• No results found

Het sociale identiteitsperspectief

2.4 Psychologie van de massa bij grote evenementen

2.4.1 Het sociale identiteitsperspectief

In de afgelopen decennia is er vooral veel aandacht ontstaan voor sociale identiteit. In plaats van dat menigten gezien worden als een verzameling individuen die hun eigen identiteit verliezen, zoals bij- voorbeeld gesteld wordt door de Deindividuation Theory, wordt massagedrag gezien als het resultaat van een verschuiving van individuele naar groepsidentiteit (Reicher et al., 2004). Hoewel er pogingen zijn ondernomen om het verschijnsel van deindividuatie te verbinden met het concept groepsidenti- teit (bijvoorbeeld het Social Identity Model of Deindividuation Effects (SIDE); Postmes & Spears, 1997; Reicher et al., 1995), vindt het idee van depersonalisatie – het minder saillant worden van de

eigen identiteit ten gunste van een sociale identiteit – tegenwoordig meer weerklank (cf. Cronin & Reicher, 2006, 2009).

Het idee van een groepsidentiteit die een individuele identiteit overstijgt is afkomstig van Henry Tajfel. Hij liet zien dat het indelen van mensen in groepen op volstrekte willekeurige wijze voldoende was om categorisatie in termen van ingroups en outgroups (“wij” versus “zij”) te bewerkstelligen (Tajfel, 1979, 1982). Wanneer de deelnemers vervolgens werden gevraagd geld te verdelen over leiden van de eigen groep (ingroup) en de andere groep (outgroup), bleek dat men de neiging had

ingroup leden meer te geven van leden van de outgroup. Bij het beoordelen van in- en outgroup le-

den bleek hetzelfde: leden van de eigen groep vonden deelnemers aardiger, betrouwbaarder en meer overeenkomend met henzelf dan leden van de outgroup (zgn. ingroup favouritism).

Deze bevindingen hebben vervolgens geleid tot de ontwikkeling van de Social Identity Theory (Tajfel & Turner, 1979; Abrams & Hogg, 1990), die meer ingaat op de rol van categorisatie – het indelen in groepen van zichzelf en anderen – identificatie – het associëren met groepen waarmee men een identiteit deelt en waaraan met eigenwaarde of status ontleent – en vergelijking – het vergelijken van de eigen groep met saillante outgroups. Hieruit volgt dat mensen verschillende sociale identitei- ten kan aannemen, al naar gelang de outgroups waar men mee te maken heeft in een bepaalde con- text; welke normen, waarden en gedrag een rol gaan spelen zijn weer een functie van de sociale identiteit die wordt geactiveerd.

Sociale identiteit wordt tegenwoordig gezien als onmisbaar om groepsgedrag te begrijpen en te be- invloeden (Drury & Stott, 2011; Postmes, Spears, Lee & Novak, 2005; Reicher et al., 2004), en is ook een belangrijke factor gebleken bij agressie onder hooligans (Van Hiel, Hautman, Cornelis & De Clercq, 2007). Het Elaborated Social Identity Model of crowd behaviour (ESIM; Stott, Adang,

Livingstone & Schreiber, 2007; Stott, Hoggett & Pearson, 2012; Drury & Stott, 2011; Drury & Reicher, 2000) gaat er bijvoorbeeld niet alleen vanuit dat sociale identiteit belangrijk is om groepsgedrag en intergroepsrelaties te kunnen begrijpen, het stelt bovendien dat sociale identiteit beïnvloed kan worden (door bijvoorbeeld politie), en dat met deze beïnvloeding de intergroepsrelaties eveneens kunnen veranderen. Het optreden van politie of ordehandhavers bij een evenement wordt bijvoor- beeld beïnvloed door de perceptie die zij van de menigte hebben; als politie de gehele menigte ziet als gevaarlijk, zal zij hier in haar optreden naar handelen, wat weer een effect heeft op hoe de me- nigte de politie ziet en daar weer naar gaan handelen. In plaats van iets statisch, moet sociale identi- teit dus veel meer als een proces worden gezien waarbij veranderingen in de inhoud van een saillan- te identiteit en intergroepsinteracties elkaar over en weer beïnvloeden (Stott et al., 2007).

