOGDEN

In 1607 werd een sterk vlooteskader onder leiding van Jacob van Heemskerck naar de Straat van Gibraltar gestuurd, met als doel een hardhandige confrontatie met de Spanjaarden uit te lokken. De daaropvolgende zeeslag werd gewonnen door de Nederlanders, de eerste grote vlootoverwinning op de Spanjaarden. De onfortuinlijke Van Heemskerck werd al vroeg in het gevecht dodelijk getroffen door een kanonskogel op het linkerbeen. Schout-bij-Nacht Lambrecht Hendriksz. Verhouven (Mooy Lambert) was getuige: ‘God Almachtich zij danc, die ons door zijne genade deze overwinninge van onse vyanden gegeven heeft en het is zijn Godliche wille gheweest dat onsen Generael door den eersten schoot uit den Admirael vanden vyant zijn linckerbeen tot aent lichae is weggenomen so datter de doot dadelick nae gevolcht is.’71

In plaats van het gebruikelijke zeemansgraf72 besloot de vlootleiding om het verminkte lijk te laten balsemen en terug te brengen naar de Republiek. Het lijkt onwaarschijnlijk (en blijkt evenmin uit notulen) dat deze enigszins morbide gang van zaken reeds in voorafgaande instructies van de

Staten-70 Johan Carel Marinus Warnsinck, Van vlootvoogden en zeeslagen (Amsterdam 1940) 387.

71 Lambrecht Hendriksz., Copye vanden brieff gheschreven van capiteyn Lambert, aen de E. de ghecommitteerde raden der

admiraliteyt binnen Rotterdam. Inhoudende hoe de Hollantsche armade, onder 't beleydt vanden generael Heemskerck, heeft ghecombatteert, ende oock overwonnen, negen groote galioenen, Knuttel 1374a (1607).

(20)

Generaal of admiraliteiten was opgenomen. Blijkbaar drongen de grootsheid van zowel de militaire prestatie als de persoon Van Heemskerck, alsmede het belang voor de jonge Republiek, door tot de vlootleiding.

Van oudsher was balseming voorbehouden aan koningen en andere hoogwaardigheidsbekleders.73 In het ‘Handboeck der Chirurgyen’ (1634) wordt uitgelegd hoe te balsemen, zonder het onderliggende principe uit te leggen, waaruit je mag concluderen dat de meeste chirurgijns het in ieder geval in theorie kenden.74Andries Herels, chirurgijn-generaal op de vloot, zal er vermoedelijk weinig praktijkervaring mee hebben opgedaan. Hij prepareerde Van Heemskercks lichaam voor de thuisreis. Later werd Herels hiervoor beloond met honderd daalders.75

Van Heemskercks dood schokte de Republiek en leidde naast politieke loftuitingen en een ‘staatsbegrafenis’ in de Oude Kerk (Amsterdam), tevens tot heldenverering. Nicolaas Rothamel van Mansfelt schreef een Latijns lofdicht op de behaalde overwinning.76 Ook andere kunstenaars bewierookten Van Heemskerck en diens mannen in woord en in beeld (afbeeldingen 7 en 8). Liedschrijvers schreven nieuwe teksten op bekende melodieën, hetgeen het meezingen vergemakkelijkte.

Afbeelding 7

Claes Jansz. Visscher (II), David Vinckboons

Zeestrijd voor Gibraltar op 25 april 1607 (1607) (Verblijfplaats onbekend)

73 George Maat, ‘Bijzetting en balseming van de eerste Nassau’s in de Lage Landen’, in: Peter Bitter, Viera Bonenkampová

& Koen Goudriaan (red.), Graven spreken: Perspectieven op grafcultuur in de middeleeuwse en vroegmoderne Nederlanden (Hilversum 2013) 59.

74 P. 259: ‘Mitsdien dat een chirurgijn tot het balsemen van doode lichamen der groote personagien gevoordert wort so en heb

ick de maniere van die te balsemen ende lange sonder stincken te bewaren niet willen voorbij gaan.’

