• No results found

IV DE WERKELIJKHEID IS ANDERS DAN DE DROOM (1921-1927)

4.2 gevolgen van het derde congres van de Komintern (1921-1922)

Op het derde congres van de Komintern had Henriette Roland Holst zich dus onvoorwaardelijk aan de kant van de Russen geplaatst, waardoor er een definitieve breuk tussen haar en de oppositie van Gorter en Pannekoek was ontstaan. In Nederland terug, schaarde ze zich weer geheel achter de CPH en verdedigde zij in het openbaar Sovjet-Rusland. Gorter daarentegen verliet de CPH en stichtte de Kommunistische Arbeiders Partij Nederland (KAPN) als zusterpartij van de Duitse KAPD. Deze partij zou in Nederland onbeduidend blijven. Pannekoek trad eveneens uit de CPH maar bleef verder partijloos.110

Ook in het tot nu toe nog van de CPH onafhankelijk gebleven tijdschrift De Nieuwe

Tijd, onder redactie van Anton Pannekoek, Henriette Roland Holst en Willem van Ravesteyn,

werd de breuk met Gorter en Pannekoek duidelijk. Gorter en Pannekoek, die vòòr het derde congres van de Komintern de Russen nog het voordeel van de twijfel hadden gegeven, vielen Sovjet-Rusland nu openlijk af. Zo noemde Pannekoek Sovjet-Rusland 'een belemmering der Europeesche revolutie'111 en Gorter noemde de Russische revolutie 'slechts in schijn proletarisch-communistisch'. 'In werkelijkheid was zij voor een zeer klein deel proletarisch- communistisch, voor het overgroote deel een boersch-demokratische revolutie'112. Gorter en Pannekoek beschouwden de bolsjewiki nu als opportunisten, die uit eigenbelang samenwerkten met kapitalisten en boeren en de revolutie in West-Europa daardoor liever niet wilden, uit angst dat die destabiliserend op Sovjet-Rusland zou werken. Zij zagen Sovjet-Rusland nu als de vijand van het Westerse proletariaat. Henriette kwam tegen deze aanvallen op haar Russische vrienden in het geweer. Sovjet-Rusland was nog steeds de meest revolutionaire kracht, van groot belang voor de internationale arbeidersklasse, die alle steun verdiende. Ze verweet Pannekoek en Gorter twijfel aan de revolutionaire energie en het revolutionaire inzicht der Russische communisten. Volgens haar waren Gorter en Pannekoek nu zo anti-Sovjet-Rusland, omdat zij wilden verdedigen dat de KAPD uit de Komintern was gestapt en dit kon alleen maar door Sovjet-Rusland zwart te maken.113

Zoals we reeds in het vorige hoofdstuk gezien hebben, wilde de partijleiding van de CPH naar aanleiding van het tweede internationale congres van de Komintern in 1920 controle over het tijdschrift De Nieuwe Tijd krijgen.114 Na het derde congres van de Komintern werden

110 Pannekoek, Herinneringen, 59; De Kadt, Uit mijn communistentijd, 192-193.

111 H. Roland Holst, 'De nieuwste aanval op Sovjet-Rusland', De Nieuwe Tijd 26 (1921) 524-544, aldaar 525.

112 Ibidem, 532.

113 H. Roland Holst, 'De nieuwste aanval op Sovjet-Rusland', De Nieuwe Tijd 26 (1921) 524-544; H. Roland Holst, 'Sovjet-Rusland en de proletarische revolutie. (Antwoord aan Anton Pannekoek)', De Nieuwe Tijd 26 (1921) 661-676.

de onderhandelingen hierover voortgezet. Waar tot voor kort Henriette Roland Holst en Anton Pannekoek gezamenlijk zich tegen elke controle over het onafhankelijke tijdschrift geweerd hadden, was de houding van Henriette nu anders geworden. Zij voelde zich thans verplicht toe te geven aan de eisen van discipline en centralisatie, die de Komintern op het derde congres opnieuw had bekrachtigd. Zij was bang dat als men aan de onafhankelijkheid van De Nieuwe

Tijd vast zou blijven houden, dit blad in conflict zou komen met de CPH en met de Komintern

en daarom steun zou moeten zoeken bij de KAPN. Wel bleef ze voorstandster van vrije meningsuiting, maar dan binnen de grenzen van de Komintern. Henriette verdedigde haar stap aldus:

