• No results found

III DE DROOM WORDT WERKELIJKHEID (1917-1921)

3.3 Nederland en het communisme (1917-1921)

angst voor het communisme

De gevestigde orde in Nederland was niet erg blij met het nieuwe regime dat na de Oktoberrevolutie in Rusland aan de macht kwam. Men verwachtte echter dat de regering der bolsjewiki niet lang stand zou houden. Dat bleek tegen te vallen. Aanvankelijk kon men overigens nog wel enige waardering opbrengen voor het vredesstreven van de nieuwe bewindhebbers, maar na de annulering van de staatsschulden, die door de voormalige tsaristische en burgerlijke regeringen gemaakt waren, verdween elk vleugje sympathie als sneeuw voor de zon. Nederland voelde zich zwaar getroffen.171

Ondanks het feit dat Nederland in de Eerste Wereldoorlog een neutrale positie innam, kreeg de houding van Nederland ten aanzien van Sovjet-Rusland al snel een vijandig karakter. Zo kon het Russische consulaat in Nederland, dat vreemd genoeg bleef bestaan uit vertegen- woordigers van de voormalige regimes, in de zomer van 1918 ongehinderd sterke pressie uitoefenen op uit Duitse krijgsgevangenschap naar Nederland gevluchte Russen om samen met de Entente tegen het Sovjet-bewind te vechten en werden degenen die aan deze oproep geen gehoor gaven als 'revolutionaire' vluchtelingen door de Nederlandse regering geïnterneerd! Henriette Roland Holst en Willem van Ravesteyn waren zeer begaan met het lot van deze geïnterneerden en onderhielden contacten met hen. In 1919 kon een deel van deze vluchtelingen met behulp van geld dat David Wijnkoop speciaal voor dit doel vanuit Moskou gekregen had, naar Rusland terugkeren. De laatste vluchtelingen werden in 1920 omgeruild voor Nederlanders die zich nog in Rusland bevonden en wilden remigreren.172

170 Huizinga, Briefwisseling I, doc.nr. 317: brief van Henriette Roland Holst aan Johan Huizinga, 29 november 1920.

171 Stoelinga, Russische revolutie en vredesverwachtingen, 125, 129-130; Knapen, De lange weg naar Moskou, 53- 56, 62-66.

172 Knapen, De lange weg naar Moskou, 11, 46; Huizinga, Briefwisseling I, doc.nr. 219: brief van Henriette Roland Holst aan Johan Huizinga, 13 augustus 1918; H.R.H., 'Daden van willekeur en onrecht', De Tribune 11 (nr. 250, 27 juli 1918); H.R.H., 'Een komplot tegen de Russische vluchtelingen in Nederland', De Tribune 11 (nr. 265, 15 augustus 1918).

Nog in 1918 werden de diplomatieke contacten met Sovjet-Rusland verbroken. In september van dat jaar had zich bij het Nederlandse consulaat in Moskou een delegatie onder leiding van de al eerder genoemde Friedrich Rosin173 aangemeld als het nieuwe gezantschap van Rusland voor Nederland. Pas na dreiging met geweld wist de delegatie aldaar de vereiste reisdocumenten te bemachtigen. Nederland liet hen uiteindelijk niet toe. In plaats daarvan werd ambassadeur Oudendijk in november naar Nederland teruggeroepen. Men weigerde nu definitief de nieuwe Sovjet-Republiek te erkennen. Tot 1942 zouden de diplomatieke contacten tussen Nederland en Rusland verbroken blijven.174