75 Huygens Instituut, Archief Statengeneraal (Deel 14 (1607-1609, GS 131) OR p. 35), voetnoot 4.

76 Nicolaas Rothamel van Mansfelt, Historica narratio de pvgna navali et memorabili victoria, quam [...] obtinuit [...]

(21)

Afbeelding 8 Cornelis Claesz. van Wieringen,

Het ontploffen van het Spaanse admiraalsschip tijdens de zeeslag bij Gibraltar (ca. 1621) (Rijksmuseum, Amsterdam)

Voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis leidde de dood van een zeeheld tot een ware vereringscultus, zoals de twaalf teksten in Scheurleers verzamelde verzen en het in opdracht van de admiraliteit van Amsterdam vervaardigde ‘glas in lood’-raam voor de Zuiderkerk in Amsterdam, laten zien.77 Na het vroege sneuvelen van Van Heemskerck nam Pieter Verhoeff, viceadmiraal op de vloot, het commando over, maar verkreeg nooit een vergelijkbare heldenstatus.

Enkele decennia later zien we dat de belangen tussen de overheid en een zeeheld niet altijd parallel liepen. Piet Hein vond dat hij te uitbundig geprezen werd om de in zijn ogen vrij eenvoudige inname van de Zilvervloot (1628), terwijl zijn eerdere, meer glorierijke daden nauwelijks waren opgemerkt. Toch was de verovering van de Zilvervloot groot nieuws en verkreeg Hein een heldenstatus. Het leverde maar liefst elf miljoen gulden op en leidde tot spontane volksfeesten.78 Door deze meevaller kon bijvoorbeeld de verovering van ’s-Hertogenbosch (1629) worden gefinancierd. Hein sneuvelde in 1629 tegen Duinkerker kapers,79 na te zijn geraakt door een kanonskogel en kreeg net als Van Heemskerck een grafmonument, waarover straks meer.

Tot vreugde van het volk werd Maerten Harpertsz. Tromp in 1637 bevorderd tot luitenant-admiraal en bevelhebber van ’s lands vloot:

‘Tromp gaet U heden voort: hij trompt met alle krachten […]

Hij sal u, naer de kunst, met ijser leeren spelen, En kaetsen met het stael; ja leyden aen den dans’80

77 Daniël François Scheurleer, Van Varen en van Vechten (dl. I), 73-103. 78 Jonathan I. Israel, De Republiek, 1477-1806 (dl. I) (Franeker 1997) 550.

79 Duinkerker kapers waren een grote plaag en leverden de Nederlanders veel schade op (bron: Simon Groenveld, ‘Met

Frederik Hendrik ten aanval’, in: Groenveld, Simon & Huib Leeuwenberg (ed.), De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in De Nederlanden (ca. 1560-1650) (Zutphen 2008) 257).

(22)

Tromp verkreeg, net als later Michiel de Ruijter, de bijnaam ‘Bestevaer’ (vadertje), vanwege zijn eerlijke en rechtvaardige houding jegens manschappen en opponenten. Na de glorieus gewonnen ‘Slag bij Duins’ (1639) steeg Tromps populariteit tot grote hoogten, evenals de reputatie van de Republiek als voorname zeemacht. Tromps legendevorming en heroïsering zien we terug op de afbeeldingen 9, 10 en 11. De zegewagen diende als allegorie van de overwinning.

Afbeelding 9

Krantenadvertentie d.d. 14 april 1640, een verwijzing naar afbeelding 10 (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag)

Afbeelding 10

Salomon Savery, naar Abraham de Verwer, Zeeslag bij Duins (rechterplaat) (1640) (Rijksmuseum, Amsterdam)

Afbeelding 11

Salomon Savery (toegeschreven), Zegewagen van Maarten Tromp (1639) (Rijksmuseum, Amsterdam)

(23)

STEMMINGSWISSELING

De vereeuwiging van het grote aantal vaderlandse zeehelden en lof op hun prestaties doen vermoeden dat hun uitsluitend eer en roem ten deel vielen. Dat is niet zo. In een brief van 17 juni 1665 trok Johan de Witt fel van leer nadat hij had vernomen dat luitenant-admiraal Johan Evertsen, na de verloren ‘Slag bij Lowestoft’ tegen de Engelsen, bij het binnenlopen van de haven van Den Briel was aangevallen door het ‘graeuw’ en bijna was vermoord. De Witt wilde dat de oproerkraaiers streng werden bestraft.81 Evertsen werd gerehabiliteerd en ingezet tijdens de Tweedaagse Zeeslag (1666), waarin hij sneuvelde. Samen met zijn broer Cornelis, die kort daarvoor tijdens de succesvolle Vierdaagse Zeeslag was gesneuveld, verkreeg Johan alsnog de heldenstatus en een gezamenlijk praalgraf.