Wie de nationale en internationale communistische discipline beschouwt als een groote vooruitgang der beweging, een stap tot organisatorische en geestelijke eenheid der arbeidersmassaas van alle landen, die heeft tot plicht haar op te volgen óók wanneer zij tegenover zijn persoonlijke wenschen en zelfs tegen zijn persoonlijk oordeel indruischt. Het zich onderschikken van het individu aan een strijd- gemeenschap mag door alle onverbeterlijke individualisten (waaraan speciaal Nederland zoo rijk is) voor "kadaver-gehoorzaamheid" uitgemaakt worden, in waarheid heeft het niets daarmee gemeen.... De communist echter die weet dat de straffe tucht die van hem verlangd wordt onmiddellijk samenhangt met de algemeene eischen van den strijd in het huidig strijdperk, gehoorzaamt uit werke- lijke overtuiging, óók waar hij in een speciaal geval het voorschrift der leiding onjuist of ondoelmatig acht. Wie het scharen der arbeidersmassaas in één wereldstrijdverband tegen het wereldkapitaal ziet als het groote werk, de groote taak der Derde Internationale; en ziet dat zij, ondanks talrijke misslagen, tekortkomingen en fouten, deze taak ook werkelijk vervult - die aanvaardt de beperking der persoon- lijke, inkluis de geestelijke vrijheid, welke deze grootsche samenvatting van krachten meebrengt, als een onvermijdelijk nadeel, waarmee een groot voordeel ja een fundamenteele voorwaarde tot de overwinning moet worden gekocht.115

De CPH-leiding eiste opnieuw dat er twee door haar benoemde leden in de redactie van De

Nieuwe Tijd zouden zitten en een nieuwe eis was dat Anton Pannekoek de redactie zou verlaten.

Toen hierover geen overeenstemming bereikt kon worden binnen de redactie, droegen Anton Pannekoek en Willem van Ravesteyn alle redactionele rechten over aan Henriette Roland Holst, waardoor het tijdschrift tot het einde van de jaargang zonder al te veel schokken stand hield. Henriette weigerde aan het einde van 1921 uiteindelijk op het voorstel van Pannekoek en J. Rogge, vertegenwoordiger namens de uitgever Fortuijn, in te gaan om De Nieuwe Tijd als onafhankelijk tijdschrift onder haar redactie voort te zetten. Ze ging samen met Van Ravesteyn akkoord met de opheffing van het blad en de oprichting in 1922 van een nieuw maandblad De

Communistische Gids, onder verantwoordelijkheid van de CPH. Samen met Van Ravesteyn en

'Opmerker' (= K. van Langeraad) nam zij plaats in de redactie van dit nieuwe tijdschrift, waarin zij de rubriek 'Buitenlandsche Tijdschriften-Overzicht' voor haar rekening nam.116

Naar aanleiding van het derde congres van de Komintern werd in Nederland begin 1922 ook de Revolutionair Socialistische Vrouwenbond (RSV) opgeheven. De Komintern had zich uitgesproken tegen deelname aan afzonderlijke vrouwenorganisaties. Wel moesten er organisaties zijn die propaganda maakten onder vrouwen, maar zij moesten geheel op

115 Henriette Roland Holst, 'Het einde van "De Nieuwe Tijd"', De Nieuwe Tijd 26 (1921) 705-713, aldaar 709-710.

116 Henriette Roland Holst, 'Het einde van "De Nieuwe Tijd"', De Nieuwe Tijd 26 (1921) 705-713; Pannekoek, Herinneringen, 207-208.

klassengrondslag staan - dus communistisch zijn - en mannen en vrouwen moesten daarin samenwerken. Bij eventuele acties zou er natuurlijk wel samenwerking met niet-commu- nistische vrouwen mogelijk zijn, maar de leiding zou moeten berusten bij communisten. In Nederland werden zo binnen de partij 'sekties voor de propaganda onder de vrouwen' opgericht. Henriette, die jarenlang met hart en ziel in de RSV gewerkt had, verdedigde ook deze lijn van de Komintern.117 Wel bleef het voormalige RSV-tijdschrift De Voorbode bestaan, nu als blad van de CPH tot propaganda onder de vrouwen. Henriette bleef voorlopig in de redactie van dit blad. Zowel in De Voorbode als in De Tribune zouden nog regelmatig artikelen van haar verschijnen over de positie van vrouwen onder het communisme.118

Henriette Roland Holst was nu dus - vanwege haar onvoorwaardelijke steun aan de Komintern en de CPH - haar partijonafhankelijke activiteiten, zoals het redactieschap van De