Vooral door de revolutionaire situatie in het buurland Duitsland, in het najaar van 1918, ontstond er grote angst voor het communisme bij de Nederlandse gezagsdragers. Gevreesd werd dat de Duitse revolutie naar Nederland zou overslaan. De schrik sloeg hen om het hart, toen de SDAP-er Troelstra de arbeiders opriep de macht in handen te nemen. Eerder waren er al soldatenopstanden op de Veluwe uitgebroken en in Amsterdam werd door radicaal-linkse groeperingen onder leiding van David Wijnkoop, Henriette Roland Holst en Ferdinand Domela Nieuwenhuis heftig gedemonstreerd. Zij eisten steun aan Sovjet-Rusland en erkenning van de delegatie-Rosin en riepen op tot het vormen van de 'Sovjet van Amsterdam' en de verbroedering tussen arbeiders en soldaten. Alle revolutiepogingen liepen echter op niets uit: Troelstra moest zijn 'vergissing' toegeven en de demonstraties in Amsterdam werden met geweld de kop ingedrukt. Daarbij vielen zelfs doden! Op een tegendemonstratie op het Malieveld in Den Haag bleek uiteindelijk dat de aanhang voor Koningin Wilhelmina en haar constitutionele monarchie nog steeds zeer groot was.175

In de jaren volgend op de revolutiepogingen van 1918 werd de communistenangst groter. In de burgerlijke pers werd regelmatig druk gespeculeerd over de enorme geldelijke steun die de Nederlandse communistische partij en andere linkse organisaties vanuit Moskou zouden krijgen om hun acties te kunnen financieren. Ook deden verhalen de ronde dat de Russen langs slinkse wegen propaganda probeerden te verspreiden en dat Nederland het verbindingscentrum was om via de Sovjet-ambassade in Berlijn geld naar Engeland door te sluizen.176 De verhalen over financiering van de Nederlandse communisten waren trouwens niet helemaal uit de lucht gegrepen. De Nederlandse communist en ingenieur Sebald Rutgers, die op een leidinggevende post deelnam aan de industrialisatie van Siberië, en later zijn vrouw Barta hebben respectievelijk in 1919 en 1920 juwelen uit Rusland meegebracht. De juwelensmokkel van Barta Rutgers werd door de Duits/Nederlandse grenscontrole ontdekt. De burgerlijke pers was over de smokkel hevig verontwaardigd. Het ging immers om goederen die de voormalige bezitters hardhandig ontnomen waren.177 Henriette Roland Holst schreef over het voorval

173 Zie § 2.2.

174 Knapen, De lange weg naar Moskou, 45; H.R.H., 'De internationale situatie (II)', De Tribune 12 (nr. 51, 28 november 1918).

175 Knapen, De lange weg naar Moskou, 11; H.R.H., 'De internationale situatie (II)', De Tribune 12 (nr. 51, 28 november 1918); Baruch, Hulst e.a., Aan de grenzen voorbij, 32-33; Proost, HRH in haar strijd om gemeenschap, 129-130.

176 Knapen, De lange weg naar Moskou, 56; De Jonge, Het communisme in Nederland, 34.

rondom Barta Rutgers het artikel 'Parels en Diamanten' in De Nieuwe Tijd.178 Henriette had er geen moeite mee dat mevrouw Rutgers de juwelen had meegenomen. De bezittende klasse in Rusland moest onteigend worden en al haar zogenaamde eigendommen waren door uitbuiting van het volk verkregen en behoorden dus eigenlijk dat volk toe. Henriette stond niet afwijzend tegenover financiële steun van Moskou aan communistische activiteiten in andere landen. Het mocht echter wat haar betreft om niet meer dan bescheiden steun gaan. Het grootste deel van de financiën van een partij zou door de eigen leden opgebracht moeten worden. Dat versterkte de houding van offervaardigheid en deze mentaliteit zou uiteindelijk ook nodig zijn om het doel waarnaar men streefde, de revolutie, te bereiken. Als er te veel financiële steun van buitenaf zou zijn, zou dit tot demoralisatie leiden. Henriette was er bang voor dat veel geld als middel zou dienen 'in de handen van enkele personen om groote macht uit te oefenen, iedere hun onwelgevallige mening van strijdmakkers te onderdrukken, nijd en afgunst bij anderen te wekken'179. Uiteindelijk zou dat er toe leiden dat door tweedracht en corruptie de beweging uiteen zou spatten. Het was volgens Henriette dan ook maar goed dat de verhalen over de 'Russische millioenen' vanuit Moskou voor het grootste deel tot het rijk der fabelen behoorden. Want uiteindelijk zou de revolutie niet door het blinken van veel geld, maar eerder door zedelijke uitstraling vanuit Moskou tot stand moeten komen.

