• No results found

Sociale Netwerken en Amicitia onder Romeinse Vrouwen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sociale Netwerken en Amicitia onder Romeinse Vrouwen"

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sociale relaties onder vrouwen in Rome ten tijde van de late Republiek en de vroege Keizertijd en de verschillen en overeenkomsten met amicitia onder mannen

(2)

Sociale relaties onder vrouwen in Rome ten tijde van de late Republiek en de vroege Keizertijd en de verschillen en overeenkomsten met amicitia onder mannen

Student: T.M. Scherpenzeel | Studentnummer: 10350713 | E-mail: thilini_scherpenzeel@hotmail.com |

Aantal woorden: 21.975| Inclusief citaten en inscripties. Exclusief voetnoten

'Thus nature, loving nothing solitary, always strives for some sort of support, and man's best support is a very dear friend.' - Cicero, De Amicitia, xxiii 86-88.

(3)

Voorwoord ... v

Afbeeldingen ... vi

Youtube ... vi

Lijst van afkortingen ... vii

Inleiding ... 1

Amicitia ... 10

I Sociale Netwerken ... 22

I.I Sociale netwerken ... 23

I.II Vindolanda tabletten ... 25

I.III Huwelijksonderhandelingen... 27 I.IV Religie ... 29 Bona Dea ... 30 Matronalia ... 31 Fortuna Virilis ... 32 I.V Diners ... 33 Convivium ... 35 Staatsbanketten ... 36

I.VI Patrones / mater van een collegium ... 39

I.VII Demonstraties en groeperingen van vrouwen ... 41

I.VIII Vrouwen als tussenpersoon ... 45

II Symmetrische vriendschappen ... 47

II.I De vriendinnen van Livia ... 47

Livia en Salomé ... 48

Livia en Plancina ... 49

Livia en Urgulania ... 51

II.II Verjaardagen ... 54

II.III Grafinscripties ... 55

III Asymmetrische vriendschappen ... 62

III.I Keizerlijke vrouwen ... 63

Livia ... 63

Sabina en Julia Balbilla ... 64

(4)

Laudatio Turiae ... 66

Caesia Sabina ... 67

Conclusie ... 69

Bibliografie ... 71

Bijlage I – Vindolanda Tabletten ... 76

Vindolanda tablet # 291 ... 76

Vindolanda tablet # 292 ... 77

(5)

Mijn moeder vraagt zich regelmatig af waar mijn interesse in Oudheid toch vandaan komt. Ondanks dat ons gezin vroeger veel vakanties in Griekenland heeft doorgebracht en er zo nu en dan een cultureel uitstapje gemaakt werd, lag de nadruk tijdens de vakantie met name op het bezoeken van verborgen strandjes en restaurantjes. De vakantiekiekjes bestaan voornamelijk uit eten, strand en gezelligheid en geen poserende gezinsleden bij archeologische plaatsen. Tijdens mijn verblijf in Rome voor de cursus ‘Egypte in Rome’ heb ik mijn ouders deze uitzonderlijke stad mogen laten zien, hen kennis kunnen laten maken met mijn interesses en vakgebied en hen op die manier kunnen enthousiasmeren voor de Oude Geschiedenis.

Dat mijn ouders mijn interesses over het algemeen niet delen, heeft zeker geen invloed gehad op de onvoorwaardelijke (financiële) steun waar ik de afgelopen jaren van heb mogen genieten. Dankzij hen studeer ik momenteel wat ik daadwerkelijk leuk vind, maar tevens hebben zij ervoor gezorgd dat ik geleerd heb te vertrouwen in mijzelf en daardoor het hoogst haalbare uit mijzelf heb kunnen halen. Dat tegenslagen daarbij horen en er zijn om van te leren is één van de meest wijze lessen die zij mij hebben meegegeven. Als dank voor de afgelopen jaren draag ik mijn scriptie aan hen en mijn broer Dévin op.

Naast mijn ouders en broer wil ik ook graag mijn vrienden bedanken, want het is niet

voor niets dat men in de Oudheid al vast stelde dat zij een kostbaar ´bezit´ zijn. Zij verdienen woorden van dank en waardering voor al die keren dat zij mijn ‘rots in de branding’ waren in tijden van stress. In het bijzonder wil ik Jules Bakker bedanken voor zijn liefde, geduld, bereidwilligheid om de afgelopen jaren voor mij te printen en de moeite die hij heeft genomen om mijn onderzoek te lezen. Ook wil ik graag David van Alten bedanken voor zijn hulp bij het schrijven van mijn onderzoek en zijn feedback. Om die reden wil ik ook graag mevrouw Hemelrijk bedanken, maar ook met name voor haar hulp tijdens het schrijven van mijn onderzoek. Daarnaast wil ik mevrouw Dirven bedanken voor de tijd die zij heeft vrijgemaakt. Ten slotte wil ik graag Coco Bannenberg, Erin van Bragt en Milinda Hoo bedanken. Niets is zo fijn als vrienden, maar vrienden met dezelfde interesses zijn nog fijner. Zonder jullie hulp, steun en bemoedigende woorden was dit nooit gelukt.

T.M. Scherpenzeel Haarlem, 20 december 2013

(6)

 Afbeelding 1:

 http://archaeology.about.com/b/2011/08/15/vindolanda.htm. Geraadpleegd op 25-11-2013.

 Afbeelding 2:

 Scan uit Beard, M. Pompeii. The Life of a Roman Town (Londen 2008) 121.  Afbeelding 3:  http://www.umich.edu/~kelseydb/Exhibits/Death_on_Display/Cremation_Group/tour4 .html. Geraadpleegd op 03-12-2013.  Afbeelding 4:  https://www2.lawrence.edu/dept/art/BUERGER/CATALOGUE/099.HTML. Geraadpleegd op 14-12-2013.

Youtube

 TED-Ed lesson door Ray Laurence - Four sisters in Ancient Rome  http://www.youtube.com/watch?v=RQMgLxVxsrw

(7)

AC Acta Classica

AJPhil. American Journal of Philology Am. J. Sociol. American Journal Of Sociology

CIL T. Mommsen et al., Corpus Inscriptionum Latinarum.

Berlijn, 1863-

CJ the Classical journal

Cl. Ant. Classical Antiquity

C&M Classica et mediaevalia

CPhil. Classical Philology

CQ Classical Quarterly

Hist. Historia, Zeitschrift für alte Geschichte

HthR Harvard theological review

ILS H. Dessau, Inscriptiones Latinae Selectae. Berlijn, 1892-1916

JRS Journal of Roman studies

Sociol. Theor. Sociological Theory Tab.Vindol. Vindolanda Tabletten

TAPhA Transactions and Proceedings of the American Philological

Association

Een noot over antieke afkortingen:

Voor de afkortingen van antieke bronnen worden de regels van ´The Oxford Classical

(8)

Inleiding

´Friendship is the inexpressible comfort of feeling safe with a person having neither to weigh thoughts nor measure words.´1 - George Eliot

Het bovenstaande citaat is van George Eliot (1819-1880, pseudoniem van Mary Ann Evans) waarin zij haar opvatting over vriendschap schetst. Deze Engelse schrijfster en dichteres leefde ten tijde van het Victoriaans tijdperk en naar mijn mening laat dit citaat zien dat ten opzichte van die tijd er weinig veranderd is wat betreft de opvatting over vriendschap. Op dit moment zou ik vriendschap ook op deze manier willen definiëren. De mogelijkheid om je gedachtes en gevoelens met een ander te delen zonder bang te zijn voor een negatieve reactie van de ander of een negatieve invloed op de vriendschap, lijkt mij de basis van goede vriendschap.

Vriendschap is derhalve geen modern concept en de opvatting dat vrienden een waardevol ‘bezit’ zijn is eeuwenoud, aangezien de Griekse filosoof Aristoteles (384 – 322 v. Chr.) dit al schreef. Uit zijn geschriften blijkt dat vriendschappen zeer op prijs werden gesteld en eenzaamheid een van de ergste gevoelens was die een mens kon overkomen.2 Ook uit het traktaat ´De Amicitia´ van Cicero (106 v. Chr. – 43 v. Chr.) en Seneca’s ´Epistulae Morales

ad Lucilium´ (61/55 v. Chr. – 39/40 n. Chr.) blijkt dat vriendschap zeer gewaardeerd werd in

de Oudheid.3 In het geschrift van Cicero wordt de vriendschap tussen Gaius Laelius Sapiens en Scipio Aemilianus (Scipio Minor) besproken en de opvattingen over deze ideale vorm van vriendschap komen overeen met het bovenstaande citaat van G. Eliot.

Heden ten dage is het gebruikelijk dat mannen en vrouwen bevriend zijn, net zoals vrouwen onderling vriendinnen kunnen zijn. Echter, in de Oudheid was het minder vanzelfsprekend dat vrouwen bevriend waren met mannen.4 Zo verschilt het Griekse concept van vriendschap met het Romeinse concept en dit is weer anders dan het hedendaagse

1 S.J. Benjamin Fiore, ‘The Theory and Practice of Friendship in Cicero’, in: J.T. Fitzgerald, Graeco-Roman

Perspectives on Friendship (Georgia 1997) 59-76, 59.

