• No results found

Het was veelal de taak van erfgenamen om grafschriften op te zetten, aangezien een Romein dit over het algemeen zelf niet hoorde te doen.258 Wanneer vrienden erfgenamen waren, dienden zij deze taak op zich te nemen.259 De herinnering van een persoon na de dood was

252 Bagnall, en Cribiore, Women´s Letters from Ancient Egypt, 300 BC-AD 800, 5.

253 In tablet 291 groet Severa de echtgenoot van Lepidina en geeft zij aan dat haar echtgenoot en zoon hem

begroeten. In tablet 292 groet Severa de echtgenoot van Lepidina.

254

Greene, 'Female networks in military communities in the Roman west´, 77.

255 K. Argetsinger, ´Birthday Rituals: Friends and Patrons in Roman Poetry and Cult´ in: Cl. Ant., Vol. 11, No. 2

(Oct., 1992), 175-193, 175. ‘In undertaking celebration of another's birthday a Roman undertook in part a

religious obligation expressed by annually renewed vota and ritual. Exactly what was "worshipped" by such ritual does not, I think, emerge clearly from our sources, nor is it the right question to ask.’ In Argetsinger,

´Birthday Rituals´193.

256 Argetsinger, ´Birthday Rituals´176.

257 ´Now attention please! You know my birthday is on 3 January. I shall expect you accordingly.´ In Cic. Att.

XIII.42 (SB 354).

258 J. Rogan, Reading Roman Inscriptions (Gloucestershire 2006) 77.

259 Saller en Shaw geven aan dat de herdenking van een persoon over het algemeen gebeurde door eega’s, ouders

of kinderen. Wanneer het voor een persoon niet mogelijk was om door deze personen herdacht te worden (in de vorm van een inscriptie) wendde men zich eerder tot vrienden en afhankelijken, dan verre familieleden. In R.P.

van groot belang in de Romeinse samenleving. Van de inscripties die overgeleverd zijn uit de Oudheid is de grafinscriptie dan ook het type dat het meest vertegenwoordigd is.260 De vraag die in deze paragraaf wordt gesteld is in hoeverre er sprake is van amicita zoals besproken in de inleiding bij het herdenken van vriendinnen binnen een persoonlijke vriendschap. Amicitia en amici zijn immers relatief regelmatig voorkomende woorden op de gedenkstenen en grafstenen van de Romeinen en met name daardoor zijn de inscripties goed bruikbaar voor dit onderzoek.261 Aangezien inscripties vrij kostbaar waren om te laten maken, geldt ook voor deze paragraaf dat de laagste klasse van de bevolking buiten beschouwing blijft.

Voor de vertaling en een beter begrip van onderstaande inscripties zal voor dit onderzoek een indeling gebruikt worden, waardoor deze eenvoudiger te begrijpen zijn (zie figuur 1). Door de indeling wordt de opbouw van een inscriptie helder, hetgeen eenvoudiger is voor hen die het Latijn niet machtig zijn. Deze indeling is deels gebaseerd op een verdeling die Rogan gebruikt voor het lezen van inscripties.262 Met deze ordening van elementen in de inscripties wordt duidelijk dat zij vaak verschillende karakteristieken gemeen hebben. Een voorbeeld

hiervan is dat degene aan wie de inscriptie is opgedragen vaak als eerste genoemd wordt, waarna enkele persoonsbeschrijvingen volgen. Vervolgens wordt genoemd waarom de inscriptie is opgezet en ten slotte wordt de persoon genoemd die de inscriptie heeft laten maken. Voor dit onderzoek is enkel gebruik gemaakt van een ontvanger, een karakterschets en door wie de inscriptie is geplaatst, omdat deze kenmerken veelvuldig terugkomen in de inscripties die gebruikt worden voor dit onderzoek.

De eerste inscripties laten zien dat het mogelijk was om binnen een amicitia-relatie een grafinscriptie voor de ander op te zetten263 en zo ook de onderstaande inscriptie aan Maeclonia:

1. D(is) M(anibus) / Maecloniae Clem[enti] / amicae bene m[erenti]264

Saller en B.D. Shaw, ´Tombstones and Roman Family Relations in the Principate: Civilians, Soldiers and Slaves´, JRS, Vol. 74, (1984), pp. 124-156, 136.

260

Saller en Shaw, ´Tombstones and Roman Family Relations in the Principate´124.

