• No results found

Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO)

De hervorming van de WMO was de laatste decentralisatie die werd doorgevoerd op 1 januari 2015. De WMO is bedoeld als ondersteuning voor mensen met beperkingen en chronische psychische problemen. Door middel van de WMO wordt getracht deze mensen te ondersteunen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Deze ondersteuning had als hoofddoel dat de mensen die er gebruik van maken zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving blijven (SCB, 2015: 53). Dit hoofddoel kwam voort uit de gedachte dat er zo min mogelijk een beroep moet worden gedaan op dure vormen van zorg in instellingen. Binnen de WMO valt de langdurige zorg.

Van de drie decentralisaties die worden besproken was de hervorming van de WMO de meest omvangrijkst en het meest complex. De hervorming van de WMO en de daarbij samenhangende maatregelen was nodig, omdat de collectieve uitgaven in die jaren daarvoor maar bleven stijgen. Dit kwam mede voort uit de hogere kosten, doordat de arbeidskosten per eenheid bleven stijgen, maar de arbeidsproductiviteit hetzelfde bleef. Iets wat vaak voorkomt in de zorg (van Nijendaal, 2014: 91). Door deze hoge kosten werd de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) veranderd tot een landelijke voorziening. Cliënten met een lichtere zorgvraag worden in hun eigen omgeving

ondergebracht. Gemeenten werden daardoor verantwoordelijk voor de activiteiten met betrekking tot ondersteuning, begeleiding en verzorging (CPB, 2013: 20). 6

De budgetten die werden gehanteerd zijn ondergebracht bij de gemeenten. Met dit budget moeten gemeenten ondersteuning bieden bij de mensen, van wie nu wordt verwacht dat ze zichzelf gaan redden in de maatschappij en daardoor niet in een instelling hoeven te wonen. De overheid verwacht met deze decentralisatie dat het sociale netwerk wordt aangesproken om ook vanuit

- 6 Andere veranderingen: Zorg die zich focust op genezing en/of behoud van lichamelijke en geestelijke functies, zoals verpleging en behandeling, is ondergebracht bij de zorgverzekeringswet;

- Oudere en mensen die afhankelijk zijn van langdurige zorg vallen onder de nieuwe wet van de langdurige zorg. Dit wordt ook wel de ene kern van de AWBZ genoemd;

- De andere kern wordt ondergebracht bij de gemeenten. Dit houdt in dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de dagbesteding van gehandicapten, begeleiding en dagopvang voor ouderen die thuis wonen en het vervoer (Van Nijendaal, 2014:91).

32 bijvoorbeeld familiare kant ondersteuning aan te spreken. Deze veranderingen zijn allemaal

doorgevoerd om de kosten in de zorg te laten zakken (Van Nijendaal, 2014:91).

In dit hoofdstuk zijn kort de drie decentralisaties in het sociaal domein beschreven en wat dat voor de gemeente heeft veranderd. In het volgende hoofdstuk zullen de resultaten van de documentanalyses en de interviews uit een worden gezet.

33

5 Resultaten

De vraag die centraal staat in dit onderzoek en verder uiteen wordt gezet aan de hand van vier

deelvragen luidt: Leidt decentralisatie tot een verandering in lobby tactiek/structuur bij de gemeenten? Om deze vraag uiteindelijk in de conclusie te kunnen beantwoorden zijn, zoals eerder gesteld, drie gemeenten onderzocht aan de hand van interviews en documentanalyse. Deze drie gemeenten zijn de volgende: Den Haag, Alphen aan den Rijn en Pijnacker-Nootdorp. Bij deze drie gemeenten is getracht een interview te bewerkstelligen met de wethouders die het sociaal domein in hun portefeuille hebben en daar dus verantwoordelijk voor zijn. Dit heeft uiteindelijk geleid tot vier interviews. Bij de

gemeente Alphen aan den Rijn werden interviews gehouden met wethouder Han de Jager en mevrouw Anja Krijnberg. Mevrouw Krijnberg is projectleider en was verantwoordelijk als programmamanager van de voorbereiding van de drie decentralisaties in het sociaal domein. Voor de gemeente Pijnacker- Nootdorp is er een interview afgenomen met Manon van den Berg, beleidsmedewerker

maatschappelijk beleid Pijnacker-Nootdorp. Zij was onder andere projectleider van de implementatie van de Participatiewet en de relatie met andere decentralisaties. Voor de resultaten van de gemeente Den Haag is Nils Nijdam geïnterviewd. Nils Nijdam is senior beleidsadviseur bij de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten.

Aan de hand van de vier bovenstaande interviews bij drie verschillende gemeenten en

documentanalyses met betrekking tot de vier deelvragen is getracht een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag. Ter volledigheid worden de vier deelvragen die leidend zijn geweest voor de interviews en de documentanalyses hieronder nog een keer weergegeven:

1. Hoe gaan gemeenten om met de decentralisatie in het sociaal domein met betrekking tot de Participatiewet?

2. Hoe behartigen gemeenten hun belangen en hebben ze zich in de politieke arena laten horen om hun belangen zo goed mogelijk te kunnen behartigen in het beleid van de Participatiewet? 3. Hoe gaan gemeenten om met alle actoren die hun eigen belangen proberen te behartigen? 4. Wat is de perceptie van gemeenten ten opzichte van belangengroepen?

Deze vier deelvragen zijn te onderscheiden op drie onderdelen.

• De decentralisatie en hoe de transitie van de decentralisatie is gegaan; • Hoe de gemeenten invulling hebben gegeven aan de decentralisatie;

• Hoe gemeenten haar relatie met belanghebbenden hebben ingericht en ervaren.

Hierna zullen de resultaten van de drie gemeenten met elkaar worden vergeleken. Zo wordt er getracht overeenkomsten en verschillen tussen de gemeenten uiteen te zetten. Er wordt gekeken naar de decentralisaties in het sociaal domein en hoe dit invloed heeft gehad op de lobby bij en door gemeenten met als uitgangspunt de Participatiewet. Uit het vervolg van de scriptie zal blijken dat gemeenten niet per decentralisatie bezig zijn geweest. Ze hebben over het algemeen de decentralisaties

34 in het geheel behandeld en doorgevoerd. Om deze reden is het sociaal domein als uitgangspunt

genomen in interviews, waarin specifieker wordt ingegaan op de Participatiewet waar mogelijk.