• No results found

zes Natuur en gezondheid

In een inmiddels klassiek artikel liet Ulrich (1983) zien dat patiënten sneller herstellen van een operatie als zij in hun ziekenhuiskamer uitkijken op groene bomen in plaats van op stenen muren. Bovendien ging het herstel gepaard met minder pijn. In het onderzoek dat sindsdien is gedaan, zijn tal van positieve relaties aangetoond tussen welbevinden en beschikbaarheid van groen. Zo is een relatie gelegd met algemene gezondheid (De Vries et al. 2003), de mate van sociaal contact (Sullivan et al. 2004), moeheid (Kuo 2001) en mogelijkheden tot bezinning (Herzog et al. 1997). Een groene omgeving vermindert stress en mentale vermoeidheid, draagt bij aan het herstel hiervan en nodigt uit tot bewegen en ontmoeten van buurtbewoners. Vreke et al. (2006) vonden een negatief verband tussen de aanwezigheid van minstens vijf hectare groengebied in de woonomgeving en overgewicht van kinderen. Uit het onderzoek van Fuller et al. (2007) blijkt een positieve relatie tussen de aanwezigheid van planten- en diersoorten in parken en het psychische welbevinden van bezoekers . In recente nationale en internationale overzichtsstudies wordt de conclusie getrokken dat een breed scala van experimentele en beschrijvende onderzoeken consistente aanwijzingen levert dat een gunstige invloed van natuur op de gezondheid aannemelijk is (Maas et al. 2009; Maller et al. 2008; Veeneklaas et al. 2011; De Vries et al. 2009). De Vries et al. (2009) gaan in op de mogelijke mechanismen achter de geobserveerde correlaties. Maas et al. (2006) constateren naar aanleiding van Nederlands onderzoek een positief verband tussen de hoeveelheid groen in de woonomgeving en fysieke en geestelijke gezondheid. De kans dat iemand zich ongezond voelt is voor mensen die in een weinig groene omgeving wonen 1,5 keer zo groot als voor mensen die in een groene omgeving woonachtig zijn. De laatsten voelen zich niet alleen gezonder, maar komen ook minder vaak bij de huisarts. Dit geldt voor alle onderzochte bevolkingsgroepen, maar de effecten blijken sterker te zijn voor jongeren, ouderen en mensen met een lage sociaal-economische status (Maas et al. 2006). Met dezelfde data is – opnieuw rekening houdend met leeftijd, geslacht en sociaal-economische status – een significante positieve correlatie gevonden tussen de natuurkwaliteit van groen rond de woonomgeving en de gezondheid. Figuur 6.2 brengt twee voorbeelden van de berekende relaties in beeld. De vraag blijft in welke mate er sprake is van een causaal verband tussen natuurkwaliteit en gezondheid. Correlaties kunnen immers gebaseerd zijn op directe relaties, maar ook op indirecte relaties en toeval. Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen of en hoe de gevonden correlaties uit oorzakelijke verbanden kunnen worden verklaard.

Figuur 6.2

0 20 40 60 80 100

Natuurkwaliteit (100% = compleet ecosysteem) 0 20 40 60 80 100

Gezondheid (100% = geen gezondheidsklachten)

Gemiddelde Oudere, werkloze man

Gevonden correlatie tussen natuurkwaliteit en gezondheid

zes zes

bos die momenteel niet toegankelijk is voor publiek, wordt alsnog opengesteld. In de nabijheid van de woonkernen is het natuurbeheer meer afgestemd op de wensen van mensen dan op ecologische eisen en doelen, zoals nu het geval is. Bij de inrichting en het beheer van natuurgebieden wordt zoveel mogelijk

tegemoetgekomen aan die verschillende wensen voor de natuurbeleving en activiteiten in de natuur. Ook op zee worden gebieden toegankelijk gemaakt. Zo worden oude boorplatforms als verblijfplaatsen voor recreanten ingericht en worden boottochten georganiseerd om het zeeleven te bekijken.

Meer natuur waar tekorten zijn

De huidige tekorten aan groen voor buitenactiviteiten als fietsen en wandelen in de directe woonomgeving zijn in deze kijkrichting verdwenen. De steden zijn waar mogelijk met groen en blauw doorweven. Waar de bebouwing dicht is, zijn geveltuinen, individuele bomen of lanen aangelegd of is in de nabijheid extra groen of water aangelegd (vergelijk VNC 2011). In deze kijkrichting is de natuur naar de mensen gebracht. Wonen, werken, groen en blauw zijn sterk en op een hoogwaardige manier verweven, waardoor straten, pleinen, parken en

watergangen meer allure hebben gekregen. Binnen de

steden hebben alle inwoners veel groen in hun directe leef- en werkomgeving. In deze kijkrichting kunnen stadsbewoners de natuur gemakkelijk bereiken, onder andere via uitgebreide netwerken van fiets- en

wandelpaden. De landbouwgebieden in de verstedelijkte regio’s zijn met nieuwe landschapselementen verrijkt en goed voor recreanten ontsloten, onder andere door recht op overpad te bieden.