261 Williams, Reading Roman friendship, 76. 262 Rogan, Reading Roman Inscriptions, 12.

263 Afkomstig uit een ongepubliceerd hoofdstuk van Hemelrijk, Hidden Lives, Public Personae, 11. 264

AIIRoma-06, 00017.

Deze inscriptie zou vrij vertaald kunnen worden als: ‘Aan de goden van de onderwereld, voor Maeclonia, de vrouw van Clemens, een vriendin die het zeer verdiende.’ De inscriptie is gevonden in Rome. Zoals de Dis Manibus aangeeft is er sprake van een grafinscriptie voor Maeclonia. Bene Merenti is een veel voorkomende term op inscripties, maar hetgeen dat binnen deze inscriptie opvalt is dat er sprake is van het bezigen van de term amicae. Deze inscriptie laat zien dat het binnen de Romeinse grafcultuur mogelijk was om aan personen te refereren als amica.

Inscriptie nummer 2, die is gevonden in Rome langs de Via Appia, laat zien dat vrouwen ook samen voor een vriendin een inscriptie konden laten maken. De persoon waar het in deze inscriptie om draait is Caecilia Verissima. Zij is de persoon die overleden is en met zeer positieve karakterschetsen beschreven wordt. Zoals Williams beschrijft geeft

clarissima aan dat het in die gevallen een vrouw betreft van senatoriale rang.

2. Caeciliae Verissimae / clarissimae memoriae / sanctissimae feminae / Atilia

Rufina clariss(ima) fem(ina) / et Caesonia Victorina / amicae incomparabili265

Vertaling:

To Caecilia, truest and most respectable lady of (most) honorable memory. The noble lady Atilia Rufina and Caesonia Victorina [commissioned this] for their incomparable friend.

Waar we bij de eerste inscriptie amicae bene merenti zagen, zien we hier een krachtigere

term of endearment, namelijk incomparabili. Zo zien we dat het mogelijk was om bij

grafinscripties termen van liefkozing te gebruiken. Zo gebruikelijk was binnen de Romeinse traditie zijn ook de namen van de personen die de inscriptie hebben laten maken genoemd en zeer waarschijnlijk waren zij de erfgenamen van Caecilia Verissima.

De onderstaande inscriptie is tevens een grafinscriptie (Dis Manibus) en betreft een vriendschap tussen twee vrouwen genaamd Pomponia Musa en Ignatia Rhodiaca.

3. Dis Manibus / Ignatiae / Rhodiac(a)e / fecit / Pomponia / Musa amicae266

Vertaling:

Aan de goden van de onderwereld, Pomponia Musa heeft dit gemaakt voor haar vriendin Ignatia Rhodiaca.

265 CIL 06, 01363. Vertaling in Williams, Reading Roman Friendship, 77. 266

Ook in de derde inscriptie wordt Ignatia Rhodiaca amica genoemd. De karakterschetsen, zoals we deze eerder hebben gezien, worden in deze inscriptie niet genoemd, hetgeen niet per se te koppelen is aan de emotionele intensiteit van de relatie. De inscriptie is gewoonweg korter dan de inscriptie daarvoor. Ook bij de vierde inscriptie ontbreken de karakterschetsen, maar wordt er wederom gebruik gemaakt van amicae en bene merenti.

4. D(is) i(nferis) [M(anibus)] / Avianiae Amandae / amicae suae / fecit bene merenti / Livia Lauris267

Vertaling:

To the spirits of the departed below. For Aviania Amanda. Livia Lauris commissioned this for her well-deserving friend.

Zoals eerder vermeld waren inscripties vrij kostbaar om te laten maken. Wanneer we kijken naar onderstaande inscriptie, gevonden in Lodi (Noord-Italië), zien we dat vermeld wordt dat in dit geval de vrouw de inscriptie zelf bekostigd heeft. Er kan geconcludeerd worden dat hier sprake was van een vrouw die zelf controle had over haar financiën en dit ook kenbaar wilde maken. De term of endearment die hier gebruikt wordt is optima, waardoor we kunnen concluderen dat Annia Quintula de buitenwereld wilde laten weten (of geloven) hoe goed haar relatie met Viria Severa was, hetgeen aansluit bij de epigraphical habit dat besproken is in de inleiding.

