• No results found

IV DE WERKELIJKHEID IS ANDERS DAN DE DROOM (1921-1927)

4.4 worsteling met het communisme (1922-1927)

verwijdering van het 'marxistische' communisme

In de periode na haar terugkomst uit Rusland was Henriette niet erg actief in de CPH. Ze voelde zich er niet thuis. In 1923 gaf ze haar redacteurschap van De Voorbode en van De

Communistische Gids op. Henriette was regelmatig ziek en had dan last van klachten als

oververmoeidheid, bloedarmoede, hartkloppingen en maag- en darmkwalen, waarvoor ze af en toe werd opgenomen in ziekenhuizen of ging kuren in Zwitserland of Italië. Volgens zowel haar man Richard als neef Adriaan hadden deze klachten alles te maken met haar krampachtig vasthouden aan de communistische beweging. Ze kon de beweging niet opgeven, omdat ze er geen alternatief voor zag.160 Als ze haar vertrouwen in de internationale beweging zou laten varen, hoe zou haar ideaal van een wereld van liefde en broederschap dan nog tot stand kunnen komen? Toch werd haar twijfel groter. De wereldrevolutie leek verder weg dan ooit en de arbeidersbeweging was totaal verscheurd. Henriette nam daarom een steeds ambivalenter houding ten opzichte van de Komintern in. Toen zij in oktober 1922 uitgenodigd werd om opnieuw naar Rusland te komen voor een internationaal congres, kon ze dit fysiek niet opbrengen.161 Op dit vierde congres van de Komintern werd overigens de Internationale Rode Hulp (IRH) opgericht. Deze organisatie zou zich gaan bezighouden met steun aan en actie voor politieke gevangenen en hun gezinnen. Vanaf 1924 bestond er ook een Nederlandse sectie van deze organisatie. Hier zou Henriette actief in worden.162

Zoals we reeds eerder gezien hebben was bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog het geloof van Henriette Roland Holst in het traditionele marxisme danig gaan wankelen. De voorspellingen van Marx bleken niet te kloppen toen de arbeidersbeweging verscheurd raakte in 'nationalisten' en 'internationalisten' en de klassenstrijd verdwenen leek. Ze had daarom toen al gepleit voor een vernieuwing van het marxisme, door dit te verrijken met 20e eeuwse denk- beelden uit de biologie en de psychologie.163 Echter, toen in 1917 de revolutie in Rusland was uitgebroken, waren deze ideeën op de achtergrond geraakt. De theorie van Marx leek nu toch wel te kloppen: de wereldrevolutie en dus de internationale broederschap schenen niet ver meer weg. Toen Henriette in de loop van de jaren twintig echter teleurgesteld raakte in de ontwikkelingen in Sovjet-Rusland, ging haar aandacht weer meer uit naar levensbeschouwelijke zaken. Ze liet zich in haar denkbeelden steeds meer beïnvloeden door de psychologie. Vooral tot de theorieën van de 'Züricher School' onder leiding van Carl Jung, en in mindere mate tot de theorieën van Sigmund Freud, voelde ze zich aangetrokken. Hoewel haar denken nog wel

160 Huizinga, Briefwisseling I, doc.nrs. 401 en 446: brieven van Henriette Roland Holst aan Johan Huizinga, 18 mei 1922 en 29 december 1922, doc.nr. 489: Richard Roland Holst aan Johan Huizinga, 22 juni 1923; A. Roland Holst, Briefwisseling, doc.nrs. 125 en 153: brieven van Richard Roland Holst aan Adriaan Roland Holst, 2 juni 1922 en 25 juli 1923, doc.nrs. 152 en 154: brieven van Adriaan Roland Holst aan Richard Roland Holst, 24 juli 1922 en 30 juli 1930.

161 Huizinga, Briefwisseling I, doc.nr. 434: brief van Richard Roland Holst aan Johan Huizinga, 30 oktober 1922.

162 Waarom schrijf je nooit meer?, doc.nr. 47: brief van Henriette Roland Holst aan Henk Sneevliet, 11 maart 1925, noot 3.

berustte op het historisch-materialisme, kreeg ze steeds meer moeite met het in haar ogen nogal schematische onderbouw/bovenbouw-denken dat door vele orthodoxe marxisten rondom haar gehanteerd werd en dat ze ook zelf lange tijd, vooral vòòr de Eerste Wereldoorlog, had toegepast. Ze aanvaardde niet langer dat alle uitingen van de geest (bijvoorbeeld kunst en moraal) op puur rationele wijze te herleiden waren tot sociaal-economische omstandigheden. Deze omstandigheden vormden wel het kader voor wat aan 'bovenbouw' zou kunnen ontstaan, maar ook irrationele, niet verklaarbare drijfveren (voortkomend uit wat Jung onderscheidde als het persoonlijke en het collectieve onbewuste) hadden daar hun invloed op. Volgens Henriette moest aan de menselijke psyche en dus ook aan het individu veel meer waarde en invloed worden toegekend. De geest was geen afgeleide van de materie, maar geest en materie zorgden in een dialectische wisselwerking voor de ontwikkeling van het Zijn (= de Natuur, het Heelal, de Kosmos).164