Kwaliteitsimpuls waar nodig

Groen voldoet in deze kijkrichting aan de wensen van mensen. Waar het landschap verfraaiing behoeft, is het landelijk gebied doorweven met groene en blauwe elementen. Zo kunnen natuurgebieden worden bereikt langs nieuwe houtwallen, groene bermen en bloeiende slootranden in het landbouwgebied. De horizonvervuiling is zoveel mogelijk beperkt, bijvoorbeeld door

landschappelijke inpassing en aankleding van verspreide bebouwing en andere objecten. Windparken in zee, bijvoorbeeld, worden op afstand van de kust geplaatst, zodat zij uit het zicht blijven. In de natuurgebieden staan zo weinig mogelijk verbods- en gebodsborden. Dit wordt in de natuurbeleving namelijk belangrijk gevonden (Goossen et al. 2007; VNC 2005).

Foto: Hollandse Hoogte / David Rozing Toegankelijk groen in en rond de stad.

zes

Kansen voor recreatie en verschillende vormen van natuurbeleving

Op land en in water en zee worden kansen benut om de diverse wensen wat betreft de natuurbeleving te bedienen. Zo wordt ruimte gemaakt voor intensieve en extensieve natuurrecreatie. De natuurgebieden in deze kijkrichting bieden mogelijkheden voor allerlei vormen van recreatie. Mensen kunnen zwemmen, varen en vissen in schoon en veilig water, barbecueën en zonnen op grote ligweiden en sporten in groene en blauwe omgevingen. Beleefbare natuur biedt voor elk wat wils. Natuur in deze kijkrichting geeft sommige mensen rust en ruimte (afwezigheid van omgevingslawaai, geen overlast van andere recreanten), terwijl anderen er juist

mogelijkheden aantreffen om met elkaar te recreëren. Om dit te bewerkstelligen, is er sprake van zonering, waarbij verder van de menselijke bewoning een andere natuurbeleving mogelijk is dan dichterbij.

Het toekomstbeeld dat bij deze kijkrichting past, wordt voornamelijk bepaald door de randvoorwaarden voor natuurlijke soorten en processen. De maatschappelijke en fysieke ontwikkelingen die in de omgevingsscenario’s worden verkend, beïnvloeden de mate waarin het toekomstbeeld kan worden gerealiseerd en de

beleidsstrategie die hiervoor nodig is (zie paragraaf 6.3).

Bij het omgevingsscenario Hoog verdwijnen er meer landschapselementen door de schaalvergroting en intensivering van de landbouw, maar zijn er meer publieke en private middelen beschikbaar om natuur en landschap te ontwikkelen (zie paragraaf 10.5). Bij het scenario Laag levert het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid meer subsidies, maar levert het Europese natuurbeleid meer fricties op omdat daarin meer op biodiversiteit wordt ingezet. Bij de beschrijving van de strategie (zie paragraaf 6.3) en de beoordeling ervan (zie paragraaf 6.4) gaan we hier uitgebreider op in.

6.2 Situatie in 2040

Korte situatieschets

Net als bij de andere kijkrichtingen is gekeken naar de haalbaarheid van Beleefbare natuur. Zo is de

aantrekkelijkheid en de toegankelijkheid van de natuur vergroot waar zich de grootste tekorten voordoen. Er zijn bijvoorbeeld wandel- en fietspaden waar nu tekorten zijn, en waar nu de waardering tekortschiet is het landschap verfraaid. Bij het op de kaart zetten van de kijkrichting kon geen gebruik worden gemaakt van kwalitatieve cijfers over toekomstige veranderingen in de Foto: Hollandse Hoogte / Klaas Fopma

zes zes

recreatievraag of de toekomstige wensen over de natuur. Daarom zijn de huidige knelpunten als uitgangspunt genomen. Hierbij is waar mogelijk gecorrigeerd voor de mogelijke toekomstige bevolkingsontwikkelingen, zoals geschetst in de omgevingsscenario’s Hoog en Laag. Figuur 6.3 geeft een overzicht van hoe de natuur op het land en in het water en in zee er volgens Beleefbare natuur rond 2040 uitziet. In deze kijkrichting beslaan

bestaande en nieuwe natuur op het land in 2040 samen bijna 700.000 hectare natuur. Dit is exclusief de kleinere landschapselementen.

De bestaande natuurgebieden op het land zijn allemaal in de kijkrichting opgenomen. De huidige typen natuur blijven behouden, omdat zij hoog gewaardeerd worden door het publiek (zie figuur 6.1). Er zijn maar weinig natuurgebieden die niet in de Hotspotmonitor worden genoemd. Onduidelijk is of dit komt doordat het aantal Figuur 6.3

Toegankelijke natuur Landnatuur Waternatuur Nieuw belevingsgroen (bos, plas, weide) Verbreed strand Grote steden met extra groen Hotspots recreatie versterking

Sportieve waterrecreatie Extensieve waterrecreatie

Kijkrichting Beleefbare natuur Schematische weergave ruimtegebruik

Bron: PBL

In Beleefbare natuur is de bestaande natuur in zijn geheel opgenomen. Daarnaast is er nieuwe natuur in en om de steden aangelegd. Hierdoor zijn de bestaande en voorziene recreatietekorten zijn opgelost.

zes