5. In memoriam/Viriae M(arci) f(iliae) / Severae / amicae optim(ae) / Annia Corelli

f(iliae) / Quintula / [imp]ensa sua / [fecit].268

Vertaling:

In memory of her excellent friend Viria Severa, daughter of Marcus. Annia Quintula, daugther of Corellius, erected this at her own expense.

De zesde inscriptie is gevonden in een columbarium (afbeelding 3) langs de Via Appia te Rome. Deze inscriptie wijkt af van de eerdere genoemde inscriptie omdat deze laat zien dat een inscriptie niet alleen opgesteld hoefde te worden voor één enkele vriendin.269 Pompusidia laat voor drie andere vriendinnen en zichzelf een columbarium maken, maar de nakomelingen zijn ook welkom. Nu rijst echter de vraag waarom in dit geval gekozen is voor een

267 CIL 06, 12881. Vertaling uit Williams, Reading Roman friendship, 79. 268 CIL 5.6391. Vertaling uit Williams, Reading Roman Friendshi, 77.

269 Dit is een boven- of ondergrondse tombe waar zich nissen in bevonden waar men urnen in kon plaatsen. Voor

columbarium voor meerdere vriendinnen en waarom hun nakomelingen ook welkom zijn.

Wat was de sociale relatie van deze vrouwen met elkaar?

6. Agrilia Piste quae et / Pompusidia f(ecit) Valeriae / Trophime et Vitoriae /

Erotario et Muciae / Ianuariae amicabus / optimis et sibi et / posterisq(ue) eorum270

Vertaling:

Agrilia Piste, also called Pompusidia, commissioned this for Valeria Trophima, Victoria Erotarion, and Mucia Januaria her excellent friends, and for herself, and for their descendants.

M. Nielsen bespreekt in haar ‘Common Tombs for Women in Etruria: Buried Matriarchies?’ dat het een gewoonte was dat getrouwde vrouwen

begraven werden in dezelfde tombe als hun echtgenoten en ongetrouwde vrouwen in tombes van hun familie.271 In de inscriptie zelf wordt weinig informatie gegeven over de vrouwen en derhalve vormt de inscriptie een minder goede bron voor sociale geschiedenis, in tegenstelling

tot de Etruskische tombes die Nielsen

beschrijft.272 De tombes die Nielsen bespreekt

bevonden zich in Etrurië en vallen buiten het onderzoeksgebied. Toch zouden de motivaties voor vrouwentombes in Etrurië die Nielsen oppert licht kunnen werpen op de vrouwentombes in Rome. Zij geeft immers aan dat er een mogelijkheid bestaat dat vrouwentombes een gevolg konden zijn van Romanisering. Wellicht is er bij bovenstaande inscriptie ook sprake van familiebanden.273 De vrouwen konden tevens begraven zijn in een columbarium omdat zij aanhangers waren van dezelfde religie of wellicht deel uitmaakten van de ordo matronarum,

270 CIL 06, 07671. Vertaling uit Williams, Reading Roman Friendship, 79.

271 M. Nielsen, ‘Common Tombs for Women in Etruria: Buried Matriarchies?’, Setälä, P. and L. Savunen,

Female networks and the public sphere in Roman society (Rome: Institutum Romanum Finlandiae 1999) 66-136,

66.

272 Nielsen, ‘Common Tombs for Women in Etruria: Buried Matriarchies?’, 66-136.

273 In deze tombes waren veelal vrouwen geborgen en zij geeft met verschillende voorbeelden aan wat de relatie

tussen deze vrouwen zou kunnen zijn. Zo zou religie de groep vrouwen kunnen binden en Nielsen oppert dat er wellicht sprake zou kunnen zijn van een ordo matronarum in Etrurië, zoals wij deze ook zagen in Rome. Ook uitsluiting van de tombes van de mannen kon een reden zijn, hetgeen duidt op begrafenissen bepaald door sekse. Bij de tombes van de vrouwen uit Etrurië was er in alle gevallen sprake van het bestaan van ‘een tweede’ tombe voor de mannen. Daarnaast zou tweezijdig verwantschap ook een reden kunnen zijn. Bij tweezijdig verwant moet men denken aan personen die zowel via vaders- als van moederskant met elkaar verbonden zijn. Tevens zouden de vrouwen via moeders kant aan elkaar verbonden kunnen zijn (‘In this sense the phenomenon of the

women’s tombs may have been an indirect result of the process of Romanization. In Nielsen, ‘Common Tombs

for Women in Etruria: Buried Matriarchies?’, 109.) of de tombe kon een graf zijn voor de moeders en dochters van een familie. In Nielsen, ‘Common Tombs for Women in Etruria: Buried Matriarchies?’, 104-110.

