• No results found

Viceadmiraal Witte Cornelisz. de With sneuvelde op 8 november 1658, tijdens de gewonnen ‘Slag in de Sont’ tegen Zweden, evenals viceadmiraal Pieter Florisz. De bevelhebber van de vloot, Jacob van Wassenaer Obdam, maakte er op zakelijke toon melding van: ‘[…] seynde alle capiteynen aan boort, waervan wij misten den vice-admirael de Wit met sijn schip, verstonden ook dat den vice-admirael Pieter Florisz. met sijn capiteyn gebleven waeren […] lieten onze doden in een galiot setten om aen lant gebracht en begraeven te werden.’151 Geen spoor van rouw, verdriet of eerbetoon, maar een algemene vermelding, wellicht voortvloeiend uit gevechtshardheid?

Uit respect werden de beide viceadmiraals niet in Zweedse of Deense grond begraven, maar door de Zweedse tegenstanders gebalsemd en publiek ten toon gesteld, zoals ook wordt vermeld op het praalgraf van De With: ‘Uit nobele bewondering, van zijns tegenstanders dapperheid, het lichaam, kostelijk gebalsemd, naar het vaderland teruggezonden’. Een eer die de Nederlanders enkele jaren later (1666) bewezen aan de gesneuvelde Engelse viceadmiraal William Berkeley.152

Naderhand werden de kisten met de stoffelijke resten van De With en Pieter Florisz. onder ceremonieel vertoon door Zweden overgedragen aan Denemarken, bondgenoot van de Hollanders. Pas in september 1659, dus tien maanden na hun dood, kwamen de geschonden lichamen aan in De Nederlanden. Op 7 oktober 1659 kreeg Witte de With een publieke begrafenis en werd in de Laurenskerk (Rotterdam) begraven. Pieter Florisz. werd een maand later, precies een jaar na diens sneuvelen, onder groot eerbetoon, voornamelijk van vooraanstaande burgers van Hoorn, bijgezet in de

149 François Bellec, Philippus Bosscher [en] A. Erftemeijer, Sillages néerlandais, 61.

150 Paul Zumthor, Het dagelijks leven in de Gouden Eeuw, deel II, 115; Cynthia Lawrence spreekt over ‘naval heroes were

presented, and widely perceived, as accessible salt-of-the-earth-types’ (bron: Cynthia Lawrence, 'Hendrick de Keyser's Heemskerk monument: the origins of the cult and iconography of Dutch naval heroes', in: Simiolus 21 (1992) 272).

151 Historisch Genootschap, Journalen van de admiralen Van Wassenaer-Obdam (1658/59) en De Ruyter (1659/60)

(Amsterdam 1907) 28-29.

Grote Kerk te Hoorn. Luisterrijke begrafenissen waren niet allemaal gelijk, hetgeen meteen de positie van de overleden zeeheld en de admiraliteit waartoe hij behoorde, uitdrukte.

In het geval van Witte de With was het eerbetoon allerminst vanzelfsprekend. Hij was een man met een uitzonderlijk lastig karakter die zonder aanziens des persoons met alles en iedereen ruzie kon maken en niet geliefd was bij zijn collega’s en manschappen. Zijn onverschrokkenheid, zeemansvaardigheden en plichtsbesef stonden buiten kijf. De bereidheid om voor het vaderland te sneuvelen rechtvaardigde vermoedelijk het grafmonument.153

Een notariële akte (10 februari 1660), kort na De Withs begrafenis, biedt een fraai inkijkje in het opdrachtverleningsproces van een grafmonument.154 De akte kwam tot stand onder getuigenis van De Withs familie en hoogwaardigheidsbekleders van Rotterdam en de Admiraliteit van de Maze. We zien dat publieke en private belangen parallel liepen. De akte bevat Jacob Lois’ ontwerp en bestek van Witte de Withs grafmonument, inclusief nauwkeurige instructies met betrekking tot de voorstelling, afmetingen en materiaalkeuze. Zo moest het beeld van Witte de With ‘[…] 6 voeten groot sijn ende de dicte ende breeten nae behooren ende den eijsch van de kunst gemaeckt den helm met de strijdthanschoenen mede na proportie alle van seer schoone ende witte marmersteen ront af leggende’. Het is waarschijnlijk dat ook voor andere praalgraven dergelijke contracten en voorwaarden zijn opgesteld.

Tevens wordt in de akte aangegeven dat de bouw van het grafmonument werd aanbesteed aan de Delftse meestersteen- en beeldhouwer, Pieter Rijcx (afbeelding 37), voor een prijs van zesendertighonderd gulden en een ‘tevredenheidsbonus’ van honderdvijftig gulden, betaald door de overheid. De Staten van Holland hadden voor de bouw drieduizend gulden toegezegd en de admiraliteit van de Maze duizend gulden, dus de kosten leken binnen het budget te passen.155

153 Reeds in 1651 had De With ‘[…] een graffstaede met sarcke aan de zuidzijde in de ommegang op 't koer in de St.

Laurenskerck, genummerd 29…’ verworven van zijn schoonmoeder IJda, de moeder van zijn overleden vrouw: ‘…IJda mag in het graf begraven worden als ze het belieft.’ (bron: Stadsarchief Rotterdam, 18 Notarissen te Rotterdam en daarin opgegane gemeenten (ONA), Inventarisnummer 552 van http://www.stadsarchief.rotterdam.nl/archieven? mistart=40&mivast=184&mizig=365&miadt=184&milang=nl&misort=dt%7Casc&miview=ldt&mizk_alle=Witte%20de %20With). De plek komt niet overeen met de plaats waar De Withs latere grafmonument zou verrijzen.

