• No results found

Pijnacker-Nootdorp

5.1 De transitie van de decentralisatie in het sociaal domein door gemeenten

5.1.1 Pijnacker-Nootdorp

Op 27 januari 2012 is vanuit de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een voorstel gekomen tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering en deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en harmonisatie van deze regelingen naar de Wet werken naar vermogen.12 De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft zich, door deze wetswijziging,

vanaf januari 2012 eerst gefocust op de Wet werken naar vermogen, omdat deze wet als eerste is voorgesteld om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te krijgen. Terwijl de gemeente Pijnacker-Nootdorp druk bezig is geweest met het informeren van haar inwoners door middel van raadspresentaties en nota’s, is in april 2012 het Kabinet gevallen waardoor er veel onzekerheid ontstond. Het nieuwe Kabinet Rutte II is in oktober 2012 met het regeerakkoord gekomen, waarin de Wet werken naar vermogen is vervangen door de Participatiewet. De definitieve voorbereiding tot invulling is bij de gemeente Pijnacker-Nootdorp zeker een jaar voor de invoering per 1 januari 2015 ingegaan (Interview Van den Berg).13

Met de beweegredenen en de achterliggende gedachten van de decentralisatie is de gemeente Pijnacker-Nootdorp het eens. Dit omdat het uitgangspunt altijd is geweest dat de gemeente dichter bij de burger staat en daardoor een regeling is gekomen waar de gemeente de regie heeft gekregen voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Echter is gaandeweg het proces frustratie ontstaan, omdat er eigenlijk te weinig tijd is geweest om als gemeente de juiste voorbereidingen te treffen (Interview Van den 10 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/documenten/kamerstukken/2013/02/19/kamerbrief- aanpak-decentralisaties-op-terrein-van-ondersteuning-participatie-en-jeugd 11https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/documenten/kamerstukken/2013/02/19/kamerbrief -aanpak-decentralisaties-op-terrein-van-ondersteuning-participatie-en-jeugd 12https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2012/02/01/wet-werken-naar-vermogen

13 Mede door deze kennisgeving is er een projectorganisatie opgezet, waarin de decentralisaties gezamenlijk werden opgepakt

36 Berg). Dit beeld over gemeenten die te weinig tijd hebben, is ook geconstateerd in een Kamerbrief van Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit november 2014. Daarop

informeerde Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer dat zijn departementen de voortgang op de specifieke decentralisaties jeugd, maatschappelijke

ondersteuning en participatie hebben gemonitord en dit ook zouden blijven doen. Uit deze monitoring kwam naar voren dat gemeenten met grote inzet bezig zijn geweest met de voorbereidingen op de transitie van 1 januari 2015. Minister Plasterk heeft in deze brief ook geschetst dat er een verschil, met betrekking tot de start van het transitieproces, bij de gemeenten is geconstateerd. Een aantal

gemeenten zijn pas in 2014 begonnen met deze transitie. Deze verlate start komt voort uit het feit dat er bijvoorbeeld een verandering van college is geweest of er sprake is van interne problemen binnen de gemeenteraad, waardoor sommige gemeenten nog niet de benodigde stappen hebben kunnen zetten.14

De rolverdeling tussen Rijk en gemeenten is op papier helder en zoals in de theorie is beschreven kunnen decentralisatieprocessen ertoe leiden dat de overheid na de overdracht geen

zeggenschap meer heeft. Echter kan het ook voorkomen dat de zelfstandigheid van een lagere overheid beperkt blijft, ondanks de intentie van de centrale overheid om taken over te dragen (Fleurke et al, 1997: 11). Bij de gemeente Pijnacker-Nootdorp komt sterk naar voren dat er verschillen zijn tussen de drie decentralisaties in het sociaal domein wat betreft de beleidsvrijheid. De Participatiewet is volgens de gemeente Pijnacker-Nootdorp dichtgetimmerd. Het is de simpelste van de drie decentralisaties geweest, omdat alles al vast lag. Het is gebleken dat er amper tot geen beleidsvrijheid voor de gemeenten is. De Rijksoverheid heeft vooraf al een groot deel rondom de Participatiewet bepaald. Rondom de Wmo en de Jeugdzorg bleek er meer beleidsvrijheid te zijn. Hieruit komt ook de frustratie vanuit de gemeente: “Dat was ook wel het bezwaar. Het Rijk hevelt het over naar de gemeente, maar geef dan ook iets meer mogelijkheden om het allemaal te organiseren in plaats dat alles vastligt van: Dit moet in de verordening, en dat is de bandbreedte en dat moet je organiseren er was eigenlijk weinig te regelen ” (Interview Van den Berg).