conventum matronarum of senatus matronarum. Tevens bestaat er naar mijn mening een kans

dat deze vrouwen lid waren van hetzelfde collegium, wellicht van het collegium mulierum. Helaas is er geen verdere informatie over deze inscriptie bekend en kunnen we momenteel slechts gissen naar de redenen van deze gezamenlijke begraafplaats.

Ten slotte is de zevende en laatste inscriptie opvallend omdat het hier een inscriptie betreft voor een vriendin van Sempronia Fortunata. Zij heeft de inscriptie opgezet met de echtgenoot van haar vriendin.

7. Claudiae Ti(beri) f(iliae) / Secundae / Sempronia L(uci) f(ilia) / Fortunata /

amicae carissimae f(ecit) / et C(aius) Larcius Euphemus / coniugi sanctissimae b(ene) m(erenti)274

Vertaling:

Sempronia Fortunata, dochter van Lucius, heeft dit gemaakt voor haar geliefde vriendin Claudia Secunda, dochter van Tiberius en Caius Larcius Euphemus voor zijn zeer onberispelijke echtgenote die het zeer verdiende.

De term of endearment dat door de amica wordt gebruikt is carissima en haar echtgenoot gebruikt sanctissima. Zo zien we dat het binnen een vriendschap ook mogelijk om een inscriptie met de echtgenoot van een vriendin op te zetten.

Wat we kunnen concluderen uit bovenstaande informatie is dat symmetrische

vriendschap bestond onder vrouwen uit de middenklassen en dat zij na de dood dit wensten te vermelden op een grafschrift dat zij lieten maken. In enkele gevallen wordt, zoals zichtbaar is bij de vijfde inscriptie, de inscriptie ook door de vrouw zelf betaald. In dit geval werd de inscriptie betaald van de erfenis en werd dit ook vermeld. De persoonlijke vriendschappen bestonden derhalve niet alleen onder vrouwen uit de keizerlijke familie en de elite, maar ook onder de vrouwen uit de middenklasse. Binnen deze vriendschappen was het mogelijk dat de één de ander hielp wanneer familieleden dit niet konden doen, bijvoorbeeld bij herdenking na de dood. Aan de hand van de inscripties kunnen we concluderen dat vrouwen symmetrische vriendschappen konden sluiten en deze ook openbaar konden eren, zichtbaar voor de Romeinen die het Latijn konden lezen.

Uit de geschriften van Plinius kunnen we opmaken dat het de taak van vrienden was

om na de dood van een amicus (en zoals duidelijk wordt uit dit hoofdstuk ook van een amica) te zorgen voor diens belangen, reputatie en familie. Dit is wat veel inscripties die hierboven zijn besproken naar mijn mening dan ook doen. Zo wordt de reputatie van veel amicae geëerd

274

door de lovende woorden die bijvoorbeeld naar voren komen in de inscriptie voor Caecilia en Viria Severa. Daarnaast wordt er ook aan de familie van de vriendinnen gedacht zoals we zien bij de inscriptie van Agrilia Piste. In deze gevallen is er derhalve sprake van amicitia. Zoals bekend was het in de Oudheid van groot belang om herinnerd te worden wanneer men het leven liet en uit de grafinscripties die gevonden zijn waarin vrouwen geroemd worden als vriendin kan duidelijk worden opgemaakt dat vriendschap een belangrijke rol in het leven van de Romeinse (elite)vrouw speelde. Voorbeeld hiervan zijn de symmetrische vriendschappen van Livia. Hier werd duidelijk dat vrouwen baat konden hebben bij vriendschap met de keizerin, aangezien zij hen kon helpen wanneer zij in nood zaten. Daarnaast zagen we dat vriendschappen ook duidelijk werden bij de viering van verjaardagen, maar tevens een rol konden spelen in de vorm van herdenking na de dood. Dit hoofdstuk heef laten zien dat het voor elitevrouwen in Rome mogelijk was om persoonlijke vriendschappen te sluiten. Zo was het voor Livia mogelijk om persoonlijke vriendschappen te sluiten en kon zij in geval van nood optreden als patrones. Dit verschijnsel zien wij tevens terug binnen de vriendschap tussen Cicero en Atticus. Daarnaast was het voor vrouwen mogelijk om elkaar te bezoeken tijdens verjaardagen, geheel volgens de Romeinse traditie. Ten slotte konden vrouwen een persoonlijke vriendschap publiekelijk kenbaar maken middels een inscriptie. Zo kunnen wij concluderen dat persoonlijke vriendschappen tussen vrouwen in Rome tot op grote hoogte vergelijkbaar waren met persoonlijke vriendschappen tussen mannen in Rome.

