• No results found

Onzekerheid en discussie van het kaartbeeld

zes kosten voor grondaankoop zijn beperkt, namelijk

6.5 Onzekerheid en discussie van het kaartbeeld

De situatie die in de voorgaande paragrafen is beschreven en de beoordeling daarvan worden sterk bepaald door de normatieve uitgangspunten van de kijkrichting. Hier bespreken we kort de belangrijkste keuzes en hun consequenties voor het kaartbeeld en de beoordeling. Dit gebeurt vooral voor landnatuur.

In deze kijkrichting is veel aandacht besteed aan het toegankelijk en beleefbaar maken van de natuur. Hierbij is vooral groen aangelegd rond plekken waar mensen wonen en of voor recreatie verblijven. Er zijn geen nieuwe natuurgebieden aangelegd verder van de steden en de verblijfsrecreatie. Evenmin is bestaande natuur omgevormd. De berekeningen die voor Vitale en Functionele natuur zijn uitgevoerd, laten zien dat extra natuur in de vorm van bijvoorbeeld duinen en

zandverstuivingen tot een grotere waardering kan leiden en kansen voor de recreatiesector biedt. De omzetting van bijvoorbeeld bos in heide of zandverstuiving kan de waardering eveneens laten stijgen. Met meer open natuur kan ook biodiversiteitswinst worden geboekt. Hierbij moet wel worden opmerkt dat de aantasting van bestaande landschappen negatief wordt beoordeeld. Daarnaast is het onduidelijk in hoeverre de waardering van de verschillende natuurtypen verandert als de verdeling van de natuurtypen over Nederland op grote schaal wijzigt.

Bij de uitwerking van deze kijkrichting is relatief weinig aandacht besteed aan de aanleg van groen-blauwe landschapselementen. Alleen waar volgens bestaande informatie het landschap minder dan gemiddeld wordt gewaardeerd en er vraag is naar mogelijkheden om in het groen te wandelen en te fietsen, zijn

landschapselementen aangelegd. Als ook elders in het land bloeiende bermen en of slootranden waren gecreëerd, dan was de waardering meer toegenomen. De kansen voor het duurzame behoud van specifieke soorten, zoals akkervogels en kruiden, zouden dan ook zijn toegenomen (De Knegt 2010). Voor internationaal karakteristieke natuur was deze aanpak te beperkt geweest, waardoor de beoordeling op biodiversiteit niet veel anders was uitgevallen. Ook zouden bij een dergelijke invulling van Beleefbare natuur de kosten verder zijn toegenomen, wat de verschillen tussen de kijkrichtingen zou hebben vergroot. Door de aanleg van extra landschappelijke elementen zou het landbouw- areaal namelijk verder zijn afgenomen en zouden meer kosten moeten worden gemaakt voor het beheer en de toegankelijkheid. In enkele gebieden met geringe tekorten aan groen voor wandelen en fietsen had de

aanleg van landschapselementen het tekort ook kunnen oplossen. Maar hiervoor was het nodig geweest om de aanleg van landschapselementen te combineren met de aanleg en het beheer van wandel- en fietspaden. Gezien de lage opvangcapaciteit van dergelijke

landbouwgebieden voor recreanten, zou deze aanpak niet overal voldoende zijn om de tekorten op te lossen. Bovendien is gekozen voor meer aanleg dan alleen nodig is voor wandelen en fietsen; zo zijn er ook nieuwe wateren, grotere bosschages en meer toegankelijke graslanden aangelegd. Deze zijn namelijk geschikt voor tal van buitenactiviteiten.

Op basis van de uitkomsten van de berekeningen is het niet waarschijnlijk dat het kaartbeeld en de beoordeling van Beleefbare natuur sterk afhankelijk zijn van de toekomstige bevolkingstoename (De Knegt et al. 2011). Ook in de huidige situatie zijn er namelijk tekorten aan mogelijkheden voor buitenactiviteiten als wandelen en fietsen. Daarnaast blijkt dat de bevolking in de grote steden in beide omgevingsscenario’s blijft groeien. Ook hierdoor blijft de vraag naar groen rond de steden groot.

Noten

1 De nieuwe natuur in deze kijkrichting komt grotendeels in huidig landbouwgebied te liggen. Een deel van de nieuwe hectaren ligt in voorheen begrensde RODS-gebieden (Ruimte in en om de Stad). Dit ruimtelijk beleid is onlangs stopgezet.

2 Van netwerksturing is onder andere sprake als het primaat bij overheden en andere organisaties ligt, er vanuit gelijkwaardigheid wordt samengewerkt en het beleid vanuit het gemeenschappelijke belang wordt gelegitimeerd (Dammers 2000).

3 De kosten zijn uitgedrukt in prijzen van 2005; de gehanteerde discontovoet bedraagt 2,5 procent.

zeven

Functionele natuur

De kijkrichting Functionele natuur geeft een antwoord op de beleidsopgave om de diensten die de natuur levert te herkennen en ze zodanig te benutten dat zij duurzaam kunnen blijven voortbestaan. Een drijfveer is dat mensen verantwoordelijk zijn voor het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, zodat die ook beschikbaar blijven voor de komende generaties. Bovendien leidt uitputting van natuurlijke hulpbronnen op den duur tot hoge kosten. Het uitgangspunt van de kijkrichting is dat planten, dieren en natuurlijke processen duurzaam zijn te gebruiken door de mens.