Nederlands communisme en de Komintern

Op het partijcongres van november 1918 verklaarde de SDP - de partij waarvan Henriette Roland Holst sinds 1916 lid was - zich officieel solidair met de bolsjewiki in Rusland. In navolging van hen noemde de SDP zich voortaan niet meer 'sociaal-democratisch' - deze term bleef voortaan voorbehouden aan 'sociaal-verraders' als de SDAP - maar 'communistisch'. De partij heette van nu af aan Communistische Partij in Nederland (CPN). Overigens zou later deze naam veranderd worden in Communistische Partij Holland (CPH), aangezien op internationale congressen meer bekendheid bestond met de naam 'Holland'. Ook in andere landen werden 'communistische' partijen gevormd.180

Op internationaal niveau bleef de ISK, de commissie die in 1915 in Zimmerwald was opgericht om het nauwelijks meer functionerende Internationale Socialistische Bureau van de Tweede Internationale voorlopig te vervangen, na de Oktoberrevolutie gewoon voortbestaan. Deze commissie gedroeg zich vanaf het begin als verdediger van het nieuwe bewind in Rusland. In maart 1919, na een resolutie ingediend door de Zwitser Platten en ondertekend door Rak- ovsky, Lenin, Zinovjev en Trotski, werd de 'Zimmerwalder Beweging' en daarmee de ISK offi- cieel opgeheven. In dezelfde maand werd in Moskou de Derde of Communistische Internationa- le (Komintern) opgericht als vervanger van de Tweede Internationale, waarvan de ondeugdelijk- heid volgens de communisten bij het uitbreken van de Wereldoorlog in augustus 1914 duidelijk

178 H. Roland Holst, 'Parels en diamanten', De Nieuwe Tijd 25 (1920) 129-135.

179 H. Roland Holst, 'Parels en diamanten', De Nieuwe Tijd 25 (1920) 129-135, aldaar 133. In het origineel staat 'amderen' in plaats van 'anderen'.

gebleken was. De nieuwe Internationale zou alleen de 'werkelijk revolutionaire' partijen gaan verenigen. In april 1919 sloot de CPN zich officieel bij de Komintern aan.181