2 Aristot. Nic. Eth., IX, 9 en ´[…], we consider a friend to be one of the greatest goods, and friendlessness and

solitude a very terrible thing, because the whole of life and voluntary association is with friends.´ In Aristot. Eud. Eth., 7.1234b.

3 ‘In the first place, how can life be what Ennius calls ´the life worth living´, if it does not repose on the mutual

goodwill of a friend? What is sweeter than to have someone with whom you may dare discuss anything as if you were communing with yourself?’ Cic. Amic., vi, 22 en xxii. 83. Sen. Ep. Ad Luc. 109.

4

(9)

concept.5 Met sociale media sluit men vandaag de dag met één druk op de knop vriendschap, maar kan men deze ook verbreken. Deze virtuele vriendschap brengt bijvoorbeeld minder verplichtingen met zich mee dan een vriendschap waarbij men elkaar daadwerkelijk ontmoet. Het ziet ernaar uit dat het concept van vriendschap sinds de Oudheid nog net zo sterk gewaardeerd wordt, maar dat het denken over vriendschap door de eeuwen heen veranderd is. In Rome, ten tijde van de late Republiek en vroege Keizertijd (133 v. Chr. – 235 n. Chr.), bestonden verschillende soorten vriendschappen. Men moet hierbij denken aan vriendschappen die gesloten werden voor het versterken van een politieke positie en culturele patronagerelaties, maar ook vriendschappen die gesloten waren op basis van karakter. Contemporaine literaire teksten over deze soorten vriendschappen beschrijven bijna uitsluitend vriendschappelijke relaties tussen mannen. Naast enkele bronnen over vriendschappen tussen mannen en vrouwen, bestaan er weinig Romeinse bronnen over vriendschappen onder vrouwen.6 De afbakening van dit onderzoek is de late Republiek en de vroege Keizertijd in de stad Rome, met name aangezien Rome het epicentrum van het Romeinse Rijk vormde en het bronnenmateriaal hoofdzakelijk afkomstig is uit deze periode en stad. Als gevolg van een schaarste aan bronnen zal incidenteel materiaal uit de Westelijke steden of provincies binnen het Romeinse Rijk gebruikt worden en in een enkel geval zal een voorbeeld aangedragen worden dat buiten de eerder genoemde periode valt.

In dit onderzoek ligt de focus op vrouwenvriendschappen en de rol van deze vriendschappen in het leven van een Romeinse vrouw ten tijde van de late Republiek en vroege Keizertijd. Er zal gekeken worden op welke gronden deze vriendschappen gesloten werden en tevens zal geprobeerd worden een antwoord te geven op de vraag hoe vrouwen elkaar konden ontmoeten. Wat was de functie van een vriendschap tussen vrouwen in de Romeinse samenleving en wat waren de verplichtingen binnen vriendschappen tussen vrouwen? De vraag die voor dit onderzoek centraal staat is: Kunnen sociale relaties onder

vrouwen in Rome ten tijde van de late Republiek en de vroege Keizertijd gekenmerkt worden als amicitia en hoe zijn de verschillen en overeenkomsten te verklaren met de amicitia onder mannen?

5 ´The notion of philia, which Aristotle investigates in Book 8 en 9 of the Nicomachaean Ethics (as well as in

other ethical treatises), manifestly refers to a much wider range of relations than the English term ‘friendship’, since it pertains as well to kin, fellow citizens, and in general to people associated in any common enterprise whatever.´ In D. Konstan, ´Philosophy, Friendship, and Cultural History´ in: M. Golden en P. Toohey, Inventing Ancient Culture. Historicism, periodization, and the ancient world (Londen en New York 1997) 66-78, 67.

6 Williams bespreekt de bronnen die voor handen zijn in zijn ‘Reading Roman Friendship’. Williams, Reading

(10)

Er zal in dit onderzoek de term amicitia, het Latijnse woord voor vriendschap, worden gebezigd. Amicus kon vertaald worden met vriend, maar ook met beschermheer en metgezel.

Amica kon vertaald worden met vriendin, maar in ongunstige zin als prostituee of concubine.

Het concept amicitia omvatte dientengevolge niet alleen een persoonlijke vriendschap, maar ook de relatie tussen een patroon en een cliens.7 Zoals blijkt uit de verschillende vertalingen van amicus werd in de Romeinse wereld de patronagerelatie tevens als een vriendschapsrelatie gezien en werden personen binnen deze relatie aangeduid met vriendschapstermen, zoals amicus. Soms zal in dit onderzoek amicitia vertaald worden met het Nederlandse vriendschap, maar dit dient enkel het leesgemak.

Behalve dat amica vertaald kan worden met vriendin, kan het ook vertaald worden met

concubine (en dus niet een echtgenote) en amicus zou vertaald kunnen worden met prostituant.8 Rabinowitz en Auanger onderzoeken in hun boek de relaties tussen vrouwen in de Oudheid. Ze gebruiken hiervoor onder andere de term ‘homosocial’: ‘[…] to refer to the

various social relationships between women and to underline the idea that ancient societies were to a great extent sex-segregated and that women were therefore brought together with other women on many occasions and in many settings.’9

Wanneer men in dit onderzoek amica of amicus leest dient dit vertaald te worden met vriend binnen een homosociale relatie en geen vriend binnen een homo-erotische relatie. Dit onderzoek richt zich enkel op de homosociale relaties tussen vrouwen.10

Door vriendschappen en sociale netwerken onder vrouwen te onderzoeken krijgt men

een beter inzicht hoe vrouwen met vriendinnen omgingen, waardoor er een helder beeld ontstaat van de beweegruimte die vrouwen hadden op sociaal gebied, maar ook van amicitia

an sich. Amicitia-relaties onder mannen zijn uitvoerig onderzocht, maar vriendschappen en

sociale netwerken onder vrouwen kunnen grondiger onderzocht worden, waardoor er een zo compleet mogelijke omschrijving verkregen wordt van amicitia in Rome ten tijde van de late Republiek en vroege Keizertijd. Het is belangrijk om te kijken hoe groot de rol is die vriendschappen speelden in het leven van de Romeinse vrouw, omdat we op die manier ons een voorstelling kunnen maken van het sociale leven van een Romeinse (elite)vrouw. De

7 Wageningen, van, J. Latijnsch Woordenboek (Groningen 1914) amicus. Amica: Williams, Reading Roman

friendship, 91.

8 Williams, Reading Roman friendship, 91.

9 N.S. Rabinowitz en L. Auanger, Among Women. From the Homosocial to the Homoerotic in the Ancient World

(Austin 2002) 2.

10 ‘It becomes still more difficult to discuss sexuality since the dominant ideology, from antiquity to the recent

past, required married of marriageable ruling-class women to be chaste, and as a result, their lives were hidden.’ In Rabinowitz en Auanger, Among Women. From the Homosocial to the Homoerotic in the Ancient World, 2.

(11)

uiteindelijke uitkomst hiervan is dat we een completer overzicht van de sociale positie van de vrouw in Rome krijgen en wellicht meer inzicht in hoe Romeinse vrouwen met elkaar omgingen in het dagelijks leven.

Er kan worden geconcludeerd dat vanaf de jaren ’80 op basis van materiële bronnen

meer coherent onderzoek naar (keizerlijke) vrouwen in de oudheid kon plaatsvinden. Men richtte zich niet langer op de politieke geschiedenis, maar ook op de sociale geschiedenis. Dit betekende dat historici zich steeds meer gingen richten op minderheden in de maatschappij en de great (white) men niet langer de geschiedenis domineerden.11 Vandaag de dag ziet men de studie naar vrouwen ten tijde van de Oudheid als een relevant onderzoeksgebied binnen de Klassieke studies.12 Pomeroy beschrijft het onderzoek naar vrouwen in de Oudheid als: ‘[…]

what women were doing while men were active in all areas traditionally emphasized by classical scholars.’ Doordat vele facetten van het leven van mannen onderzocht zijn, weten

we hoe het dagelijks leven van mannen in Rome eruit zag. Het dagelijks leven van vrouwen in de Oudheid kan uitvoeriger onderzocht worden. Echter, het onderzoeksgebied is nog steeds erg klein, daar voornamelijk elitevrouwen uit Rome worden onderzocht, oftewel de ´great´

women.13 De keizerlijke en elitevrouwen brengen het voordeel met zich mee dat zij vaak in verschillende primaire bronnen worden genoemd en vrouwen uit de lagere klassen enkel in grafinscripties. Dit heeft als gevolg dat de stemmen van vrouwen uit de lagere klassen, zoals eerder vermeld, vooralsnog ongehoord blijven. Bovendien, één van de eigenschappen van Oude geschiedenis is dat dit over het algemeen enkel de studie naar de hogere klassen in de samenleving is.14 Het is de vraag in hoeverre het een probleem vormt dat er in dit onderzoek tot op zekere hoogte enkel informatie tot onze beschikking is over vrouwen uit de bovenste lagen van de bevolking. Het zal duidelijk worden in hoeverre vriendschappen en sociale netwerken een invloed hadden op het leven van leden van de keizerlijke familie en vrouwen uit de elite. Wellicht komen we in een enkel geval te weten of vrijgelatenen door middel van een inscriptie ook genoemd werden als amica, maar een duidelijk beeld over de gang van zaken op het gebied van vriendschap van vrouwen uit de lagere klassen zal op dit moment helaas onmogelijk zijn door gebrek aan beschikbare bronnen.

