• No results found

III DE DROOM WORDT WERKELIJKHEID (1917-1921)

3.1 revolutie in Rusland (1917)

Ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog brak in 1917 inderdaad in Rusland de revolutie uit. Alvorens deze revolutie en haar gevolgen te behandelen, volgt nu eerst een theoretische uiteenzetting over hoe er in het marxisme tegen het karakter van een eventuele Russische revolutie aangekeken werd.

karakter van de revolutie

Wanneer we Karl Marx bestuderen in verband met het karakter van een eventuele Russische revolutie en de periode die daar op volgen zal, ligt in zijn denken een zekere ambivalentie besloten. Gedurende zijn leven heeft Marx over dit onderwerp druk gepolemiseerd met de 'narodniki', Russische revolutionairen die het gemeenschappelijke grondbezit van de boeren als kern van de toekomst zagen en tot een boerensocialisme in Rusland wilden komen. Zij wilden de kapitalistische fase overslaan. Voor Marx was dit echter niet aanvaardbaar. Toch zag hij ook weinig in het mechanistische denken van de Russische marxist Georgi Plechanov, volgens wie noodzakelijkerwijs eerst heel de boerensamenleving plaats zou moeten maken voor een indus- triële samenleving, waaruit dan na verloop van tijd een proletarische samenleving zou kunnen ontstaan.1 In de inleiding van de Russische uitgave van Het communistisch manifest uit 1882 lieten Karl Marx en Friedrich Engels zich als volgt over een mogelijke Russische revolutie uit:

De taak van het 'Communistisch Manifest' was het proklameren van de onvermijdelijk nabijzijnde ondergang van de tegenwoordige burgerlijke eigendom. In Rusland vinden wij echter, naast een zich in een koortsachtig tempo ontwikkelende kapitalistische orde en de zich nu eerst vormende burgerlijke grondeigendom, meer dan de helft van de bodem in gemeenschappelijke eigendom van de boeren.2 En nu is de vraag: kan de Russische boerengemeenschap, deze weliswaar reeds zeer verworden vorm van de oorspronkelijke gemeenschappelijke grondeigendom, rechtstreeks overgaan in een hogere communistische vorm van de eigendom, of moet zij eerst hetzelfde ontbindingsproces doormaken, dat zich in de historische ontwikkeling van het Westen vertoont? Het enige, thans mogelijke antwoord op deze vraag luidt als volgt: indien de Russische revolutie het sein tot een arbeidersrevolutie in het Westen wordt, zodat beide elkaar aanvullen, dan kan de huidige Russische gemeenschappelijke eigendom tot het uitgangspunt van een communistische ontwikkeling dienen.3

Volgens deze passage zou een revolutie in Rusland dus al spoedig plaats kunnen vinden en de aanzet tot de wereldrevolutie kunnen zijn. Een langdurige kapitalistische fase zou men dan in Rusland over kunnen slaan. Hoe de toekomst van Rusland er dan verder uit zou zien blijft

1 Harmsen, Lenin. Filosoof van de revolutie, 43-55; Banning, Karl Marx, 156.

2 Na de afschaffing van de lijfeigenschap in 1861 had de dorpsgemeenschap, de 'mir', de zeggenschap over de aan de boeren toegewezen stukken land. De mir moest zorgen dat de belastingen binnenkwamen en er voor de adel herendiensten verricht werden. Zie: Bezemer, Een geschiedenis van Rusland, 165-169.

overigens onduidelijk. De passage in Het communistisch manifest spreekt tegen wat Marx in zijn polemiek met de narodniki beweerd had, namelijk dat het overslaan van de kapitalistische fase voor hem onaanvaardbaar was. Deze laatste opvatting strookte daarentegen wel weer met zijn eigen theorieën over het verloop van de geschiedenis (eerst de feodale maatschappij, dan de burgerlijke maatschappij en vervolgens de socialistische maatschappij), die gebaseerd waren op zijn ervaringen met de meest geïndustrialiseerde landen van West-Europa. In Rusland, dat nog in de feodaal-absolutistische fase verkeerde, zou eerst een burgerlijke revolutie nodig zijn, alvorens er van een proletarische revolutie sprake zou kunnen zijn.4 Toch bleef Rusland voor Marx een geval apart, waarover hij kennelijk niet goed wist wat te denken.