154 Stadsarchief Rotterdam, 18 Notarissen te Rotterdam en daarin opgegane gemeenten (ONA), Inventarisnummer 408 van

http://www.stadsarchief.rotterdam.nl/archieven?mistart=76&mivast=184&mizig=365&miadt=184&milang=nl&misort=dt %7Casc&miview=ldt&mizk_alle=Witte%20de%20With.

Afbeelding 37

Signatuur van Pieter Rijcx op het grafmonument van Witte de With (Laurenskerk, Rotterdam)

Rijcx diende het monument binnen een jaar, met een uitloop van drie maanden, dus omstreeks juni 1661, te hebben opgeleverd. Bijzondere vermelding verdient het feit dat ontwerper Jacob Lois, op straffe van een boetebedrag van twaalfhonderd gulden, persoonlijk borg stond voor Rijcx’ oplevering. Niet duidelijk is of Lois de beurs heeft getrokken, want Rijcx had het grafmonument pas in 1669 gereed.

Vergeleken met andere praalgraven was de prijs van dit zeeheldenmonument bijzonder schappelijk, vermoedelijk het gevolg van de wijze van uitvoering, het materiaalgebruik, arbeidsuren en de reputatie van de opdrachtnemer. Pieter Rijcx (1630), geboren Bruggeling, was namelijk op het moment van de opdrachtverlening jong en had zich pas enkele jaren in Delft gevestigd. Als beeldhouwer moest hij nog naam en faam maken, hetgeen de prijs mogelijk heeft gedrukt. Het prestigieuze karakter van de opdracht zal voor Rijcx hebben meegespeeld om haar tegen deze prijs te aanvaarden.

De kosten van praalgraven van zeehelden varieerden. Om een indicatie te geven: het praalgraf in Delft van Piet Hein, het eerste grote grafmonument voor een zeeheld, kostte zesduizend gulden, evenveel als het gezamenlijke grafmonument voor de gebroeders Evertsen, enkele decennia later. Het praalgraf van Maerten Tromp kostte de Staten-Generaal tienduizend gulden, dat van Jacob van Wassenaer-Obdam twaalfduizend gulden en van De Ruijter bijna veertienduizend gulden (Bijlage IV).156 Nog altijd een schijntje vergeleken met het ruim dertigduizend gulden kostende praalgraf van Willem van Oranje, maar desalniettemin hoge kosten, vooral vanwege het benodigde kostbare materiaal en de vele manuren.

Geen andere beeldhouwer heeft zoveel betekend voor de Nederlandse grafmonumentenbouw, voornamelijk grootschalige praalgraven, als de van oorsprong Zuidelijke Nederlander Rombout Verhulst, leerling van de bekende beeldhouwer Artus Quellinus. Hij was betrokken bij de bouw van minimaal zeventien grafmonumenten voor de adel en zeehelden, waaronder acht voor laatstgenoemde groep, al dan niet in een team met andere bekende kunstenaars. Zo werd het grafmonument voor Jan van Galen ontworpen door Quellinus, maar was de tekening van het reliëf van de hand van Willem van de Velde de Oude, terwijl Verhulst, samen met Willem de Keyser, de bouw ervan voor hun rekening namen. Het artistieke werk van deze kunstenaars heeft belangrijk bijgedragen aan de zeeheldencultus.

De carrière van Rombout Verhulst als grafmonumentenbouwer omspande meer dan vijfentwintig jaar. Hij behoorde samen met Hendrick de Keyser en Quellinus tot de meest invloedrijke beeldhouwers van de zeventiende eeuw. Verhulst werkte zeer realistisch. Hij heeft waarschijnlijk met een team van assistenten en leerlingen, waaronder zijn meest begaafde leerling Jan Blommendael,157

156 Frits Scholten, Sumptuous Memories. Studies in seventeenth-century Dutch tomb sculpture (Zwolle 2003) 44-45. 157 Blommendael werd een zeer veelzijdig beeldhouwer, met een eigen atelier en maakte bijvoorbeeld het latere

aan meerdere projecten tegelijkertijd gewerkt. Naast het praalgraf voor Van Galen (1656)158 waren dat de praalgraven voor de volgende zeehelden: Maerten Tromp (1658), Egbert Bartolomeusz. Kortenaer (1669), Willem Joseph van Ghent (1676), Michiel de Ruijter (1681) en de gebroeders Evertsen (1685), maar ook de epitafen voor Willem van der Zaen (1670) en Isaac Sweers (1674).