Twee andere gesneuvelde vlootvoogden die ieder een praalgraf verkregen, maar wier reputaties forse deuken vertoonden, waren Witte Cornelisz. de With en Jacob van Wassenaer Obdam. De With was een moedige, maar erg impopulaire viceadmiraal: ‘gehaat en gevreesd door zijn minderen, gemeden door zijn gelijken en in voortdurend conflict met zijn meerderen’.82 Toch werd na zijn sneuvelen tijdens de ‘Slag in de Sont’ (1658) voor hem een praalgraf opgericht.

Een van de opmerkelijkste praalgraven staat in Den Haag ten behoeve van Baron Jacob van Wassenaer Obdam, een edelman afkomstig uit het Staatse leger. Hij werd in 1653 benoemd tot opperbevelhebber van de vloot en sneuvelde tijdens de verloren ‘Slag bij Lowestoft’. Zijn lijk is door het exploderen van het schip nooit gevonden, waardoor zijn praalgraf leeg is, een zogeheten cenotaaf.83 Het opmerkelijke is niet alleen dat hij een praalgraf kreeg na een verloren slag, maar ook dat tijdgenoten hem lafheid en passiviteit verweten. Blijkbaar speelden andere motieven een doorslaggevende rol bij de toekenning van dit grafmonument.

De belangrijkste vlootvoogd werd Michiel de Ruijter. Zijn populariteit leek geen grenzen te kennen, maar hij ontsnapte in 1672 aan een volksoploop en aan een moordaanslag door een fanatiek aanhanger van Cornelis Tromp, zijn rivaal als opperbevelhebber van ’s lands vloot.84

Grillige wisselingen in populariteit en succes hadden voor Evertsen, De With, Van Wassenaer Obdam en De Ruijter uiteindelijk geen effect op de toekenning van een grafmonument. Het was de hoogste eer die een gesneuvelde vlootvoogd ten deel kon vallen. Cornelis Tromp was weliswaar een ervaren en kundig opperbevelhebber en graag gezien bij zijn mannen, maar stierf een natuurlijke dood. Ondanks zijn grote verdiensten, populariteit en onverschrokkenheid, kreeg hij daarom geen grafmonument toebedeeld.

81 N. Japikse, Brieven van Johan de Witt (Amsterdam 1919) 7.

82 Wikipedia. Geraadpleegd op 10 juni 2018, van https://nl.wikipedia.org/wiki/Witte_de_With. 83 Zie Bijlage I voor een Verklarende Woordenlijst van de schuin gedrukte woorden in deze scriptie.

84 Anne Doedens & Liek Mulder, Engels-Nederlandse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw (Zutphen 2016)

(24)

TOT BESUIT

Nederlanders lijken zich niet zo goed te realiseren dat dit land het product is van oorlogsvoering, een gewapende strijd die de landsgrenzen goeddeels heeft bepaald. In de zestiende- en zeventiende-eeuwse beeld- en schriftcultuur kwam het militaire aspect nadrukkelijk naar voren, zoals te zien is op de historische prenten van bijvoorbeeld Frans Hogenberg.85

Na de Opstand kreeg de Republiek in 1648 eindelijk haar internationale erkenning als onafhankelijke staat en was ze uitgegroeid tot een maritieme grootmacht. Vervolgens bezuinigde de Republiek fors op leger en vloot, net toen ze het overwicht verkreeg in de wereldhandel. Eigenlijk vergde de Nederlandse aanwezigheid op alle continenten en wereldzeeën een sterke marine die overal zichtbaar beschermend aanwezig was, maar de vloot werd beperkt tot een veertigtal konvooischepen.

Maerten Tromp had tevergeefs gewaarschuwd tegen deze rigoureuze afbraak, maar geld ontbrak.86 Pas na de verloren Eerste Engels-Nederlandse oorlog (1652-1654) werd er, onder leiding van Johan de Witt, snel ingezet op de bouw van zwaarbewapende oorlogsschepen. De vloot werd hervormd tot een staande en uitgebreide scheepsmacht, met meer professionele officieren, zwaarder geschut en meer onderlinge afstemming tussen de admiraliteiten.