De vaagheid van Karl Marx in verband met Rusland heeft er toe geleid dat er in Rusland zelf onder de marxisten grote tegenstellingen konden ontstaan met betrekking tot het karakter van de revolutie en de fase die daarop volgen zou. In tegenstelling tot de socialisten-revolu- tionairen, de nazaten van de narodniki die een boerensocialisme bleven nastreven en daarbij ook terroristische activiteiten niet schuwden, waren alle Russische marxisten er wel van overtuigd dat de komende revolutie in Rusland een burgerlijk karakter zou hebben.5 De discussie ging echter over de vraag hoe Rusland zich na een burgerlijke revolutie zou moeten ontwikkelen en wat de rol van de arbeidersklasse daarin zou moeten zijn. Enerzijds was er Georgi Plechanov, één van de meest gezaghebbende marxistische theoretici van het begin van deze eeuw, ook in het Westen, die zich na de partijstrijd van 1903 fel tegen de bolsjewiki gekeerd heeft. Volgens hem zou er in Rusland noodzakelijkerwijs eerst een burgerlijke revolutie plaats moeten vinden. Hierin zouden de arbeiders samen met de bourgeoisie tegen het absolutisme moeten strijden. Ook daarna zouden ze vreedzaam met de bourgeoisie moeten samenwerken om een burgerlijke maatschappij tot stand te kunnen brengen. Langzamerhand zou dan de boerenmaatschappij plaats moeten maken voor een geïndustrialiseerde samenleving. Dan pas zouden de voorwaar- den aanwezig zijn waarin de klassentegenstellingen tussen bourgeoisie en arbeidersklasse zich zouden kunnen verscherpen en uiteindelijk tot een proletarische revolutie zouden leiden. De kapitalistische fase zou in de visie van Plechanov dus lang gaan duren, waarmee de mogelijk- heid van socialisme in Rusland naar een verre toekomst verschoven werd.6 Anderzijds waren er de Russische marxisten Lenin en Trotski. Ook voor hen was het duidelijk dat de komende revolutie een burgerlijk karakter zou hebben. Zij hielden zich echter bezig met de vraag hoe de burgerlijke fase zo kort mogelijk gehouden zou kunnen worden en zo snel mogelijk rijp zou zijn voor de proletarische revolutie. Daarbij sloten ze aan bij de uitspraak van Marx en Engels in Het

communistisch manifest dat er in Rusland niet een langdurige kapitalistische fase nodig zou zijn

en dat de revolutie in Rusland in combinatie met de proletarische revolutie in het Westen het sein zou zijn tot de wereldrevolutie. Dat laatste was voor Lenin en Trotski inderdaad een voorwaarde: de revolutie in Rusland zou pas kunnen slagen als in West-Europa de proletarische revolutie uit zou breken.7