III Asymmetrische vriendschappen

‘Besides helping members of their own family, women could also properly intervene on behalf of those linked by a bond of amicitia.275

Naar aanleiding van het eerste hoofdstuk kon geconcludeerd worden dat Romeinse vrouwen ten tijde van de late Republiek en vroege keizertijd beschikten over sociale netwerken binnen verschillende facetten van hun dagelijkse leven. Daarnaast is in het tweede hoofdstuk geconcludeerd dat Romeinse (elite)vrouwen ook persoonlijke vriendschappen konden sluiten met andere vrouwen. Deze conclusie werd onder andere gebaseerd op de Vindolanda tabletten en grafinscripties. Het is helder geworden dat het binnen een persoonlijke vriendschap onder vrouwen mogelijk was om op te treden als patrones, maar dat dit de aard van de vriendschap niet veranderde. In dit hoofdstuk wordt het tweede type van amicitia besproken en zal er dus gekeken worden in hoeverre Romeinse vrouwen een patronagerelatie konden sluiten met andere vrouwen. Zoals Barrett beweert in bovenstaand citaat konden vrouwen personen helpen binnen een patronagerelatie, maar de voorbeelden die door Barrett worden gegeven zijn veelal relaties tussen een vrouw en een man.276 Zoals A. E. Cooley stelt ontstond er een nieuw fenomeen rond de eerste eeuw v. Chr. Vrouwen fungeerden steeds vaker als weldoenster of patrones en konden zich verbinden met steden, publieke gebouwen, alimenta of festiviteiten.277 Echter, personen waar weldoeners zich aan konden verbinden worden in het artikel van Cooley niet genoemd.278 In de inleiding is beschreven dat er binnen de asymmetrische vriendschap sprake moet zijn van wederkerigheid, dat de relatie voor een langere periode was en persoonlijk diende te zijn, dat beide personen van verschillende status moesten zijn en ten slotte dat de relatie op vrijwillige basis aangegaan was.

Voor dit onderzoek is het niet van belang hoe patronage onder mannen veranderde met

de komst van de keizertijd, maar wat wel van belang is, is hoe patronage de invloed van (keizerlijke) vrouwen vergrootte. De keizer groeide in de keizertijd uit tot de ultieme patroon. De elite verwachtte dat de keizer hen zou helpen bij het verkrijgen van een baan, en het volk

275 Barrett, Livia: First Lady of Imperial Rome, 187.

276 De ‘bond of amicitia’ die Barrett bedoelt is in dit geval een patronagerelatie.

277 Alimenta: Een bijdrage in de vorm van geld (of graan) aan kinderen uit Romeinse steden, over het algemeen

uitgedeeld door keizers of rijke weldoeners. Jongman, Willem (Groningen). "Alimenta." Brill’s New Pauly. Antiquity volumes edited by: Hubert Cancik and , Helmuth Schneider. Brill Online, 2013. Reference. Universiteit Amsterdam. 17 December 2013 http://referenceworks.brillonline.com/entries/brill-s-new- pauly/alimenta-e114940.

278

verwachtte dat zij werden geholpen in noodsituaties. Daarnaast verwachtte het volk dat zij konden genieten van zijn vrijgevigheid. Wanneer men connecties had met de keizer werd de kans op succes vergroot. Dit gold zowel voor mannen als voor vrouwen.279 Er zal in dit hoofdstuk zowel naar keizerlijke vrouwen worden gekeken als naar de elite. In hoeverre was het vanzelfsprekend dat de vrouwen uit de keizerlijke familie optraden als patrones vanwege hun hoge positie en toegang tot de keizer= Spreidden zij ook hun vrijgevigheid ten toon en hielpen zij vrouwen zoals de keizer dit ook deed?