Het is de sociale identiteit die bepaalt wie het gedrag van anderen beïnvloedt, hoe groepsleden en niet-groepsleden en hun gedrag worden gezien, welk gedrag acceptabel is en welk gedrag niet. Het concept sociale identiteit kan verklaren waarom “brave burgers” worden meegesleept tot het verto- nen van wangedrag, zoals vandalisme of geweld tegen politieagenten; de sociale identiteit kan er- voor zorgen dat hardhandig optreden van politie of ME tegen een groepslid wordt gezien als een onterechte afstraffing voor de gehele groep, met escalatie tot gevolg (Reicher et al., 2004). Evenzo kan politieoptreden, dat voorbijgaat aan het feit dat slechts een selecte club binnen een menigte een bedreiging vormt voor de openbare orde en derhalve hard optreedt tegen iedere deelnemer, onbe- doeld een verandering in sociale identiteit bewerkstelligen: terwijl mensen zichzelf eerder wellicht niet konden identificeren met “oproerkraaiers”, kan ongedifferentieerd hard politieoptreden ertoe leiden dat men zich deel voelt van een veel grotere sociale groep, meer radicale elementen incluis, waarin men het gerechtvaardigd vindt om weerstand te bieden aan dergelijk optreden (Gamson, Fireman & Rytina, 1982). Het “heffen van de schilden” door de ME zonder aanziens des persoon zou daarom een averechts effect op groepen en menigten kunnen hebben.

Omgekeerd kunnen groepsleden die gedrag vertonen dat onacceptabel wordt geacht binnen de groep, bijvoorbeeld het scanderen van leuzen, tot de orde worden geroepen door andere groepsle- den (het zogenaamde self-policing).

Het sociale identiteitsperspectief heeft geleid tot het ontwikkelen van “zachte” politiestrategieën, waarbij ordehandhavers slechts met minimale uitrusting aanwezig zijn en contact houden met indivi- duen in de menigte. Daarmee beoogt men te communiceren dat ordehandhavers er zijn om een prettige, veilige sfeer te bewerkstelligen in samenwerking met het publiek en de mogelijk aanwezige relschoppers of “radicalen” te marginaliseren. Implementatie van dergelijke strategieën tijdens de Europese Kampioenschappen in Portugal (2004) lijkt succes te hebben gehad (Stott, Adang,

Livingstone & Schreiber, 2008; Stott et al., 2007); naar aanleiding van een analyse van de gebruikte politiestrategieën ten aanzien van Engelse voetbalfans op verschillende locaties in Portugal, conclu- deren Stott et al. (2007); (Stott et al., 2008) dat “high profile” politieoptreden (dat wil zeggen na- drukkelijke aanwezigheid en hard optreden) een polariserend effect had op de aanwezige Engelse fans, terwijl “low profile” tactieken (“non-paramilitary policing style”), waarbij gebruik werd gemaakt van niet-geüniformeerde agenten in de menigte en ME-eenheden niet zichtbaar aanwezig waren, gepaard gingen met minder wanorde en meer self-policing .

Inzet van een hiervan afgeleide “meet & greet”-strategie tijdens de Olympische Winterspelen van 2010 in Vancouver, Canada, werd eveneens positief geëvalueerd (P.E.R.F., 2011). Als onderdeel hier- van wilde men één specifieke boodschap helder overbrengen, aldus het plaatsvervangend hoofd van de politie van Vancouver: “We are your friends. [...] We will stand in harm’s way to protect your right

to protest.” (p. 8). Ook de Zweedse politie heeft positieve ervaring met wat zij “Dialogue Policing”

noemen (Holgersson & Knutsson, 2011).

Tot slot betoogt Stott (2011) dat het ESIM ook van toepassing is op protestmenigte. Onderzoek van Drury, Cocking en Reicher (2009) suggereert verder dat een gedeelde identiteit ook kan ontstaan door het gezamenlijk ervaren van een noodsituatie, en daarom ook in deze context een belangrijke rol speelt; een gedeelde identiteit bevordert hierbij solidariteit en verminderd “paniek”.

Resumerend: in vroegere modellen uit de massapsychologie zien we dat het gedrag van mensen in menigten vooral als irrationeel werd gezien. Tegenwoordig wordt aangenomen dat dit gedrag zich laat kenmerken als ‘boundedly rational’ (dat wil zeggen reflexief of automatisch gedrag) of rationeel. Volgens het sociale identiteitsperspectief kan een menigte gezien worden als een verzameling van individuen waarvoor een verschuiving van de eigen identiteit naar een groepsidentiteit plaatsvindt. Politieoptreden kan er volgens deze inzichten toe leiden dat bezoekers zich deel voelen van een gro- tere sociale groep, en kan daarmee een averechts effect hebben op gedrag in groepen en menigten. Deze theorie pleit voor meer “zachte politiestrategieën”.