Nieuwe Tijd en haar werkzaamheden in de Revolutionair Socialistische Vrouwenbond, kwijtge-

raakt. Hoewel zij zich na haar Ruslandreis had voorgenomen om zich nu met hart en ziel aan de partij te wijden, moest ze intussen opnieuw constateren dat ze zich er niet in thuis voelde. Eén van de oorzaken was dat de partijleiding, die nog steeds bestond uit het oude driemanschap Wijnkoop, Ceton en Van Ravesteyn, haar niet erg serieus nam. Naar aanleiding van haar artikelen over het derde congres en over Pannekoek en Gorter werd ze al direct heftig aangeval- len.119 De partijleiding vond haar halfslachtig. Hoewel ze nu gebroken had met Gorter en Pannekoek, verweet men haar nog te veel waardering voor deze 'linksen' te hebben. Ook ontwaarde men bij haar te veel twijfels aan de ontwikkeling van de Komintern en de wereldrevolutie. Volgens Jacques de Kadt, één van de jongeren in de partij in deze periode, had Wijnkoop liever gehad dat Henriette na het derde Kominterncongres net als Pannekoek en Gorter de partij verlaten zou hebben,

want hij verwachtte dat 'die dame' - zo sprak men in zijn kring over haar - wel weer onrust en wankel- moedigheid in de beweging zou brengen, en hij voelde in het algemeen niets voor persoonlijkheden die een eigen aanhang in de partij hadden of konden krijgen. De partij, dat was voor hem de groep van 'Deventer' en van 'De Tribune' oude stijl, van het weekblad dus. Voor de later in de partij gekomenen voelde hij alleen iets, als ze de autoriteit van de Deventer-groep erkenden; in ieder geval die autoriteit niet aanvochten. Figuren van formaat buiten het driemanschap waren 'lastig'.120

117 H. Roland Holst, 'De uitvoering der besluiten van het IIIe Int. Comm. Congres in zake de actie onder de vrouwen', De Communistische Gids 1 (1922) 15-18.

118 Zie bijvoorbeeld: H.R.H., 'De Russ. November-Revolutie en de bevrijding der vrouw', De Tribune 15 (nr. 32, 7 november 1921); H.R.H., 'Onze internationale vrouwendag', De Voorbode 5 (nr. 5, 1922); H.R.H., 'De arbeidende vrouw en de sowjets', De Voorbode 6 (nr. 12, 1923); H.R.H., 'De internationale vrouwenweek. Kunnen we over de hoofden der vrouwen winnen?', De Tribune 16 (nr. 127, 1 maart 1923); Henriette Roland Holst, 'Het dure moederschap', De Tribune 16 (nr. 129, 3 maart 1923); H.R.H., 'Het wereldontwaken der vrouw. In het teeken van de Sowjetster', De Tribune 17 (nr. 134, 7 maart 1924).

119 W[ijnkoo]p., 'Wachters of vijanden?', De Tribune 14 (nr. 265, 12 augustus 1921); C[eton]., 'Het congres van Moskou', De Tribune 14 (nrs. 274-275, 23-24 augustus 1921); 'Opmerkingen', De Tribune 15 (nr. 6, 7 oktober 1921).

Daarbij kwam volgens De Kadt ook nog dat zij bevriend was met Trotski, die bij de partijlei- ding van de CPH ook al niet erg geliefd was.121 Hoewel Henriette dus de partij alle steun gegeven had, kreeg ze er weinig voor terug. Ook in haar privésituatie ondervond ze weinig begrip voor haar stap in de Komintern en de CPH te blijven. Richard, haar man, had vurig gehoopt dat Henriette, na de door haar in Rusland ondervonden teleurstellingen, de partij zou verlaten. Maar zolang Henriette geen alternatief zag voor de Komintern kon ze dit niet.122 Door haar eenzame positie namen haar activiteiten af, hoewel ze nog steeds artikelen bleef publiceren en lezingen bleef houden. Eind 1921 gaf ze haar functie als internationaal correspondente voor het internationale communistische vrouwensecretariaat in Moskou op123 en na februari 1922 zijn er geen artikelen van haar meer in Die Kommunistische Fraueninternationale en Die

Kommunistische Internationale verschenen. Wel had ze een alternatieve activiteit gevonden

waar ze zich nu totaal op stortte, namelijk de hongerhulp voor Sovjet-Rusland: 'het enige, wat mij gedurende de winter van 1921-1922 voldoening gaf'.124