Ook de ethiek ging een steeds belangrijker rol spelen in het denken van Henriette Roland Holst. In dat kader schreef ze bijvoorbeeld het boek Communisme en moraal, waarin ze zich volgens eigen zeggen enigszins voorzichtig moest uitlaten, om de partij niet voor het hoofd te stoten.165 Ze was echter wel kritisch ten aanzien van de Komintern. Volgens haar ging deze het vraagstuk van de moraal uit de weg. Het enige wat deze organisatie deed was ethiek decreteren, maar volgens Henriette kon het niet zo zijn dat welke partij, vakbond of organisatie dan ook de morele waarheid in pacht had. Zij verwierp het sociaal-utilitarisme van de Russische theoretici Nicolaj Boecharin en Jevgeni Preobrazjenski. Niet alles wat de arbeidersklasse deed, was automatisch goed, zoals zij simplistisch beweerden. Het doel heiligde niet altijd de midde- len. Communistisch geweld was niet altijd verdedigbaar. Goed was alleen wat in het belang van de ontwikkeling van de totale kosmos (de gehele mensheid én de natuur) werd ondernomen. Het communisme moest zich dan ook niet alleen door rationale overwegingen laten leiden, maar ook de in het onbewuste huizende 'kosmische' en 'religieuze' gevoelens onderkennen. Men moest luisteren naar 'de innerlijke stem van het geweten', met zijn gevoelens van waarachtigheid en mededogen. Het zou in het communisme niet alleen om verstandelijk inzicht moeten gaan, ook een 'communistische' gezindheid was van groot belang. Verbondenheid met elkaar en met het grotere geheel (de Kosmos), gevoelens van warmte en broederliefde, idealisme, zedelijk- heid, het loslaten van persoonlijke begeerten en driften ter wille van het algemeen belang, eigenschappen als offervaardigheid en standvastigheid, al deze dingen hadden volgens Henriette met die gezindheid te maken. Ze kon absoluut niet begrijpen dat Preobrazjenski beweerde, dat in de toekomst de 'gesocialiseerde mensch' geen persoonlijke seksuele contacten meer zou zoeken, maar zich in dit opzicht geheel zou onderwerpen aan wat de wetenschap als goed uitmaakte voor de verbetering van het menselijke ras. Volgens Henriette moesten in de toekomstige maatschappij de mensen geen machines zijn, maar individuen met een groot verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van de gemeenschap.166

Voor Henriette Roland Holst was het communisme de nieuwe 'religie', waarmee ze niet een nieuw persoonlijk geloof in het bovennatuurlijke bedoelde, maar een toekomstideaal

164 Van Praag, HRH. Wezen en werk, 113-117; Antonissen, Gorter en Roland Holst, 473.

165 Roland Holst [1949], Het vuur brandde voort, 216.

waarvan gemeenschapsbinding het belangrijkste kenmerk was.167 De sfeer in de CPH had weinig met dit ideaal te maken. Er ging van de partij geen bezieling uit en men zou, zo meende zij, in dit opzicht veel van de kerken kunnen leren. Henriette vond de CPH koud en dogmatisch en een broederschapsgeest was er niet te vinden. Zij moest dan ook constateren dat er veel arbeiders waren die noch in de SDAP, noch in de CPH konden vinden waarnaar zij verlangden: 'Zij hebben behoefte aan warmte en idealisme, aan een groote gedachte, die hen opbeurt en troost over de leelijkheid van het leven, heen helpt over teleurstelling en ontgoocheling en hun kracht geeft te handelen, kracht tot dapperen strijd ... Zij verwachten "gesticht" te worden, dat is opgeheven uit hun eigen kleinheid en verenkeldheid, een zekere warmte te ontvangen, iets mee te dragen voor hun gemoed, wat zij niet meedragen van de politieke vergaderingen, de vreugde namelijk der éénwording'.168 Deze arbeiders zochten hun heil bij 'half-religieuze' genootschappen als de Bond van Religieuze Socialisten, de Nieuwe Gedachte en de Nieuwe Cultuur. Henriette vond dit jammer. Eigenlijk hoorden deze mensen in de communistische beweging thuis, maar deze leek zich enkel druk te maken om sociaal-economische omstandigheden. Het grote ideaal daarachter werd verwaarloosd. Maar de 'daad', zo waarschuwde Henriette, kan niet slagen zonder de doordringing daarvan met 'idealisme'.169 Zij pleitte er daarom voor dat het communisme voortaan de opvoedkundige functie van de gods- dienst zou overnemen en de arbeiders een communistische gezindheid zou bijbrengen.170