Reeds in december 1917 hadden de bolsjewiki contact gezocht met hun Nederlandse geestverwanten en hen verzocht om als informatiebron te fungeren in verband met de activiteiten van revolutionaire socialisten in West-Europa.182 In 1919 werd vanuit de pas opgerichte Komintern de band tussen de bolsjewiki en de Nederlandse communisten nog versterkt. De Executieve van de Komintern (EKKI) wilde graag dat er in Amsterdam een 'West- Europeesch Bureau' gevestigd zou worden, dat zou moeten gaan functioneren als een subbureau van de Komintern voor West-Europa en Noord-Amerika. De bedoeling was dat men vanuit Amsterdam contacten zou leggen tussen de verschillende communistische partijen in West- Europa en Noord-Amerika en dat men een internationale conferentie zou gaan organiseren. Om het Bureau tot stand te brengen werd Sebald Rutgers, de enige Nederlander die het oprich- tingscongres van de Komintern had bijgewoond, vergezeld van eerdergenoemde juwelen, terug naar Nederland gestuurd. Hij had van het EKKI de opdracht gekregen om David Wijnkoop, Willem van Ravesteyn, Henriette Roland Holst, Herman Gorter en Anton Pannekoek aan te zoeken om deel te gaan uitmaken van het uitvoerende comité van het West-Europeesch Bureau. Wijnkoop en Van Ravesteyn weigerden echter zitting te nemen in dit comité als Gorter en Pannekoek, de linkse oppositionelen binnen de partij, daar ook deel uit van zouden maken. Deze laatsten waren volgens hen veel te radicaal en ook Henriette Roland Holst was naar hun idee geen betrouwbare factor. Zij zou bij geschillen wel eens met de 'radicalen' mee kunnen stemmen.183 Al vanaf de Februarirevolutie bestonden er trouwens grote meningsverschillen tussen Wijnkoop en Van Ravesteyn enerzijds en Pannekoek en Gorter anderzijds. Deze meningsverschillen hadden vooral te maken met de pro-Entente houding van Wijnkoop en Van Ravesteyn in de Eerste Wereldoorlog, die zo ver ging dat zij ook nog na de Oktoberrevolutie gepleit hadden voor een voortzetting van de oorlog van Rusland tegen Duitsland. Pannekoek en Gorter hadden hen daarom van opportunisme beschuldigd. Zij vonden net als Lenin en Trotski, dat het er niet om ging Duitsland te verslaan, doch de wereldrevolutie tot stand te brengen. Ook hadden ze weinig begrip voor de samenwerking van de SDP met de Bond van Christen- Socialisten.184 Vanwege de onderlinge meningsverschillen bleek het niet mogelijk het door de Komintern beoogde uitvoerende comité tot stand te brengen. Uiteindelijk wist Sebald Rutgers eind 1919 toch het West-Europeesch Bureau op te richten, zij het met een uitgedund uitvoerend comité, bestaande uit Henriette Roland Holst, David Wijnkoop en Sebald Rutgers zelf.185 Toch speelden volgens Anton Pannekoek in zijn Herinneringen op de achtergrond ook Gorter en hijzelf bij het Bureau een rol. Met name de formuleringen voor allerlei geschriften en stellingen voor de door het West-Europeesch Bureau in Amsterdam georganiseerde 'geheime' conferentie

181 Nation, The Zimmerwald Left, 254-255, 274, 288; De Jonge, Het communisme in Nederland, 32.

182 Stoelinga, Russische revolutie en vredesverwachtingen, 141.

183 Pannekoek, Herinneringen, 196-197; Van Ravesteyn, Wording van het communisme in Nederland, 206.

184 Stoelinga, Russische revolutie en vredesverwachtingen, 46, 91-92, 95, 104-105, 153, 174; Harmsen, Nederlands kommunisme, 68.

van februari 1920, waarbij verschillende Europese communistische leiders elkaar ontmoetten, zouden sterk door hemzelf, Gorter en Henriette Roland Holst beïnvloed zijn.186 Na deze confe- rentie heeft het West-Europeesch Bureau niet lang meer bestaan. In april 1920 werd het door het EKKI plotseling opgeheven.187 Dit had waarschijnlijk alles te maken met steeds groter wordende meningsverschillen binnen de communistische beweging over de te voeren tactiek ten aanzien van het parlementarisme en de vakbeweging.

Eind 1919 was naast het West-Europeesch Bureau in Berlijn het West-Europeesch Sekretariaat opgericht. Hierin speelden Karl Radek en de Duitse communist Paul Levi een grote rol. Levi en Radek waren fervente voorstanders van het standpunt dat communisten juist in 'burgerlijke' parlementen en in 'reformistische' vakbonden werkzaam zouden moeten zijn en daar 'communistische cellen' zouden moeten vormen om zoveel mogelijk steun voor het communisme te verwerven en zo ook Sovjet-Rusland te kunnen steunen. Het West-Europeesch Bureau was het daar niet mee eens, daar wees men juist al het 'burgerlijke' af. Er ontstond daarom een grote rivaliteit tussen het West-Europeesch Bureau en het West-Europeesch Sekretariaat, waarbij Paul Levi weigerde geld dat Sebald Rutgers in Duitsland achtergelaten had en dat bedoeld was voor het West-Europeesch Bureau, ter beschikking te stellen.188 In 1920 werd er bij het West-Europeesch Sekretariaat een brochure van Lenin uitgegeven, Der