11

N. Morley, Writing Ancient History (Londen 1999) 21 en S.B. Pomeroy, Goddesses, Whores, Wives, and

Slaves. Women in Classical Antiquity (New York 1975) ix.

12 Donahue, J.F. The Roman Community at Table (Ann Arbor 2004) 107.

13 S.B. Pomeroy, Women’s History and Ancient History (North Carolina 1991) xii. 14

(12)

Veel onderzoekers hebben zich bezig gehouden met homosociale relaties in Rome en een enkeling zegt daarbij ook het een en ander over de vriendschappen tussen vrouwen. In zijn ‘Friendship in the Classical World’ stelt Konstan dat de meeste literatuur die geschreven is over vriendschappen in de Oudheid vriendschappen tussen mannen betreft. Vrouwen sloten ook vriendschap, maar het is moeilijk in te schatten hoe vaak vrouwen elkaar ontmoetten.15 Williams schrijft dat vrouwen verbonden waren door amicitia en dat zij bijvoorbeeld vrouwen mochten opnemen in hun testament. Dat vrouwen vergezeld werden door vrouwen valt volgens hem niet te ontkennen.16 In zijn ‘Reading Roman Friendship’ onderzoekt hij onder andere inscripties opgesteld door vrouwen voor hun vriendinnen, waarover hij concludeert dat zij vergelijkbaar taalgebruik bezigden als mannen in de inscripties.17 Deze conclusie blijkt echter niet alleen uit de inscripties, maar ook uit literaire teksten zoals Statius’ Silvae (±46 - ±96).18 Naast dat vrouwen elkaar amica konden noemen, wanneer er sprake was van een

homosociale relatie, konden vrouwen elkaar ook soror (zus) noemen, zoals blijkt uit de Vindolanda tabletten die worden besproken in Hoofdstuk 1 en 2.19 Zo konden vrouwen met verschillende termen van liefkozing (terms of endearment) hun affectie voor de ander laten zien. De terms of endearment (of het ontbreken daarvan) zullen in de hoofdstukken terugkomen, want wat zegt taalgebruik over de aard van een relatie?20 Voor dit onderzoek wordt geprobeerd bovenstaande informatie aan te vullen door voor een groot gedeelte in kaart te brengen voor welke vriendschappen vrouwen buitenshuis traden en met welk doel.21

15

D. Konstan, Friendship in the classical world (Cambridge 1996) 90-1.

16 Williams, Reading Roman friendship (Cambridge 2012) 75. 17 Ibid. 79.

18 ‘It is a pleasure to love one´s wife while she is alive, it is a sacred obligation to do so after her decease. I took

up this task [of writing a poem of consolation] not as one of a nameless crowd, nor even from a sense of duty. Rather Priscilla had great affection for my wife and through her affection commended my wife all the more to me. Consequently I would be an intgrate if I were to pass over your tears in silence. Besides, I always try to oblige every aspect of the divine house as far as my limited ability allows: whoever worships the gods in good faith loves their priests too. But, while I long yearned for a closer enjoyment of your friendship, under the circumstances I wish I had not yet been given the occasion to do so.’ In Stat. Silv. 5.1.pr. Williams bespreek in

zijn ‘Reading Roman Friendship’ verschillende teksten waar amica wordt gebruikt. In Williams, Reading

Roman friendship, 67-76, 80. Voor de datering van de Romeinse dichter Statius zie "Statius." Brill’s New Pauly.

Antiquity volumes edited by: Hubert Cancik and , Helmuth Schneider. Brill Online, 2013. Reference. Universiteit Amsterdam. 19 November 2013 <http://referenceworks.brillonline.com/entries/brill-s-new-pauly/statius-e1121420>

19 Williams, Reading Roman friendship, 70. 20

Williams beschrijft de ‘terms of endearment’ in de Vindolanda tabletten die later in dit hoofdstuk besproken worden. Hij noemt voorbeelden zoals soror (zuster), anima mea (mijn ziel), karissima (liefste). In Williams,

Reading Roman friendship, 73.

21 Konstan schrijft over vriendschappen in de Grieks-Romeinse wereld en maakt bij ‘Women as Friends’

(13)

Het (sociale) leven van een Romeinse vrouw speelde zich voornamelijk binnenshuis af en zij diende zich te concentreren op het huishouden. Toch kwamen Romeinse vrouwen wel buitenshuis bijvoorbeeld voor deelname aan een cultus of om boodschappen te doen en de baden of andere vrouwen te bezoeken. Daarnaast konden zij samen met hun echtgenoten genieten van een banket of publieke festiviteiten. 22 Het was voor vrouwen dus mogelijk om andere vrouwen te bezoeken, maar zoals Rabinowitz schrijft, hebben we geen directe toegang tot informatie over relaties tussen vrouwen uit de Oudheid.23 Dat wil zeggen dat we bijvoorbeeld geen briefwisselingen, aantekeningen of interviews hebben van vrouwen die hierover spreken. De reden dat wij geen geschriften van of over vrouwen uit de Oudheid hebben is omdat dit, niet als de politiek, zag als een gebied voor mannen.24 Uitzonderingen op deze regel vormen de Vindolanda tabletten en briefwisselingen die we hebben van vrouwen uit Egypte. In ´Women´s Letters from Ancient Egypt, 300 BC-AD 800’ bespreken Bagnall en Cribiore brieven van vrouwen geschreven op papyrus en ostrakon (potscherven).25 Het corpus van brieven verdelen zij in verschillende thema’s en onderwerpen zoals familie- en gezondheidszaken, zakelijke aangelegenheden, juridische zaken en het verkrijgen en versturen van objecten en brieven over werk, zoals landbouw en weven. Daarnaast zijn er ook andere onderwerpen zoals reizen, onderwijs en religie.26 De thema’s zijn gevarieerd en zouden de onderzoeker een duidelijk inzicht kunnen geven in het dagelijks leven van de vrouw. Bagnall en Cribiore geven dan ook aan dat het voordeel en de aantrekkingskracht van brieven is dat zij de onderzoeker het gevoel geven toegang te hebben tot het persoonlijke leven van de afzenders.27 Bagnall en Cribiore stellen echter wel dat de vrouwen van wie de brieven zijn deel uitmaakten van de elite en de rest van de bevolking buiten beschouwing blijft, een probleem waar de Oudhistoricus bekend mee is. Dat brieven de onderzoeker toegang geven tot het persoonlijke leven van de afzender, maar slechts van personen die deel uitmaakten van de bovenlaag van de bevolking, geldt naar mijn mening ook voor de brieven die in dit onderzoek gebruikt worden.

Verderop in de inleiding zal het concept amicitia onder mannen uiteen worden gezet aangezien er een helder beeld moet ontstaan over vriendschap in de Romeinse samenleving. Welke soorten vriendschappen konden onderscheiden worden in het oude Rome en welke

22 J.P.V.D. Balsdon, Roman Women. Their History and Habits (Londen 1974) 277.

23 Rabinowitz en Auanger, Among Women. From the Homosocial to the Homoerotic in the Ancient World, 2002)

2.

24

Hemelrijk, Matrona Docta. Educated women in the Roman élite from Cornelia to Julia Domna.(Londen en New York 2004) 146.

25 R.S. Bagnall, en R. Cribiore, Women´s Letters from Ancient Egypt, 300 BC-AD 800 (Ann Arbor 2006) 1. 26 Bagnall en Cribiore, Women´s Letters from Ancient Egypt, 300 BC-AD 800 (Ann Arbor 2006) 258-406. 27

(14)

verplichtingen waren hieraan verbonden? De nadruk ligt in deze paragraaf op vriendschappen tussen mannen omdat hier meer bronnen beschikbaar van zijn. Zo wordt duidelijk hoe men in Rome tegen vriendschappen tussen mannen aankeek en wat die vriendschappen precies inhielden. Vervolgens zal in het eerste hoofdstuk gekeken worden of er sprake was van sociale netwerken onder vrouwen. Hierbij moet men denken aan relaties tussen vrouwen die bijvoorbeeld lid zijn van dezelfde vereniging (collegium), religieuze groep of vrouwen van gelijke stand. Tevens konden sociale netwerken onder vrouwen ontstaan tussen familieleden. Deze netwerken konden van grote omvang zijn omdat men veelal meerdere keren trouwde. Door de sociale netwerken onder vrouwen te onderzoeken wordt duidelijk om welke redenen vrouwen elkaar konden ontmoeten en hoe breed hun sociaal contact was. Vervolgens wordt in twee hoofdstukken ingegaan op de tweedeling van amicitia.28 In het tweede hoofdstuk zal onderzocht worden of er sprake was van symmetrische vriendschappen onder vrouwen, oftewel vriendschappen tussen personen met gelijke status. Was er sprake van gelijkwaardige vriendschap tussen individuele vrouwen en is dit vergelijkbaar met de amicitia onder mannen? In het derde hoofdstuk zal worden gekeken naar het bestaan van asymmetrische relaties onder vrouwen in Rome, oftewel vriendschap tussen personen met verschillende status. In een concluderend hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de vraag die centraal staat in dit onderzoek en wordt zodoende onder andere antwoord gegeven of er sprake is van een discrepantie tussen vriendschappen onder mannen en vriendschappen onder vrouwen in Rome.

