• No results found

PUBLIEKE GRAFMONUMENTEN VOOR ZEEHELDEN IN ANDERE EUROPESE ZEEVARENDE NATIES

GRAFMONUMENTEN VOOR ZEEHELDEN

PUBLIEKE GRAFMONUMENTEN VOOR ZEEHELDEN IN ANDERE EUROPESE ZEEVARENDE NATIES

Ik ben nagegaan in hoeverre de publieke totstandbrenging van grafmonumenten voor gesneuvelde vlootvoogden uniek was voor de Republiek. Eerder merkte ik al op dat zeventiende-eeuwse publieke

40 Catharijnekerk. Geraadpleegd op 17 juli 2019, van http://www.catharijnekerk.nl/media/editor/Kerkblad%202017/Kerkblad

grafmonumenten voor legerleiders uit het Staatse leger lijken te ontbreken. Nu kijken we of er tot circa 1700 publieke grafmonumenten tot stand zijn gebracht voor lokale zeehelden in andere belangrijke Europese maritieme naties.41

De belangrijkste leider/admiraal van Genua, Andrea Doria (1466-1560), wordt in de stadsstaat beschouwd als ‘Pater Patriae’.42 Via een machtsgreep (1528) bracht hij Genua onafhankelijkheid, stabiliteit en rust en loyaliteit aan de Habsburgse keizer Karel V. Het eerbetoon terzijde gelaten, heb ik geen aanwijzingen gevonden dat het grafmonument voor Doria publiek opgezet en gefinancierd is. Evenmin heb ik aanwijzingen gevonden dat andere vlootvoogden uit de Vroegmoderne periode van Genua een publiek grafmonument hebben gekregen.

De Portugese ontdekkingsreiziger Vasco da Gama (1460/69 – 1524) bereikte in 1498 Calcutta (India), na de succesvolle ronding van Afrika, via Kaap de Goede Hoop. Het vormde de aanzet tot een langdurige en uitgebreide Portugese (handels)aanwezigheid in Afrika en Azië, later gevolgd door het Amerikaanse continent, en gebaseerd op de combinatie van geweld en politieke en economische controle. De Portugezen maakten daarbij vooral gebruik van het moderne zeilschip, scheepsbewapening en lange afstandszeilervaring. Gaandeweg werden steeds meer vaste overzeese machtsbases, zoals factorijen en koloniën, gecreëerd en kregen de Portugezen in belangrijke mate de handel in oosterse specerijen (peper, nootmuskaat, kaneel) en in West-Indische producten (suiker, tabak, later gevolgd door goud en diamanten) in handen, evenals de handel in West-Afrikaanse slaven en goud.43

Vasco da Gama stierf in 1524 in Cochin (India). Hij werd in 1539 herbegraven in Mosteiro dos Jerónimos, een Portugees klooster (afbeelding 76). Noch van hem, noch van andere Portugese admiraals of ontdekkingsreizigers heb ik publiek opgezette grafmonumenten aangetroffen. De wel aanwezige tombes lijken privé-initiatieven te zijn geweest voor adellijke bevelhebbers.

Afbeelding 76

Grafmonument Vasco da Gama (klooster Jerónimos (Lissabon), Portugal)

41 Stadsstaat Genua, Portugal, Spanje, Denemarken, Zweden, Frankrijk en Engeland. Ik heb mij gebaseerd op literatuur,

internet en heb de namen van admiraals uit deze landen gebruikt voor onderzoek naar hun grafmonumenten. Ik heb mij beperkt tot circa 1700.

42 Thomas Allison Kirk, Genoa and the Sea Policy and Power in an Early Modern Maritime Republic, 1559-1684 (Baltimore

2005) 20.

43 Nederland is niet het enige land dat momenteel worstelt met haar (zeevaart)verleden: In Portugal woedt een discussie over

de plaatsing van een slavernijmonument als herdenkingsteken en tevens omtrent hedendaags racisme (bron: De Volkskrant. Geraadpleegd op 24 juni 2019, van https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/portugal-ziet-zijn-

slavernijverledenvoorzichtig-onder-ogen~beec893c/?referer=https%3A%2F%2Fwww.bing.com%2Fsearch%3Fq %3DSlavernijverleden%2BPortugal%26qs%3Dn%26form%3DQBRE%26sp%3D-1%26pq%3Dslavernijverleden %2Bportugal%26sc%3D0-26%26sk%3D%26cvid%3DAE85B7CA9A7649C6BE234C59DB1B39B8).