In paragraaf 7.1 beschrijven we de beleidsopgave en de richtinggevende waarden die het uitgangspunt van de kijkrichting vormen. In paragraaf 7.2 schetsen we eerst kort de situatie en bespreken we daarna de situatie in 2040 op land en in zee uitgebreider. Hierbij geven we ook aan waarom de situatie is zoals geschetst. Paragraaf 7.3 gaat over de beleidsstrategie die tot 2040 kan worden gevolgd om de situatie in 2040 te bereiken. In paragraaf 7.4 beoordelen we de situatie en de strategie op een aantal kernindicatoren. In paragraaf 7.5, tot slot, beschrijft, tot slot, een korte analyse van de gevoeligheid van het kaartbeeld voor de uitgangspunten die in paragraaf 7.1 worden benoemd.

7.1 Opgave en richtinggevende

waarden

Inzet op een aantal haalbare ecosysteemdiensten

Het duurzamer gebruik van natuurlijke hulpbronnen is geïdentificeerd als een van de grootste opgaven voor het natuurbeleid. Binnen Functionele natuur wordt hier gestalte aan gegeven door het gebruik van de ecosysteemdiensten te optimaliseren.

In deze kijkrichting worden ecosystemen op het land benut voor het leveren van regulerende

ecosysteemdiensten (MEA 2005). Op basis van literatuuronderzoek is een aantal relevante diensten geselecteerd dat in deze kijkrichting wordt versterkt (Van der Bilt et al. 2012; Melman & Van der Heide 2011; Melman & Van der Heide 2011). In het tekstkader ‘Inzetten op de meest haalbare ecosysteemdiensten’ gaan we

uitgebreider in op de geselecteerde ecosysteemdiensten. Het gaat om natuurlijke oever- en kustverdediging, waterberging om wateroverlast te voorkomen, koolstofvastlegging en waterzuivering. Daarnaast is gekeken naar de benutting van biodiversiteit in de landbouw, zoals natuurlijke bestuiving en

plaagbestrijding. Op zee staan de ecosysteemdiensten die productie leveren meer centraal. Hierbij gaat het om de winning van zand en biomassa, aquacultuur, visvangst en windenergie. Al deze diensten worden geleverd door natuurlijke ecosystemen; in de meeste gevallen door levende organismen.

zeven zeven

Gebruik van natuurlijke ecosystemen in plaats van technische oplossingen

In Functionele natuur is het behoud van soorten geen doel op zich. De aanwezigheid van soorten en

ecosystemen is nodig om ecosysteemdiensten te leveren. Ecosystemen kunnen van nature diensten leveren, maar door menselijk ingrijpen kunnen zij worden

geoptimaliseerd. Zo kunnen natuurlijke moerassen water zuiveren, maar kan de zuiverende werking door inrichting en beheer worden vergroot. Natuurlijke processen kunnen ook bij technische waterzuivering een rol spelen, bijvoorbeeld in rioolwaterzuiveringsinstallaties. In deze kijkrichting wordt ingezet op het benutten van zoveel mogelijk natuurlijke processen ondersteund door menselijk ingrijpen.

In de huidige situatie wordt vaak niet betaald voor de diensten die de natuur levert. Dit neemt niet weg dat het verlies ervan de toekomstige generaties met hoge kosten kan opzadelen. Een dienst die eenmaal is verdwenen, kan vaak moeilijk of alleen tegen hoge kosten worden hersteld. Dit is vooral het geval als de natuurlijke soorten in kwestie zijn verdwenen. In veel gevallen kunnen ook technische maatregelen worden genomen. Maar in Functionele natuur staat het duurzaam gebruik van

natuurlijke hulpbronnen en de diensten die zij leveren voorop. Dat geldt ook voor de processen die de diensten mogelijk maken. De beleidsopgave in deze kijkrichting is om producten en diensten die de natuur biedt duurzamer te benutten (zie ook hoofdstuk 4).

Dit toekomstbeeld wordt voornamelijk bepaald door de randvoorwaarden die natuurlijke soorten en processen nodig hebben. De maatschappelijke en fysieke ontwikkelingen die in de omgevingsscenario’s worden verkend, beïnvloeden de mate waarin het toekomstbeeld kan worden gerealiseerd en de beleidsstrategie die hiervoor nodig is. Bij het lage omgevingsscenario neemt bijvoorbeeld de milieudruk af en kan de landbouw, die verbreedt, meer ecosysteemdiensten leveren (zie paragraaf 10.5). Bij het hoge scenario is er alleen aandacht voor ecosysteemdiensten als zij aan de economische groei bijdragen, en is er minder subsidie vanuit het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid. Bij de beschrijving van de strategie (zie paragraaf 7.3) en de evaluatie ervan (zie paragraaf 7.4) gaan we hier uitgebreider op in. Foto: Hollandse Hoogte, Wouter Pattyn

In de huidige laagveengebieden is de veenvorming door verdroging gestopt en komt er kooldioxide vrij in plaats van dat het wordt vastgelegd. Door vernatting wordt dit proces weer gekeerd.

zeve

N

Foto: Buiten – Beeld / Wouter Pattyn

Zolang de landbouw in deze kijkrichting nog niet overal evenwichtbemesting toepast, zuiveren moerassen het met meststoffen vervuilde oppervlaktewater. Afvoer van met meststoffen verzadigde moerasvegetatie zorgt ervoor dat de zuiveringscapaciteit zo groot mogelijk blijft. Het gemaaide riet dient als biobrandstof.