• No results found

IV DE WERKELIJKHEID IS ANDERS DAN DE DROOM (1921-1927)

4.3 hulp voor Sovjet-Rusland (1921-1923)

voedselhulp

In de zomer van 1921 was inderdaad de grote hongersnood uitgebroken waarvoor Maxim Gorki had gewaarschuwd. Met name de gebieden rondom de Wolga, de Kaukasus, de Krim en delen van de Oekraïne werden door deze enorme ramp getroffen. Ongeveer 30 miljoen mensen - een kwart van de totale bevolking van Sovjet-Rusland! - werden met de hongerdood bedreigd. Vooral in de winter van 1921/1922 vielen vele doden. De schattingen over het totale aantal slachtoffers van de hongersnood lopen uiteen van 3 tot 10 miljoen.125

Op 13 juli 1921, vier dagen nadat Gorki met Henriette Roland Holst gesproken had en haar om hulp had gesmeekt, richtte hij een openlijk en dringend appèl tot de wereld om hulp. In Sovjet-Rusland zelf had hij, in overleg met Lenin, voorgesteld om een 'Al-Russisch Comité ten bate van de hongerende bevolking' op te richten, waarin belangstellenden uit alle lagen van de bevolking en met verschillende overtuigingen samen zouden kunnen werken. Op dit voorstel reageerde een aantal bekende figuren uit de tsaristische periode, duidelijk tegenstanders van de Sovjetregering, waaronder een zekere Kisjkin, voormalig minister onder de tsaar. Zij wilden graag een van de regering onafhankelijk comité. Lenin stond dit toe, maar onder de voorwaarde dat het 'Al-Russisch Comité' deel uit zou maken van het Rode Kruis. Het comité werd op 30

121 Ibidem, 195.

122 Roland Holst [1949], Het vuur brandde voort, 208.

123 'Die Kommunistinnen der Niederlande an der Arbeit', Die Kommunistische Fraueninternationale 1 (doppelheft 8/9, november/december 1921) 56-57.

124 Roland Holst [1949], Het vuur brandde voort, 208-209.

125 Roland Holst [1949], Het vuur brandde voort, 209; Baruch, Hulst e.a., Aan de grenzen voorbij, 90; Marc Jansen, 'Frits Kuiper in Kazan. Hulp aan hongerende studenten, 1922-1924' in: Rusland in Nederlandse ogen. Een bundel opstellen (Amsterdam 1986) 187-212, aldaar 187.

augustus 1921 al weer door de regering opgeheven, vanwege vermeende contra-revolutionaire activiteiten. Later werd een nieuw 'Al-Russisch Comité' opgericht, nu zonder 'contra-revolutio- naire figuren' en de facto van de regering afhankelijk. Ook de Russisch-Orthodoxe kerk wilde zich onafhankelijk van de regering inzetten voor de hulpverlening, maar de Sovjetregering stond dit niet toe. Zij nam, integendeel, de gelegenheid te baat om de kerk hard aan te vallen met de bedoeling haar als maatschappelijke kracht uit te schakelen.126