'Radikalismus', die Kinderkrankheit des Kommunismus, waardoor de meningsverschillen over

de te voeren tactiek op de spits gedreven werden.189 Lenin viel in dit boekje de radicale stromingen in de West-Europese communistische partijen aan die principieel gekant waren tegen elke werkzaamheid van communisten in 'burgerlijke' volksvertegenwoordigingen en 'reformistische' vakbonden. Hierbij werden met name ook de Hollandse 'linksen', zoals Gorter en Pannekoek, aangepakt. Ook de radicale stellingen die het West-Europeesch Bureau ten aanzien van parlementarisme en vakbeweging had ingenomen, eveneens door Pannekoek en Gorter beïnvloed, werden door Lenin hevig gekritiseerd. Lenin noemde het principieel afwijzen van elk compromis met de klassevijand 'kinderachtig'. Als reactie op deze brochure schreef Herman Gorter een Offener Brief an den Genossen Lenin, waarin hij Lenin verweet zich te mengen in de tactiek van de Westeuropese partijen, zonder de verhoudingen in West-Europa goed te kennen. Volgens Gorter projecteerde Lenin slechts de Russische situatie op het Westen, maar vergat hij dat de situatie in West-Europa wezenlijk van Rusland verschilde en dus ook een eigen tactiek vereiste. Ook Pannekoek viel Lenin aan. Volgens Pannekoek was Sovjet-Rusland ten prooi gevallen aan 'opportunisme': men liet de belangen van de Sovjet-staat prevaleren boven het oorspronkelijke doel van de internationale omwenteling. Door het samenwerken van communisten en 'burgerlijken' zou er misschien goodwill gekweekt kunnen worden ten aanzien van de Sovjet-Republiek, maar de wereldrevolutie zou men dan kunnen vergeten. Het communisme zou er immers door verwateren. Gorter en Pannekoek waren het dus met Lenin zeer oneens. Beiden waren sterk gekant tegen elke vorm van werken in vakbewegingen, zelfs in

186 Pannekoek, Herinneringen, 197-198.

187 Ibidem, 343-344.

188 Ibidem, 199-201, 344.

radicale vakbewegingen. Ook waren zij tegen deelname aan parlementaire verkiezingen. Communistische groeperingen moesten zo zuiver mogelijk gehouden worden.190

Op het tweede congres van de Komintern in de zomer van 1920 werden de standpunten van Lenin, Levi en Radek met kracht bevestigd. Op het congres werden '21 voorwaarden' vastgesteld waaraan partijen zouden hebben te voldoen bij toetreding tot de Komintern. De nadruk lag hierbij voornamelijk op centralisme en 'ijzeren discipline'. Partijen zouden zich geheel aan Moskou moeten onderwerpen, waardoor een eigen tactiek per land uitgesloten werd. Verder zou binnen de verschillende partijen de partijleiding het totaal voor het zeggen hebben, wat het spontane initiatief naar de achtergrond drukte en elke interne kritiek uitsloot. Ook werd bepaald dat er binnen de vakorganisaties inderdaad 'communistische cellen' gevormd zouden moeten worden en dat men in de parlementen zoveel mogelijk steun zou moeten proberen te verwerven. Namens de partijleiding van de CPH was David Wijnkoop op dit tweede congres van de Komintern aanwezig. Hij had duidelijk moeite met wat er besloten werd. Zo had Wijnkoop zijn bedenkingen tegen het werken in reactionaire vakbonden en ook de onderhandelingen met bijvoorbeeld de niet-communistische Unabhängige Sozialdemokratische Partei Deutschlands (USPD) stuitten hem tegen de borst. Wijnkoop zou er ook voor gepleit hebben om de zetel van het EKKI niet in Rusland, maar in Italië of Noorwegen te vestigen, kennelijk omdat hij bang was voor al te veel Russische invloed. Toch hechtte Wijnkoop er veel waarde aan om niet tot de stroming van Gorter en Pannekoek gerekend te worden. Ondanks al zijn bedenkingen werden uiteindelijk alle besluiten van het congres door hem namens de partijleiding van de CPH aanvaard.191