Voor dit onderzoek zullen hoofdzakelijk tekstuele bronnen en inscripties gebruikt worden aangezien onze kennis over vriendschap in Rome in de Oudheid met name op deze bronnen is gebaseerd.29 We moeten ons bij de literaire bronnen bedenken dat de auteurs bijna altijd mannen zijn en ze altijd met een doel geschreven werden.30 Derhalve is een kritische houding ten opzichte van de bronnen noodzakelijk. Het is belangrijk om te beseffen dat we ons bij elke bron moeten afvragen hoe betrouwbaar deze is en of en op welke manier de auteur beïnvloed is. Dit betekent dat er rekening gehouden moet worden met de mogelijke bedoelingen van de auteur met de tekst en eventuele vooroordelen van de auteur. Wanneer er enige vooringenomenheid waargenomen kan worden, dient de onderzoeker dit in ogenschouw te nemen.31 Ten slotte is het genre van een tekst van groot belang.32 De oudhistoricus dient

28 Deze tweedeling binnen amicitia zal later in de inleiding duidelijk worden. 29 Konstan, Friendship in the classical world, 8.

30 Pomeroy, Goddesses, Whores, Wives, and Slaves. Women in Classical Antiquity, x. 31

(15)

zich te allen tijde bewust te zijn van het doel en het genre van een bron en hier rekening mee te houden.

Naast de problemen die literaire bronnen met zich meebrengen zijn er ook valkuilen voor inscripties. (Graf)inscripties vormen naar mijn mening een goede bron, want net als velen ben ik van mening dat de geschiedenis van de klassieke Oudheid niet geschreven zou kunnen worden zonder epigrafie.33 We moeten ons er echter van bewust zijn dat inscripties zich veelal beperken tot de groepen die beschikken over voldoende welvaart om ze te bekostigen. Dit betekent dat voor dit onderzoek enkel de boven- en middenklasse besproken zullen worden en de laagste klassen van de bevolking buiten beschouwing blijven.

Wat opvallend is aan de Latijnse inscripties ten opzichte van de Griekse, is dat naast degene die overleden is, ook degene die de inscriptie heeft opgezet genoemd werd. Deze gewoonte was wijdverspreid ten tijde van de Keizertijd, maar was reeds duidelijk zichtbaar ten tijde van de Republiek.34 Dit is een belangrijk kenmerk van de Romeinse inscriptie. Vaak waren de erfgenamen degene die de permanent memorials35 lieten maken, daar het aan hen was om te zorgen voor de begrafenis en de herdenking van een overleden persoon.36 Zo stelt Meyer dat:

'A Roman tombstone thus fulfilled two functions: it commemorated the dead by simply recording the name, sometimes with his or her achievements, and it also stated in writing the commemorator's discharge of his duty. It was the Roman way of indicating the discharge of a particularly Roman obligation.'37

Graf- en ere-inscripties waren de twee type inscripties die een individu kon opzetten en deze typen hebben vier gemeenschappelijke kenmerken die Meyer bespreekt in ´Epigraphy

and Communication´.38 Het eerste kenmerk is ‘belonging and connection’, hetgeen inhoudt

dat degene die de inscriptie opstelt de lezer wil laten weten dat hij deel uitmaakte van een

32 ´In genres other than history, classical literature was written overwhelmingly by elite men for elite men and

offers us a view of ancient society that is very limited socially, geographically, and by gender.´ In R.P. Saller,

‘The family and society’, in: Epigraphic Evidence. Ancient history from inscriptions (Londen en New York) 95-117, 95.

33 J. Bodel, ‘Epigraphy and the ancient historian’, in: Epigraphic Evidence. Ancient history from inscriptions

(Londen en New York) 1-56, 1. Epigrafie volgens de Oxford English Dictionary: ‘The science concerned with

the interpretation, classification, etc. of inscriptions. Often in narrower sense: The palæography of inscriptions.’

Bron: http://www.oed.com/view/Entry/63386?redirectedFrom=epigraphy#eid. Geraadpleegd op 24-10-2013.

34 E.A. Meyer, ´Explaining the Epigraphic Habit in the Roman Empire: The Evidence of Epitaphs´, JRS, Vol. 80

(1990), pp. 74-96, 75.

35

R. MacMullen, ´The Epigraphic Habit in the Roman Empire´, AJPhil. Vol. 103, No. 3 (1982), pp. 233-246, 246.

36 Meyer, ´Explaining the Epigraphic Habit in the Roman Empire: The Evidence of Epitaphs´, 76. 37 Ibid., 78.

38

(16)

stad, leger of wellicht een collegium.39 Het tweede kenmerk is ‘success', dat betekende dat enkel de successen van een persoon genoemd werden en verliezen of tegenslagen niet vermeld werden. Meyer beschrijft dit als: ‘Roman monumental epigraphy was about

achievements, obligations fulfilled, and successful lives.’40

‘Social Appropriateness' is het derde kenmerk en dit was de gewoonte dat wanneer iemand geëerd werd, men dit op een gepaste manier binnen de Romeinse elite deed en deze gewoonte werd overgenomen door de middenklasse.41 Eerbiedig, steun biedend, bewonderend en voorspelbaar waren volgens de Romeinen de gepaste emoties bij het opstellen van een inscriptie. 'Memory' is ten slotte het laatste kenmerk en dit hield in dat een inscriptie ervoor zorgde dat de lezer een beeld kreeg van de reputatie van de persoon en wordt vaak neergezet als een exempla voor de samenleving.42 In het hoofdstuk over symmetrische vriendschappen, waar inscripties voor en door vrouwen worden besproken, zal gekeken worden of bovenstaande ook voor vrouwen gold.

De ‘epigraphical habit’ die onder andere Meyer bespreekt valt enigszins samen met de

´epigraphical bias´ dat later besproken wordt. Eerstgenoemde houdt in dat bij het opstellen van een inscriptie (met name wanneer hij of zij de inscriptie zelf opzet) enkel positieve karakterschetsen gemaakt werden en de prestaties genoemd werden. Dit betekent dat de lezer de persoon altijd eerde en herinnerde zoals de maker dat zelf wenste.43 Zolang de onderzoeker zich bewust is van de problemen die inscripties met zich mee kunnen brengen vormen zij een uitstekende bron voor de historicus. Zo moet men weten dat een inscriptie niet alleen bedoeld is voor degene aan wie het is opgedragen, maar ook voor de lezer, hetgeen naar voren komt bij de ´epigraphical habit’. Hierbij moet men zich realiseren dat er altijd enige vorm van aandikking aanwezig is bij de beschrijving van een persoon of gebeurtenis. Tevens moet men rekening houden met de ´epigraphic bias´. Dit betekent dat er een verschil bestond tussen wat men diende op te nemen in een inscriptie en wat de werkelijkheid was. Zo vermeldde men zoals eerder genoemd enkel de goede eigenschappen van een persoon en uiteraard werden de slechte eigenschappen achterwege gelaten.44 Daarnaast zal men zich ervan bewust moeten

39

Meyer, ´Explaining the Epigraphic Habit in the Roman Empire: The Evidence of Epitaphs´, 194-197.

40 E.A. Meyer, ´Epigraphy and Communication´, in M. Peachin, Social Relations in the Roman World (Oxford

2011) pp. 191-226, 197.

41 Meyer, ´Epigraphy and Communication´, 198-9. 42 Ibid. 200.

43

Ibid. 206-7.