Door de vele zeegevechten vielen er aan Nederlandse kant veel slachtoffers te betreuren, ook onder leidinggevenden. De gevechten werden vanaf het verhoogde achterdek geleid, met herkenbare vlag in top. Daardoor waren de hoogste officieren voor vriend en vijand goed te onderscheiden. Ze vormden een kwetsbaar doelwit, vooral voor vijandelijke scherpschutters, ook omdat ze tijdens het gevecht het dragen van een harnas vermeden. Het bood weinig bewegingsruimte en was riskant bij een eventuele tewaterraking.

Indien de opperbevelhebber sneuvelde werd diens vlag gestreken en nam de tweede in lijn het opperbevel over. Dit leidde regelmatig tot gevechtschaos, zodat de vlag na het overlijden van de vlootvoogd niet altijd werd neergehaald en bevelen nog altijd uit diens koker leken te komen.87

Philips van Almonde en Cornelis Tromp behoorden tot de groep zeehelden die een natuurlijke dood stierven. Ter nagedachtenis aan Van Almonde is er in de Grote Kerk te Brielle een praalgraf gerealiseerd, maar dit is privé gefinancierd. Cornelis Tromp werd bijgezet in het familiegraf in Delft. Wel ontving hij een eervolle begrafenis (afbeelding 12). Bovendien verscheen er een uitgebreide levensbeschrijving (afbeelding 13) en zijn buste hangt aan een Amsterdamse gevel (afbeelding 14). Uit dankbaarheid voor verleende hulp was hij door de Deense koning tot ridder geslagen (afbeelding 15) en werd een baai naar hem vernoemd (‘Tromper Wiek’).88 Ook wie niet sneuvelde in de strijd en geen grafmonument kreeg, kon met behulp van andere middelen worden geroemd en eeuwig gememoreerd.

85 J. Leslie Price, Dutch Culture in the Golden Age, 37.

86 Johanna K. Oudendijk, Johan de Witt en de zeemacht (Amsterdam 1944) 7-8. 87 Nicolaes Witsen, Aeloude En Hedendaegsche Scheepsbouw En Bestier, 382.

(25)

Afbeelding 12

Jan Luyken, Lykstaatsie te Amsterdam van Cornelis Tromp Lieutenant Admiraal Generaal van Holland en West-Vriesland (1692) (Stadsarchief, Amsterdam)

Afbeelding 13

Timotheus ten Hoorn (uitgever), Leven en bedryf van den vermaarden zeeheld Cornelis Tromp (1692) (Collectie Nederland, Amersfoort)

Afbeelding 14

Fraai houtsnijwerk voorstellende Cornelis Tromp (Oudezijds Voorburgwal 136, Amsterdam)89

89 Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen. Geraadpleegd op 31 maart 2019, van

(26)

Afbeelding 15

Jan Luyken, Cornelis Tromp door de Koning van Denemarken tot Ridder geslagen (1676) (Rijksmuseum, Amsterdam)

Vooral als gevolg van de vele zeegevechten en de onderlinge rivaliteit tussen de vijf admiraliteiten, gewesten en steden werden er in relatief korte tijd en verspreid over een groot aantal gewesten en steden prachtige grafmonumenten opgericht voor enkele heldhaftige, gesneuvelde vlootvoogden.

In dit hoofdstuk stonden het belang voor de jonge Republiek van water en de zeevaart, maar ook van oorlog en zeehelden, centraal. De scheepvaartsector was economisch zeer belangrijk en leverde tevens manschappen, schepen en ervaring aan de oorlogsvloot.

De wisselwerking was groot, want een sterke vloot beschermde andere sectoren, bestreed vijanden en breidde de Nederlandse (handels)invloed uit. Het heldhaftige en professionele optreden van vlootvoogden sprak tot de verbeelding. Het kwam tot uiting in grafmonumenten, maar vooral in talloze geschriften, pamfletten, liederen, gedichten, scheepsjournalen en reisbeschrijvingen, maar ook in de (beeld)cultuur, zoals (nieuws)prenten, tekeningen, schilderijen en in kranten.90

Veel bestuurders en burgers, rijk en minder rijk, hadden een aandeel in de partenmaatschappijen en later in compagnieën als de VOC of WIC en zodoende een (financieel) eigenbelang bij een goede bescherming van de handelsorganisaties en hun successen. De verwevenheid tussen generale en particuliere belangen en de zeevaart was derhalve groot.