Henriette Roland Holst en de communistische beweging

Eind 1917 omschreef Henriette Roland Holst in een brief aan Henk Sneevliet de (toen nog) SDP als 'een afschuwelijk troepje kibbelende sektaristen', waarmee het 'alleen uit te houden [is] voor menschen die óf van nature zich tevreden voelen in kleinen strijd en negatieve kritiek, óf de eigenlijke sfeer van hun werk en hun denken buiten de hollandsche misère hebben'192. Haar ervaringen met de Nederlandse arbeidersbeweging zouden de komende jaren niet anders zijn. Gelukkig was het werk voor het West-Europeesch Bureau haar op het lijf geschreven. Voor dit bureau woonde ze congressen in Frankrijk en Duitsland bij om de internationale contacten

190 Harmsen, Nederlands kommunisme, 105; Roland Holst [1949], Het vuur brandde voort, 180-181; Pannekoek, Herinneringen, 200-202, 345; Ton Geurtsen, De fabel van het linkse ongelijk. De bolsjewistiese katastrofe: een nieuwe kans voor het socialisme (Amsterdam 1990) 31-39; Ronald Havenaar, De tocht naar het onbekende. Het politieke denken van Jacques de Kadt (Amsterdam 1990) 22; Marcel van der Linden, Het westers marxisme en de Sovjetunie. Hoofdlijnen van structurele maatschappijkritiek (1917-1985) (Amsterdam 1989) 40-44. 191 Harmsen, Nederlands kommunisme, 69-70; Geurtsen, De fabel van het linkse ongelijk, 32; Albert Mellink,

'Wijnkoop als figuur van de Nederlandse arbeidersbeweging', in: Mies Campfens, Margreet Schrevel en Fritjof Tichelman ed., Op een beteren weg. Schetsen uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging (Amsterdam 1985) 140-157, aldaar 149; Elsbeth Etty, ''Ik erken geen trouw in 't slechte' - Henriëtte Roland Holst als dissidente', Socialisme en Democratie 42 (1985) 189-195, aldaar 194.

192 Waarom schrijf je nooit meer?, doc.nr. 20: brief van Henriette Roland Holst aan Henk Sneevliet, 22 en 23 december 1917.

tussen communisten in West-Europa te bevorderen.193 Verder werkte ze vanaf oktober 1919 mee aan Die Kommunistische Internationale, het tijdschrift van het Uitvoerende Comité van de Komintern (EKKI). Voor Henriette was het van groot belang dat de wereldrevolutie tot stand zou komen. De enige keer dat zij hoop had dat de Nederlandse arbeidersbeweging zou uitstijgen boven de kleinheid van de Nederlandse situatie was in november 1918, toen ze meende dat de wereldrevolutie ook in ons land gestalte kreeg. Maar al snel raakte ze hevig verbitterd. In plaats van de verwachte verbroedering tussen soldaten en arbeiders werd er door de militairen op de arbeiders geschoten en vielen er doden en gewonden.194 Vlak daarna verzuchtte ze:

Het was alles als een wonderlijke vrijheidsdroom in ons kil nuchter landje, in onze arbeiderswereld, doorvreten van twisten, principieele en klein-persoonlijke, - als een droom van licht, eenheid, macht en dat allerheerlijkste: het opgaan van den eenling in de makkerschap, in het groote geheel.195

Door deze droom gedreven liet Henriette zich niet ontmoedigen en probeerde ze ook in Nederland zoveel mogelijk steun te krijgen voor het communisme. Ze hield veel lezingen over Rusland en ze riep voortdurend op tot internationale klassenstrijd en massa-actie.

Henriette was vlak na de Oktoberrevolutie zeer verheugd te kunnen constateren dat veel Nederlandse intellectuelen en kunstenaars zich aangesproken voelden door wat er in Rusland gebeurd was. De meesten van hen waren volgens haar tot dan toe eenvoudig anti-Duits geweest