44 ‘The selection of what to inscribe and in what form to write it was never determined solely by what one wished

to communicate or to record but by what was considered appropriate to communicate or to record in inscribed writing on a particular object in a particular place at a particular time.’ In Bodel, J. ‘Epigraphy and the ancient

(17)

zijn dat er vervalsingen van inscripties gemaakt kunnen zijn, inscripties later zijn aangepast of hergebruikt kunnen zijn en ten slotte kan ook het dateren van de inscriptie een probleem vormen bij het onderzoeken. 45 Ten slotte vormt het grootste gevaar het ´building argument

from speculation disguised as fact´.46 Dit komt voort uit het feit dat wanneer er letters

ontbreken in een inscripties als gevolg van bijvoorbeeld beschadigingen, men deze aan de hand van reconstructie completeert. Deze toevoegingen worden duidelijk door de haakjes die zichtbaar zijn bij de transscripties ([…]). Vanwege het formuleachtige karakter van inscripties en grafschriften vormt dat veelal geen probleem, maar met ingewikkeldere teksten is dit soms wel het geval.47

De bronnen die de onderzoeker tot zijn beschikking heeft, zijn onder andere afbeeldingen die geïnterpreteerd dienen te worden en deze interpretatie hoeft niet altijd de juiste te zijn.48 De literaire teksten waarin vrouwen worden besproken zijn veelal geschreven door mannen en hier dient uiteraard rekeningen mee gehouden te worden, want zoals Rabinowitz beschrijft: ‘[…], there are many layers between us in the present and women in

the past’.49

De problemen die men ondervindt tijdens onderzoek met bronnen over vrouwen in de oudheid maken onderzoek enigszins moeilijk, doch vormt dit mijns inziens geen reden om het onderwerp onaangeroerd te laten, zolang de problemen in acht worden genomen.50

Amicitia

De Romeinen waren een zeer sociaal volk. Het forum in de stad, dat vertaald kan worden met marktplaats, vormde het hart van de stad. In het dagelijks leven bezocht men het plein, daar het zowel het handels- als het bestuurlijk centrum van de stad vormde.51 Het forum vervulde binnen de stad een sociale rol, net als activiteiten zoals convivia (diners) en bezoekjes aan de

thermae (baden). Een bezoekje aan de baden maakte onderdeel uit van het dagelijks leven en

E.A. ´Epigraphy and Communication´, in M. Peachin, Social Relations in the Roman World (Oxford 2011) pp. 191-226, 192.

45

Bodel, ‘Epigraphy and the ancient historian’, 48-49. ‘Sometimes, inscriptions were reused in ways that

concealed their original purpose; occasionally we can recover the original text sufficiently well to reconstruct the history of their use and reuse.’ Bodel, ‘Epigraphy and the ancient historian’, 47. Over problemen met het

dateren van inscripties zie Bodel, ‘Epigraphy and the ancient historian’, 49-52.

46 Bodel, ‘Epigraphy and the ancient historian’, 52.

47 Meyer, ´Epigraphy and Communication´, 195 en Bodel, ‘Epigraphy and the ancient historian’, 52.

48 Rabinowitz, en Auanger, Among Women. From the Homosocial to the Homoerotic in the Ancient World, 2. 49 Ibid. 2.

50

Yet examining female relationships and homo-eroticism in antiquity is a daunting task. In Rabinowitz, en Auanger, Among Women. From the Homosocial to the Homoerotic in the Ancient World, 2.

51 "Forum." Brill’s New Pauly. Antiquity volumes edited by: Hubert Cancik and , Helmuth Schneider. Brill

Online, 2013. Reference. Universiteit Amsterdam. 22 October 2013

(18)

bij sociaal contact onder de Romeinen van alle lagen van de bevolking.52 Dit waren uitstekende gelegenheden om te socializen, niet alleen voor de Romeinse mannen, maar ook de Romeinse vrouwen.53 Hetzelfde gold voor de Romeinse diners en zowel Cicero, Seneca, Tacitus als Plinius de Jongere zien deze dagelijkse activiteiten, die men deelde met vrienden, als onderdeel van het sociale en culturele leven van de Romeinen.54

De centrale rol die het forum, de convivia en de thermae spelen in het leven van de Romeinen laat duidelijk zien hoe belangrijk het sociale aspect binnen het leven van een Romein was. Het is om die reden niet gek dat vriendschap door velen gezien werd als het grootste goed in het leven en door velen behandeld werd in hun geschriften. Zo schreef Cicero in zijn ´De Amicitia´ over vriendschap en in dit traktaat wordt karaktervriendschap, de vriendschap tussen gelijken, als volgt beschreven:

‘Friendship is nothing other else than an accord in all things, human and divine, conjoined with mutual goodwill and affection, and I am inclined to think that, with the exception of wisdom, no better thing has been given to man by the immortal gods.’55

De karaktervriendschap wordt in dit onderzoek tevens persoonlijke vriendschap genoemd, omdat dit naar mijn mening beter de lading dekt. Bovenstaand citaat is niet een direct citaat van Cicero, maar een beschrijving van vriendschap door Laelius in ‘De Amicitia’. In hoeverre wij reden hebben om aan te nemen dat dit de mening van Cicero representeert is niet geheel duidelijk. Toch zou ik willen stellen dat ´De Amicitia´ een beschrijving is van vriendschap zoals niet alleen Cicero deze zag, maar ook zijn vriend Atticus. De introductie van ‘De

52 G.G. Fagan, ‘Socializing at the Bath’ in M. Peachin, Social Relations in the Roman World (Oxford 2011) pp.

359 -373, 363 en F.Yegül, Baths and Bathing in Classical Antiquity (New York 1999) 2. Het beroemde grafschrift CIL VI. 15258 geeft aan dat baden, wijn en seks de essentie van het leven is, hetgeen aangeeft hoe belangrijk baden in het leven van de Romein is, maar ook dat sociale contacten van groot belang zijn.

53 ‘Amicitia was, to put the matter simply, essential for participation in Roman society. A Roman’s social life was

firmly set in his circle of friends. Friends dined and wined together, went to the baths and games together, acted as witnesses to wills and contracts for one another, asked each other’s opinions on betrothals and marriages, wrote when absent to exchange news and gossip. In short, friends were enmeshed in webs of social obligations signifying reciprocal commitments of goodwill, assistance, loyalty and affection.’ In K. Verboven, Friendship

among the Romans’ in M. Peachin, Social Relations in the Roman World (Oxford 2011) pp. 404-421, 414. Baden en vriendschap: Yegül, Baths and Bathing in Classical Antiquity, 6. Voor meer over de rol die Romeinse baden en badhuizen speelden binnen Romeinse sociale relaties zie Fagan, Bathing in Public in the Roman World, 1, 218-9 en G.G. Fagan, ‘Socializing at the Bath’ in M. Peachin, Social Relations in the Roman World (Oxford 2011) pp. 359-373. Vrouwen en baden zie "Thermae." Brill’s New Pauly. Antiquity volumes edited by: Hubert Cancik and , Helmuth Schneider. Brill Online, 2013. Reference. Universiteit Amsterdam. 22 October 2013 http://referenceworks.brillonline.com/entries/brill-s-new-pauly/thermae-brill14065 en R.B. Ward, ´Women in Roman Baths´, HthR 85 (1992) 125-147.

54 M.D. Dunbabin, The Roman Banquet: Images of Conviviality (Cambridge 2003) 2, P. Garnsey, Food and

Society in Classical Antiquity (Cambridge 1999) 136 en Donahue, The Roman Community at Table, 1 en 89-90.

55

(19)

Amicitia’ geeft naar mijn mening een antwoord op die stelling. Cicero beschrijft dat hij de

belangrijkste punten van de discussie tussen Laelius en diens schoonzoons Scaevola en Fannius over vriendschap uiteenzet door middel van een dialoog.56 Cicero deed dit omdat Atticus hem gevraagd had te schrijven over vriendschap en vriendschap past bij de relatie die hij had met Atticus.57 Cicero sluit de introductie af met: ‘[…], and as you read it you will

recognize in it a portrait of yourself’.58

Met dit citaat concludeert Cicero mijns inziens dat Laelius’ beschrijving van vriendschap gelijk is aan Atticus’ zijn beschrijving van vriendschap en derhalve gelijk is aan Cicero’s opvatting over persoonlijke vriendschap. De moderne historiografie heeft zich bezig gehouden met de Romeinse vriendschap en velen hebben geprobeerd de amicitia-relatie te definiëren.59 Saller beschrijft de algemene opvatting over vriendschap als een wederkerige relatie, waarbinnen officia en beneficia (gunstbewijzen en diensten) werden uitgewisseld.60 Naar mijn mening geeft dit een duidelijk beeld van vriendschap in Rome an sich en ik zou amicitia als volgt willen definiëren: Een vrijwillige

keuze van toewijding tussen twee personen van gelijke of ongelijke status met materiële of immateriële toevoeging aan het leven van de ander als gevolg.61 Zoals blijkt uit deze definitie kan er een duidelijke tweedeling onderscheiden worden. Namelijk enerzijds de symmetrische vriendschap, hetgeen een vriendschap tussen twee personen met gelijke status inhield, anderzijds de asymmetrische vriendschap, hetgeen een vriendschap tussen personen met verschillende status inhield. De definitie laat zien hoe breed vriendschap in Rome was en dat zowel toewijding als de uitwisseling van (materiële en immateriële) gunsten voor de Romeinse vriendschap van belang was. Er is hier bewust gekozen voor toewijding in plaats van liefde of genegenheid, want er hoeft naar mijn mening niet altijd sprake te zijn van liefde binnen een vriendschap, maar wel van toewijding.