Na het verval van met name Venetië en Genua streed Spanje rond 1500 met Frankrijk en de Ottomanen om de hegemonie in de Middellandse Zee. Daarbij was maritieme aanwezigheid belangrijker dan ooit tevoren, waardoor permanente, zwaarbewapende vloten werden opgezet.44

Zowel Christoffel Columbus’ ontdekking van Amerika (1492),45 latere ontdekkingsreizen, als de inlijving van het Portugese rijk (1580-1640), waren belangrijke markeringspunten voor het Spaanse maritieme imperium, evenals de traumatische en smadelijke nederlagen van de Armada tegen de minder sterk geachte Engelsen (1588) en de Nederlanders (‘Slag bij Duins’ (1639)).

Tot ver in de zeventiende eeuw voerden adellijke legerofficieren het commando over Spaanse oorlogsschepen, al zagen edellieden de vloot als minderwaardig.46 Ik heb ten aanzien van vlootvoogden in Spaanse dienst geen aanwijzingen gevonden dat een van hen een publiek grafmonument heeft gekregen. Wel sprong de Spaanse overheid enkele malen bij om families van gesneuvelde vlootvoogden financieel te ondersteunen.47

De vroegmoderne tijd in Scandinavië vertoont een voortdurende wrijving en maritieme en landstrijd tussen Denemarken, Zweden, Hanzesteden en de Republiek der Verenigde Nederlanden, waarbij territoriumdrift, beheersing van zeestraten, machtsaanspraken en controle over grondstoffen belangrijke aanleidingen vormden en waarbij allianties en dominantie voortdurend stuivertje wisselden, al naar gelang de belangen en sterktes.

In 1576 verordonneerde de Deense Koning Frederik II dat monumentale, vrijstaande graftombes uitsluitend mochten worden opgericht voor koningen en heersers.48 Het zal hebben bijgedragen aan het feit dat ik uit de Vroegmoderne tijd geen publieke grafmonumenten voor Deens- Noorse vlootvoogden heb aangetroffen.

Zweden had zich eind vijftiende eeuw losgemaakt uit de monarchie met Denemarken en Noorwegen en streed vervolgens veelvuldig met haar Deense buren en met andere belanghebbenden. Het ontstaan van de Zweedse eenheidsstaat viel samen met de groeiende Baltische handel (vijftiende en zestiende eeuw), waarin Nederlanders een leidende rol hadden.49 Zweden werd een belangrijk exporteur van ijzererts en koper.

Vooral onder leiding van koning Gustav II Adolf (1594-1632) en diens belangrijke raadgever Axel Gustafsson Oxenstierna (1583-1654) werden het Zweedse leger en de vloot hervormd naar Nederlandse model. Zweden werd een moderne en sterke militaire macht, zoals ze bewees tijdens de Dertigjarige Oorlog.

In de eerste decennia van de zestiende eeuw waren Zweeds marinecommandanten nog afkomstig uit het reguliere leger, maar later waren het zeelieden, al duurde het nog tot de zeventiende eeuw voordat sprake was van een professionele marine-carrière. Juist vanwege het feit dat de Zweden

44 Jan Glete, Warfare at Sea, 1500-1650: Maritime Conflicts and the Transformation of Europe (Londen 2000) 94. 45 Hij was eigenlijk op zoek naar een westelijke route naar Indië.

46 Jan Glete, Warfare at Sea, 52.

47 David Goodman, Spanish naval power, 1589-1665. Reconstruction and defeat (Cambridge 1997) 237-238. 48 Frits Scholten, Sumptuous Memories, 23.

voor de ontwikkeling van hun militaire organisatie goed naar de Republiek keken, zou je verwachten dat de Nederlandse zeventiende-eeuwse publieke heroïsering van gesneuvelde vlootvoogden navolging zou hebben gekregen in Zweden. Hiervan heb ik in mijn onderzoek geen sporen aangetroffen, zodat de conclusie luidt dat Zweden in de zeventiende eeuw geen publieke grafmonumenten heeft opgericht voor gesneuvelde vlootvoogden.