4 Banning, Karl Marx, 76-85, 156.

5 Harmsen, Lenin. Filosoof van de revolutie, 94-98.

6 Ibidem, 43-55, 99-108.

Vanuit de ambivalentie die dus in het marxisme bestaat met betrekking tot het karakter van de Russische revolutie kunnen we nu ook de dubbelheid begrijpen die Henriette Roland Holst, zoals we eerder gezien hebben8, aan de dag gelegd had in verband met de Russische revolutie van 1905. Deze revolutie was volgens haar noodzakelijkerwijs burgerlijk van aard, maar tegelijkertijd moest ze constateren dat niet de burgerij maar de arbeiders de hoofdrol in de strijd speelden, en dat men niet alleen vocht tegen het absolutisme maar ook al tegen de bourgeoisie. Het belangrijkste strijdmiddel van deze revolutie, de algemene massastaking, was volgens haar nieuw en zou in de komende (proletarische) revoluties zeker een grote rol van betekenis gaan spelen. Het zou een voorbeeld voor het Westen kunnen zijn. Voor Henriette was dus weliswaar de revolutie van 1905 in theorie burgerlijk, in de praktijk had ze echter reeds een half-proletarisch karakter. En als de proletarische revolutie in het Westen uit zou breken, zou de burgerlijke revolutie in Rusland daarom spoedig in een proletarische revolutie omgezet kunnen worden. In het denken van Henriette over de aard van de Russische revolutie was de burgerlijke fase eerder een theoretische noodzaak dan iets waar ze op zat te wachten. Waar ze oprecht naar verlangde was zo snel mogelijk de (proletarische) heilstaat op aarde te verkrijgen, dus ook in Rusland. En hoe meer Henriette het 'mechanistische' marxisme van Kautsky en Plechanov van zich af kon zetten, des te duidelijker werd het haar dat als de wil er maar zou zijn, de wereldrevolutie nabij was. De wereldoorlog droeg hier toe bij: vol hoop nam Henriette Lenins denkbeeld over dat uit de 'imperialistische' oorlog wereldwijd burgeroorlog en klassenstrijd zouden voortkomen met als uiteindelijke doel de proletarische vrede.

'Februarirevolutie'

In maart 19179 brak in Rusland daadwerkelijk opnieuw de revolutie uit, ditmaal echter niet tevergeefs: op 15 maart deed Tsaar Nicolaas II afstand van de troon en enige dagen later werd de keizerlijke familie geïnterneerd. Het Tsarisme had eindelijk afgedaan.

Vanuit de Doema, het Russische parlement, was in de loop van de wereldoorlog steeds meer kritiek ontstaan op het optreden van de Tsaar. Volgens het 'Progressieve Blok', bestaande uit conservatieven en liberalen, hadden Tsarina Alexandra en de hofkliek, waaronder de zonder- linge 'wonderdoener' Raspoetin, veel te veel invloed op het beleid van de Tsaar. Men verlangde dan ook naar 'een regering die het vertrouwen van het land geniet'. De Tsaar reageerde echter met een steeds autocratischer optreden tegen de burgerij. Naast ontevredenheid op politiek niveau nam ook de desintegratie van de economie steeds verontrustender vormen aan. Door enorme problemen op vervoersgebied konden grondstoffen niet bij de fabrieken komen en ontstonden er voedseltekorten in de grote steden. Dat leidde weer tot massale stakingen en demonstraties, wat de economische situatie er niet op vooruit deed gaan. Na een nog verdere inkrimping van de levensmiddelenvoorziening brak in Petrograd10 op 8 maart 1917 een algemeen volksoproer uit. Toen een gematigd optreden van leger en politie niet bleek te helpen om de massa in toom te houden, werd op 10 maart grof geweld ingezet. Een deel van het leger kon dit echter niet aanzien en koos de kant van de oproerlingen. Uiteindelijk raakte de stad