Dat de Rijksoverheid de touwtjes in handen heeft gehouden omtrent de Participatiewet is ook duidelijk geworden in september 2016. Onder druk van de banenafspraak, waarin mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk geholpen zouden moeten worden, zouden er banen gecreëerd moeten worden voor mensen met een lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap. Dit is vormgegeven in het sociaal akkoord van 11 april 2013, waarin het kabinet en sociale partners tot de afspraak zijn gekomen dat werkgevers in totaal, tot in 2026, 100.000 banen zouden moeten creëren en

14https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2014/11/04/kamerbrief-over-voortgang- decentralisaties-in-het-sociaal-domein

37 de overheid garant zou staan voor 25.000 banen.15 Gemeenten, zoals Pijnacker-Nootdorp hebben hier

bepaalde ideeën bij gehad hoe ze dit zouden moeten gaan vormgeven. Een flink aantal gemeenten, zo ook Pijnacker-Nootdorp, hebben dit opgelost door vrijwilligerswerk en dagbesteding aan te bieden. De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft dit zo ingedeeld dat deze mensen in ieder geval zouden kunnen participeren in de maatschappij en daardoor niet sociaal geïsoleerd zouden raken (Interview van den Berg). Echter heeft de Rijksoverheid gewild dat de gemeenten dit beschutte werk zouden gaan leveren door middel van een dienstverband, waardoor de mensen een loon zouden moeten krijgen.16 Dit is

voortgekomen uit het feit dat de Rijksoverheid 25.000 banen heeft moeten creëren en daar hoort ook een inkomen bij. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft halverwege 2016 geconstateerd dat er te weinig beschutte banen door de gemeenten zijn georganiseerd en heeft het om deze reden verplicht gesteld.17 Dit is tegen het zere been van de gemeenten, omdat dit hoge

financiële risico’s met zich meebrengt:

“Mensen moeten gewoon meedoen en dan wel door middel van een traject, vrijwilligerswerk of dagbesteding, maar dat hoeft niet per in dienstverband met een salaris. Nu is dat

teruggedraaid, omdat het wettelijk verplicht is, dus nu moet dat wel maar dat betekent dat we dat als een financieel risico hebben moeten opnemen. Extra geld voor vrij hebben moeten maken en we daardoor minder trajecten op kunnen zetten” (Interview Van den Berg). De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft veel last ondervonden van deze verplichtstelling van de Rijksoverheid, ondanks het feit dat de invulling en uitvoer bij de gemeenten liggen en zij veel problemen ervaren met deze maatregel. Op deze manier hebben gemeenten ook slagvaardigheid gemist, omdat ze minder middelen hebben om de taken van de overheid uit te kunnen voeren. De budgetten zijn erg naar beneden gegaan en daar heeft een gemeente als Pijnacker-Nootdorp last van gehad. Tevens heeft de gemeente Pijnacker-Nootdorp gesteld dat het verplichten van beschutwerk tot ongelijkheid leidt en het daardoor niet meer mogelijk zou zijn om iedereen te dienen. Hierdoor komt één van de pijlers van de decentralisatie, ‘maatwerk’, in het geding, omdat het op deze manier niet mogelijk is om elke burger op maat te helpen. Voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp is hier ook wel de frustratie richting de Rijksoverheid aanwezig geweest:

“De allerzwakste krijgen een dienstverband en daar gaat een heel groot deel van het budget naar toe. Daardoor houd je heel weinig geld over voor de mensen die een heel klein beetje beter zijn of net in een iets ander positie zijn en die kan je meer bemiddelen en die blijven in de bijstand zitten. Tegen veel

15https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-met- arbeidsbeperking/documenten/kamerstukken/2014/07/01/wetsvoorstel-banenafspraak-en-quotum- arbeidsbeperkten 16https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-met-arbeidsbeperking/beschut-werk-voor-mensen-met- arbeidsbeperking 17https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2134013-klijnsma-en-gemeenten-blijven-ruzien-over-beschut-werk.html

38 lagere inkomsten, dus dat is ook een soort ongelijkheid dat je dan creëert en dus eigenlijk gewoon door het Rijk is opgelegd” (Interview Van den Berg,).

De decentralisatie kost de gemeente geld. De gemeente Pijnacker-Nootdorp vreest bijvoorbeeld dat ze niet alle participanten kan bedienen met het budget dat beschikbaar is. Hierdoor kunnen de financiën door zo een decentralisatie in het geding komen en dat doet de veiligheid met betrekking tot de financiële risico’s niet altijd goed. Het verplichten van beschut werk vanuit de Rijksoverheid levert de gemeenten meer kosten op. Echter wordt de integrale beleidsvoering wel als een pluspunt van de decentralisatie gezien door de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Dit komt tot uiting doordat er volgens de respondent een betere afstemming tussen de drie verschillende diensten is. Consulenten van de Wmo werken nu beter samen met de wijkteams van de bijstand. Echter stelt de respondent wel dat wanneer bijvoorbeeld een inwoner alleen een bijstandsuitkering ontvangt, hij/zij weinig verschil zal merken (Interview Van den Berg).

De transitie en het uitgangspunt van de decentralisaties, in het sociaal domein, bij de gemeente Pijnacker-Nootdorp zijn in eerste instantie positief ontvangen. Echter vindt de gemeente dat het beperkt is in haar vrijheid bij de invulling, omdat er veel is gekaderd door de Rijksoverheid bij de decentralisatie omtrent de Participatiewet. Ook ontstond er bij de gemeente vooral frustratie in de uitvoering, omdat de Rijksoverheid haar wil heeft opgelegd door middel van wetgeving met betrekking tot het beschut werk.