• No results found

Lusten van natuur vergroten en lasten verkleinen

drie 1972) Vanuit dat bewustzijn ontstond een eigen

3.4 Van drijfveren naar opgaven

3.4.4 Lusten van natuur vergroten en lasten verkleinen

Achtergrond

Tot ver in de twintigste eeuw hebben maatschappelijke en economische ontwikkelingen vrij baan gekregen, zonder dat vanuit het natuurbeleid serieuze beperkingen werden opgelegd. Maar in de loop van de twintigste eeuw kwam het natuurbeschermingsbeleid en daarmee het natuurbeschermingsrecht tot ontwikkeling. De Natuurbeschermingswet (1967) vormde hierbij een belangrijke mijlpaal. De wet- en regelgeving is geleidelijk verder ontwikkeld, ook in internationaal verband. In de huidige periode kunnen ruimtelijke ingrepen met een effect op beschermde natuur niet langer zonder meer en soms helemaal niet meer worden uitgevoerd. Met name door de bewustwording van het bestaan van de beschermingsregimes en het steeds strikter handhaven ervan, zijn de consequenties voor ruimtelijke ingrepen duidelijker geworden. Onder andere de recreatie-, bouw- en vastgoed- en landbouwsector ervaren hierdoor beperkingen, al is het maar vanwege de noodzakelijke vergunningen.

De beleidsopgave rond dit onderwerp heeft verschillende voedingsbronnen. Een ervan betreft opvattingen over de relevantie van de natuur (biodiversiteit) en de urgentie van de bescherming ervan. Nederlanders lijken daarin vergeleken met bewoners van andere EU-lidstaten minder stringent (Europese Commissie 2010). Dit kan doorwerken in opvattingen over de noodzaak van natuurbehoud. De weerstand tegen juridische bescherming van natuur wordt serieus wanneer dit

economische consequenties met zich meebrengt, bijvoorbeeld als een bouwproject hierdoor vertraging ondervindt of niet door kan gaan. Hoewel er uit diverse onderzoeken blijkt dat de meeste ruimtelijke

ontwikkelingen (uiteindelijk) wel doorgang vinden (onder andere Backes et al. 2007; Broekmeyer 2009; Broekmeyer et al. 2008), blijft het beeld bestaan dat Nederland op slot zit.

Bij deze beleidsopgave gaat het er niet alleen om de lasten te beperken, maar ook om de lusten te vergroten. Aan de natuur kan immers ook geld worden verdiend. Zo is de prijs van woningen die in en bij het groen worden gebouwd hoger dan die van vergelijkbare woningen op andere locaties. De wens naar wonen in en bij het groen is dan ook groter dan het aanbod (zie figuur 3.7). Vanuit deze invalshoek kan meer ruimte worden gegeven aan wonen in het groen. Ook bij landbouw-, recreatie- en andere economische activiteiten kan groen als investeringsbasis worden benut. Een voorwaarde is dat belemmeringen die ondernemers door de bestaande natuurwetgeving ervaren, worden weggenomen. Het gaat bij deze drijfveer dus om het scheppen van meer ruimte voor de (economische) lusten van natuur en het verminderen van de hinder van de (juridische)

beperkingen die het natuurbeleid met zich brengt. Achter deze benadering gaat de opvatting schuil dat de natuur per definitie veranderlijk is. Het behoud van bepaalde plant- en diersoorten wordt niet noodzakelijk gevonden, omdat zij altijd wel weer door andere soorten worden vervangen (vergelijk Haring 2011). Een andere opvatting Figuur 3.7

Centrum-

stedelijk centrumBuiten- stedelijkGroen- Centrum-dorps Landelijkwonen 0 10 20 30 40 50 % woningen Huidig woonmilieu Gewenst woonmilieu

Gewenst en huidig woonmilieu, 2006

Bron: WoOn (2006); bewerking PBL

drie drie

die bij deze benadering past, is dat natuur wel mooi en belangrijk is, maar ondergeschikt aan andere functies.

Beleidsopgave

De opgave rond de beperking van de hinder door natuurbeleid, zowel op land als op zee, is meerledig en hangt sterk af van de positie van waaruit deze opgave wordt bekeken. Belangrijke onderdelen zijn:

• het versoepelen van de regelgeving, onder andere beter integreren met de overige regelgeving (Kistenkas 2011);

• het vergroten van de gebruiksmogelijkheden van natuur (exploitatie);

• het ontwikkelen van een infrastructuur die het mogelijk maakt makkelijker rekening te houden met de

natuurregelgeving;

• het beter communiceren van het belang van natuurbehoud.

Robuustheid van de opgave

De economische lusten van natuur vergroten en de lasten van natuurwetgeving verkleinen wordt in het hoge scenario veel belangrijker worden gevonden; in het lage scenario niet zoveel belangrijker (zie hoofdstuk 10). In het hoge scenario zijn er immers meer mensen, die meer welvarend zijn en die ruimer en meer in het groen willen wonen. Melkveehouders zijn sterker geïnteresseerd in verandering van natuur in grasland en intensieve veehouders sterker in soepelere milieuwetgeving, vooral bij natuurgebieden. Bouwbedrijven hebben belang bij een minder strikte natuurwetgeving, zodat de

ontwikkeling van nieuwe woonwijken en bedrijfslocaties minder vertraging oploopt. In het lage scenario neemt de behoefte aan wonen en werken in het groen door de lage economische groei en de bevolkingsdaling nauwelijks toe. Doordat er niet zoveel bouwactiviteiten

plaatsvinden, neemt de behoefte aan minder strikte natuurwetgeving evenmin veel toe. De behoefte van de landbouw aan verandering van natuur- naar

landbouwgrond blijft door de lage dynamiek in de sector ook beperkt. De zeevisserij is in beide scenario’s

geïnteresseerd in niet te strikte vangstquota, zij het in het hoge scenario meer dan in het lage.

In het hoge scenario neemt de beleidsopgave om de lusten van natuur te vergroten en de lasten van de natuurwetgeving te verkleinen, toe; in het lage scenario zal dit nauwelijks het geval zijn. Door de grotere vraag naar wonen en werken in het groen kan er in het hoge scenario meer van bouwen in de natuur worden geprofiteerd; tegelijkertijd zullen bouwactiviteiten bij handhaving van de huidige natuurwetgeving vaker vertragingen oplopen. Doordat de vraag naar wonen en werken in het groen in het lage scenario weinig toeneemt

en de bouwactiviteiten minder worden, zal de opgave bij dit scenario niet veel groter worden dan nu het geval is.

Noten

1 Het stopzetten van het verlies aan biodiversiteit heeft in de loop der tijd steeds meer een technisch karakter gekregen. Relatief weinig aandacht is geschonken aan het onderhoud van het maatschappelijk draagvlak. Het beter

communiceren over (het belang van) biodiversiteitsbehoud zou ook tot een beleidsopgave kunnen worden gerekend. 2 Hierbij moet natuur breed worden opgevat, inclusief

agrarische gebieden, parken en groene woon- en werkomgevingen.

3 In landbouwgebieden wordt bijvoorbeeld voedsel geproduceerd, maar ook water vastgehouden terwijl ze ook een hoge belevingswaarde kunnen hebben en

cultuurhistorisch van belang zijn. Natuurgebieden leveren eveneens allerlei diensten: ze herbergen een

genenvoorraad, hebben een hoge belevingswaarde, kunnen drinkwater leveren, een belangrijke waterbergingsfunctie vervullen en dergelijke.

vier

De vier kijkrichtingen: