• No results found

Zienswijze 22 – Gooyer Wetering 16

Bijlage 12: Voorstel vormverandering agrarisch bouwvlak

4.22 Zienswijze 22 – Gooyer Wetering 16

Betreft

Gooyer Wetering 16, Driebergen-Rijsenburg Bestemmingswijziging

Zienswijze

Namens opdrachtgevers, …, Gooyer Wetering 16 in Driebergen wil ik een zienswijze indienen tegen het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Driebergen, zoals dat ter inzage ligt tot en met 24 mei 2018.

Huidige en voorgestelde bestemming

Zowel in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2005 als in het voorgestelde

bestemmingsplan Buitengebied 2018 is voor het perceel Gooyer Wetering 16 een agrarische bestemming opgenomen. In november 2015 is als inspraakreactie aangegeven dat deze

bestemming niet conform de feitelijke situatie is en is verzocht om wijziging van de bestemming naar ‘bedrijf’ met een nadere aanduiding ‘opslag’. Uw gemeente heeft deze inspraak niet

gehonoreerd. Opdrachtgevers kunnen zich echter niet verenigen met de argumentatie die uw gemeente daarvoor benoemt in de Nota van Vooroverleg en Inspraak. Derhalve reageer ik hierop als volgt.

Agrarisch gebruik

Uw gemeente geeft als reactie op de inspraak aan dat niet kan worden ingezien waarom ter plaatse geen volwaardig en rendabel agrarisch bedrijf meer geëxploiteerd kan worden als gevolg van de ligging nabij andere woningen van derden en gedateerde opstallen. Hierover kan het volgende worden opgemerkt. Het agrarische bouwvlak dat u voorstelt kent een oppervlakte van nog geen 0,35 hectare. Daarbinnen is uiteraard de bedrijfswoning een gegeven. Daarachter zouden dan bedrijfsgebouwen gesitueerd kunnen worden, met uiteraard in achtneming van voldoende afstand vanwege brandoverslag. Het bouwvlakdeel dat dan resteert is zeer beperkt van oppervlakte.

Daarbij komt dat uw gemeente verlangt dat sprake moet zijn van een grondgebonden agrarisch bedrijf. In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2005 had het perceel deze voorwaarde niet, zodat er ook een intensieve veehouderij geëxploiteerd kon worden. Sterker nog, er werden in het verleden ook varkens en vleesvee gehouden. Opdrachtgevers beschikken slechts over een beperkt perceel landbouwgrond achter het erf, maar dit is volstrekt onvoldoende om een tot een volwaardige en/of rendabele grondgebonden bedrijfsvorm te kunnen komen zoals op grond van het bestemmingsplan bedoelt wordt.

Conclusie

De zienswijze delen wij gedeeltelijk en leidt tot de volgende aanpassing:

 Op de verbeelding passen wij het bouwvlak aan overeenkomstig de tekening behorende bij de ingediende zienswijze.

Daarbij grenst het perceel tegen Gooyer Wetering 14, zijnde een zorgboerderij met zowel

agrarische als maatschappelijke functie. Het deel waar zorgbehoevenden woonachtig zijn grenst juist tegen het erf van opdrachtgevers aan. Deze verblijfsfunctie kan gelijk worden gesteld met een woonfunctie.

Op grond van de Wet geurhinder en Veehouderij komen dergelijke objecten bescherming toe. De minimale afstand van een dierenverblijf van een veehouderij tot een woonfunctie dient 50 meter te bedragen. Uitgaande van deze situatie valt de geurcirkel al bijna geheel over het agrarische bouwperceel van opdrachtgevers. Slechts circa 400 m2 blijft dan buiten de geurcontour. Hierdoor is het al helemaal niet realistisch dat er ooit nog een volwaardig en rendabel grondgebonden agrarisch bedrijf kan worden geëxploiteerd. Dit nog naast het feit dat de investering ook niet op te brengen zal zijn om dit perceel tot een rendabel bedrijf te brengen gezien de enorme

bouwkosten en investeringen in emissiearme stalsystemen en wellicht benodigde fosfaatrechten.

Tot slot is van de omschreven situatie als genoemd in de inspraakreactie van november 2015 geen sprake meer van een veterinaire eenheid met een agrarisch bedrijf in de omgeving. Nu de

melkrundveehouderij vorige jaar te maken had met het fosfaatreductieplan en gedwongen krimp van deze veehouderijtak in Nederland werd doorgevoerd, is deze veehouderij in de omgeving gestopt met het uitbesteden van jongveeopfok aan opdrachtgevers. Vanaf dit jaar geldt voor de melkveehouderij het fosfaatstelsel, zodat deze bedrijven dienen te beschikken over fosfaatrechten om dieren te mogen houden. Stel dat opdrachtgevers op grond van de milieuwetgeving wel konden bouwen en zouden investeren in een melkrundveestal voor 80 melkkoeien, dan zouden zij voor uitsluitend de fosfaatrechten al bijna € 650.000,- moeten reserveren. Een onbegonnen zaak dus. Uw gemeente heeft in de beantwoording van deze inspraak niet de deskundigheid laten spreken.

Daarbij komt dat uw gemeente al ruim 15 jaar niet heeft gereageerd naar de vorige bewoners als deze bewoners dat er strijdigheden met het bestemmingsplan waren op het erf. Want het is namelijk al zo lang geleden dat de veehouderij is gestaakt. Na zo’n lange periode kan niet

worden ingezien waarom uw gemeente nu hardnekkig wil blijven vasthouden aan een agrarische functie. Indien uw gemeente dit kennelijk wenst te handhaven moet het ook consequent zijn en een ‘intensieve veehouderij’ bestemming opnemen, hetgeen conform de oorspronkelijke situatie was toegestaan.