De termen waar Saller amicitia mee beschrijft zijn echter typische kenmerken van een

patronagerelatie in de Romeinse wereld. Binnen deze relatie waren de amici geen gelijken van elkaar en in ruil voor diensten en/of gunsten van de één kreeg de andere daar dank voor terug. In Rome werden zowel de persoonlijke vriendschap, als de patronagerelatie gezien als vormen van amicitia, hetgeen ervoor zorgde dat er een overlap tussen beide relatie kon ontstaan en het onderscheid voor buitenstaanders moeilijk zichtbaar was. Bovendien was het mogelijk dat

56 Cic. Amic. i. 3. 57 Ibid. i. 4. 58 Ibid. i. 5. 59

Voor moderne opvattingen over amicitia zie Verboven, Friendship among the Romans’, 406-7.

60 R.P. Saller, Personal Patronage under the early Empire (Cambridge 2002) 13 en S. Dixon, ´A Family

Business: Women’s Role in Patronage and Politics at Rome, 80-44 B.C.’, C&M 34 (1981-82) pp. 91-112, 92.

61 ‘Friendship among the Romans was a voluntary bond of mutual devotion.’ In Konstan, Friendship in the

(20)

binnen een persoonlijke vriendschap patronagedaden voorkwamen, waardoor tevens het onderscheid onduidelijk wordt. Tijdens het onderzoek naar amicitia kan dit verschil uiteraard wel gemaakt worden ter verduidelijking van het concept, maar men moet rekening houden met het feit dat overlap tussen de twee vormen mogelijk was en dat deze overlap vaak met opzet zichtbaar gemaakt werd, om zo het verschil in status minder duidelijk te maken.62

De symmetrische vriendschap binnen de Romeinse amicitia kan beschreven worden als een relatie gebaseerd op genegenheid voor elkander. Deze genegenheid is binnen de symmetrische relatie een belangrijk aspect, omdat dit naar mijn mening de symmetrische van de asymmetrische vriendschap onderscheidt. Dat genegenheid van belang is bij deze vorm van vriendschap blijkt bijvoorbeeld uit Cicero´s ´De Amicitia´.63 De symmetrische vriendschap werd gesloten op basis van karakter en wordt daarom ook wel karaktervriendschap genoemd. De symmetrische vriendschap geeft aan dat de twee amici elkaars gelijken zijn in status en daarom noemen zij elkaar pares. 64 Een goed voorbeeld van de persoonlijke vriendschap is de vriendschap tussen Gaius Laelius Sapiens en Scipio Aemilianus (Scipio Minor), die uitvoerig wordt besproken door Cicero in zijn ‘De Amicitia’.65

62 Uiteraard maakte men in de statusbewuste Romeinse samenleving wel onderscheid door middel van

categorieën. Dit wordt later in deze paragraaf besproken.

63 ‘For friendship is nothing else than an accord in all things, human and divine, conjoined with mutual goodwill

and affection, and I am inclined to think that, with the exception of wisdom, no better thing has been given to man by the immortal gods.’ In Cic. Amic. VI 20-22; zie ook V 18-20, VIII 28-30, IX 30-32, IX 32-34.

64 Het komt niet duidelijk naar voren uit ´De Amicitia´ of deze vriendschap enkel tussen gelijken kan

plaatsvinden. Echter, de symmetrische vriendschap is een vriendschap die gebaseerd is op karakter en waar men geen materieel profijt van heeft. Daarom wordt hier ´De Amicitia´ als voorbeeld aangedragen. Dit sluit naar mijn mening echter niet uit dat er geen karaktervriendschap mogelijk is tussen personen van verschillende status. Het verschil tussen de symmetrische en asymmetrische vriendschap is dat men zich bewust is van deze

statusverschillen en op basis daarvan de verplichtingen die verbonden zijn aan de type vriendschap hanteert. Uitzonderingen zijn uiteraard mogelijk.

65 Cicero bespreekt in zijn ‘De Amicitia’ de legendarische vriendschap tussen Laelius en Scipio Minor in de

vorm van een dialoog tussen Laelius en zijn schoonzoons Scaevola en Fannius. Dit werk is geschreven in 44 v. Chr., maar het gesprek vindt plaats in 129 v. Chr., vlak na de dood van Scipio Minor. Laelius zet in deze dialoog de gedachten over vriendschap uiteen. In ‘De Amicitia’ wordt besproken wat het fundament van vriendschap is. Laelius beschrijft dit als twee personen die geheel gelijkgezind zijn in wensen, belangstellingen en opvattingen. In: Cic. Amic. IV, 15. (W.A.M. Peters). Uit dit geschrift wordt duidelijk dat volgens Laelius vriendschap zeer belangrijk is in het leven, sterker nog: vriendschap zou volgens hem boven al het andere in het leven gesteld moeten worden. In: Cic. Amic. V, 17. (W.A.M. Peters). Laelius bespreekt dat vriendschap voortkomt uit de menselijke natuur en bij welke personen er sprake is van liefde. Zo kan deze band bestaan tussen ouders en kinderen en mensen met gelijke levenshouding en geaardheid. In: Cic. Amic. X, 27. (W.A.M. Peters). Laelius bespreekt ook dat als geluk ons hoogste ideaal is en als wij dat willen bereiken, dat wij onze aandacht moeten geven aan karakterdiscipline. Bij gebrek aan karakterdiscipline kan er noch vriendschap noch een ander

waardevol doel bereikt worden. In: Cic. Amic. XIX, 69. (W.A.M. Peters). Let wel dat wanneer men het beeld van

amicitia overneemt uit Cicero dit een beeld is van vriendschap onder de elite is. In: D. Konstan, Friendship in the classical world (Cambridge 1996) 124. Het is vrijwel onmogelijk om te achterhalen hoe vriendschap werkte

onder de lagere klassen van de bevolking. Over ‘De Amicitia’ kan niet gezegd worden dat Cicero zich baseerde op bepaalde bronnen of aanhanger was van een bepaalde school. De beschrijving van ideale vriendschap is gebaseerd op enkele bronnen uit de filosofische traditie en is een mengeling van de op dat moment heersende waarden in de cultuur en andere opvattingen over vriendschap. In: Benjamin Fiore, ‘The Theory and Practice of Friendship in Cicero’, 59-60.

(21)

Dit is een vriendschap tussen twee personen die gesloten is op basis van het karakter van de persoon en men heeft elkaar lief en steunt elkander in moeilijke tijden.66

Naast de vriendschap tussen gelijken bestond er ook de vriendschap tussen mensen van ongelijke status die ook wel de asymmetrische vriendschap wordt genoemd en ik zou willen kenmerken als patronage.67 Binnen een patronagerelatie is er sprake van een weldoener

en een afhankelijke. De patronus beschermt en ondersteunt de cliens en de cliens is de

patronus om die reden gratia verschuldigd. Echter, ondanks dat deze vriendschappen

aangegaan werden met een doel sloot dat de aanwezigheid van genegenheid voor de ander niet uit.68 Hedendaagse historici noemen dit verschijnsel patronage, maar in de Romeinse samenleving werd deze relatie aangeduid met amicitia.69 Saller beschrijft de drie kenmerken van patronage. Het eerste kenmerk is wederkerigheid. Dit betekent dat er een uitwisseling van goederen en diensten bestond tussen patroon en cliens. Het tweede kenmerk is dat de relatie voor een langere tijd standhoudt en persoonlijk is (om zich te onderscheiden van een aankoop op de markt).70 Ten slotte is het derde kenmerk dat er sprake is van een asymmetrische relatie. Dit houdt, zoals eerder vermeld, in dat beide personen binnen de relatie afkomstig zijn uit verschillende standen of senior en junior zijn binnen dezelfde stand. Dit betekent ook dat er verschillende goederen en diensten uitgewisseld werden waardoor patronage zich in principe duidelijk kon onderscheidden van persoonlijke vriendschap. Zo beschrijft Saller politieke patronage bijvoorbeeld als: ‘political support in exchange for material benefits’.71 A. Wallace-Hadrill noemt een vierde kenmerk dat geopperd is door Garnsey en Woolf en dit is dat een patronagerelatie een vrijwillige relatie is en derhalve niet volgens de wet iemand opgelegd kan worden.72

Binnen de patronagerelatie was er sprake van een patroon en een client, maar men sprak elkaar in het dagelijks leven aan als amici, zoals ook duidelijk wordt uit het onderstaande citaat van R. Morstein-Marx. Men deed dit als gevolg van de persoonlijke band

66 Cic. Amic. VIII, 26. P. 123.

67 ´The relationship between amicitia and patronage is ambiguous. Despite the ideal of equality prescribed for

friendship, some friendships were very unequal. Moreover, such inequality was not limited to differences in status or age that inevitably imposed an element of deference in the ´lesser´ or younger friend toward the ´greater´ or older friend, but could also result from differences in wealth or access to resources, that affected the possibilities for exchange of officia.´ In Verboven, Friendship among the Romans’. 412.