8 Zie § 1.2.

9 Volgens de Russische kalender was het nog februari; vandaar de naam Februarirevolutie.

totaal in de handen van arbeiders en soldaten. Op 12 maart deed de voorzitter van de Doema daarom een dringend verzoek aan de Tsaar om toch vooral tot liberalisatie van het politieke stelsel over te gaan. Toen de Tsaar dit echter weigerde en opdracht gaf tot ontbinding van de 'revolutionaire' Doema, schaarde de Doema zich aan de kant van de arbeiders en de soldaten. Ook de legercommandanten lieten hun opperbevelhebber, de Tsaar, vallen. Vanuit de Doema werd nu een uitvoerend comité van progressieve leden gevormd, het Voorlopige Comité van de Doema. Hieruit werd op 15 maart de Voorlopige Regering gevormd, waarvan het de bedoeling was dat deze zou aanblijven tot een Constituerende Vergadering de nieuwe inrichting van de staat vastgesteld zou hebben. Deze Regering onder leiding van Prins Lvov bestond uit conservatieven en liberalen en de socialist-revolutionair Kerenski. De Doema verdween van het toneel. Op 12 maart was er echter in Petrograd - net als in 1905 (er bestond toen een Raad van Arbeidersafgevaardigden onder leiding van Trotski) - een Raad (Sovjet) van Arbeiders- en Soldatenafgevaardigden gevormd. Ook in andere steden en op het platteland vormden zich 'sovjets'. De Sovjet van Petrograd gaf de Voorlopige Regering het voordeel van de twijfel en trad op als een soort controlerend lichaam. Daarnaast trad ze echter ook op als een uitvoerend orgaan waaraan veel arbeiders en soldaten gehoorzaamden. Er waren zo dus twee machtskernen in Petrograd ontstaan: de Voorlopige Regering en de Sovjet. Hun belangen waren duidelijk verschillend. De Voorlopige Regering vertegenwoordigde de gegoede klassen en streefde naar voortzetting van de oorlog en een op kapitalistische leest geschoeide maatschappij. De Sovjet - in meerderheid bestaande uit socialisten-revolutionairen, in mindere mate uit mensjewiki en bolsjewiki - vertegenwoordigde arbeiders, soldaten en boeren. Deze waren meer geneigd tot vrede en wilden diepgaande economische hervormingen, met als één van de belangrijkste eisen de verdeling van het land onder de boeren.11

In het Westen werd door de meeste liberalen, intellectuelen en sociaal-democraten de Russische revolutie met gejuich begroet.12 Ook Henriette Roland Holst reageerde verheugd. Ze volgde de gebeurtenissen op de voet.

In De Tribune, van wiens redactie ze nog steeds deel uitmaakte, schreef Henriette regelmatig artikelen over de gebeurtenissen in Rusland. Zo verschijnt van haar hand van 15 tot 17 maart de artikelenreeks 'Het daghet in den Oosten'13, door haar geschreven terwijl ze nog niet wist dat de revolutie al had gezegevierd. Uit telegrammen blijkt volgens haar dat er in Petrograd enorme stakingen aan de gang zijn en er een verbroedering tussen leger en volk plaatsvindt. Was dit niet precies wat Henriette in 1905 al als voorwaarden voor de revolutie gezien had? Volgens haar is er iets geweldigs aan het gebeuren in het Russische rijk. Bourgeoisie en arbeiders zullen eindelijk gezamenlijk tegen het Tsarisme optreden. Henriette had heel veel vertrouwen in de Russische arbeiders. Hoewel een deel nationalistisch was ingesteld, was toch

11 Bezemer, Een geschiedenis van Rusland, 218-221; Th.H.J. Stoelinga, Russische revolutie en vredesverwachtingen in de Nederlandse pers, maart 1917-maart 1918 (Bussum 1967) 62-64; John Bradley, De Russische revolutie (Alphen aan den Rijn 1989) 54.

12 Jans, Tolstoj in Nederland, 113; Friedel Baruch, Wim Hulst e.a., Aan de grenzen voorbij. Over de betrekkingen tussen Nederland en de USSR (1917-1987) (Amsterdam 1987) 22.

gedurende de oorlogsjaren een grote groep arbeiders, met name uit de metaal- en textiel- industrie, trouw gebleven aan het internationale revolutionaire socialisme. Telkens opnieuw hadden die arbeiders actie gevoerd tegen uitbuiting en onderdrukking. Van hen verwachtte ze nu revolutionaire strijd voor de vrede.