Henriette had in deze periode regelmatig contact met katholieken. Ze verdiepte zich echter niet alleen in het Christendom, maar ook in Oosterse godsdiensten. Het Christendom vond ze te dogmatisch, de Oosterse godsdiensten wel interessant. Maar naast religie bleef ze vooralsnog vasthouden aan een - zij het wat losse - marxistische basis aan haar denken.171

In verband met haar nieuwe inzichten, die ze openlijk in communistische bladen uitdroeg, kreeg Henriette vanuit de CPH veel kritiek te verduren. Hoe kon ze de partij gebrek aan broederschap verwijten als ze zich zelf niet al te zusterlijk gedroeg door zich afzijdig te houden? En als ze vond dat de partij meer moest doen aan de verstandelijke en zedelijke opvoeding van de arbeiders, waarom sloot ze zich dan niet aan bij initiatieven in die richting? En waarom wilde ze geen partijfunctie op zich nemen?172 Op levensbeschouwelijk gebied verweet men haar 'burgerlijkheid', 'individualisme', 'idealisme' (in tegenstelling tot het 'materialistische' marxisme) en 'religieusiteit'. Henriette stond volgens de critici nog maar met

167 Van Praag, HRH. Wezen en werk, 113; 'Communisme en godsdienst. Rede van Mevr. Roland Holst voor de Comm. Onderwijzers-Vereeniging op Zondag 4 Febr. in de Harmonie te Amsterdam', De Tribune 16 (nr. 109 "bijvoegsel", 8 februari 1923).

168 H. Roland Holst, 'Opvoeding tot communisme (I)', De Communistische Gids 2 (1923) 352-367, aldaar 360-361.

169 H. Roland Holst, 'Opvoeding tot communisme (I)', De Communistische Gids 2 (1923) 352-367.

170 H. Roland Holst, 'Opvoeding tot communisme (II)', De Communistische Gids 2 (1923) 385-400; Roland Holst [1925], Communisme en moraal, 176.

171 De Kadt, Uit mijn communistentijd, 237-238; H.R.H., 'Wijzen uit het Oosten', De Tribune 17 (nr. 97, 24 januari 1924).

één teen in het marxisme. Als autoriteit binnen de communistische beweging had zij afgedaan.173 Desondanks bleef Henriette overtuigd van de juistheid van haar inzichten. In een brief aan Henk Sneevliet schreef ze:

Dit alles zal mij sterk in tegenstelling brengen tot de hooge oomessen, maar door jaren van studie en nadenken heb ik de zekerheid gewonnen, dat de mechanistische levensbeschouwing wetenschappelijk verouderd is; het Darwinisme een overwonnen standpunt, n' en déplaise à Trotzky.174

Naast de grote aandacht voor levensbeschouwing, hield Henriette Roland Holst zich in deze periode ook bezig met literatuur. Zo schreef ze gedichten en verschenen er van haar verschillende boekbesprekingen.175 Ook was Henriette erg geïnteresseerd in de nieuwste ontwikkelingen op toneelgebied, zowel in West-Europa als in Sovjet-Rusland. Hoewel er volgens haar nog geen meesterwerken op dramatisch gebied uit socialistische hoek verschenen waren, verwachtte ze op dit punt veel van Rusland, waar de arbeiders en boeren niet bedorven waren door de bourgeois-cultuur.176 Henriette verdiepte zich verder in de 19e eeuwse Russische schrijver Fjodor Dostojevski, voor wiens literaire werk in het Westen sinds het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vooral onder intellectuelen veel belangstelling bestond.177 Toen er een bloemlezing uit zijn politieke geschriften in het Nederlands uitgegeven zou worden, schreef ze er een inleiding voor.178 Henriette herkende veel in de ideeën van Dostojevski. Dostojevski had goed ingezien dat het Russische volk een andere weg zou gaan dan het Westen, als een voor- beeld voor de Westerse wereld zou gaan dienen en uiteindelijk de eenheid onder de volkeren tot stand zou brengen. Ook had hij het innerlijk van het Russische volk goed doorgrond: 'liefde voor ideale goederen, medegevoel met zwakken en lijdenden, vermogen tot zelfopoffering en zelfvergetelheid' waren voor Dostojevski kenmerkende trekken van dat volk en in het wezen van de Russen was diep ingeplant 'de honger en dorst naar almenschelijke gemeenschap en de behoefte, die gemeenschap te verwerkelijken', aldus Henriette.179 Zij vond Dostojevski een boeiende schrijver, ook voor hedendaagse revolutionairen, ondanks zijn soms reactionaire ideeën. Natuurlijk had Dostojevski het bij het verkeerde eind gehad met zijn bewering dat juist