Frankrijk kon zich qua maritieme macht weliswaar niet meten met de sterke Engelsen en Nederlanders, maar schuwde de confrontatie niet, bijvoorbeeld met de Engelsen om visrechten. In 1635 verklaarden de Fransen de oorlog aan Spanje. Deze sleepte zich voort tot 1659, zonder dat een van deze ‘superpowers’ de overhand kreeg. Het is illustratief dat zowel Frankrijk als Spanje tijdens hun strijd de vloten beperkt hielden, terwijl Engelsen en Nederlanders juist behoorlijk grote contingenten oorlogsschepen de zee op stuurden.50 Na de ‘Vrede van Munster’ (1648) hadden zij in de zeventiende eeuw de maritieme overhand gekregen. Voor Frankrijk was de vloot weliswaar belangrijk, maar had het niet de hoogste prioriteit. Ik heb onderzocht of zeventiende-eeuwse Franse vlootvoogden zijn geëerd met publiek opgezette grafmonumenten, maar heb niets gevonden, zelfs niet rondom de populaire admiraal Jean Bart (1650 – 1702).

Terwijl de Nederlanders in 1595 met succes Kaap de Goede Hoop wisten te ronden, waren de Engelsen nog in een maritiem ‘trial & error’-proces verwikkeld om een centraal geleide marine- organisatie op te zetten. Doordat een vloot ontbrak was er weinig reden om professionele zeeofficieren op te leiden. Dit werd pas relevant in de tweede helft van de zeventiende eeuw.

Ondanks het feit dat ze herhaalde malen samen optrokken tegen de overzeese aanwezigheid van Portugal en Spanje, kwamen Nederlanders en Engelsen vanaf de zeventiende eeuw steeds vaker in elkaars vaarwater. Beide werden sterker en hadden wereldwijd grote en lucratieve handels- en visserijbelangen. De onderlinge strijd werd bijvoorbeeld in Azië merkbaar, nadat beide landen, respectievelijk in 1602 (Republiek) en in 1603 (Engeland), een eigen Oostindische compagnie hadden opgericht,51 maar de concurrentiestrijd en vijandelijkheden golden ook in andere werelddelen.52

Westminster Abbey is het nationale mausoleum van Engeland, waarin vele (zee)helden en hoogwaardigheidsbekleders begraven liggen. Onder invloed van vroegmoderne beeldhouwers uit de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden werden veel sculpturen in Westminster Abbey gerealiseerd. De invloedrijke Engelse beeldhouwer Nicholas Stone was bijvoorbeeld geruime tijd een belangrijke medewerker van Hendrick de Keyser geweest, alvorens terug te keren naar Engeland.

Je zou verwachten dat een grote, agressieve zeevarende (handels)natie als Engeland de Republiek in de zeventiende eeuw zou zijn nagevolgd en belangrijke zeelieden met grote publieke grafmonumenten zou hebben geëerd. Toch zien we in Samuel Pepys’ dagboek geen sporen terug van militaire begrafenissen van gesneuvelde vlootvoogden, in vergelijkbare zin als zeehelden in de

50 Jan Glete, Warfare at Sea, 184.

51 De Engelsen deden dit onder meer naar aanleiding van de Engelse vertaling van Jan van Huygen Linschotens ‘Itenario’

(1598).

52 Illustratief voor de tegengestelde belangen van beide naties is de Engelse claim van ‘Mare Clausum’ (1635) (John Selden),

Republiek. Evenmin heeft Katharine Esdaile in haar onderzoek publieke grafmonumenten ter ere van zeehelden aangetroffen of overheidsbeleid dienaangaande.53 Cynthia Lawrence concludeert weliswaar: ‘During the Anglo- Dutch Wars, the concept of the cult of the zeehelden was appropriated by the English. Just like their Dutch counterparts, heroic English admirals were portrayed as national heroes who personified the nation’s patriotic and moral virtue. They were also honoured with monuments […] during the second half of the century in Westminster Abbey.’54

Dit lijken echter privé-initiatieven te zijn geweest. Het eerste publiek opgezette grafmonument voor een nationale held was pas in 1747, voor de gesneuvelde zeeofficier James Cornewall.55Alleen de gesneuvelde admiraal Robert Blake (1598-1657) heeft tijdens het bewind van Oliver Cromwell een staatsbegrafenis gekregen, maar geen grafmonument (is van latere datum). Na het herstel van de monarchie werd zijn lichaam in 1661 zelfs opgegraven en gedumpt.56

TOT BESLUIT

Rombout Verhulst (‘constmarmerbeeltenaer’)57 werd de bekendste grafmonumentenbouwer van de Republiek. Hij ontwierp praalgraven en epitafen, zoals voor het graf van Jacob van Campen (1658), een teken van hun goede verstandhouding.