In het buitenland werden verschillende initiatieven tot hulpverlening genomen. De Entente-mogendheden benoemden een commissie, die de mogelijkheden tot hulp moest onderzoeken. Voorzitter van deze commissie was de oud-ambassadeur van Frankrijk in Petrograd, Noulens, een fervent tegenstander van Sovjet-Rusland, die in de burgeroorlog openlijk de Witgardisten gesteund had. Deze commissie verlangde als niet-onderhandelbare voorwaarden voor hulp, dat de Sovjetregering de Russische staatsschulden van vòòr de revolutie zou erkennen, toereikende garanties voor inlossing van toekomstige verplichtingen zou geven en 'normale condities' voor het economische leven in Rusland zou scheppen, waarmee men ongetwijfeld herstel van het kapitalisme bedoelde. Voor de Sovjetregering waren deze plannen onaanvaardbaar en ook de persoon Noulens stond hen overigens tegen. In oktober 1921 hielden de Entente-landen in Brussel een conferentie over eventuele hulp aan Sovjet-Rusland. Daar werd besloten om aan Sovjet-Rusland kredieten te verschaffen ter bestrijding van de hongersnood als de Russen als tegenprestatie de oude staatsschulden zouden erkennen. Sovjet- Rusland stond hier niet onwelwillend tegenover. Nu er voorlopig toch geen kans leek op een voortzetting van de wereldrevolutie zag men in dat gestreefd moest worden naar herstel van economische en diplomatieke betrekkingen met het Westen. Sovjet-Rusland ging dan ook akkoord met het erkennen van de schulden, onder voorwaarde dat het volkenrechtelijk erkend zou worden, dat het de toegezegde kredieten zou krijgen en dat de schulden voorlopig zouden kunnen worden terugbetaald in de vorm van handelsconcessies aan buitenlandse bedrijven en Russische grondstoffen. Verder stelde men voor een internationale conferentie te organiseren om het mogelijke herstel van handelsbetrekkingen te bespreken. De Entente-landen gingen uiteindelijk niet akkoord met de voorwaarden die Sovjet-Rusland stelde, zodat er geen kredieten naar Sovjet-Rusland gingen. Ook de in april 1922 te Genua gehouden internationale conferentie over de economische problemen van het na-oorlogse Europa, waaraan ook Sovjet-Rusland deel- nam, leverde voor dat land niets op. Diplomatieke betrekkingen met de Entente-landen zaten er nu voorlopig niet in, vooral niet toen bleek dat Sovjet-Rusland tijdens de conferentie een verdrag had gesloten met Duitsland, het verdrag van Rapallo, waarin de diplomatieke betrekkingen tussen Sovjet-Rusland en Duitsland hersteld werden.127

Vanuit de Verenigde Staten werd direct enthousiast op de oproep van Maxim Gorki gereageerd. Onder leiding van de latere Amerikaanse president Herbert Hoover werd de 'American Relief Administration' (ARA) opgericht. Deze organisatie wist bij de Sovjetregering te bedingen, dat zij ongecontroleerd haar werk zou kunnen doen in de getroffen gebieden en dat

126 Knapen, De lange weg naar Moskou, 79; Baruch, Hulst e.a., Aan de grenzen voorbij, 90-92; Jansen, 'Frits Kuiper in Kazan', 187-188.

127 Knapen, De lange weg naar Moskou, 83, 85-86; Baruch, Hulst e.a., Aan de grenzen voorbij, 91-93; Bezemer, Een geschiedenis van Rusland, 251; H.R.H., 'Een weinig meer koelbloedigheid gewenscht!', De Tribune 15 (nr. 31, 5 november 1921).

de geboden levensmiddelen niet naar het Rode Leger of de Sovjet-ambtenaren zouden gaan. Hoewel Sovjet-Rusland liever de voedseldistributie in eigen handen had gehouden omdat men 'burgerlijke' invloeden en inmenging in binnenlandse aangelegenheden vreesde, ging de regering uiteindelijk toch akkoord met de voorwaarden van de ARA. Deze organisatie was de grootste hulporganisatie die opereerde in de getroffen gebieden. Zij zou met name veel kinderen van de hongerdood redden. De verhoudingen tussen de Sovjet-autoriteiten en de ARA bleven overigens gespannen en van tijd tot tijd werden ARA-medewerkers van spionage en beïnvloeding van de bevolking beschuldigd en soms zelfs het land uitgezet.128

Een ander initiatief werd midden augustus 1921 genomen door de Volkenbond in Genève. Daar werd de Noorse Noordpoolonderzoeker Fridtjof Nansen tot Hoge Commissaris van een door de Volkenbond opgezet hulpcomité, het Nansen-comité, gekozen. Nansen ging naar Sovjet-Rusland om poolshoogte te nemen en sloot met de Sovjetregering een overeenkomst waarin geregeld werd dat de door zijn comité geleverde voedselhulp gedistribueerd zou worden door functionarissen van de Volkenbond én van de Sovjetregering, op voet van gelijkheid. Op aandrang van de Sovjet-autoriteiten werd ook een bepaling opgenomen dat de vertegenwoordigers van het Nansen-comité zich niet met politiek en handel in zouden laten. Doordat Nansen met deze voorwaarden akkoord ging, was de samenwerking tussen het Nansen-comité en de Sovjetregering veel beter dan die tussen de Sovjetregering en de ARA. In september vroeg Nansen de Volkenbond om steun en reisde hij, waarschuwend voor de ramp die steeds groter werd, verschillende Volkenbondregeringen af om geld los te krijgen. Het leverde aanvankelijk weinig op. De voornaamste rem voor regeringen was het argument, dat hulp aan het hongerende en lijdende Russische volk gelijk zou staan aan een steunactie voor de Sovjetregering en de bolsjewiki. Pas in de winter van 1921/1922, toen de berichten over massale sterfte steeds hardnekkiger werden en er ook foto's, dia's en filmpjes van de verschrikkingen vertoond werden, kwamen sommige landen over de brug, met name Groot- Brittannië.129