68 Benjamin Fiore, ‘The Theory and Practice of Friendship in Cicero’, 73.

69 Hierbij dient echter wel vermeld te worden dat de woorden patroon en client niet gebruikt werden binnen deze

relatie ten tijde van de late Republiek en de vroege keizertijd. Deze termen kwamen pas sinds de Middeleeuwen op. Voor meer informatie hierover zie: P. White, ´Amicitia and the Profession of Poetry in Early Imperial Rome´, JRS 68 (1978) 74-92, 79-82.

70 Saller, Personal Patronage under the early Empire, 1.

71 R.P. Saller, ‘Patronage and Friendship in early imperial Rome: drawing the distinction’ in: A. Wallace-Hadrill,

Patronage in Ancient Society (Londen en New York 1989) 49-62, 50.

72

(22)

die een patroon en een cliens hadden en om elkaar niet te beledigen. Cliens in plaats van

amicus zou denigrerend zijn omdat dit duidelijk het statusverschil tussen beiden aangaf.73 Dit taalgebruik blijkt bijvoorbeeld uit een brief die M. Curius schrijft aan Cicero in 45 v. Chr. Hij spreekt Cicero, zijn patroon, zowel als amicus als patronus aan.74

‘One problem must be addressed in advance. Discussion of Roman patronage is often bedeviled by shifting definitions of the phenomenon. We must not insist on the appearance of the explicit terminology of patronage (e.g. cliens, patronus, patrocinium): amicus is a common euphemism for cliens, and many amici were “clients” indeed in the modem sociological sense even if no polite Roman would have dreamed of calling them clientes.75

Echter, in de statusbewuste Romeinse samenleving werd er duidelijk onderscheid gemaakt tussen amici. Degene met de lagere status worden de amici inferiores genoemd en andersom amici superiores. Ook Saller schrijft dat amici in categorieën werden ingedeeld. Deze drie categorieën – superiores, pares en inferiores – brachten verschillende manieren van omgang met zich mee.76 Zo schrijft Seneca dat vrienden ingedeeld konden worden in klasses en dat hier verschillende omgangsvormen bij hoorden. Zowel Gaius Graccus als Livius Drusus ontvingen de ene vriend slechts in groepen en de andere één op één.77

Naar mijn mening kan de asymmetrische vriendschap verdeeld worden in politieke asymmetrische vriendschap en een culturele asymmetrische vriendschap. Binnen de Romeinse politieke patronage kunnen twee groepen worden onderscheiden. Aan de ene kant bevond zich de heersende klasse en aan de andere kant het volk dat ervoor zorgde dat de heersende klasse werd verkozen. Derhalve bepaalden deze twee groepen de verdeling van politieke macht binnen het Romeinse Rijk. De relatie tussen deze twee groepen was gebaseerd op fides en was van persoonlijke aard.78 De heersende klasse bestond uit leden van de senaat die gekozen werden door het volk, voorafgaand aan een verkiezingscampagne.79 Gelzer concludeert daarom dat de meest invloedrijke man degene was die de grootste groep volgers

73

Saller, Personal Patronage under the Early Empire, 11.

74 ‘But my great amicus, do not show this letter to Atticus; allow him to continue to believe mistakenly that I am

a good man and am not accustomed to whitewash two fences out of the same pail.’ en ´Therefore, my patronus, farewell …´. In Cic. Fam. 7.29. Naar mijn mening blijkt uit deze citaten niet zo zeer dat een patroon-client relatie

ten alle tijde tevens een vriendschappelijke relatie is. Zoals blijkt uit het citaat vraagt M. Curius Cicero om een dienst. Curius zou Cicero ook kunnen overhalen om het gevraagde te doen door de patroon aan te spreken als

amicus waardoor hij Cicero herinnert aan de verplichtingen die vriendschap met zich meebracht.

75 R. Morstein-Marx, 'Publicity, Popularity and Patronage in the "Commentariolum Petitionis"', Cl. Ant. Vol. 17,

No. 2 (Oct., 1998), pp. 259-288, 275.

76 Saller, ‘Patronage and Friendship in early imperial Rome: drawing the distinction’, 57. 77 Sen. Ben. 6.33.3ff-6.34. Saller, Personal Patronage under the early Empire, 11. 78 M. Gelzer, The Roman Nobility (Oxford 1969) 139.

79

(23)

kon mobiliseren.80 De patronus-cliens relatie waren om die reden van groot belang voor de verkiesbare ambten binnen de politiek van het rijk.81 In de ´Verkiezingshandleiding´ van Quintus Cicero, een brief aan diens broer, wordt duidelijk beschreven hoe een asymmetrische politieke Romeinse vriendschap het beste zou kunnen verlopen.82 Q. Cicero geeft aan dat het van belang is om vriendschappen aan te knopen en aan te halen en tevens dat het winnen van de volksgunst speciale aandacht verdient. Vriendschappelijke relaties konden gesloten worden door het bewijzen van gunsten en het verrichten van vriendendiensten.83 Daarbij geeft Q. Cicero aan dat ‘de term ‘vrienden’ bij een verkiezingscampagne een ruimere betekenis heeft

dan in het gewone leven’.84

Waar de patroon de stem kreeg van de cliens, ontving laatstgenoemde daar steun en bescherming voor terug.85 We kunnen ervan uit gaan dat dit niet de laagste klassen van de bevolking betreft.86

Daarnaast kan er binnen de asymmetrische Romeinse vriendschap ook een culturele variant onderscheiden worden. Zoals Hemelrijk beschrijft was vriendschap van groot belang

80 Gelzer, The Roman Nobility, 139. 'A Roman election was therefore first and foremost a trial of strength

between rival armies of clients; a candidate's principal task was to build a powerful coalition of relatives and friends who would put their clients' votes at his disposal.' In A. Yakobson, Elections and Electioneering in Rome: A Study in the Political System of the Late Republic (Stuttgart 1999) 67. Yakobson baseert deze uitspraak

op Staveley, E.S. Greek and Roman voting and elections (Ithaca 1972) 194-5.

81

Yakobson, Elections and Electioneering in Rome, 1999) 67.

82 Er bestaat enige twijfel over de authenticiteit van dit traktaat. Er kan niet met zekerheid worden gesteld dat dit

daadwerkelijk een traktaat van de broer van Cicero is. Desondanks is het naar mijn mening wel een uitstekende bron voor de verkiezingspolitiek van de late Republiek en het aanhalen van vriendschappen die in het teken staan van politiek. In de verkiezingshandleiding van Quintus Cicero beschrijft hij hoe het aanknopen en aanhalen van vriendschapsbanden van groot belang zijn bij een politieke carrière aangezien dit de uitgangspositie van een kandidaat versterkt (´The most powerful man was he who by virtue of his clients and friends could mobilise the

greatest number of voters.´ In Gelzer, The Roman Nobility, 62, 139 en Morstein-Marx, 'Publicity, Popularity and

Patronage in the "Commentariolum Petitionis"', 284.). Deze vriendschappelijke banden kunnen gesloten worden door het bewijzen van gunsten en het verrichten van vriendendiensten. In: Quintus Cicero,

Verkiezingshandleiding, 16. Vertaling van J.A. van Rossum en H.c. Teitler. (Baarn 1994). Vriendschappen die gesloten worden met een politiek motief zijn niet hetzelfde als een vriendschap die men sluit in het gewone leven. Deze vriendschappen hebben namelijk een ruimere betekenis omdat men sneller als vriend beschouwd kan worden. Deze vriendschappen worden veelal gesloten of vanwege de ontvangen geschenken van de

verkiezingskandidaat, de hoop naar meer van de vriend of door enkel gevoelens van sympathie. Laatstgenoemde sluit overigens een vriendschap die begon met een politiek motief van de overgang naar een vriendschap van intieme vertrouwelijkheid niet uit. In: Konstan, Friendship in the classical world, 128-129. Aan het aantal vrienden en de verschillende stand waar zij uit afkomstig waren kon men de kwaliteit van de kandidaat afleiden en dit is bijvoorbeeld terug te zien in de Verkiezingshandleiding van de broer van Cicero. In: Benjamin Fiore, ‘The Theory and Practice of Friendship in Cicero’, 70.

83 Q. Cic. Pet. 16. (vertaald door J.A. van Rossum en H.C. Teitler Baarn 1994). ‘In some cases, as we shall see,

these new ´friendships´ that are forged by the candidate precisely for the purpose of the campaign; such 'friendships' actually excludes the possiblity of a previous personal relationship - though it might lead to the creation of such a stable tie.’ In Yakobson, Elections and Electioneering in Rome: A Study in the Political System of the Late Republic, 83.

84 Q. Cic. Pet. 16. (vertaald door J.A. van Rossum en H.C. Teitler Baarn 1994).

85 A.Wallace-Hadrill, ‘Patronage in Roman society: from republic to empire’ in: A. Wallace-Hadrill, Patronage

in Ancient Society (Londen en New York 1989) 63-87, 69.