Op 17 maart verschijnt onder de naam 'De val van het Tzarisme' haar eerste artikel, geschreven nadat ze wist van het aftreden van de Tsaar en het zegevieren van de revolutie.14 Volgens Henriette had de revolutie weliswaar een burgerlijk, nationalistisch-imperialistisch karakter, maar er was tegelijkertijd een proletarisch element mee verbonden. De val van het Tsarisme was naar haar inzicht de eerste grote revolutionaire werking van de Wereldoorlog. Nu kwam het er verder op aan, hoe de Russische arbeidersbeweging zich zou gedragen. Enerzijds waren er volgens haar 'de patriotten', die voor voortzetting van de oorlog en steun aan de burger- lijke regering waren, anderzijds waren er 'de revolutionairen' die streefden naar vrede en verdere strijd tegen de bourgeoisie. In deze laatste groep had Henriette alle vertrouwen. Veel meer twijfels had ze, blijkens het artikel 'De Russische revolutie' van 20 maart15, aan de oprechtheid van de Voorlopige Regering. Wel vond ze hun regeringsprogramma prachtig: onmiddellijke en algemene amnestie voor gevangenen op politieke en religieuze gronden; vrijheid van woord en pers, vrijheid van staking, ook voor ambtenaren en militairen (voor zover mogelijk); opheffing van sociale, religieuze en nationale beperkingen; onmiddellijke voorbereidingsmaatregelen tot het bijeenroepen van een constituerende vergadering die op grond van algemeen kiesrecht het regeringsstelsel en de constitutie van het land zal vastleggen; vervanging van de politie door nationale militie met verkiesbare chefs; gemeenteraadsverkiezingen op basis van algemeen kies- recht; geen ontwapening van revolutionaire troepen maar stationering in Petrograd; ondanks handhaving van de krijgstucht, voor militairen in actieve dienst dezelfde rechten als burgers. Dit programma zou volgens haar, als het werkelijk verwezenlijkt zou worden, van Rusland het meest-democratisch bestuurde land van Europa maken. Henriette geloofde echter niet dat de regering deze dingen echt wilde. Volgens haar probeerde men slechts de steun van de volksmassa's te krijgen. Het viel nog maar te bezien of het programma werkelijkheid zou worden.

Aangezien er nog geen berichten van socialistische zijde uit Rusland doorsijpelen naar het Westen, analyseert Henriette de gebeurtenissen in de periode maart 1917 - mei 1917 voornamelijk aan de hand van berichten in de 'burgerlijke pers' (bijvoorbeeld De Telegraaf, Die

Vossische Zeitung, The Daily Chronicle, The Daily Mail, The Times, The Daily Telegraph, Le Temps).16 Wel probeert ze al direct contact te leggen met Russische revolutionairen, blijkens een briefkaart, geschreven op 30 maart 1917, van de socialiste Alexandra Kollontaj aan Henriette Roland Holst. Kollontaj schrijft hierin dat ze een brief van Henriette ontvangen heeft, dat ze morgen vroeg naar Rusland reist en haar alles zal sturen wat mogelijk is. Ze wil graag via

14 H.R.H., 'De val van het Tzarisme', De Tribune 10 (nr. 141, 17 maart 1917).

15 H.R.H., 'De Russische revolutie', De Tribune 10 (nr. 143, 20 maart 1917).

16 Zie bijvoorbeeld: H.R.H., 'De Russische revolutie. (Kantteekeningen op de telegrammen der burgerlijke pers)', De Tribune 10 (nr. 145, 22 maart 1917); H.R.H., 'De Russische revolutie. (Kantteekeningen op de berichten der burgerlijke pers)', De Tribune 10 (nr. 146, 23 maart 1917); H.R.H., 'Revolutie in Rusland. (Kantteekeningen op der berichten der burgerlijke pers)', De Tribune 10 (nr. 147, 24 maart 1917).

een adres in Stockholm blijven corresponderen en hoopt haar ook spoedig te zien. 'Umarme Sie und hoffe wir werden alle bald zusammensein, um gemeinsame Beschlüsse zu fassen und zu arbeiten'.17