Natuurlijk kwam er ook direct hulp op gang voor het hongerende Sovjet-Rusland vanuit de arbeidersbeweging. In Duitsland werd onder leiding van de communist Willi Münzenberg de overkoepelende organisatie van de internationale arbeidershulp opgericht, het 'Auslandskomitee zur Organisierung der Arbeiterhilfe für die Hungernden in Sowjet-Rußland'. Voor deze organisatie wist Münzenberg naast communisten veel intellectuelen en kunstenaars te strikken, met onder meer voor Sovjet-Rusland Maxim Gorki, voor Groot-Brittannië Bernard Shaw, voor Frankrijk Henri Barbusse en Anatole France, voor de Verenigde Staten Upton Sinclair, voor Duitsland Albert Einstein, George Gross en Käthe Kollwitz. Deze prominenten deden meerdere malen een dringende oproep aan de wereld tot hulp. Voor Nederland gaf Henriette Roland Holst

128 Knapen, De lange weg naar Moskou, 79; Baruch, Hulst e.a., Aan de grenzen voorbij, 91, 93; Jansen, 'Frits Kuiper in Kazan', 188.

129 Baruch, Hulst e.a., Aan de grenzen voorbij, 92-93; Roland Holst [1949], Het vuur brandde voort, 209; Knapen, De lange weg naar Moskou, 79; Jansen, 'Frits Kuiper in Kazan', 188, 197; Henriette Roland Holst, 'De oorzaken van den hongersnood in Rusland' in: Comité van intellectueelen tot hulpverschaffing aan de hongerenden in Rusland "KOMPINRUS" ed., De kruisgang van een volk. (Berichten van ooggetuigen uit het gebied van den hongersnood in Rusland) (z.p., z.j. [1922]) 3-17, aldaar 14-16; H.R.H., 'Nansen in Nederland', De Tribune 15 (nr. 122, 21 februari 1921).

haar naam aan het 'Auslandskomitee'.130 Henriette was blij dat er in Duitsland zo snel iets van de kant van de arbeidersbeweging op gang was gekomen en hoopte dat de hulpactie voor Sovjet-Rusland meer eenheid onder de Duitse arbeiders tot stand zou brengen. Dan zouden de kansen op revolutie in Duitsland weer toenemen.131 Het Auslandskomitee diende als verzamelpunt van onder de arbeiders in verschillende landen ingezamelde goederen en gelden. Via Duitsland werden voedsel, kleding, geneesmiddelen en later ook werktuigen en machines naar Sovjet-Rusland verstuurd. Er was een goede samenwerking tussen de Sovjet-organen en vertegenwoordigers van het Auslandskomitee in Sovjet-Rusland. Hoewel het internationale proletariaat niet zoveel bijeen kon brengen als de burgerlijke hulporganisaties, waren de bolsjewiki zeer ingenomen met de arbeiderssteun. Deze steun had voor hen een grote morele waarde en was toch aanzienlijk, gezien de grote werkloosheid en de slechte arbeiderslonen in het Westen, de soms openlijke of verholen tegenstand van kapitalistische regeringen bij de inzamelingsacties en de verhalen van de 'burgerlijke' pers, dat de hulp slechts bij het Rode Leger en de communisten terecht zou komen.132