173 J.A.N. Knuttel, 'Historisch materialisme of eclectisch confusionisme?', De Communistische Gids 3 (1924) 391- 403, 509-519.

174 Waarom schrijf je nooit meer?, doc.nr. 38: brief van Henriette Roland Holst aan Henk Sneevliet, 3 januari 1924.

175 Zie bijvoorbeeld H. Roland Holst, 'Magdeleine Marx. C' est la lutte finale! (Six mois en Russie soviètique)', De Communistische Gids 3 (1924) 39-45.

176 H. Roland Holst, 'Een proletarisch drama', De Communistische Gids 1 (1922) 561-578; Proost, HRH in haar strijd om gemeenschap, 183-188; Van Praag, HRH. Wezen en werk, 51-53; Antonissen, Gorter en Roland Holst, 477-478.

177 Jans, Tolstoj in Nederland, 123-125; Willemsen, 'De droesem van de Russische ziel', 136-138.

178 Henriette Roland Holst, 'Inleiding' in: F.M. Dostojewski, Politieke geschriften (Amsterdam z.j. [1923]) 5-46.

in de goede verstandhouding met de Tsaar de andere weg van het Russische volk gelegen zou zijn. Maar hij had inzicht verschaft in de collectieve psyche van het Russische volk. En wat Dostojevski daarin had ontwaard, strookte met haar eigen ideeën over het innerlijk van de Russische bevolking en de taak van het huidige Sovjet-Rusland.

oppositie binnen de CPH

Al snel nadat de 'oude oppositie' onder leiding van Pannekoek en Gorter de CPH had verlaten, deed een nieuwe oppositie zijn intrede, bestaande uit twee stromingen. Enerzijds was er onvrede met de gang van zaken binnen de partij onder CPH-leden die tevens lid waren van het Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS), de radicale Nederlandse vakbond. Zij vonden dat de partijleiding veel te veel aanstuurde op samenwerking met de grote 'reformistische' vakbond het NVV, en daarbij de contacten met het NAS verwaarloosde. Anderzijds was er kritiek vanuit de hoek van jonge partijleden zoals Jacques de Kadt en Dirk Struik. Deze vonden de partijleiding - het al vanaf 1909 zittende 'driemanschap' Wijnkoop-Van Ravesteyn-Ceton - veel te autoritair. Er was volgens hen in de partij nauwelijks mogelijkheid tot discussie, omdat de leiding geen tegenspraak duldde en veel te snel overging tot royementen als men bepaalde leden te lastig vond. Volgens De Kadt had het driemanschap overigens ook te weinig vertrouwen in de Duitse revolutie.180

Henriette Roland Holst hield zich betrekkelijk afzijdig van de verschillende oppositionele groepen. Met de vakbondspolitiek van de CPH bemoeide ze zich nauwelijks. Als het haar uitkwam gaf ze wel steun aan activiteiten van het NAS, maar dat was niet bedoeld als een politieke stellingname in het conflict binnen de CPH. Het had eerder te maken met haar overtuiging dat in principe álle arbeiders 'opgevoed' moesten worden tot de revolutionaire daad. Voor de ideeën van de oppositie onder leiding van Jacques de Kadt was Henriette echter gevoelig. Zij was het eens met het argument dat de partijleiding veel te eigengereid optrad en elke vorm van vrije meningsuiting de kop indrukte. Toen Henriette op het partijcongres van 1921 te Groningen de oppositie onder leiding van De Kadt in bescherming nam, gaf de partijlei- ding haar te kennen dat ze voortaan, in overeenstemming met de afspraken van het derde congres van de Komintern, ondubbelzinnig en loyaal de partij diende te steunen. Dit werkte bij Henriette als een rode lap op een stier. Zij wilde zich niet de les laten lezen door Wijnkoop en zijn vrienden. Door hun eis kreeg ze alleen maar meer sympathie voor de oppositie. Dat leidde ertoe dat het driemanschap haar verweet de jongeren in de partij op te stoken. Volgens De Kadt was deze beschuldiging echter volkomen onterecht. Hoewel Henriette kritiek had op de partijleiding, was ze juist vermanend ten opzichte van de oppositie en waarschuwde ze de jongeren voor al te grote onstuimigheid. Voor de rest hield ze zich afzijdig.181