Uit het overzicht in dit hoofdstuk is gebleken dat graftekens voor zeehelden varieerden van rouwborden, verhoogde grafzerken, epitafen tot praalgraven, al naar gelang de beschikbare middelen, financieringswijze (publiek versus privé), keuzes en heldenstatus, waarbij vorm, uitvoering, locatie en maker een rol speelden.

Met name de admiraliteit van Friesland bleef achter bij publieke grafmonumenten voor zeehelden. In mindere mate gold dit voor het Noorderkwartier en de Zeeuwse admiraliteit. Het merendeel van de grafmonumenten bevond zich binnen de invloedssfeer van de Rotterdamse en Amsterdamse admiraliteit. Zij concurreerden bij de oprichting van grafmonumenten voor zeehelden. Zelfs binnen deze admiraliteiten droogden langzamerhand de interesse en de middelen op. Bovendien was er een risico op ‘zeeheldeninflatie’ (een niet verdiend grafmonument) en zeeheldenmoeheid. Het groots uitgevoerde praalgraf voor Michiel de Ruijter vormde in 1681 de apotheose, slechts gevolgd door enkele privé geïnitieerde grafmonumenten voor later overleden zeventiende-eeuwse zeehelden (Van Brakel, Van Almonde).

In de achttiende en negentiende eeuw volgden nog drie privé gefinancierde grafmonumenten in de Nieuwe Kerk (Amsterdam).58 Daarmee eindigde de zeeheldenverering middels grafmonumenten.

53 Katharine A. Esdaile, English Church Monuments 1510 to 1840 (Londen 1946) 97. 54 Cynthia Lawrence, ‘The cult of the seventeenth-century Dutch naval heroes, 40, 41.

55 Matthew Craske, ‘Westminster Abbey 1720-1770: a public pantheon built upon private interest.’ In: Craske, M. (ed.),

Pantheons: Transformations of a Monumental Idea (Abingdon 2004) 84; Wikipedia. Geraadpleegd op 19 juli 2019, van https://en.wikipedia.org/wiki/James_Cornewall.

56 Wikipedia. Geraadpleegd op 26 juni 2019, van https://en.wikipedia.org/wiki/Robert_Blake_(admiral).

57 Elisabeth Neurdenburg, De Zeventiende Eeuwsche Beeldhouwkunst in de Noordelijke Nederlanden. Hendrick de Keyser,

Artus Quellinus, Rombout Verhulst en tijdgenooten (Amsterdam 1948) 220.

58 Deze zijn opgericht voor Wolter Jan Gerrit, baron Bentinck (epitaaf, 1782), Jan Hendrik van Kinsbergen (praalgraf, 1819)

Het is opvallend hoeveel van de herdenkingsmonumenten voor zeehelden de tand des tijds hebben doorstaan of zijn hersteld. Alleen de verhoogde grafzerken voor Mooy Lambert en Johan de Liefde en het rouwbord voor Auke Stellingwerf lijken definitief verloren, terwijl Pieter Florisz.’ monument zwaargehavend raakte, waardoor alleen enkele grafdelen resteren. Voor het overige zijn de monumenten bewaard gebleven of hersteld. Ze zijn de moeite van het bezoeken waard.

Daarnaast ben ik nagegaan of andere zeevarende mogendheden59 in de zeventiende eeuw publieke grafmonumenten hebben opgericht voor lokale zeehelden, zulks in vergelijking met de Nederlandse situatie. Alhoewel verder onderzoek noodzakelijk is, lijkt een eerste voorzichtige conclusie erop te wijzen dat geen van de beschreven naties de Nederlandse weg bewandeld heeft door de oprichting van publieke grafmonumenten voor eigen zeehelden. Dit maakt de Nederlandse situatie tot een uniek fenomeen.

Mogelijk had het te maken met het feit dat de Republiek als nieuwe natie zocht naar aanknopingspunten, verhalen, een geschiedenis en naar rolmodellen. De andere zeemogendheden hadden een langere geschiedenis, waardoor zeehelden minder van belang waren voor publieke profilering.

Ten tweede speelde in de Republiek de burgerlijke cultuur mee. De zeehelden werden met pracht en praal en met veel militaire eer begraven, waarbij de voorheen adellijke grafmonumentencultuur neerdaalde op verdienstelijke burgers.

In andere naties bleven grafmonumenten vooral voorbehouden aan de elite (koninklijke, adellijke of wereldlijke machthebbers). De verstoring van vaste sociale hiërarchische structuren door heldenverering, vooral in koninkrijken met een sterk aanwezige adel, lijkt daar niet bij te passen. Bovendien vormde adel vaak de hoogste vlootleiding.