Opslagfunctie

Opdrachtgevers hebben in de inspraakreactie aangegeven dat zij de bestemming graag gewijzigd willen zien in een ‘lichte’ bedrijfsbestemming. De activiteiten bestaan uit de opslag van (door opdrachtgever zelf geïmporteerde) wijnen met bijbehorende producten in de bestaande bebouwing. Van huisverkoop of detailhandel is geen sprake. De wijnen worden namelijk rechtstreeks geleverd aan gastronomische restaurants en wijnbars.

Een opslagfunctie is weinig milieubelastend en de activiteit is ook niet als geurgevoelig te kwalificeren, zodat de naastgelegen zorgboerderij niet te maken krijgt met een nieuwe geurgevoelige functies binnen de geurcontouren. Wat betreft de woning van opdrachtgevers, blijft dit een bedrijfswoning (bestemming bedrijf in plaats van agrarisch) zodat de

beschermingsstatus niet wijzigt. Dit wordt met name ingegeven door het feit dat de Wet geurhinder en veehouderij expliciet aangeeft in artikel 14 dat voormalige agrarische

bedrijfswoningen geen hogere beschermingsstatus krijgen dan in de situatie dat zij nog in hun

oorspronkelijke functie waren. Nu planologisch-juridisch nog sprake is van een agrarische bedrijfswoning tot heden en er nog een melding Activiteitenbesluit op het perceel rust van 4 augustus 1992 voor het houden van (vlees-)rundvee en varkens, is sprake van staking na maart 2000 en is dit artikel uit de wet van toepassing voor deze situatie. De zorgboerderij komt dus niet in een planologisch nadeligere positie als de bestemming van Gooyer Wetering 16 wordt

gewijzigd.

Uitgaande van de Staat van Bedrijfsactiviteiten welke uw gemeente bij dit

ontwerpbestemmingsplan heeft gevoegd, valt het zelf maken van wijn als bedrijfsactiviteit onder milieubelastingscategorie 2. Nu in deze situatie geen wijn wordt gemaakt maar enkel opgeslagen zal sprake zijn van milieubelastingscategorie 1 of 2, zijnde een ‘lichte’ bedrijfsfunctie. Dit wordt als vervolgfunctie bij stoppende agrarische bedrijven doorgaans planologisch acceptabel geacht, maar met de huidige bestemming is het niet mogelijk om de gedateerde gebouwen in het geheel te kunnen vervangen. Dit is op een bepaald moment wel de wens van opdrachtgever, waarbij behoud van een agrarische uitstraling in combinatie met een duurzame wijze van bouwen beoogd wordt. Planologisch faciliteren van een fraai uitstralend landelijk gebied geeft een kwaliteitsimpuls boven het niet positief bestemmen en daardoor het verrommelen van het landschap.

Voor zoverre dat uw gemeente betoogd dat het ruimtelijk beleid in het landelijk gebied primair de agrarische sector moet dienen en verdere verstening door niet-agrarische bedrijven moet worden tegengegaan, kunnen opdrachtgevers dit op zich wel begrijpen. Maar zoals bovenstaand aangegeven heeft deze locatie agrarisch gezien geen perspectief meer en is de enige mogelijkheid om middels maatwerk een passende bestemming op te nemen. Voor verdere verstening behoeft niet te worden gevreesd, omdat de regels van het ontwerpbestemmingsplan dit ook niet mogelijk maken voor de bestemming ‘bedrijven’, overeenkomstig datgene dat in provinciaal beleid is opgenomen. Hier wordt geen spanningsveld gezien.

Tot slot is het wellicht voor de agrarische bedrijven in het plangebied van Driebergen positief als dit agrarische bouwperceel komt te vervallen, met het oog op ontwikkelingsmogelijkheden in relatie tot de plan-MER. Daar waar voor deze bedrijven de beperkte ruimte die er nog is, gegeven kan worden, dan werkt opdrachtgever daar graag aan mee.

Verzoek

Opdrachtgever verzoekt u de bovengenoemde zienswijzen te verwerken in het vast te stellen bestemmingsplan Buitengebied Driebergen. Deze zienswijze is op 24 mei 2018 volgens de aangegeven wijze digitaal ingediend bij uw gemeente. Wilt u mij de ontvangst van deze

zienswijze schriftelijk bevestigen? Mochten er nog vragen zijn, dan zijn opdrachtgever en ik altijd bereid tot nader overleg.

Gemeentelijke reactie

Wij zijn op voorhand geen voorstander van het planologisch toestaan van nieuwe niet-agrarische bedrijfsfuncties in het buitengebied. Dit moet zoveel mogelijk worden tegengegaan. Het

buitengebied is niet de juiste locatie voor niet-agrarische bedrijven, afgezien van bedrijven die gelieerd zijn aan het buitengebied, zoals loonwerkbedrijven. Een andere uitzondering is

bijvoorbeeld kleinschalige nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf. Daar staat tegenover dat u uitgebreid heeft gemotiveerd waarom een agrarische bestemming aldaar niet meer in de reden ligt, nu niet en ook in de toekomst niet, waarbij ook gewijzigde omstandigheden een rol spelen.

Bij het eventueel toekennen van de bestemming ‘Bedrijf’ is conform provinciaal beleid een sloopverplichting van 50% van de bijgebouwen vereist en de voorwaarde dat het een lichte bedrijfscategorie betreft. Van dit laatste is in dit geval sprake. Aangezien niet aannemelijk is dat sloop uw voorkeur zal hebben, is het in dit geval alleen mogelijk om de bestemming te wijzigen in ‘Wonen-B1’, waarbij de bijgebouwen de functieaanduiding ‘opslag’ krijgen.