• No results found

Zelfregulatie en impulscontrole

2.4 Psychologie van de massa bij grote evenementen

2.4.3 Zelfregulatie en impulscontrole

Het kunnen beheersen van impulsen, wensen en emoties is een belangrijk aspect van menselijk func- tioneren. Het bevordert een gezonde leefstijl, het nemen van beslissingen, aanpassing aan anderen en eigenwaarde (Tangney, Baumeister & Boone, 2004). Daarnaast is het van groot belang voor socia- le relaties: het uitoefenen van zelfcontrole geeft een grotere kans op acceptatie door anderen; an- dersom kan een gebrek aan zelfregulering leiden tot uitsluiting (Feldman et al., 2004). Verder is uit onderzoek gebleken dat het vermogen van mensen om zelfcontrole uit te oefenen beperkt is; het uitoefenen van zelfcontrole door bijvoorbeeld het onderdrukken van impulsen, het nemen van gelijk- tijdige beslissingen en het verleggen van aandacht kan dit vermogen uitputten (Baumeister, Vohs & Tice, 2007).

Recent onderzoek laat verder zien dat aanwezigheid van anderen een nadelige invloed heeft op ie- mands vermogen tot zelfregulatie (of zelfbeheersing). Vohs, Baumeister en Ciarocco (2005) toonden aan dat het moeilijker wordt voor individuen om zich “gepast” te gedragen in sociale situaties wan- neer mentale hulpbronnen worden uitgeput, bijvoorbeeld wanneer complexe beslissingen moeten worden genomen, of wanneer de sociale situatie onoverzichtelijk is en veel mentale aandacht van ons vergt. Onder deze omstandigheden is het vermogen tot zelfbeheersing tijdelijk “op”. Mensen bij wie dat het geval was vertoonden bijvoorbeeld een sterkere neiging om intieme informatie over zichzelf vrij te geven, en bleken minder in staat zich sociaalwenselijk te gedragen (zie ook DeWall, Baumeister, Stillman & Gailliot, 2007). Tyler en Burns (2008) lieten verder zien dat de sociale omge- ving een uitputtend effect op het vermogen tot zelfregulatie heeft, omdat mensen hun sociale om- geving continu in de gaten houden voor signalen over hoe zij zelf door anderen gezien worden (Leary & Baumeister, 2000). DeWall, Baumeister en Vohs (2008) lieten een soortgelijk effect zien voor socia- le situaties waar het risico op sociale afwijzing aanwezig is. Afgewezen individuen bleken bijvoor- beeld minder goed in staat om de aantrekkingskracht van ongezond voedsel te weerstaan, gaven sneller op om een puzzel op te lossen en hadden meer moeite aandacht ergens op te richten

(Baumeister, Nathan Dewall, Ciarocco & Twenge, 2005). Ook waren ze minder goed in staat dan niet- afgewezen individuen om behoeftebevrediging uit te stellen (Twenge, Catanese & Baumeister, 2003), vertoonden ze meer zelfdestructieve gedragingen (Twenge, Catanese & Baumeister, 2002) en had- den ze een grotere kans boos te worden en agressief gedrag te vertonen (Chow, Tiedens & Govan, 2008) en vertoonden ze minder vaak pro sociaal gedrag (Van Beest & Williams, 2006). Baumeister et al. (2005) toonden vervolgens aan dat afgewezen individuen simpelweg niet bereid waren om zelf- controle uit te oefenen; zij concludeerden dat als sociale acceptatie niet te verwachten viel, zij niet langer genegen waren te investeren in zelfcontrole. In overeenstemming hiermee lieten Blackhart, Nelson, Winter en Rockney (2011) zien dat acceptatie van anderen of het gevoel ergens bij te horen een positieve invloed had op het vermogen om zelfcontrole uit te oefenen.

Resumerend: de aanwezigheid van anderen kan ertoe leiden dat mensen minder in staat zijn tot zelf- controle en daardoor wellicht sneller geïrriteerd zijn, zich minder conform situationele normen ge- dragen of een sterkere neiging vertonen om gedrag van anderen over te nemen.

2.4.3.1 Effecten van alcohol op zelfcontrole

De effecten van alcoholintoxicatie op ongewenst gedrag als geweldpleging en rijden onder invloed zijn tamelijk goed onderzocht, en dat geldt met name voor de Alcohol Myopia Theory (Steele & Josephs, 1990; Davis, Hendershot, George, Norris & Heiman, 2007; Giancola, Josephs, Parrott & Duke, 2010; MacDonald, Martineau, Fong & Zanna, 2000).