In Nederland werd van regeringswege geen steun aan Sovjet-Rusland gegeven. Men vertrouwde Nansen niet en wilde niet de verdenking op zich laden de bolsjewiki te steunen. Het enige wat men deed was 50.000 bouillonblokken uit oorlogsvoorraad schenken aan het Rode Kruis ten bate van de hongerenden in Sovjet-Rusland! Wel was particuliere hulp toegestaan, hoewel in sommige gemeenten door burgemeesters collectes of andere acties geweigerd werden. Het Rode Kruis deed echter wel het één en ander en gebruikte De Telegraaf als medium om giften en collecteresultaten bekend te maken. Ook was er in Nederland een afdeling van het Nansen-comité die geld en levensmiddelen inzamelde, onder meer via kunst- en muziekavonden waarvan de opbrengst ten bate van Sovjet-Rusland kwam. Verder had de paus opgeroepen tot hulp aan de getroffenen, wat het katholieke volksdeel in beweging zette.133 Al met al was Henriette Roland Holst helemaal niet tevreden met de 'burgerlijke' steun. Er was 'ter nauwernood een zwakke, flauwe rimpeling in den poel der openbare meening' waar te nemen en ze oordeelde verder: 'harder dan steen, kouder dan ijs is het hart der Nederlandsche en der Europeesche bourgeoisie'. Dit was volgens haar ook heel duidelijk te merken toen Fridtjof Nansen begin 1922 een bezoek aan Nederland bracht. Op een door het Rode Kruis georganiseerde bijeenkomst met Nansen in Den Haag, waar ze aanwezig was, ontwaarde

130 Caute, The fellow-travellers, 60; 'Oproep van kunstenaars voor hulp aan Rusland', De Tribune 14 (nr. 270, 19 augustus 1921); Willy Münzenberg, 'Voor de hongerenden in Rusland', De Tribune 14 (nr. 284, 3 september 1921); Koninklijke Bibliotheek (KB), Archiefnummer 135 C 24, env. 67, brief van Willi Münzenberg aan Henriette Roland Holst, 17 december 1922.

131 H. Roland Holst, 'De nieuwste aanval op Sovjet-Rusland', De Nieuwe Tijd 26 (1921) 524-544, aldaar 544.

132 H.R.H., 'De honger in Rusland. Het derde internat. congres der Arbeiderskomitees tot hulp aan de hongerigen in Sowjet-Rusland (I-VIII)', De Tribune 15 (nrs. 243-251, 18-27 juli 1922); H.R.H. 'Wie zijn Waldemar Aussem en Willy Münzenberg', De Tribune 16 (nr. 141, 17 maart 1923).

133 Knapen, De lange weg naar Moskou, 80-82, 84; A. Roland Holst, Briefwisseling, doc.nr. 121: brief van Richard Roland Holst aan Adriaan Roland Holst, 29 maart 1922; H.R.H., 'De honger in Rusland. Het derde internat. congres der Arbeiderskomitees tot hulp aan de hongerigen in Sowjet-Rusland (II)', De Tribune 15 (nr. 244, 19 juli 1922).

Henriette weinig belangstelling van de kant van de 'bourgeoisie'. En met de veel grotere interesse van de arbeiders, zo moest ze overigens ook vaststellen, was weinig rekening gehouden, want de vertaling van hetgeen Nansen zei, was heel slecht. Henriette zag Nansen als een 'apostel der menschelijkheid', hij maakte enorm veel indruk op haar. Ook de dia's die vertoond werden over de toestand in de hongergebieden grepen haar aan.134