In de 'burgerlijke' pers werden volgens Henriette heel tegenstrijdige dingen gezegd over de gebeurtenissen in Rusland. Over wat zich buiten Petrograd afspeelde kon ze daarom weinig melden. Wel kon ze uit de berichten opmaken dat in Petrograd de Raad van Arbeiders- en Soldatenafgevaardigden was opgericht. Verheugd was ze over het feit dat deze Raad kennelijk een dusdanige pressie op de Voorlopige Regering uit kon oefenen, dat die concessies aan de arbeiders moest doen: de algemene amnestie voor politieke gevangenen werd inderdaad afgekondigd; revolutionairen mochten nu propaganda voeren aan het front; er waren eindelijk maximumprijzen voor levensmiddelen ingesteld en de keizerlijke familie was geïnterneerd. Verder bleek ook dat er verschillende arbeidersorganisaties in Petrograd naast en tegenover elkaar bestonden, maar het was voor Henriette in de 'burgerlijke' pers vaak moeilijk te volgen over welke beweging, met welke standpunten, het nu precies ging en ook de verhoudingen tussen de facties waren moeilijk te achterhalen. Met de groepering die voor vrede, revolutionaire strijd en onteigening van particuliere bezittingen en krooneigendommen was, voelde Henriette zich echter het meest verwant.18 Voor 'socialisten' die de oorlog en de regering steunden kon ze geen begrip opbrengen. In het artikel 'Brechkofskaja en Plechanow' van 24 april moest ze dan ook tot haar grote spijt bekennen dat de twee grote revolutionairen Georgi Plechanov en Katerina Bresjkovskaja, die ze zoals we gezien hebben al in 1904 op een internationaal congres in Amsterdam ontmoet had19, zich aan de kant van het imperialisme hadden geschaard. Ze was verontwaardigd en schreef dat het beter geweest was als deze twee revolutionairen vòòr de revolutie gestorven waren! Voor Bresjkovskaja had Henriette overigens wel begrip. Ze was al oud en was geen sociaal-democrate maar een socialiste-revolutionaire. Voor Georgi Plechanov had ze echter geen goed woord over. Hij was volgens haar een 'sociaal-patriot', een 'verderver der arbeiders'.20

Voor Henriette zijn de gebeurtenissen in Rusland in het voorjaar van 1917 hoopgevend.21 De revolutionaire socialisten houden gelukkig de strijd tegen de oorlog vol. Alle laster in de 'burgerlijke' pers tegen hen wees ze van de hand. Zo werden ze er van beschuldigd

17 IISG, Archief Henriette Roland Holst, inv. nr. 4.10, briefkaart van A. Kollontaj aan Henriette Roland Holst, 30 maart 1917.

18 H.R.H., 'De Russische revolutie. (Kantteekeningen op de telegrammen der burgerlijke pers)', De Tribune 10 (nr. 145, 22 maart 1917); H.R.H., 'De Russische revolutie. (Kantteekeningen op de berichten der burgerlijke pers)', De Tribune 10 (nr. 146, 23 maart 1917); H.R.H., 'Revolutie in Rusland. (Kantteekeningen op der berichten der burgerlijke pers)', De Tribune 10 (nr. 147, 24 maart 1917).

19 Zie § 1.2.

20 H.R.H., 'Brechkofskaja en Plechanow', De Tribune 10 (nr. 171, 24 april 1917).

21 H.R.H., 'De Russische revolutie en het internat. proletariaat', De Tribune 10 (nr. 152, 30 maart 1917); H.R.H., 'Wij moeten strijden!', De Tribune 10 (nr. 153, 31 maart 1917); H.R.H., 'De Russische revolutionairen en de oorlog', De Tribune 10 (nr. 162, 13 april 1917); H.R.H., 'De imperialistische springvloed', De Tribune 10 (nr. 164, 16 april 1917); H.R.H., 'Het Int. Soc. Bureau in aktie', De Tribune 10 (nr. 168, 20 april 1917); H. Roland Holst, 'De Russische revolutie en de kleine staten', De Jonge Socialist 9 (nr. 5, mei 1917).

'agents-provocateurs' van het Tsarisme of van Duitsland te zijn, maar dat sloeg volgens