• No results found

Will the real smart city please stand up?

7. De smart city en haar publieken

7.4 Will the real smart city please stand up?

We dienen uiteraard niet alleen te kijken naar de verbeelding en imaginaries van de smart city, maar ook juist te analyseren hoe de visuele politiek concreet binnen

19 White stelt dat bedrijven weer handig inspelen op de wensen van gemeenten en actief toekomstbeelden inzetten om de smart city als enig mogelijke oplossing te presenteren aan beleidsmakers: ‘the future is recruited, rearranged and represented as a rationalisation for technological intervention in the present. This is done across three recurring crises: massive demographic shifts and subsequent resource pressure; global climate change; and the conflicting demands of fiscal austerity and the desire of many cities to attract foreign direct investment and highly-skilled workers’ (White 2015: 1).

sociaal-technologische netwerken werkelijkheid wordt. Ook binnen urbanism wordt dit onderstreept. Het feit dat de retoriek en imaginaries van de smart city niet altijd worden gerealiseerd, heeft Hollands (en in navolging van hem andere auteurs) aangezet om zich af te vragen wanneer de echte smart city eens op zou staan (Hollands 2008). Kitchin beklaagt zich hier eveneens over in de context van het onderzoek naar smart cities zelf: ‘One of the principal reasons why one-size fits all narratives and canonical examples dominate present academic accounts is the lack of in-depth empirical case studies of a range of smart city developments and comparative research of similar initiatives in different locales’ (Kitchin 2014: 134).

Shelton et al. bekritiseren auteurs die zich alleen maar richten op de zogenaamde emblematische smart cities: ‘the assemblage of actors, ideologies and technologies associated with smart city interventions bears little resemblance to the marketing rhetoric and planning documents of emblematic, greenfield smart cities’ (Shelton et al. 2015: 14). In plaats van projecten als Masar en Songdo, die van de grond af zijn opgebouwd, zijn de meeste smart cities voornamelijk steden die langzaam enkele technologieën in hun bestaande configuratie integreren (idem: 15). Shelton et al. besteden veel liever aandacht aan de ‘actually existing smart city’ om zo een meer genuanceerde kijk op de effecten van de daadwerkelijke implementatie van smart city-technologieën in verschillende contexten te ontwikkelen. Het is daarbij volgens hen belangrijk te beseffen dat ‘data-driven policies’ verschillende steden op verschillende manieren smart zullen maken en dat smart cities ook intern gedifferentieerd zijn: ‘not all spaces of the city will be equally smart, meaning that smart cities will privilege some places, people and activities over others’ (ibid.). Wel onderschrijven ze dat, hoewel data de primaire drijvende kracht is, het uiteindelijke doel van implementatie vaak valt te reduceren tot het bewerkstelligen van economische groei in een stad (idem: 16).

Ze beschrijven hoe nieuwe vormen van dataverzameling via IoT-sensoren en online hebben geleid tot nieuwe manieren om stedelijke processen te begrijpen. Deze databronnen en de manieren om deze te analyseren, visualiseren en begrijpen hebben de sociale en ruimtelijke processen van stedelijk bestuur en economische ontwikkeling geherconfigureerd. Data zijn nu volgens hen een obligatory passage point in het hedendaags stedelijke bestuur. Deze modus van stedelijk bestuur roept ook nieuwe relationele en territoriale elementen in het leven (ibid.).

De nieuwe relationele elementen zitten vooral in de veranderende verbindingen tussen ‘global flows of people, ideas and money’ (ibid.). Zo beschrijven Shelton et al. de opkomst van nieuwe inter-organisationele samenwerkingsverbanden en allianties gerelateerd aan het nieuwe paradigma van data governance: ‘some technical assistance programmes, like IBM’s Smarter Cities Challenge, originate in the private sector and serve as a kind of marketing campaign for these corporations’ products and services’ (ibid.). Deze nieuwe relaties tussen overheden en extra-lokale organisaties resulteren in een herwaardering van technische expertise van buiten ten nadele van ‘the local knowledge of citizens whose participation in the political system becomes relegated to collecting or volunteering the data which will be analysed by the experts’ (idem: 17). Niet alleen de relaties met entiteiten van buiten de stad veranderen; ook relaties binnen de stad veranderen, in het bijzonder ‘with respect to ways of imagining the different spaces of the city and the ‘urban problems’ posed by and within such spaces, and what kinds of interventions might be designed to ameliorate these problems’ (ibid.). Om dit te kunnen begrijpen dienen we kijken naar hoe de smart city en data governance hun uitwerking vinden in specifieke steden.

In een analyse van Louisville en het eerder genoemde Philadelphia laten de auteurs zien dat de smart city projecten niet alleen nieuwe manieren van denken over stedelijke locaties in het leven roepen, maar ook bijdragen aan de vormgeving van de plaatsen zelf (idem: 18).20 Ze concluderen dat, hoewel de smart city imaginary een sterke rol speelt in de (re)constructie van onze hedendaagse steden, het uiteindelijk ook gaat om de daadwerkelijke implementatie van de technologieën in concrete steden en de manier waar deze objecten de relatie tussen burger, private sector en de staat potentieel herconfigureren. Op die manier zorgen de geïmplementeerde technologieën ervoor dat ze de articulatie van bepaalde issues en publieken ondersteunen en die van andere issues en publieken juist dwarsbomen. Dit is in lijn met de analyse van Marres, Jenkins et al., Dijstelbloem en Latour die stellen dat ook

20 Ze geven hierbij aan dat ‘While data-driven analyses tend to emphasise their objectivity, accuracy and neutrality, it is important to keep in mind that data are socially constructed, and different forms of data allow for competing representations of place’ (Shelton et al. 2015: 18). Ze laten zien hoe in Louisville burgerorganisaties op alternatieve manieren data verzamelden, zo het dominante narratief van het stadsbestuur betwijfelden en daarmee de façade van de

smart city urban data governance als objectief wisten te doorbreken (ibid.). Ook laten ze zien

hoe een datagedreven project in Philadelphia, dat eerder in de context van corporate

storytelling is besproken, faalde omdat het vergat rekening te houden met lokale

juist de objecten en de bijbehorende netwerken van belang zijn voor de analyse van de status van het publiek in de smart city.