De Alcohol Myopia Theory van Steele en Josephs (1990) veronderstelt dat alcoholintoxicatie leidt tot “bijziendheid” (myopia), met andere woorden een vernauwing van de cognitieve capaciteiten van de drinker; consumptie van alcohol beperkt het aantal interne en externe signalen die waargenomen en verwerkt kunnen worden. Het gevolg is dat de aandacht van de drinker zich beperkt tot die signalen die het meest de aandacht trekken of die het meest saillant zijn, ten koste van allerlei andere signa- len. MacDonald, Zanna en Fong (1995) lieten dit bijvoorbeeld zien door aan nuchtere en niet- nuchtere personen verschillende boodschappen over rijden onder invloed te geven; hen werd ge- vraagd aan te geven wat hun houding en intentie ten aanzien van rijden onder invloed in een aantal situaties was. In één versie van de vragenlijst werd een situatie met “dwingende” redenen om toch met alcohol achter het stuur te gaan zitten (bijvoorbeeld om eerder thuis te zijn of om kosten voor een taxi uit te sparen), en in de andere, neutrale versie was dat niet het geval. In de neutrale groep waren de attitudes en intenties van nuchtere en niet-nuchtere deelnemers gelijk aan elkaar, terwijl in de “dwingende” groep bij niet-nuchtere personen de attitudes ten aanzien van rijden onder invloed minder negatief en de intentie om dat te gaan doen hoger waren dan de nuchtere deelnemers. De manier van vragen stellen beïnvloedde niet-nuchtere personen dus, in tegenstelling tot nuchtere. Soortgelijke effecten van “framing” op de keuzes van niet-nuchtere personen werden gevonden in andere contexten (Davis et al., 2007; MacDonald et al., 2000; MacDonald, Zanna & Fong, 1996). Compo et al. (2011) lieten verder zien dat alcohol van invloed is op wat mensen onthouden; niet- nuchtere deelnemers bleken van gebeurtenissen meer perifere informatie te onthouden dan nuchte- re. Giancola, Duke en Ritz (2011) tenslotte, toonden aan dat de signalen waaraan dronken mensen worden blootgesteld van invloed zijn op de kans dat deze agressief gedrag gaan vertonen; als dron- ken personen een gewelddadig filmfragment hadden gezien, dienden ze langere en hogere elektri- sche schokken toe aan anderen (confederates) dan wanneer ze en vreedzaam fragment hadden ge- zien; bij nuchtere personen was dit niet van invloed.

Dit onderzoek geeft aan dat dronken bezoekers van evenementen anders reageren dan nuchtere, doordat ze zich laten leiden door signalen die er voor nuchtere mensen niet toe doen. Zo zou de houding van een beveiligingsmedewerker eerder door een dronken iemand dan door een nuchter iemand als provocatie worden geïnterpreteerd.

Soortgelijke effecten van alcohol – maar ook drugs als cocaïne en amfetaminen - op het geheugen en “prikkelbaarheid” worden gesuggereerd door Ferwerda, et al. (2012). Op basis van interviews met werknemers met een publieke taak die te maken kunnen krijgen met agressie beschrijven zij een aantal gedragingen dat een escalerend of juist de-escalerend effect kan hebben op mensen die onder invloed van alcohol ofwel drugs zijn.

Als escalerende en dus te vermijden gedragingen noemen zij het aangaan van de strijd of de discussie met de onder invloed verkerende persoon, het non-verbaal normeren van gedrag, te snel oordelen, het interpreteren van onhandig gedrag onder invloed als onwillig of provocatief gedrag, een te do- minante aanwezigheid van beveiligers of politie bij de eerste hulp en de inzet van onervaren of onge- schikte (bijvoorbeeld te jonge, te negatief over drugs oordelende of getraumatiseerde) professionals. De-escalerende factoren zijn volgens Ferwerda et al. (2012) het niet aangaan van de strijd of de dis- cussie, het bewust zijn van het eigen non-verbale gedrag, geduld houden en respectvol en eerlijk blijven in de communicatie, het benoemen van gedrag en niet de persoon, vroegsignalering van pro- bleemgroepen en probleemgevallen en deze aanspreken en uit de anonimiteit halen, duidelijk zijn als het gaat om regels en grenzen stellen, het niet te lang laten doorlopen van een conflict c.q. kordaat handelen, begrip hebben voor en kennis hebben van de beperkingen van iemand onder invloed, het

scannen van de informele leider in de groep en deze aanspreken of verantwoordelijk maken voor het gedrag van anderen en het separeren – uit het zicht brengen – van de pleger(s) uit een menigte. Resumerend: literatuur omtrent de effecten van alcohol op zelfcontrole laat zien dat bezoekers die onder invloed zijn van alcohol en/of drugs andere signalen waarnemen dan nuchtere mensen. Dit betekent ook dat zij anders kunnen reageren op escalerende en de-escalerende gedragingen van politie en professionals. In Tabel 4 worden een aantal gedragingen jegens bezoekers onder invloed van alcohol en/of drugs op een rijtje gezet die een de-escalerend effect hebben op hun gedrag in de menigte.