Voor Henriette Roland Holst was de steun vanuit de Nederlandse arbeidersbeweging en door kunstenaars en intellectuelen het belangrijkste. Gehoor gevend aan de smeekbede van Gorki, had ze, teruggekomen uit Sovjet-Rusland, in De Tribune een oproep tot hulp gericht aan de gehele Nederlandse arbeidersklasse. De CPH, de SDAP, het NAS en het NVV zouden samen een algemeen comité op moeten richten voor steun aan het hongerende Rusland. Het comité zou geld, geneesmiddelen en levensmiddelen moeten inzamelen, pressie moeten uitoefenen op de regering, eventueel kinderen uit de hongergebieden doen opvangen in Westerse arbeidersge- zinnen, en moeten streven naar officiële erkenning van Sovjet-Rusland en herstel van normale handelsbetrekkingen.135 De CPH en het NAS gaven direct aan de oproep gehoor, de SDAP en het NVV gaven er de voorkeur aan binnen de eigen verbanden acties te organiseren.136 Op 24 september 1921 werd 'Het Algemeen Comité tot Steun aan de hongerenden in Sowjet-Rusland' opgericht, waarin verschillende arbeidersorganisaties, intellectuelen en kunstenaars samen- werkten. Dit comité was ook aangesloten bij het Auslandskomitee van Willi Münzenberg. Henriette zat in het bestuur van het 'Algemeen Comité'. Er werden allerlei acties gevoerd. Zo werden er zegels, briefkaarten, brochures, tekeningen en bloemen verkocht, er werden kunst- avonden, tentoonstellingen en toneelavonden gehouden, er werden kunstwerken verloot, er waren bazars en concerten en er werden natuurlijk collectes gehouden. Ook werden er 'kinderpakketten' verzameld en vrouwen naaiden kleding voor de getroffenen. Henriette las regelmatig voor uit eigen werk en haar man Richard tekende prenten, waarvan de opbrengst naar Sovjet-Rusland ging.137 Verder bleef Henriette oproepen doen in De Tribune. Zo drong ze er bij de vrouwen op aan sieraden voor Rusland in te leveren, onder de indruk als ze was van het feit dat in Sovjet-Rusland zelf heel veel vrouwen hun sieraden, zelfs hun trouwringen hadden ingeleverd ten bate van de hongerenden. Zelf stond ze een broche van briljant af, een oud familiestuk, en beloofde ze er persoonlijk voor te zorgen dat het geld van de sieraden-actie naar

134 H.R.H., 'Nansen in Nederland', De Tribune 15 (nr. 122, 21 februari 1921).

135 Henriette Roland Holst, 'Oproep tot hulp aan Sowjet-Rusland. Aan de Nederlandsche arbeidersklasse', De Tribune 14 (nr. 256, 3 augustus 1921).

136 Het Partijbestuur, 'Oproep van het Partijbestuur der Comm. Partij in Nederland!', De Tribune 14 (nr. 256, 3 augustus 1921); Het Partijbestuur, 'Hulp aan Sowjet-Rusland', De Tribune 14 (nr. 258, 4 augustus 1921); 'De steunbeweging voor Rusland', De Tribune 14 (nr. 261, 8 augustus 1921); 'Hulp aan Rusland', De Tribune 14 (nr. 275, 24 augustus 1921); H.R.H., 'De honger in Rusland. Het derde internat. congres der Arbeiderskomitees tot hulp aan de hongerigen in Sowjet-Rusland (II)', De Tribune 15 (nr. 244, 19 juli 1922).

137 '"Het Algemeen Comité tot Steun aan de hongerenden in Sowjet-Rusland"', De Tribune 14 (nr. 303, 26 september 1921); H.R.H., 'De honger in Rusland. Het derde internat. congres der Arbeiderskomitees tot hulp aan de hongerigen in Sowjet-Rusland (IV)', De Tribune 15 (nr. 246, 21 juli 1922); IISG, Archief Henriette Roland Holst, inv. nr. 8.1, correspondentie met G. van Oort, waaronder een programmablad in verband met een voordracht door Henriette Roland Holst; NLMD, Archief van Henriette Roland Holst-v.d. Schalk, collectie S 243, inv.nr. B 3, brief van D. de Lange aan Dhr. Sickenga, 23 oktober 1921.

een kindertehuis in Sovjet-Rusland zou gaan.138 Ook riep Henriette op om kleine ge- bruiksvoorwerpen als naalden, spelden, scharen, schroeven, spijkers, boren en vijlen af te staan. De Russische boeren hadden hier groot gebrek aan. Als de boeren die wel een goede oogst hadden nu deze werktuigen kregen, zouden ze in ruil daarvoor welwillender graan en aardappelen afstaan voor de hongergebieden.139 Speciaal voor intellectuelen werd het 'Komitee tot propaganda onder de intellektueelen voor hulpverschaffing aan Sowjet-Rusland' (KOM- PINRUS) opgericht, waarin Henriette Roland Holst ook actief was. Andere prominente leden van dit comité waren de architect Berlage en Richard Roland Holst.140 Als uitgave van KOMPINRUS verschenen van Henriette Roland Holst twee geschriften: haar reisverslag Uit

Sowjet Rusland en de brochure De kruisgang van een volk (berichten van ooggetuigen uit het gebied van den hongersnood in Rusland), waarvoor ze het voorwoord schreef.