90 Krantenbank Zeeland. Geraadpleegd op 23 juli 2018,

(27)

HOOFDSTUK 2

HEILIGE HELDEN?

INTRODUCTIE

Voor de meeste gereformeerden was de kerk minder belangrijk dan voor katholieken.91 Lidmaat worden was niet verplicht, zodat velen slechts sympathisant of ‘liefhebber’ waren, en kerkdiensten hoefden niet per se te worden bijgewoond.92 Veel mensen bleven in wezen rooms-katholiek en gereformeerde gemeentes hadden een beperkte omvang. De nieuwe kerk miste gezag en kon zich moeilijk verweren tegen overheidsbemoeienis. Tegelijkertijd had ze diezelfde overheid nodig om haar positie te beschermen tegenover andere geloofsrichtingen.

Gereformeerde kerkgebouwen en begraafplaatsen waren eigendom van de overheid en stonden centraal in het gemeenschapsleven. Men kon er wandelen, zakendoen, bijeenkomsten houden, naar concerten luisteren of uitrusten. Ze werden als openbaar plein beschouwd, bezet met winkeltjes en vertier, en droegen bij aan lokale kerkinkomsten. Kerktorens fungeerden als oriëntatiepunt, brandwacht, ‘horloge’ of als gevangenis.

Bovendien werden kerken gebruikt om gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis levendig te houden, verbeeld in ‘glas in lood’-ramen, om actuele berichten te verkondigen en om oorlogstrofeeën te bewaren (afbeelding 16).93 Sacrale en wereldlijke aspecten liepen in en rondom de kerk door elkaar.

Afbeelding 16

Zwaard van geuzenaanvoerder Willem Blois van Treslong (Michaëlskerk, Oosterland (Wieringen)) Stadsbestuurders waren verplicht kerklid en zaten ’s zondags vooraan bij de preek. Al te boute of extreme uitspraken vanaf de kansel werden niet getolereerd door de overheid.94 Dominees werden geacht te moraliseren, een voorbeeld voor hun ‘kudde’ te zijn en het staatsbelang te dienen, bijvoorbeeld tijdens preken of herdenkings- en feestdagen. Belangrijke preken, zoals verwijzingen

91 Paul Zumthor, Het dagelijks leven in de Gouden Eeuw, deel I, 15. 92 ‘Kerk van de staat’ lijkt een betere benaming.

93 J.M.G. van der Poel, Scheepsmodellen in Nederlandse kerken (Enkhuizen 1987) 39. 94 J. Leslie Price, Dutch Culture in the Golden Age, 71.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The inspection results on raveling damage are reported by the feature ’INTERVENTIEJAAR RAF’ (in English: intervention year raveling) in the form of a number, that represent the year

VerHuell was tekenaar te Arnhem, maar had door een oogziekte zich in die activiteiten moeten matigen en voerde begin 1862 in de Arnhemsche Courant een campagne voor een

Zoals het stie- kem kijken naar verboden seks opwin- dend is voor veel mensen, en daarbij toch veilig, zo is het koekeloeren naar alles wat met de dood te maken heeft dat ook..

“37D (6) Despite sections (b) of the definition of “pension interest” in section 1 (1) of the Divorce Act, 1979, the portion of the pension interest of a member of a pension

nenwerek ende ofte het met meerder gemack soude connen geschieden. 2 * In zijn rapportage schreef hij dat Adrianus Den Otter bereid was te verschijnen in

En ten derde de haken en ogen van het danshistorische materiaal: in Amsterdam richten de tuchtgevallen zich juist op de betere standen, althans vanaf 16(K). en ook voor Utrecht

Corpus Hoeksema laat eenzelfde beeld zien: de achttiende-eeuwse werken bevatten slechts twee voorkomens van dapper (waarvan de syntactische specialisatie evenredig verdeeld is

Carlo Saraceni (1579-1620) verhuisde in 1598 van Venetië naar Rome, maar onbekend is wanneer hij in caravaggistische stijl begon te werken; zijn enige gedateerde werk stamt uit 1606