In april 1923 werden verschillende oppositionelen (van beide stromingen) door de partij- leiding geroyeerd. Zij verenigden zich in het 'Comité voor de Derde Internationale'.182 Om het conflict tussen de CPH en het nieuwe 'Comité' op te lossen, gingen vertegenwoordigers van

180 Havenaar, De tocht naar het onbekende, 26-27; Harmsen, Nederlands kommunisme, 71-73; De Jonge, Het communisme in Nederland, 37-40.

181 De Kadt, Uit mijn communistentijd, 211, 215, 226-227, 232-233, 251, 366-367, 377.

beide organisaties naar Moskou voor een bemiddelingspoging door de Executieve van de Komintern (EKKI). Henriette, sympathiserend met de geroyeerden, hoopte de standpunten van De Kadt kracht bij te zetten door aan hem een aanbevelingsbrief mee te geven, gericht aan Nicolaj Boecharin. Helaas viel ze in deze brief tegelijkertijd een andere oppositioneel, Van Reesema, af, zodat het effect van de brief niet groot was.183 Naar aanleiding van de gesprekken in Moskou werd onder leiding van Radek, met wie Henriette al eerder in Berlijn over de partijtroebelen gesproken had184, een 'Hollandse commissie' opgericht. Deze deed in juli 1923 uitspraak in het conflict: het 'Comité' diende zichzelf op te heffen en de CPH moest de royementen ongedaan maken en de oppositionelen de mogelijkheid geven hun standpunten in de partijkrant De Tribune kenbaar te maken. Inderdaad keerden de geroyeerden terug in de partij, maar van de vrijheid van meningsuiting kwam weinig terecht. Begin 1924 vonden er daarom opnieuw gesprekken in Moskou plaats, maar deze leidden niet tot een oplossing.185 Verder kwamen er vertegenwoordigers van de Komintern naar Nederland, om het conflict te bespreken. Daarbij vonden vele 'pelgrimstochten' naar het landgoed 'De Buissche Heide' plaats, waar Henriette Roland Holst toen vertoefde. Zij zag echter ook geen oplossing voor de problemen en gaf te kennen haar vertrouwen in de huidige CPH-leiding verloren te hebben, terwijl ze anderzijds de oppositie van De Kadt nog niet rijp genoeg vond om de partijleiding op zich te nemen.186

Toen in april 1924 tijdens een partijcongres het driemanschap enorme steun kreeg, was dit de druppel die de emmer deed overlopen. Nu zou er van interne partijdemocratie helemaal niets meer terecht komen. Tezamen met Jacques de Kadt en enige honderden andere CPH-leden stapte Henriette Roland Holst uit de partij.187

dood van Lenin

Ondertussen was op 21 januari 1924 Lenin op 53-jarige leeftijd overleden. Al vanaf het einde van 1921 was zijn gezondheidstoestand verslechterd. In 1922 had hij tweemaal een beroerte gekregen, waarna hij gedeeltelijk verlamd raakte en na een derde beroerte in 1923 had hij ook nog zijn spraakvermogen verloren. De uitvaart van Lenin werd met veel pracht en praal omringd. Zijn lichaam werd gebalsemd en tentoongesteld in een mausoleum op het Rode Plein in Moskou. Ook werd er een stad naar hem vernoemd: Petrograd heette voortaan Leningrad.188

Henriette Roland Holst was over de enorme cultus die na zijn dood rondom Lenin ontstond en de persoonsverheerlijking die daarmee gepaard ging helemaal niet tevreden. Ze vond een zekere verering van Lenin wel goed, maar alleen 'wanneer zij zich vrij zal weten te houden van fetichisme, gelooven op gezag en ieder beschouwen van Lenin's Woord als

183 Ibidem, 275-277.

184 De Kadt, Uit mijn communistentijd, 243.

185 De Jonge, Het communisme in Nederland, 41-42.

186 De Kadt, Uit mijn communistentijd, 364-367.

187 De Jonge, Het communisme in Nederland, 42.

geopenbaarde eeuwige en onfeilbare waarheid'.189 Henriette ervoer de dood van Lenin als een groot verlies. Naar aanleiding van zijn overlijden schreef zij verschillende artikelen in Nederlandse en buitenlandse tijdschriften en sprak ze op een rouwplechtigheid van de CPH in het Concertgebouw in Amsterdam. Henriette vond Lenin de grootste der bolsjewiki. Hij had