Naar aanleiding van de hongersnood in Sovjet-Rusland kwam er in de media een discussie op gang over de oorzaken voor het ontstaan daarvan. Herbert Hoover weet de hongersnood voornamelijk aan klimatologische factoren, anderen verweten de Sovjetregering dat de hongersnood ontstaan was doordat de boeren gedurende de burgeroorlog gedwongen voedsel af hadden moeten staan voor de soldaten en voor de steden, waardoor zij minder waren gaan zaaien omdat het hen toch niets opleverde. Volgens Westerse economen had de hongersnood kunnen ontstaan omdat de revolutie de totale economie van Rusland ontregeld had.141 Volgens Henriette Roland Holst lag er een breder complex van oorzaken aan de hongersnood ten grondslag. Haar redenering was als volgt. In de periode 1830-1910 hadden de Russische boeren, daartoe gedwongen door zware belastingen, de grond te intensief bebouwd, waardoor deze steeds meer uitgemergeld was geraakt. Door voedselgebrek onder de boeren was ook de veestapel ingekrompen. Daar kwam nog bij dat de tsaristische regering elke noodzake- lijke modernisering van het landbouwbedrijf had tegengehouden. Toen brak in 1914 de Wereld- oorlog uit. Veel boeren werden voor het leger ingezet, waardoor de landbouw nog meer verslechterde. Ook paarden werden in het leger gebruikt. Vlak nadat er eindelijk vrede was ontstaan onder het Sovjet-bewind in februari 1918, was de burgeroorlog uitgebroken, waardoor man- en spankracht opnieuw in het leger ingezet moesten worden. Door de economische blokkades raakte Sovjet-Rusland steeds meer uitgeput en waren er geen mogelijkheden om moderne landbouwmachines te importeren. Daar bovenop kwamen nog de gedwongen voedselleveringen van de boeren aan het leger en de steden, waardoor de boerenbevolking totaal gedemotiveerd was geraakt en vanwege honger de eigen veestapel verder uitdunde. Door de burgeroorlog verslechterde voorts de infrastructuur en werd er veel geplunderd. Ook waren er nog eens 'klimatologische' verslechteringen door bijvoorbeeld onverstandige ontbossing, zandverstuivingen en sprinkhanenplagen. De druppel die de emmer deed overlopen en uiteindelijk tot de grote ramp had geleid, was de enorme droogte van 1921 geweest. Henriette

138 Henriette Roland Holst, 'Een sieraden-fonds voor Sowjet-Rusland', De Tribune 15 (nr. 8, 10 oktober 1921).

139 H.R.H., 'Naalden, spelden en kleine werktuigen voor Sowjet-Rusland', De Tribune 15 (nr. 10, 12 oktober 1921).

140 'Steun aan Sowjet-Rusland. Een oproep aan de intellectueelen in Nederland', De Tribune 15 (nr. 11, 13 oktober 1921); 'Aan alle kunstenaars, acteurs, tooneelspelers, tooneeldirecteuren enz.', De Tribune 15 (nr. 70, 21 december 1921).

maakte zich nogal kwaad op diegenen wier argumenten er slechts op gericht waren geen voedselhulp aan Sovjet-Rusland te hoeven leveren. Zo'n argument was bijvoorbeeld dat de hongersnood puur door de gedwongen voedselleveranties zou zijn ontstaan en dat de Russen dus alles aan zichzelf te wijten hadden. Volgens Henriette waren de bolsjewiki juist door de burgeroorlog gedwongen geweest tot de voedselconfiscaties. Het Westen moest daarom niet Sovjet-Rusland maar eerder zichzelf, als aanstichters van de burgeroorlog, de hongersnood verwijten. Overigens had Henriette zelf zo haar twijfels over de gedwongen voedselleveranties: 'Haar gevolgen echter waren zoo ernstig dat men zich afvraagt of, zoo de Sowjet-organen deze