86

(24)

bij het schrijf-, corrigeer- en publiceerproces.87 De patroon was een kapitaalkrachtig persoon in de Romeinse maatschappij en de begunstiger van de cliens. In het geval van culturele patronage was de cliens van beroep artiest of schrijver. Voor laatstgenoemde was een patroon zeer praktisch door de vele connecties die deze persoon had. De cliens kon met behulp van de patroon lezers werven en misschien zelfs zijn werk publiceren, maar wat waren de voordelen voor de patroon?88 De clientes werden op verschillende manieren gesteund door de patroon.89 In ruil daarvoor werden werken aan hem opgedragen (zoals Vitruvius zijn ‘De Architectura’ opdroeg aan Augustus) en kon hij meeliften op het succes van de cliens hetgeen het aanzien van deze persoon ten goede komt.90 Net als de politieke patronagerelatie is ook deze relatie ook van langere duur. Van de cliens binnen een culturele patronagerelatie werd verwacht dat hij aanwezig was bij de salutatio, hij maakte onderdeel uit van de escorte die de patroon vergezelde naar bij zijn bezoek aan het forum en woonde verschillende ceremonies bij binnen het huishouden (zoals de salutatio).91 De client was onderdeel van de domus, oftewel het huis, van de patroon. Binnen deze relatie noemden de patroon en cliens elkander amici, maar White geeft aan dat wanneer het statusverschil tussen de vrienden duidelijk moest worden, men hier bepaalde termen voor had zoals we eerder hebben gezien. Hij geeft voorbeelden zoals: amici

minores, amici pauperes en tenuiores amici voor ‘mindere’ vrienden.92

Zoals beschreven zijn er twee vormen van amicitia mogelijk, maar eerder is reeds benadrukt dat het onderscheid tussen een persoonlijke vriendschap en een patronagerelatie niet altijd duidelijk is. De vriendschap tussen Cicero en Atticus is naar mijn mening een passend voorbeeld. De mannen waren niet alleen goede vrienden, maar de één werd in een later stadium geholpen door de ander, als gevolg van de invloed die laatstgenoemde kon uitoefenen en het vermogen dat hij bezat. Om die reden is dit een goed voorbeeld van een vriendschap die patronagekenmerken vertoonde, maar wel degelijk een persoonlijke vriendschap was. De relatie tussen de twee heren laat zien dat binnen een symmetrische vriendschap er sprake kon zijn van materiële of immateriële hulp aan de ander zonder, dat de

87

Hemelrijk, E.A. Matrona Docta. Educated women in the Roman élite from Cornelia to Julia Domna. (Londen en New York 2004) 147.

88 White, ´Amicitia and the Profession of Poetry in Early Imperial Rome´, 85. 89

Deze steun kon zich uiten door middel van erfenissen en nalatenschappen, donaties in de vorm van geld, land of een huis, leningen met weinig of geen rente, huisvesting in domus en bijvoorbeeld aanstellingen in het leger. Voor meer informatie hierover zie White, ´Amicitia and the Profession of Poetry in Early Imperial Rome´, 90-92.

90 Vitruvius: Saller, Personal Patronage under the early Empire, 50.White, ´Amicitia and the Profession of

Poetry in Early Imperial Rome´, 75. Hemelrijk spreek van ’immortalizing’ van de patroon door de client in zijn werk. In Hemelrijk, Matrona Docta, 100.

91 White, ´Amicitia and the Profession of Poetry in Early Imperial Rome´, 76.

92 Plin. Epist. 2.6.2 en 9.30. Cic. Mur. 70. In White, ´Amicitia and the Profession of Poetry in Early Imperial

(25)

vriendschap als patronagerelatie gekarakteriseerd moet worden. Atticus was een schoolvriend van Cicero en twee á drie jaar ouder. 93 Hij behoorde tot de ridderstand (equites) en was een zakenman. Rawson beschrijft Atticus als een vriend van Cicero en niet zijn patroon en ook Cicero gebruikt ´vriend´ als benaming. 94 Welch noemt Atticus zowel een vriend als een financiële manager.95 De reden waarom de vriendschap tussen beide mannen wel als (culturele) patronage gekenmerkt kan worden, is dat Atticus ervoor zorgde dat enkele werken van Cicero gepubliceerd werden.96 De rol van Atticus als uitgever van Cicero’s werken vormt een punt van debat, maar er kan met zekerheid geconcludeerd worden dat Atticus werken van Cicero heeft uitgegeven en tevens laatstgenoemde steunde met sommen geld. Gebaseerd op het beeld dat Stockton, Everitt en Rawson creëren over de vriendschap tussen Cicero en Atticus kan er naar mijn mening geconcludeerd worden dat hier geen sprake is van een asymmetrische vriendschap, maar van een symmetrische, persoonlijke vriendschap. De reden hiervoor is de genegenheid die zij voelde voor elkaar, die duidelijk wordt uit de briefwisseling.97 Zo informeerde Cicero Atticus over de geboorte van zijn zoon, het overlijden van de grootmoeder van Atticus en geeft Cicero aan dat Atticus hem zeer goed kent.98 Daarenboven was Atticus van lagere stand dan Cicero, hetgeen Atticus als patroon sowieso uitsluit, gezien het derde kenmerk van patronage dat eerder in deze paragraaf is besproken. De informatie die wij tot onze beschikking hebben over deze relatie is bekend vanwege de briefwisseling tussen beiden. Het is zeer bijzonder dat de brieven van Cicero overgeleverd

93

A. Everitt, Cicero: The Life and Times of Rome's Greatest Politician (New York 2001) paginanummer onbekend. Zie ook het citaat: ‘The letter between the two friends show a growing interest in property

invenstment.’ Stockton stet dat Atticus drie jaar ouder was dan Cicero: ‘Three years older than Cicero, he was throughout their long friendship a steadying influence and an unfailing resource, not least in financial matters.’

In D. Stockton, Cicero: A Political Biography (Oxford 1971) 12.

94 ´What patriotic public man would not be moved by the weight of such an admonition from a wise friend?´ In

Cic. Att. IX. 10, 4-6.

95 ‘“As for you, although you are a born politician, you don't owe anybody anything." So wrote an envious

Cicero to his friend and financial manager, Titus Pomponius, nicknamed Atticus, in the dark days of April 55 when Cicero's whole political line had been thrown into confusion by the alliance between Pompey, Caesar and Crassus.’ In K.E. Welch, ´T. Pomponius Atticus: A Banker in Politics?´, Hist. 45, H. 4 (4th Qtr., 1996), pp.

450-471, 450. Welch legt naar mijn mening de relatie, maar ook het karakter en beweegredenen van Atticus zeer duidelijk uit: ‘In all, it is to see Atticus as not just the mediator par excellence, which he was, and sounding

board for Cicero's thoughts, but as an active manipulator with his own interests to whom Cicero was tied, financially and politically as well as emotionally, with long reaching consequences.’ In Welch, ´T. Pomponius

Atticus: A Banker in Politics?´, 453 en ‘Part of Atticus' talent, however, was to retain those friends he had made

even when they appeared to have lost their usefulness.´ In Welch, ´T. Pomponius Atticus: A Banker in Politics?´,

454.

96 Wanneer er gesproken wordt over publicatie gaat het in het geval van Cicero en Atticus om het volgende:

‘Thus, when we speak of Cicero or Atticus publishing something, we mean that they prepared one or more copies for distribution and perhaps sale, thereby setting in motion a process of dissemination which they could not hope to control.’ In J J. Phillips, ´Atticus and the Publication of Cicero's Works´, CW 79 No. 4 (Mar. - Apr.,

1986), pp. 227-237, 228.

97 Cic. Att. III.V. 98

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar het is een groter wonder dat God uit de hemel op aarde kwam, en ons vlees en bloed aannam, onze zonde op Zich nam, aan het kruis voor onze straf stierf, uit de dood opstond,

O, hoe laag zullen uwe gedachten zijn van deze uiterlijk schone, maar van binnen verrotte appel, de ijdele, ijdele nietige wereld; als de wormen hun huizen zullen maken

Geachte heer. ontvangen die hij, naar hij mij vertelde, op uw verzoek geschreven heeft. Ik zie heel duidelijk en ook heb ik daar al eerder vele blijken van gehad dat uw

Zo meende hij de Geest aan het werk te zien in het Maria- legioen, een beweging waarvoor hij veel heeft gedaan, maar ook zijn inspanningen als mode- rator van het Tweede Va-

Die wordt jaarlijks door het Europees Parlement uit- gereikt aan personen die zich in- zetten voor de verdediging van de vrije meningsuiting.. Beide laure- aten zitten in hun

Het gaat niet aan om hier alle soortgelijke opmerkingen van Theun de Vries over Vestdijk op een rij te zetten, dat zou, omdat zijn oordeel over Vestdijk tamelijk consistent is, een

“wijs [te] maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is”. Pik er een uit: neuro- chirurg, staatshoofd, universiteitsprofessor, topatleet,

In tegenstelling tot de verschillen tussen mannen en vrouwen in ervaren hulp vanuit gemeenten, zijn er tussen mannen en vrouwen in de WW geen significante verschil- len in